Artikelen bij COM(2024)235 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2024)235 - .
document COM(2024)235
datum 7 juni 2024

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Duurzamere visserij in de EU: stand van zaken en oriëntaties voor 2025

1. Inleiding

In deze mededeling wordt informatie verstrekt over de toestand van de Europese visserij in 2023. Zij bevat ook oriëntaties voor de voorstellen van de Commissie en het overleg met derde landen over de vangstmogelijkheden voor 2025. Het doel is de veerkracht van vissers te verbeteren, de visbestanden tot MDO-niveau (maximale duurzame opbrengst) te herstellen en de gezonde bestanden op MDO-niveau in stand te houden.

Ten opzichte van 2003 worden nu veel minder visbestanden overbevist. Vissers zien de sociaal-economische voordelen van bestanden die al enige tijd op gezonder niveau worden beheerd. Energie blijft in 2023-2024 een van de belangrijkste kostenposten van de vissersvloot van de EU, ondanks de verlaging van de brandstofprijzen die de geboekte winsten blijven ondermijnen. De door de Commissie voorgestelde lopende acties1 ter ondersteuning van de energietransitie van de visserij- en aquacultuursector zijn derhalve van essentieel belang om de sociaal-economische veerkracht van de sector te versterken, door de sector te helpen zijn afhankelijkheid van het gebruik van fossiele brandstoffen te verminderen.

De belangrijkste uitdagingen van de visserij en aquacultuur in de EU, de voorgestelde acties om deze uitdagingen aan te pakken, en de noodzaak om de veerkracht van de visserij in de EU te versterken, zijn uiteengezet in het pakket voor de visserij en oceanen2, gevolgd door een intensieve dialoog met en input van belanghebbenden. Het moment is gekomen om verder te kijken dan deze onmiddellijke uitdagingen en behoeften en om een bredere aanpak te hanteren, teneinde de situatie binnen de visserij en aquacultuur in de EU te beoordelen op basis van het beschikbare bewijs en de standpunten van de lidstaten en belanghebbenden. De Commissie start op basis van de feedback die is ontvangen op het pakket en de door verschillende belanghebbenden vastgestelde belemmeringen voor de soepele overgang naar een energie-efficiënte sector en voor de succesvolle uitvoering van alle GVB-elementen, een volledige evaluatie van de verordening inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (“GVB-verordening”)3.

Bij deze evaluatie wordt teruggeblikt op de tien jaar (2014-2024) waarin de GVB-verordening is uitgevoerd. Er zal worden gekeken naar ontwikkelingen op het gebied van visserij, aquacultuur, milieu, handel, uitbreiding, gezondheid, dierenwelzijn en onderzoeksbeleid, de recente politieke ontwikkelingen, de veranderende geopolitieke context en de gevolgen voor het visserijbeleid van de EU. De evaluatie zal ook betrekking hebben op de ingrijpend veranderde dynamiek van de visserijbetrekkingen in de externe dimensie van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), met inbegrip van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU en de betrekkingen met en tussen kuststaten in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan. Dit is van essentieel belang om een volledig beeld te geven van de wijze waarop de verordening en de instrumenten presteren en om voorbereidingen te treffen voor de komende jaren.

2. Vorderingen bij de totstandbrenging van een duurzame visserij in de EU

Een bestand wordt duurzaam bevist op het niveau van de maximale duurzame opbrengst ervan als de verhouding tussen de werkelijke visserijsterfte (F) en de visserijsterfte op het niveau van de maximale duurzame opbrengst (FMDO) lager dan of gelijk aan één is4. Dankzij de maatregelen die zijn genomen door vissers en nationale overheden en de toezegging van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie om de visserij op verantwoorde wijze te beheren, is de visserij duurzamer geworden en worden er veel minder bestanden in de EU overbevist.

De EU-missie “Onze oceanen en wateren tegen 2030 herstellen”5 draagt bij tot een hele reeks mogelijkheden om mariene en zoetwaterecosystemen en hun biodiversiteit te beschermen en te herstellen, verontreiniging tegen te gaan en duurzame visserij te ondersteunen. De missie draagt derhalve ook bij tot de uitvoering van het mariene actieplan van de EU6.

Elk jaar werkt het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) de beschikbare informatie over de niveaus van de visbestanden ten opzichte van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid bij. In 2003 lag de gemiddelde visserijsterfte in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan7 53 % boven het FMDO-streefdoel. Uit de meest recente beoordeling blijkt dat de visserijsterfte geleidelijk is gedaald tot 42 % onder de FMDO in 2022. Binnen dit gemiddelde bestaan grote verschillen. 25 bestanden worden nog steeds boven de FMDO bevist, terwijl 58 bestanden binnen die waarde worden bevist. De visserijsterfte is in alle gebieden sterk gedaald, waarbij de laagste niveaus werden bereikt in de Golf van Biskaje en de Iberische kustgebieden en voor wijdverspreide bestanden (bv. makreel, blauwe wijting, horsmakreel en haring). In de Noordzee is de gemiddelde visserijsterfte nog altijd hoger dan in andere gebieden.

In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee bereikte de mediaan voor F/FMDO in 2007 een piek van 1,90, bleef deze constant op 1,87 tussen 2008 en 2011, en is deze sindsdien afgenomen. In de afgelopen drie jaar daalde de F/FMDO van 1,59 tot 1,20 in 2022, het laagste punt sinds 2003. Deze tendens is consistent in alle subregio’s. De visserijdruk in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee ligt nog steeds 20 % boven het mediane niveau dat als duurzaam wordt beschouwd.

Gemiddeld liggen de bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan nu binnen de bandbreedte van de beleidsdoelstellingen voor de visserijsterfte. Hoewel er in 2023 goede vooruitgang is geboekt met het bereiken van duurzaamheid, is meer vooruitgang geboden, met name in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

De wetenschappelijke gemeenschap bestudeert actief in hoeverre andere factoren dan visserij, zoals opwarming, verzuring en verontreiniging van de oceanen en zuurstofverlies van de zeeën, de productiviteit van de visserij kunnen hebben verlaagd, hoewel er lacunes in de kennis blijven bestaan. Wat met enige zekerheid bekend is, naast de door het klimaat veroorzaakte verschuivingen in de spreiding van soorten8, is dat planktonachtige soorten en het tijdstip en de mate van de planktonbloei zijn veranderd9. Ook is de rijkdom aan plankton drastisch afgenomen10 in de periode 2015-2019 en is de toevoer van nutriënten vanaf het land sterk gedaald11. Deze veranderingen kunnen negatieve gevolgen voor de productiviteit van de visbestanden hebben gehad.

