Artikelen bij COM(2024)490 - - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)490 - . |
---|---|
document | COM(2024)490 |
datum | 22 oktober 2024 |
1. Inleiding
De ambitie om een Europese onderzoeksruimte (EOR) tot stand te brengen als een eengemaakte markt voor onderzoek, innovatie en technologie in de gehele Europese Unie (EU) ontstond in 2000 in het kader van de Lissabonstrategie. In 2009 werd de EOR in de Lissabonstrategie formeel erkend als een doelstelling van de EU, krachtens artikel 179 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De EOR moet hoofdzakelijk worden verwezenlijkt door: i) het hervormen van nationale beleidsmaatregelen, systemen en regelgeving op het gebied van onderzoek; ii) meer investeringen in onderzoek en innovatie (O&I); en iii) het bereiken van overeenstemming over gemeenschappelijke prioriteiten voor O&I-investeringen in de hele EU.
Door de Europese wetenschappelijke en technologische basis te versterken via grensoverschrijdende samenwerking, kritische massa op te bouwen en continentbrede concurrentie te bevorderen, worden de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van Europa als plek voor wetenschappers en innovatoren versterkt. Zoals Mario Draghi in zijn verslag over de toekomst van het Europese concurrentievermogen(1) heeft benadrukt, zijn O&I essentieel voor productiviteitsgroei, economische ontwikkeling en het concurrentievermogen, om meer en betere banen te scheppen, en om Europa in staat te stellen doeltreffendere oplossingen te bedenken voor uitdagingen zoals de groene en de digitale transitie. Ook in de politieke beleidslijnen voor de volgende Europese Commissie 2025-2029 wordt gewezen op de centrale rol die O&I speelt voor het concurrentievermogen(2).
In een volledig effectieve Europese onderzoeksruimte kunnen onderzoekers, wetenschappelijke kennis en innovatie vrij circuleren. De twee miljoen Europese onderzoekers zouden kunnen rekenen op uitstekende arbeidsomstandigheden, ongeacht waar zij gevestigd zijn, en toegang hebben tot hoogwaardige onderzoeksinfrastructuren. En innovatoren zouden terechtkomen in een ondersteunende omgeving waar zij hun innovaties kunnen opschalen.
De afgelopen twee decennia is grote vooruitgang geboekt, onder meer via het ontwikkelen van Europese onderzoeksinfrastructuren en de toegang daartoe; de totstandbrenging van gemeenschappelijke onderzoeksprogramma’s en Europese vlaggenschipprogramma’s om uitmuntendheid op onderzoeksgebied te ondersteunen en de aantrekkelijkheid van Europa voor veelbelovend mondiaal talent te vergroten; het bieden van betere voorwaarden voor mobiliteit van onderzoekers; de grotere aantrekkelijkheid van onderzoeksloopbanen; en meer open toegang tot wetenschappelijke resultaten.
Zoals in het verslag van Mario Draghi wordt aangegeven, wordt het Europese O&I-systeem nog steeds gekenmerkt door aanzienlijke verschillen en versnippering tussen de lidstaten en regio’s. De laatste jaren waren de best presterende regio’s achtmaal innovatiever dan de minst presterende regio’s(3). Dit komt met name duidelijk naar voren in de ongelijke randvoorwaarden voor O&I-activiteiten, waarbij overheids- en particuliere investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O) ver onder het streefdoel van 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) blijven. Er bestaan binnen Europa ook grote verschillen in het regelgevings- en bedrijfsklimaat voor de uitrol van innovatie en de groei van innovatieve ondernemingen.
In haar mededeling Een nieuwe EOR voor onderzoek en innovatie(4) van 2020 heeft de Europese Commissie voorgesteld hernieuwde inspanningen te leveren om de vertraging bij de ontwikkeling van de EOR te boven te komen, zich aan te passen aan het snel veranderende mondiale O&I-landschap en de Europese groene en digitale transitie beter te ondersteunen. Met het pact voor onderzoek en innovatie in Europa(5) werd een nieuw beleidskader ingevoerd, samen met de EOR-beleidsagenda, een nieuwe bestuursstructuur en een monitoringsysteem.