In de Middellandse Zee worden de centrale en oostelijke gebieden kwetsbaarder voor klimaatverandering geacht vanwege de toenemende druk van invasieve soorten van tropische oorsprong (zoals Lessepsiaanse migranten en andere soorten), hogere watertemperaturen en minder oceaancirculatie, wat leidt tot lagere percentages opgeloste zuurstof.



1. Vangstmogelijkheden in 2024

De vangstmogelijkheden vormen een belangrijk instrument voor duurzaam visserijbeheer. In de Atlantische Oceaan, de Oostzee en het Skagerrak/Kattegat worden vangstmogelijkheden voornamelijk gedefinieerd als vangstbeperkingen, ook bekend als totale toegestane vangsten (total allowable catch — TAC’s).

De milieusituatie in de Oostzee en haar rivieren is totaal anders dan de situatie in andere zeebekkens en blijft een impact hebben op de visbestanden en de ontwikkeling ervan. De Oostzee is tegenwoordig blootgesteld aan diverse drukfactoren, die tot een afname van de biodiversiteit hebben geleid12. Deze drukfactoren omvatten eutrofiëring door de toevoer van nutriënten en aanhoudend hoge niveaus van contaminanten. Dit is deels het gevolg van het niet uitvoeren van EU-wetgeving13. Eén mogelijke op de natuur gebaseerde oplossing die momenteel wordt onderzocht, is het gebruik van mosselen, die eutrofiëring snel kunnen omkeren, “dode” zones waar geen zuurstof meer in het water zit, kunnen herstellen, en koolstof net zo effectief kunnen vastleggen als bossen op het land dat kunnen. Naast deze externe drukfactoren kunnen ook tekortkomingen in de uitvoering van de EU-voorschriften inzake weging en vangstregistratie een belangrijke rol spelen in de achteruitgang van de visbestanden in de Oostzee.

Vier van de tien visserijtakken in de Oostzee (haring in het westelijke deel, beide kabeljauwbestanden en zalm in het hoofdbekken) worden niet meer gericht bevist en mogen alleen als bijvangst worden aangeland. De overige gerichte visserijen zijn de andere pelagische bestanden (sprot en haring in het centrale deel van de Oostzee, de Botnische Golf en de Golf van Riga) en schol, waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld in overeenstemming met de MDO, en zalm in de Botnische Golf en in de Finse Golf, waarvoor vangstbeperkingen zijn vastgesteld overeenkomstig de voorzorgsbenadering.

Het meerjarenplan voor de Oostzee14 bevat een groot aantal instrumenten om visbestanden die in moeilijkheden verkeren, te helpen herstellen, onder meer het opschorten van de visserij op doelsoorten, het vaststellen van TAC’s onder de aanbevolen maximumniveaus, het sluiten van paaiplaatsen en het beperken van de recreatievisserij. Als de lidstaten de EU-wetgeving echter niet volledig toepassen en uitvoeren, zullen de visbestanden niet herstellen. In de ministeriële verklaring van de Oostzee-conferentie van 2020 (“Our Baltic”) werd toegezegd de EU-wetgeving volledig uit te voeren; het is van essentieel belang dat dit nu gebeurt15. De tweede editie van “Our Baltic” vond plaats op 29 september 2023, waar ook verslag werd uitgebracht over de voortgang met de in 2020 gedane toezeggingen16.

Om de effecten van verontreiniging, eutrofiëring en klimaatverandering op de mariene ecosystemen, de visserij en de aquacultuur het hoofd te bieden, is het van essentieel belang om te beginnen met input van de wetenschappelijke gemeenschap. De wetenschap stelt beleidsmakers in staat met kennis van zaken beslissingen te nemen en de ecosysteemgerichte aanpak van het visserij- en aquacultuurbeheer, een van de kernbeginselen van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de beste manier om de doelstellingen ervan te verwezenlijken, volledig toe te passen.

In de EU-wateren in de Atlantische Oceaan en het Skagerrak/Kattegat is er minder druk op de visbestanden en zijn de milieuomstandigheden anders. In deze zeebekkens heeft de EU de 29 visbestanden op duurzame wijze beheerd, hetgeen diverse positieve resultaten heeft opgeleverd met hogere TAC’s voor vijf visbestanden in 2024. Vissers in de Golf van Biskaje hebben aanzienlijke inspanningen geleverd om de visbestanden goed te beheren, hetgeen ertoe heeft geleid dat de visserijen een aantal jaren in overeenstemming met de MDO zijn beheerd, zoals blijkt uit het WTECV-verslag van 2022. Ondanks de inspanningen van deze vissers zijn de vangstmogelijkheden voor 2024 in dit gebied sterk afgenomen als gevolg van de wettelijke verplichting om de bestanden op MDO-niveau in stand te houden.

De meeste EU-bestanden worden nu gedeeld met kuststaten in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan. Voor meer dan 85 bestanden die met het Verenigd Koninkrijk worden gedeeld, zijn de EU en het Verenigd Koninkrijk binnen de in de handels- en samenwerkingsovereenkomst17 vastgestelde termijn TAC’s voor 2024 overeengekomen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijk advies. De meeste TAC’s zijn vastgesteld in overeenstemming met de MDO, indien advies beschikbaar was. Voor tien bestanden werd van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) een advies voor nulvangst voor 2024 ontvangen. Voor negen van deze bestanden zijn de EU en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen om lage bijvangst-TAC’s voor 2024 vast te stellen, om in overeenstemming met het rechtskader van de EU verstikkingssituaties in de gemengde visserij te voorkomen. Voor één bestand zijn de EU en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen om een wetenschappelijke monitoring-TAC voor 2024 vast te stellen, na advies van de ICES over de TAC18.

Het verbeteren van het beheer van gedeelde bestanden, door de EU en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen in het kader van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij, in het bijzonder de onderlinge afstemming van de beheersgebieden en de door de ICES gebruikte beoordelingseenheden, droeg bij tot de verbetering van het duurzame beheer van gedeelde bestanden en tot het bereiken van een spoedig en bevredigend akkoord19.

De meeste tussen de EU, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk gedeelde bestanden in de Noordzee laten een positieve trend zien. Voor 2024 zijn de EU, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk overeengekomen de TAC’s voor deze bestanden vast te stellen in overeenstemming met het MDO-advies. De overeenkomst inzake TAC’s omvat een verhoging voor kabeljauw, die uit voorzorg onder het MDO-advies is vastgesteld. De TAC’s voor twee andere bestanden zijn onder de MDO-puntwaarde vastgesteld om rekening te houden met hun interactie met kabeljauw in gemengde visserijen. De TAC’s voor haring in de Noordzee zijn vastgesteld in overeenstemming met het wetenschappelijk advies en de partijen zijn overeengekomen de vangsten in het Skagerrak/Kattegat te blijven beperken om de gevolgen voor de uitgedunde haringbestanden in het westelijke deel van de Oostzee te beperken. De TAC’s voor de twee beoordeelde bestanden die bilateraal met Noorwegen worden beheerd in het Skagerrak/Kattegat, zijn vastgesteld in lijn met het MDO-advies of het voorzorgsadvies20.

Voor makreel, blauwe wijting en Atlantisch-Scandinavische haring, wijdverspreide bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan21, zijn de kuststaten22 overeengekomen de totale TAC’s voor 2024 vast te stellen op MDO-niveau. Bij gebrek aan verdelingsregelingen en als gevolg van de unilaterale maatregelen van sommige partijen, zoals te hoge overdrachten tussen opeenvolgende jaren, blijft de som van de quota van de kuststaten en de bij deze visserij betrokken partijen echter hoger dan de totale overeengekomen TAC’s. Hierdoor wordt de duurzaamheid van deze bestanden verder ondermijnd, wordt de voortgang bij het bereiken van overeenkomsten tussen de kuststaten belemmerd en, meer in het algemeen, zet dit de samenwerking in deze fora onder druk. De EU blijft zich inzetten om met de besprekingen over het haringbestand tot een duurzaam resultaat te komen. Zij blijft met het oog op het sluiten van nieuwe alomvattende verdelingsregelingen voor het duurzame beheer van deze bestanden actief betrokken bij het overleg met andere kuststaten en bij de visserij betrokken partijen.

In de Middellandse Zee en de Zwarte Zee gaat het om gemengde visserijen waar veel bestanden met derde landen worden gedeeld. De visserijsterfte komt voor sommige bestanden in de buurt van een duurzaam niveau. In 2021 bereikten 26 bestanden FMDO- of lagere niveaus, maar 38 bestanden worden nog steeds boven duurzame niveaus bevist. Er moeten maatregelen blijven worden genomen om de visserij te verminderen en de MDO te bereiken. Daartoe moeten de staten het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee23 en de strategie voor 2030 van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM)24 toepassen. Voor 2024 zijn de vangstmogelijkheden in overeenstemming met een aanzienlijk aantal maatregelen die zijn vastgesteld in de verordening inzake vangstmogelijkheden 2023 voor de uitvoering van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee.

In de overgangsfase van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee, en om de MDO te bereiken tegen 2025, wordt voor de vangstmogelijkheden voor 202425 uitgegaan van een geïntegreerde aanpak. Met deze aanpak wordt voortgebouwd op beheersinstrumenten en wordt het compensatiemechanisme ontwikkeld waarmee de staten worden aangemoedigd selectievere vistuigen te gebruiken en visserij te verbieden in bepaalde gebieden. De lidstaten worden aangemoedigd om dit mechanisme te blijven gebruiken. De Raad heeft voor 2024 ook maximale vangstbeperkingen voor de meest overbeviste diepzeegarnalen vastgesteld en de maxima voor vaartuigen voor de beugvisserij gehandhaafd.

Intensieve werkzaamheden in het kader van de GFCM, die worden gesteund door het consistente standpunt van de EU in de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s), hebben geleid tot de vaststelling van belangrijke besluiten. Dit heeft vooral geleid tot twee meerjarige beheersplannen en de vaststelling van maximale vangstbeperkingen voor goudmakreel in de Middellandse Zee, de consolidatie van beheersmaatregelen voor Europese aal in de Middellandse Zee in alle habitats, met inbegrip van zoet water, en verdere maatregelen om de visserijsterfte voor glasaal te beperken.

De GFCM is ook doorgegaan met de uitvoering van de twee langetermijnbeheerplannen voor de Adriatische Zee om te zorgen voor hoge langetermijnopbrengsten die in overeenstemming zijn met de MDO. Voor de verdere uitvoering van het meerjarenplan voor kleine pelagische soorten heeft de GFCM voor 2024 lagere vangstbeperkingen vastgesteld voor ansjovis en sardines, en is een bevriezing van de capaciteit van pelagische trawlers en ringzegenvaartuigen overeengekomen. Voor het meerjarenplan voor demersale bestanden in de Adriatische Zee heeft de GFCM een maximale toegestane visserij-inspanning voor zowel bodem- als boomkortrawlers vastgesteld, teneinde in 2026 de MDO voor alle vijf belangrijke bestanden (heek, langoustine, tong, roze diepzeegarnaal en mul) te halen. Er zijn lagere vangstbeperkingen vastgesteld in het kader van de vier meerjarenplannen voor het beheer van diepzeegarnaal in de Ionische Zee, de Levantijnse Zee en het Kanaal van Sicilië (met inbegrip van het beheer van de visserij-inspanning voor heek). De GFCM heeft oogstbeperkingen voor rood koraal vastgesteld. Voor de Zwarte Zee is in het kader van het GFCM-plan het TAC-niveau voor tarbot vastgesteld en is voor sprot een autonoom quotum van de EU bepaald.