Vier jaar later dringt zich, door de toegenomen geopolitieke spanningen, de economische concurrentie en de sterke opkomst van baanbrekende technologieën zoals artificiële intelligentie, een gedegen beoordeling van de voortgang van de EOR op. In deze mededeling van 2024 wordt de balans opgemaakt van de vorderingen die zijn geboekt sinds 2020 en worden successen in kaart gebracht, evenals tekortkomingen en gebieden waar verdere actie nodig is om de doelstellingen van de EOR te verwezenlijken.
2. De prioriteiten van de EOR: vier jaar later
In de mededeling Een nieuwe EOR voor onderzoek en innovatie van 2020 werden vier strategische doelstellingen vooropgesteld, die door de Raad werden bekrachtigd in het pact voor onderzoek en innovatie:
i. prioriteit toekennen aan investeringen en hervormingen;
ii. uitmuntendheid toegankelijker maken;
iii. O&I-resultaten naar de economie vertalen; en
iv. verdieping van de EOR.
Op basis van deze doelstellingen werden in de EOR-routekaart twintig specifieke acties beschreven voor de periode 2020-2024(6).
Om deze doelstellingen doeltreffend aan te pakken en de coördinatie tussen de lidstaten en de Europese Commissie te verbeteren, werd een nieuwe bestuursstructuur in het leven geroepen. Deze nieuwe bestuursstructuur omvat drie componenten. De eerste component is het Comité Europese Onderzoeksruimte en Innovatie (CEOR), dat nogmaals werd bevestigd in zijn rol als gemengd raadgevend comité op hoog niveau voor strategisch beleid. De tweede component is het EOR-forum, dat is samengesteld uit de EU-lidstaten, landen die aangesloten zijn bij Horizon Europa, belanghebbenden en de Commissie. Het EOR-forum coördineert de toekenning van prioriteiten en stelt plannen voor gezamenlijke acties op in een cocreatieproces (ERA-beleidsagenda7). Daarnaast bevordert het de uitvoering van deze acties via specifieke werkgroepen, initiatieven en de uitwisseling van beste praktijken. De derde component van de nieuwe bestuursstructuur is een nieuw monitoringsysteem(8), dat in het leven werd geroepen om de voortgang te volgen en het effect van de EOR-acties te beoordelen.
Om het open karakter van de samenwerking bij internationaal onderzoek en innovatie te behouden en tegelijkertijd een gelijk speelveld en wederkerigheid te bevorderen waaraan fundamentele waarden ten grondslag liggen, werd in de mededeling een geopolitieke dimensie naar voren gebracht. Deze beginselen werden versterkt in de mededeling van de Commissie over de totaalaanpak voor onderzoek en innovatie van 2021(9) en de aanbeveling van de Raad betreffende verbetering van de onderzoeksveiligheid van 2024(10).
Om het vertrouwen in de wetenschap te vergroten en te helpen een grotere maatschappelijke impact teweeg te brengen door navolging van nieuwe ideeën en innovaties, staat burgerbetrokkenheid bij O&I sinds 2020 ook centraal binnen de “nieuwe EOR”.
In de onderstaande delen wordt dieper ingegaan op de kwesties die aan de orde worden gesteld in de vier doelstellingen, wordt de vooruitgang geëvalueerd die sinds 2020 is geboekt, en worden gebieden voor verdere acties geïdentificeerd(11).