De EU heeft overeenstemming bereikt over maatregelen voor Europese aal26 in mariene wateren en aangrenzende brakke wateren in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (met inbegrip van de Oostzee), waarbij de sluitingsperiode van zes maanden wordt gehandhaafd. Zij heeft ook overeenstemming bereikt over een sluitingsperiode die samenvalt met de migratie van jonge aal, en over het beschermen van volwassen aal tussen de zee en de rivieren. Deze maatregelen zullen in 2024 worden onderworpen aan verscherpt toezicht. De Commissie zal blijven toezien op de voortgang bij de uitvoering van de maatregelen in de gezamenlijke verklaring27 over de versterking van het herstel van Europese aal, die door de Commissie en een aantal lidstaten is ondertekend28.

3. Toestand van de EU-vloot

De lidstaten moeten de vloten onder de nationale maxima voor vaartuigcapaciteit (wat de brutotonnage en het motorvermogen (kW) betreft) houden. De lidstaten met vlootsegmenten die een duidelijke onevenwichtigheid vertonen, moeten actieplannen indienen waarin ter aanpassing dienende streefdoelen en de instrumenten om een balans tot stand te brengen, worden vastgesteld, alsook een duidelijk tijdschema voor de uitvoering. Capaciteit die met overheidssteun wordt onttrokken, mag niet worden vervangen29.

Sinds 2022 is het aantal vaartuigen, de brutotonnage en het motorvermogen gedaald met respectievelijk 0,44 %, 0,52 % en 0,10 %. Bijgevolg bestond de vissersvloot van de EU30 op 31 december 2023 uit 71 608 vaartuigen, met een tonnage van 1 305 115 bt en een vermogen van 5 226 554 kW.

De lidstaten gaven in hun verslagen van 2023 aan dat hun vloten onder de maxima liggen en voldoen aan de vereisten van artikel 22 van de GVB-verordening. Er bestaat echter bezorgdheid over de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de gegevens die ten grondslag liggen aan de nationale rapporten en over de nauwkeurigheid van de actieplannen van de lidstaten. Een aantal lidstaten vindt het niet nodig om actieplannen in te dienen, ondanks dat zij vlootsegmenten met “rode” indicatoren31 hebben waaruit blijkt dat deze segmenten niet in evenwicht zijn.

Er worden verschillende parameters gebruiken om te beoordelen of een vloot in evenwicht is. Niet-winstgevende of onderbenutte vlootsegmenten kunnen er bijvoorbeeld op wijzen dat de vlootsegmenten periodiek of permanent niet kunnen uitvaren en inactief zijn. Evenzo is het vlootsegment, wanneer veel vaartuigen minder tijd besteden aan de visserij dan zij zouden kunnen, wellicht te groot voor de beschikbare bestanden waarvan de vaartuigen afhankelijk zijn.

Voor verschillende segmenten zijn nog steeds geen gegevens beschikbaar op basis waarvan hun evenwicht volledig kan worden beoordeeld. De lidstaten wordt verzocht hun inspanningen op het gebied van gegevensverzameling op te voeren, met name in gebieden waarover de informatie beperkt is, zoals de perifere gebieden. Daartoe werkt de Commissie aan de vaststelling van speciale richtsnoeren voor de beoordeling van het evenwicht van bepaalde vlootsegmenten in de ultraperifere gebieden, waarbij alternatieve methoden worden ingevoerd voor de opstelling van bepaalde indicatoren voor de beoordeling van het evenwicht. In de mededeling over het gemeenschappelijk visserijbeleid 202332 riep de Commissie de lidstaten op hun beheer van de vangstcapaciteit transparanter en flexibeler te maken, en de herverdeling van ongebruikte capaciteit voor structurele investeringen aan boord in overweging te nemen. Voor de vlootsegmenten die niet in evenwicht zijn, moeten de lidstaten in het kader van hun nationale vlootverslagen nieuwe of geactualiseerde actieplannen opstellen.

4. Sociaal-economische prestaties

Nadat de brandstofprijzen in 2022 een piek van 1,2 EUR per liter bereikten, zijn de prijzen in het eerste kwartaal van 2024 geleidelijk gedaald tot 0,8-0,9 EUR per liter. De vissersvloot van de EU zal met de huidige prijzen naar verwachting een bruto toegevoegde waarde van ongeveer 2,5 miljard EUR genereren, zijn operationele kosten dekken, en werkgelegenheid en lonen voor ongeveer 122 000 vissers behouden. Dit is een aanzienlijke verbetering ten opzichte van 2022, toen de meeste vissersvloten van de EU hun operationele kosten niet konden dekken.

Hoewel de meeste nationale vloten naar verwachting over het algemeen winstgevend zullen zijn in 2024, blijkt uit een sociaal-economische analyse dat een aantal vlootsegmenten met benarde omstandigheden zal worden geconfronteerd, met name die welke afhankelijk zijn van overbeviste bestanden en energie-intensieve vistuigen gebruiken. Daarentegen presteren vlootsegmenten die afhankelijk zijn van duurzaam geëxploiteerde bestanden en die hun energie-efficiëntie hebben vergroot, doorgaans beter en genereren zij hogere lonen voor hun bemanningen. Dit illustreert de belangrijke sociaal-economische voordelen die de vissersvloten van de EU hebben geboekt op het gebied van de instandhouding van de bestanden en de energie-efficiëntie.

Hoewel de brandstofprijzen zijn gedaald, blijft energie een van de belangrijkste kostenposten voor de vissersvloot van de EU in 2024. Deze kwetsbaarheid is het gevolg van het feit dat veel vloten een hoog energieverbruik hebben en in hoge mate afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen. De Commissie heeft in dit verband verschillende maatregelen voorgesteld in de mededeling over de energietransitie van de visserij- en aquacultuursector in de EU33, om de vissersvloot van de EU te helpen zijn energietransitie te versnellen en de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 te verwezenlijken. De maatregelen omvatten het opzetten van het energietransitiepartnerschap voor de visserij en de aquacultuur in de EU34, en het verstrekken van een gids aan belanghebbenden en de lidstaten over de wijze waarop het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) en andere bestaande EU-fondsen het beste kunnen worden gebruikt bij het ondersteunen van de energietransitie.