1. Prioriteit toekennen aan investeringen en hervormingen
Doelstelling
De Europese onderzoeksruimte is erop gericht via samenwerking de nodige schaal en slagkracht tot stand te brengen om de Europese behoeften inzake onderzoek en innovatie doeltreffend te kunnen invullen. Op een moment waarop Europa zijn inspanningen moet toespitsen op gebieden die essentieel zijn voor het concurrentievermogen, de duurzaamheid en het welzijn van de toekomst, zouden substitutie en versnippering van O&I-investeringen en -initiatieven contraproductief zijn. Grensoverschrijdende samenwerking, daarentegen, levert efficiëntiewinsten op doordat dankzij bundeling van middelen kritische massa kan worden opgebouwd.
Het welslagen hiervan vereist echter een sterk politiek engagement in de hele Unie om gezamenlijke prioriteiten vast te stellen, beleids- of regelgevingsmaatregelen te coördineren en investeringen te bundelen. Zonder de volgehouden prioritering van O&I-investeringen op nationaal niveau, naast de vaststelling van ondersteunende regelgeving en beleidsmaatregelen, kan de EOR nooit over voldoende slagkracht beschikken. Daarvoor moet elk land een grondige beoordeling uitvoeren van zijn behoeften, in het bijzonder met betrekking tot de organisatie van zijn (ondersteunende) onderzoeks- of universitaire systemen, arbeidsomstandigheden voor onderzoekers, beheer van intellectuele-eigendomsrechten (IER-beheer) of overkoepelende ondernemingsklimaat en werkomgeving voor innovatieve bedrijven, en in kaart brengen waar structurele hervormingen nodig zijn.
In het pact voor onderzoek en innovatie van 2021 werd een oproep gelanceerd om ambitieuze doch realistische doelstellingen voorop te stellen om de noodzakelijke hervormingen op nationaal en regionaal niveau te stimuleren, met als uiteindelijke doel 3 % van het bbp van de EU te investeren in O&O, waarbij twee derde van de particuliere sector afkomstig zou zijn. In april 2024 erkende de Europese Raad dat deze doelstelling een essentiële aanjager is om het concurrentievermogen van Europa op lange termijn een impuls te geven(12).
Voortgang
Sinds 2020 werkt de Europese Commissie nauw samen met de lidstaten om de O&I-inspanningen in de hele EU te versterken en beter op elkaar af te stemmen. Dit gebeurde via gericht beleid; financiële en technische ondersteuning voor structurele hervormingen; en “zachte” maatregelen zoals het uitwisselen van ervaringen en beleidsdialogen(13).
De fondsen voor het cohesiebeleid en de herstel- en veerkrachtfaciliteit waren cruciale instrumenten voor het identificeren van de behoefte aan gerichte hervormingen en maatregelen met betrekking tot de randvoorwaarden voor O&I. In de periode 2021-2027 werd 36,5 miljard EUR aan steun in het kader van het cohesiebeleid toegekend aan investeringen voor O&I en aan innovatiegerelateerde vaardigheden, via nationale en regionale programma’s die telkens werden geschraagd door plaatsgebonden slimme-specialisatiestrategieën(14). Sinds 2021 heeft de herstel- en veerkrachtfaciliteit 55,6 miljard EUR vrijgemaakt, in combinatie met belangrijke structurele hervormingen, om de werking en prestaties van de O&I-systemen in de lidstaten te verbeteren. Hiervan is 35,5 % gericht op de bevordering van de groene transitie en gaat 9,3 % naar O&I op het gebied van digitale technologieën. De ermee gepaard gaande structurele hervormingen en aanvullende investeringen in de herstel- en veerkrachtfaciliteit zullen naar verwachting ook een aanzienlijke bijdrage leveren aan de EOR door kennisexploitatie te versterken, nauwere banden tussen de wetenschappelijke en de bedrijfswereld te creëren (bv. in Frankrijk en Griekenland), sterkere O&I-ecosystemen te ondersteunen via verbeterde diensten aan kmo’s en start-ups (bv. in Litouwen) of het aantal bedrijven op te voeren dat investeert in O&I-activiteiten (bv. in Kroatië). De impuls van O&I-investeringen en hervormingen die door de herstel- en veerkrachtfaciliteit teweeg is gebracht, heeft al tastbare resultaten opgeleverd. Zo stimuleert Slowakije zijn wetenschappelijke uitmuntendheid bijvoorbeeld door zijn universiteiten te versterken en hun bestuur te hervormen, om ervoor te zorgen dat zij beter zijn afgestemd op de economische en maatschappelijke behoeften, terwijl Spanje zijn wet inzake wetenschap, technologie en innovatie heeft gewijzigd om er de doelstelling in op te nemen om tegen 2030 1,25 % van het bbp te besteden aan overheidsinvesteringen in O&O. Horizontale O&I-investeringen vertegenwoordigen een aanzienlijk deel van de totale O&I-investeringen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Zij omvatten een brede waaier aan transversale maatregelen, zoals het versterken van innovatie-ecosystemen (onder meer via innovatieve clusters), de opwaardering van onderzoeksinfrastructuren, beurzen voor onderzoekers, ondersteuning voor bedrijfsinnovatie, waaronder voor start-ups en kmo’s, bevordering van publiek-private samenwerking inzake O&I en ondersteuning van bestaande of nieuwe regionale clusters.
Om de lidstaten praktische deskundige ondersteuning te bieden, werden zowel de beleidsondersteuningsfaciliteit voor Horizon Europa(15) als het instrument voor technische ondersteuning(16) ingezet. Deze twee instrumenten hebben een bijdrage geleverd aan de uitwerking en uitvoering van O&I-hervormingen, onder meer op de volgende gebieden: i) de overheidsuitgaven voor O&O met betrekking tot de belangrijkste prioriteiten verbeteren; ii) meerjarige financiële kaders opzetten voor overheidsfinanciering op het gebied van wetenschap op lange termijn; en iii) de banden tussen de wetenschappelijke en de bedrijfswereld aanhalen. Voorts werden in 2022 “versterkte dialogen” opgezet tussen lidstaten die hiervoor belangstelling hadden en de Europese Commissie, met het oog op een betere samenhang tussen het O&I-beleid op EU- en nationaal niveau, en meer coördinatie tussen de verschillende departementen die met O&I belast zijn (“overheidsbrede benadering”). De Commissie heeft reeds 14 dialogen georganiseerd met 12 lidstaten.
Verdere ruimte voor actie
Ondanks deze vooruitgang kan er nog meer worden ondernomen om de Europese collectieve wetenschappelijke en technologische capaciteit te versterken door middel van: i) meer beleidscoördinatie voor gezamenlijke prioriteiten tussen de EOR-landen; ii) volgehouden prioritering van O&I-investeringen op nationaal niveau; iii) ondersteunende regelgeving en beleidsmaatregelen voor O&I; en iv) sterkere monitoring van de doeltreffendheid van de acties.
Zoals in het meest recente voorjaarspakket van het Europees Semester(17) werd aangegeven, moeten verschillende lidstaten nog structurele hervormingen doorvoeren om de omstandigheden voor wetenschap en innovatie te verbeteren. Wat de herstel- en veerkrachtfaciliteit betreft, is er sprake van een versnelling van de uitvoering en uitbetalingen ervan, maar de vooruitgang varieert sterk tussen de lidstaten. Alle lidstaten moeten inspanningen blijven leveren om hun respectieve herstel- en veerkrachtplannen volledig uit te voeren vóór het einde van 2026, wanneer de faciliteit ten einde loopt(18).
In 2022 bedroeg de O&O-intensiteit in de EU 2,3 %, wat ruim onder de ambitie van 3 % ligt, en onder de intensiteit van onze belangrijkste internationale concurrenten zoals de VS (3,6 %), Japan (3,4 %), Zuid-Korea (5,2 %) of China (2,6 %). De O&I-ondersteuning en -investeringen lopen sterk uiteen tussen de lidstaten, van 3,47 % tot 0,46 % van het bbp(), waarbij slechts vijf landen het streefdoel van 3 % bereiken. De voornaamste redenen voor deze kloof zijn de geringe particuliere investeringen in O&O in Europa en de ontoereikende specialisatie in hightechsectoren (de zogenaamde “Europese mediumtechnologieval”).