5. Aanlandingsverplichting

De aanlandingsverplichting is een van de kernelementen van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Deze verplichting beoogt ervoor te zorgen dat de mariene biologische rijkdommen op duurzame wijze worden geëxploiteerd, met als doel selectieve visserij uit te breiden, zodat ongewenste vangsten in de eerste plaats worden voorkomen en teruggooi wordt uitgebannen.

De lidstaten maken echter meestal gebruik van traditionele monitoringtechnieken, zoals inspecties op zee, inspecties bij de aanlanding en waarnemingen vanuit de lucht. Deze instrumenten volstaan op zich niet om het probleem van de illegale teruggooi van vangsten tijdens de visserij op zee aan te pakken35 en er zijn inderdaad aanwijzingen voor illegale en ongedocumenteerde teruggooi.

Op 22 november 2023 hebben het Europees Parlement en de Raad nieuwe EU-controlevoorschriften vastgesteld, en deze zullen bijdragen tot het doeltreffende toezicht op de naleving van de aanlandingsverplichting36. Deze voorschriften omvatten een verplichting voor grotere vaartuigen, die een hoog risico vormen wat betreft niet-naleving van de aanlandingsverplichting, om uiterlijk op 10 januari 2028 systemen voor elektronische monitoring op afstand aan boord te hebben, met inbegrip van camera’s in een gesloten televisiecircuit. Op basis van de nieuwe voorschriften is het gebruik van camera’s aan boord van vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 18 meter echter niet verplicht. Derhalve moet worden onderzocht hoe er controle op deze vaartuigen zal worden uitgeoefend en hoe de naleving van de aanlandingsverplichting zal worden gewaarborgd voor de vele vaartuigen in de EU-vloot die korter dan 18 meter zijn en die welke worden geacht een lager risico te vormen dan die met een hoog risico.

Nauwkeurige registratie van de vangsten is van essentieel belang voor de beoordeling van bestanden, aangezien de wetenschappers de in logboeken gerapporteerde en in het kader voor de gegevensverzameling verzamelde gegevens37 gebruiken om wetenschappelijk advies te onderbouwen. Zoals in de mededeling over het gemeenschappelijk visserijbeleid38 van 2023 wordt benadrukt, is de nauwkeurigheid van gegevens eveneens van essentieel belang voor de beoordelingen die de Commissie helpen beslissen of het optreden van de EU moet worden voortgezet of aangepast.

De aanlandingsverplichting vereist ook “het uitvoerig en accuraat documenteren van alle visreizen”39 en dat vangsten “in voorkomend geval in mindering moeten worden gebracht op de quota”40. De weging en registratie van aangelande vangsten is van essentieel belang bij het toezicht op de benutting van quota en is van fundamenteel belang voor het welslagen van het visserijbeleid. Uit de controles die de Commissie gedurende verscheidene jaren heeft uitgevoerd, is gebleken dat de lidstaten er niet altijd voor zorgen dat vangsten overeenkomstig de EU-voorschriften worden gewogen, en dat er vaak sprake is van apert verkeerde rapportage van de daadwerkelijk aangelande hoeveelheden.

Belanghebbenden spannen zich in om deze problemen aan te pakken. Onderzoeksprojecten en samenwerking tussen wetenschappers en vissers hebben waardevolle lessen opgeleverd over selectievere vismethoden en -tuigen, en over het beheer van teruggooi in het kader van de aanlandingsverplichting. Het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en het EFMZVA bieden financiële steun voor de uitvoering van de aanlandingsverplichting, met een hoog percentage staatssteun. Eind 202341 hadden de lidstaten 302 activiteiten met een waarde van in totaal 58,2 miljoen EUR aan EFMZVA-financiering geselecteerd voor de aanlandingsverplichting. De meeste activiteiten waren erop gericht de toegevoegde waarde of kwaliteit van ongewenste vangsten te verbeteren42, de impact van de visserij op het mariene milieu te beperken en teruggooi uit te bannen43.

Ondanks de geleverde inspanningen moet er veel meer worden gedaan om de aanlandingsverplichting uit te voeren, vijf jaar nadat deze integraal in werking trad. In januari 2024 startte de Commissie een studie die ten grondslag ligt aan de evaluatie van de aanlandingsverplichting. In het kader van de studie zal bewijsmateriaal worden verzameld voor een beoordeling van de wijze waarop de aanlandingsverplichting heeft gepresteerd, en waarom deze presteert zoals zij doet.

5. Aandachtspunten en oriëntaties voor de voorstellen voor vangstmogelijkheden voor 2024

1. Cruciale fasen voor de vaststelling van de volgende vangstmogelijkheden

De Commissie zal bij de voorbereiding van haar voorstellen voor de vangstmogelijkheden voor 2025 rekening houden met de bevindingen van het arrest van het Hof van Justitie van 11 januari 2024 in zaak C-330/2244. Zij zal haar voorstellen ook baseren op het wetenschappelijk advies van de ICES en het WTECV, met inbegrip van overwegingen inzake het ecosysteem indien deze worden verstrekt in het wetenschappelijk advies, op de besluiten die tijdens internationale onderhandelingen met derde landen zijn genomen, op besluiten die de ROVB’s hebben genomen en op een sociaal-economische analyse, alsook op de inwerkingtreding van de permanente fase van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee vanaf januari 2025.

De Commissie neemt in haar voorstellen zo veel mogelijk bestanden op, afhankelijk van de beschikbaarheid en het tijdstip van het wetenschappelijk advies.

De Commissie verzoekt de lidstaten en belanghebbenden om het wetenschappelijk advies te beoordelen zodra dat publiekelijk beschikbaar is. Belanghebbenden kunnen feedback geven of aanbevelingen doen via adviesraden en nationale autoriteiten, en op eigen initiatief aan de Commissie.

De Commissie zal vanaf oktober verschillende keren overleg plegen met het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en andere kuststaten. Het doel is de onderhandelingen tijdig af te ronden om het resultaat van het overleg mee te nemen in de beraadslagingen van de Raad Landbouw en Visserij in december 2024.

De Commissie zal niet alleen vangstmogelijkheden vaststellen, maar gedurende het hele jaar er ook aan werken om vooruitgang te boeken op het vlak van verdelingsregelingen voor wijdverspreide bestanden met derde landen die dergelijke regelingen niet hebben getroffen, om ervoor te zorgen dat gedeelde bestanden op duurzame wijze worden bevist.