Regelgevende belemmeringen die bedrijfsinnovatie en de financiering, opschaling en uitrol van innovaties in de weg staan, moeten nog worden weggewerkt. Er is met name ruimte om de syndicaatsvorming van Europese investeerders voor baanbrekende innovaties te versterken, bijvoorbeeld via netwerken van betrouwbare investeerders, en de Europese markten voor innovaties te stimuleren via overheidsopdrachten of beleidsmaatregelen inzake normalisatie.
In heel wat lidstaten zijn er ook acties nodig om de kennis- en technologieoverdracht van de academische wereld naar de particuliere sector te bevorderen, onder meer via IER-beleid. Dit kan de vorm aannemen van organisatorische veranderingen of de vaststelling van specifieke stimulerende regelingen, bijvoorbeeld om mobiliteit tussen sectoren aan te moedigen.
Niet alleen de particuliere investeringen, maar ook de overheidsinvesteringen in O&O blijven laag en zijn onvoldoende gecoördineerd op EU-niveau, want 90 % van alle O&O door overheden is gericht op nationale prioriteiten en het Europese O&I-kaderprogramma (Horizon Europa) is goed voor slechts ongeveer 10 % van de overheidsuitgaven voor O&O in de EU. In veel lidstaten vertegenwoordigen de investeringen in O&I vanuit het cohesiebeleid een groot aandeel van hun totale O&I-investeringen. In Litouwen, Polen en Letland — meer dan 30 %; in Estland, Slowakije, Hongarije, Bulgarije, Kroatië — meer dan 20 %, in Portugal, Cyprus, de Tsjechische Republiek, Roemenië, Malta en Slovenië — meer dan 10 %. (19) Er werd geen vooruitgang geboekt bij de verwezenlijking van de EOR-doelstelling om ten minste 5 % van de nationale overheidsmiddelen voor O&O toe te wijzen aan gezamenlijke grensoverschrijdende onderzoeksprogramma’s of Europese partnerschappen. Er kan ook meer worden gedaan om openbare onderzoekssystemen te versterken door stabiele en voorspelbare financieringsregelingen vast te stellen, institutionele versnippering tegen te gaan en onderzoeksloopbanen aantrekkelijker te maken.
2. Uitmuntendheid toegankelijker maken
Doelstelling
Een sterke Europese onderzoeksruimte berust op een solide wetenschappelijke basis over het gehele grondgebied, die op lange termijn de capaciteit kan veiligstellen om wereldwijd te concurreren, maar ook om talent aan te trekken en te behouden. Overal in Europa is er sprake van uitmuntendheid op onderzoeksgebied, afkomstig van onderzoekers van alle leeftijden, in alle disciplines en alle sectoren, maar het volledige potentieel ervan blijft onbenut. Er bestaan binnen de EOR nog steeds grote verschillen in de mogelijkheden die ter beschikking staan van onderzoekers en innovatoren. Sommige van die verschillen zijn het gevolg van belemmeringen op administratief en regelgevingsgebied, waardoor onderzoekers in sommige regio’s en landen moeilijk toegang krijgen tot O&I-financiering, onderzoeks- en technologie-infrastructuren, ondersteunende structuren of samenwerkingsnetwerken.
In een wereld waar technologieën steeds complexer worden, komen interacties tussen sectoren, disciplines en geografische gebieden ontdekkingen en innovaties ten goede. Maar ondanks het belang van deze interacties zijn zowel samenwerkingen tussen het bedrijfsleven en de academische wereld als grensoverschrijdende O&I-samenwerkingen nog onvoldoende ontwikkeld in de EU. Er staan slechts negen lidstaten in de mondiale top 20 van samenwerkingen tussen bedrijven en universiteiten(20). Samenwerkingsnetwerken voor O&I-activiteiten reiken zelden over nationale (of zelfs regionale) grenzen heen. Ongeveer 70 % van alle octrooien in mede-eigendom vloeit voort uit samenwerking binnen dezelfde regio. Slechts bij 13 % ervan zijn organisaties betrokken die zich in twee verschillende landen bevinden.