2. Vaststelling van vangstmogelijkheden voor verschillende zeebekkens

Voor bestanden die uitsluitend door de EU worden beheerd in de Oostzee, het Skagerrak/Kattegat en de Atlantische Oceaan, zal de Commissie TAC’s en quota voorstellen die in overeenstemming zijn met de MDO zodra het advies daarover beschikbaar is. Als beheerplannen flexibiliteit bieden om vangstbeperkingen vast te stellen, kan de Commissie voorstellen het bovenste segment van de MDO-bandbreedte toe te passen voor gezonde bestanden, op voorwaarde dat uit het wetenschappelijk advies blijkt dat dit nodig is om de doelstellingen van de meerjarenplannen te verwezenlijken, met name voor gemengde visserijen. Als de biomassa zo sterk is afgenomen dat zij onder de veilige biologische grenzen is gezakt, kan de Commissie voorstellen om de bestanden weer op te bouwen en herstelmaatregelen te nemen, in overeenstemming met elk meerjarenplan. De maatregelen zullen erop gericht zijn zo spoedig mogelijk een volledig MDO-advies voor andere belangrijke bestanden te verkrijgen.

De Commissie zal in voorkomend geval ook de de-minimisvrijstellingen of op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstellingen in mindering brengen op het ICES-advies. De Commissie zal ook de vooruitgang evalueren die de lidstaten hebben geboekt bij de uitvoering van de huidige bijvangstbeperkende maatregelen, die naast TAC’s voor uitsluitend onvermijdelijke bijvangsten zijn vastgesteld om mogelijke verstikkingssituaties te verlichten.

Waar mogelijk zal de Commissie blijven overstappen naar een systeem van meerjarige TAC’s voor uitsluitend door de EU beheerde bestanden. Voor twee uitsluitend door de EU beheerde bestanden zijn meerjarige TAC’s vastgesteld voor 2024 en 2025. Dit zal leiden tot meer efficiëntie en voorspelbaarheid voor de visserijsector in de EU voor bestanden die in nauw overleg met de lidstaten, belanghebbenden en de ICES zijn geselecteerd. De lidstaten wordt verzocht een lijst op te stellen van prioritaire bestanden waarvoor zij TAC’s voor twee jaar aanbevelen. Na een evaluatie zal de Commissie de ICES verzoeken de geïdentificeerde bestanden te beoordelen:

i. aan de hand van de criteria van het meerjarige advies van de ICES;
ii. wat betreft de haalbaarheid van meerjarig advies; alsmede
iii. wat betreft de mogelijke gevolgen van dergelijk meerjarig advies.


Voor gedeelde bestanden die worden beheerd met het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en andere kuststaten, zal de EU dezelfde aanpak blijven hanteren als voor uitsluitend door de EU beheerde bestanden. Zij zal haar standpunt baseren op het beste beschikbare wetenschappelijke advies, met het doel vangstmogelijkheden vast te stellen in overeenstemming met de MDO-niveaus, en in voorkomend geval met het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en andere kuststaten onderhandelen over instandhoudingsmaatregelen. De EU zal met het Verenigd Koninkrijk blijven samenwerken aan de gezamenlijke toezeggingen van de EU en het Verenigd Koninkrijk die zijn gedaan in het Gespecialiseerd Comité voor visserij, en met het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen om werk te maken van de trilaterale toezeggingen die zijn gedaan om duurzame visserij en het beheer van gedeelde bestanden te bereiken. De EU blijft zich inzetten om duurzame, evenwichtige en alomvattende verdelingsregelingen te vinden voor wijdverspreide bestanden die gezamenlijk worden beheerd met andere kuststaten.

Voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee is het van essentieel belang dat de lidstaten de doelstellingen nastreven die zijn vastgesteld in het meerjarenplan van de EU voor het westelijke deel van de Middellandse Zee en in de plannen van de GFCM in overeenstemming met de strategie voor 2030. De Commissie moedigt de lidstaten aan begeleidende maatregelen in het kader van de EFMZVA-programma’s uit te voeren. Op 1 januari 2025 zal de overgangsfase van het meerjarenplan van de EU voor het westelijke deel van de Middellandse Zee aflopen en zal het plan de fase van volledige uitvoering ingaan. Dit betekent dat de FMDO-bandbreedtes in het meerjarenplan kunnen worden gebruikt, indien de bestanden zich boven de preventieve referentiepunten bevinden, om eventueel flexibele maatregelen toe te passen op de gemengde visserij. Het voorstel voor vangstmogelijkheden moet de beschikbare beheersinstrumenten, FMDO-bandbreedtes en het compensatiemechanisme omvatten om de selectiviteit van het vistuig en de sluitingen van gebieden te verbeteren. Het WTECV evalueert jaarlijks de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van het meerjarenplan. De Commissie is ook begonnen met werkzaamheden aan elk aspect van duurzaamheid om in juli 2024 verslag uit te brengen over de impact van het meerjarenplan voor het westelijke deel van de Middellandse Zee op de betrokken bestanden en visserijen.

Het beheer van gedeelde bestanden is ook nodig om duurzame visserij in internationale wateren te waarborgen en een gelijk speelveld in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee tot stand te brengen. Hiertoe zal het voorstel voor vangstmogelijkheden in 2025 betrekking hebben op de huidige GFCM-maatregelen en aanvullende maatregelen die tijdens de jaarvergadering van de GFCM in november moeten worden vastgesteld, waaronder belangrijke maatregelen voor de uitvoering van de meerjarenplannen voor kleine pelagische soorten en demersale soorten in de Adriatische Zee, en maatregelen op lange termijn voor Europese aal en voor rood koraal. Voor soorten in de Zwarte Zee zal de Commissie TAC’s en quota voorstellen voor tarbot en sprot, in overeenstemming met de maatregelen die tijdens de jaarvergadering van de GFCM moeten worden vastgesteld op basis van de resultaten van de vooronderzoeken en onderzoeksprogramma’s van de GFCM.

De vooruitgang in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee moet worden voortgezet en versneld, waarbij wordt voortgebouwd op de resultaten van de GFCM-conferentie op hoog niveau van oktober 2023 en van het Fish Forum 2024. Er moet meer aandacht komen op dit onderwerp tijdens de top van de GFCM en de FAO over kleinschalige visserij (juli 2024) en de Regional Aquaculture Conference (december 2024). Dit zullen belangrijke mijlpalen zijn in het proces waarin de volgende ministeriële verklaring MedFish4Ever wordt voorbereid voor de volgende ministeriële conferentie in 2026. Alle lidstaten moeten actie blijven ondernemen om duurzame visbestanden te bereiken, aangezien dit de basis vormt voor een veerkrachtige visserijsector, en voor de bescherming van ecosystemen in deze zeebekkens.

De bescherming van de Europese aal moet dringend worden verbeterd. Naast het nauwlettend monitoren van de uitvoering van de vangstmogelijkheden voor 2024 en het beoordelen van de maatregelen voor 2025 voor mariene wateren, roept de Commissie de lidstaten in het kader van het mariene actieplan van de EU wederom op hun aalbeheerplannen uit hoofde van de aalverordening45 te actualiseren, in overeenstemming met hun wettelijke verplichtingen uit hoofde van het milieurecht van de EU. Het is belangrijk de maatregelen in de binnenwateren op te voeren om een gelijk speelveld tot stand te brengen, aangezien het sterftecijfer voor aal in binnenwateren aanzienlijk is en dringend herstelmaatregelen vereist. Om deze dialoog en dit proces te vergemakkelijken, heeft de Commissie in het kader van het mariene actieplan op 24 april 2024 een technische workshop over aalbeheer georganiseerd. De GFCM werkt momenteel aan toekomstige maatregelen op lange termijn voor Europese aal die betrekking hebben op alle habitats, met inbegrip van de binnenwateren.
7. Conclusie

De algemene duurzaamheid van de visserij in de EU is in 2023 dankzij de voortgezette maatregelen verder verbeterd. Dit is met name het geval in de EU-wateren in de Atlantische Oceaan. De situatie in de Oostzee blijft echter bijzonder zorgwekkend, aangezien de populaties van voorheen belangrijke commerciële bestanden blijven teruglopen als gevolg van diverse factoren die druk uitoefenen. Ondanks recente verbeteringen in de toestand van bepaalde bestanden, zijn meer maatregelen en grotere betrokkenheid nodig om de situatie in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee aan te pakken.

De klimaatverandering heeft gevolgen voor menselijke activiteiten en de intensiteit van de druk, alsook voor de verbanden daartussen. Om de druk op de visbestanden aan te pakken, is het van cruciaal belang dat de lidstaten de EU-wetgeving volledig uitvoeren en dat alle belanghebbenden gecoördineerde maatregelen treffen om de druk op de visbestanden te verminderen. De EU pakt mariene verontreiniging aan door middel van een aantal wetgevings- en beleidsinitiatieven in het brede kader van het actieplan om de verontreiniging naar nul terug te brengen46.

De voorstellen van de Commissie voor de vangstmogelijkheden in 2025 zullen erop gericht zijn de bestanden in staat te stellen zich te herstellen, de visbestanden die een duurzaam niveau hebben bereikt, te consolideren, en de veerkracht van de vissers te vergroten.

Een bloeiende visserijsector is van cruciaal belang om de Europese kustgemeenschappen in stand te houden en de overgang naar duurzame voedselsystemen in goede banen te leiden. Zoals vermeld in het pakket voor de visserij en oceanen is het van het allergrootste belang gezamenlijke inspanningen te leveren om onze mariene gebieden en de Europese visserij gereed te maken voor de toekomst.

De Commissie verzoekt de lidstaten, adviesraden, belanghebbenden en het publiek om uiterlijk 31 augustus 2024 feedback over deze mededeling te geven.


PLANNING VAN DE WERKZAAMHEDEN47

WanneerWat
Mei-november 2024Wetenschappelijk advies van de ICES
Juni-eind augustus 2024Openbare raadpleging over de mededeling
Eind augustus 2024Vaststelling door de Commissie van het voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Oostzee
Medio september 2024Vaststelling door de Commissie van het voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee
Oktober-december 2024Jaarlijks overleg over de vangstmogelijkheden met partijen in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan
Oktober 2024Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Oostzee

Overleg met de kuststaten over wijdverspreide bestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan
Eind oktober 2024Vaststelling door de Commissie van het voorstel voor de vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan/de Noordzee
4-8 november 2024Jaarvergadering van de GFCM
12-15 november 2024Jaarvergadering van de NEAFC
1 december 2024Beoordeling van de bestanden en advies over het beheer door het WTECV
December 2024Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee

Zitting van de Raad over de vangstmogelijkheden voor de Middellandse Zee en de Zwarte Zee


1COM(2023) 100 final.

2COM(2023) 100 final; COM(2023) 101 final; COM(2023) 102 final; COM(2023) 103 final.

3Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad.

4 Zie deel 1 van het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie voor een gedetailleerde analyse van de FMDO en de toestand van de biomassa van visbestanden in alle zeebekkens.

5https://research-and-innovation.ec.europa.eu/funding/funding-opportunities/funding-programmes-and-open-calls/horizon-europe/eu-missions-horizon-europe/restore-our-ocean-and-waters_en.

6COM(2023) 102 final.

7In dit deel heeft “het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan” betrekking op de bestanden in gebied 27 van de Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO).

8 Climate change and the common fisheries policy - Europese Commissie (europa.eu).

9 Drijvende, microscopische algen en dieren vormen de basis van de pelagische voedselketens en zijn een directe of indirecte voedselbron voor vissen, schaal- en schelpdieren en zeevogels. https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/quality-status-reports/qsr-2023/indicator-assessments/changes-plankton-biomass-abundance/.

10https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/quality-status-reports/qsr-2023/indicator-assessments/changes-plankton-biomass-abundance/.

11https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/quality-status-reports/qsr-2023/indicator-assessments/changes-plankton-biomass-abundance/.

12Helcom-verslag over de toestand van visserij en milieu 2023 (HOLAS 3): https://helcom.fi/wp-content/uploads/2023/10/State-of-the-Baltic-Sea-2023.pdf.

13Met name de nitratenrichtlijn, de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, de kaderrichtlijn mariene strategie, de kaderrichtlijn water, de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn, de kaderrichtlijn afvalstoffen, de richtlijn maritieme ruimtelijke planning, de richtlijn kunststoffen voor eenmalig gebruik, de GVB-verordening, het geïntegreerd maritiem beleid en het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

14Verordening (EU) 2016/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de kabeljauw-, haring- en sprotbestanden in de Oostzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2187/2005 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1098/2007 van de Raad (PB L 191 van 15.7.2016, blz. 1).

15https://commission.europa.eu/system/files/2020-09/ministerial_declaration_our_baltic_conference.pdf.

16https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/2e76afa1-5695-11ee-9220-01aa75ed71a1.

17Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10).

18Schriftelijk verslag van het visserijoverleg tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie voor 2024: https://oceans-and-fisheries.ec.europa.eu/system/files/2023-12/2024-eu-uk-fisheries-consultations_en.pdf.

19Voor notulen van vergaderingen van het Gespecialiseerd Comité voor de visserij (Specialised Committee on Fisheries — SCF), zie: https://commission.europa.eu/strategy-and-policy/relations-non-eu-countries/relations-united-kingdom/eu-uk-trade-and-cooperation-agreement/meetings-eu-uk-partnership-council-and-specialised-committees-under-trade-and-cooperation-agreement/specialised-committee-fisheries_en.

20Overzicht van de conclusies van het visserijoverleg tussen Noorwegen en de Europese Unie inzake de reglementering van de visserij in het Skagerrak en het Kattegat voor 2024: https://oceans-and-fisheries.ec.europa.eu/document/download/675ccb20-4b1c-456e-b13c-8e7b853002e3_en?filename=2023-12-08-EU-NO-Skagerrak-Agreed-Record-2024.pdf.

21https://www.ices.dk/community/groups/pages/wgwide.aspx, de WGWIDE (Working Group on Widely Distributed Stocks — werkgroep voor wijdverspreide bestanden) verzamelt en analyseert gegevens over grote bestanden van pelagische soorten en andere wijdverspreide en over grote afstanden trekkende soorten.

22Kuststaten in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan die deze bestanden beheren, zijn de lidstaten van de Europese Unie, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, IJsland, de Faeröer, Groenland en de Russische Federatie.

23Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).

24GFCM 2030 Strategy for sustainable fisheries and aquaculture in the Mediterranean and the Black Sea. https://www.fao.org/documents/card/en/c/cb7562en.

25Verordening (EU) 2024/259 van de Raad van 10 januari 2024 tot vaststelling, voor 2024, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PB L, 2024/259, 11.1.2024).

26Artikel 13 van Verordening (EU) 2024/257.

27 https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-5374-2023-ADD-1-REV-1/nl/pdf.

28Cyprus, Duitsland, Estland, Finland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Kroatië, Litouwen, Luxemburg, Malta, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Slowakije, Tsjechië.

29Artikel 22 van de GVB-verordening — Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad.

30Met inbegrip van de vloot voor de visserij in de ultraperifere gebieden.

31“Rode” indicatoren duiden op vlootsegmenten die niet in evenwicht zijn met de vangstmogelijkheden. Een “groene” indicator duidt op een vlootsegment dat in evenwicht is met de vangstmogelijkheden.

32Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — Het gemeenschappelijk visserijbeleid vandaag en morgen: een Visserij- en oceaanpact voor duurzaam, wetenschappelijk onderbouwd, innovatief en inclusief visserijbeheer (COM(2023) 103 final).

33COM(2023) 100 final (https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52023DC0100).

34Energy Transition Partnership — Europese Commissie (europa.eu).

35Verschillende lidstaten zijn overeengekomen om deel te nemen in een door het EFCA gecoördineerd REM-proefproject om de beste praktijken over REM-controles te leren (een of twee vaartuigen per lidstaat). Denemarken gebruikt elektronische monitoring op afstand in de langoustinevloot die actief is in het Kattegat en Nederland voert op enkele vaartuigen in de Noordzee een volledig gedocumenteerde visserijregeling uit. Geen van beide projecten wordt gebruikt voor controle- en handhavingsdoeleinden.

36Verordening (EU) 2023/2842 van het Europees Parlement en de Raad van 22 november 2023 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1005/2008 van de Raad en Verordeningen (EU) 2016/1139, (EU) 2017/2403 en (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft visserijcontrole (PB L, 2023/2842, 20.12.2023).

37Richtlijn (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1).

38Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — Het gemeenschappelijk visserijbeleid vandaag en morgen: een Visserij- en oceaanpact voor duurzaam, wetenschappelijk onderbouwd, innovatief en inclusief visserijbeheer (COM(2023) 103 final).

39Artikel 15, lid 13, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad.

40 Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad.

41Uitvoeringsverslag 2023 van het EFMZVA, directoraat-generaal Maritieme Zaken en Visserij, is nog niet gepubliceerd.

42Artikel 42 van de EFMZV-verordening.

43Artikelen 38 en 39 van de EFMZV-verordening.

44Arrest van 11 januari 2024, Friends of the Irish Environment (Possibilités de pêche supérieures à zéro), C-330/22, ECLI:EU:C:2024:19. In het arrest wordt uitspraak gedaan over de geldigheid van Verordening (EU) 2020/123 van de Raad tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden, te lezen in samenhang met de artikelen 9, 10, 15 en 16 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en de artikelen 1 tot en met 5, 8 en 10 van Verordening (EU) 2019/472.

45Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal.

46Deze omvatten het stellen van limieten aan zwerfvuil op zee, aan geluid onder water, aan nutriënten en aan contaminanten in de kaderrichtlijn mariene strategie, en het uitvoeren van maatregelen om deze limieten te halen. Zie COM(2021) 400 final.

47Voor door ROVB’s beheerde bestanden in EU-wateren en bepaalde wateren buiten de EU worden na de jaarvergadering van de ROVB’s vangstmogelijkheden vastgesteld door herziening van de verordening van de Raad tot vaststelling van de vangstmogelijkheden.

NL NL