Het doel van de EOR is het volledige O&I-potentieel van de EU te benutten en talent aan te moedigen waar het ook wordt aangetroffen, om er zo voor te zorgen dat alle lidstaten kunnen bijdragen aan de wetenschappelijke kennis en technologieën die in de EU worden ontwikkeld, maar er ook voordeel uit kunnen halen. Dit vereist i) aanhoudende investeringen in O&I-capaciteiten in de hele Unie, onder meer door de beschikbare instrumenten beter te benutten, zoals de verbredingsregeling in het kader van Horizon Europa, de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de fondsen voor het cohesiebeleid; ii) het inzetten van verschillende niveaus van beleidsmaatregelen op EU-, nationaal en regionaal niveau; en iii) de ontwikkeling van deskundigheid om de toegang tot en het beheer van onderzoeksprojecten te bevorderen.
Voortgang
De Europese Unie helpt grensoverschrijdende en sectoroverschrijdende O&I-samenwerkingsnetwerken uitbouwen via door Horizon Europa gefinancierde samenwerkingsprojecten, die goed zijn voor bijna driekwart van de toegekende begroting. Horizon Europa ondersteunt ook de ontwikkeling van sterkere O&I-capaciteiten in specifieke lidstaten(21) via verbredingsmaatregelen(22). Met een investering van meer dan 1 miljard EUR hebben de verbredingsmaatregelen: i) de ontwikkeling of modernisering van kenniscentra ondersteund in samenwerking met toonaangevende instellingen in verschillende landen (teamvorming); ii) uitmuntende wetenschappers en hun teams aangesteld in een verbredingsinstelling (EOR-leerstoelhouders); en iii) regionale innovatie-ecosystemen versterkt, door banden te smeden tussen de academische wereld, het bedrijfsleven, overheden en het maatschappelijk middenveld (uitmuntendheidshubs). De zogenaamde verbredingslanden ontvingen 14 % uit de begroting van Horizon Europa ten opzichte van 8 % bij het voorgaande programma (gegevens van 2024), wat erop wijst dat zij beter in staat zijn toegang te krijgen tot het programma en met succes te concurreren voor financiering. Horizon Europa ondersteunt ook de opleiding, loopbaan- en vaardigheidsontwikkeling, mobiliteit en netwerking van onderzoekers via COST-acties en Marie Skłodowska-Curie-acties. Daarnaast is het cohesiebeleid een van de belangrijkste bronnen van innovatiesteun voor het opbouwen van O&I-capaciteit en het versterken van de ecosystemen, vooral in regio’s die op grond van het regionale innovatiescorebord zijn aangemerkt als matige en opkomende innovatoren (voornamelijk dezelfde als de minder ontwikkelde en overgangsregio’s van het cohesiebeleid). De invoering vanaf 2024 van de regionale innovatievalleien(23) in het kader van Horizon Europa en van het instrument van interregionale innovatie-investeringen (I3) in het kader van het cohesiebeleid is erop gericht het volledige innovatiepotentieel in heel Europa te benutten, minder en meer innovatieve regio’s met elkaar te verbinden en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken via baanbrekende technologieën.
Afzonderlijke landenplannen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit dragen ook bij aan grensoverschrijdende projecten en resultaten in meerdere landen, bijvoorbeeld in het Litouwse plan waarbij via investeringen beoogd wordt genetisch onderzoek te versterken om deelname aan het grensoverschrijdende gezondheidsproject “1+ miljoen genomen” te vergemakkelijken. In dezelfde lijn zijn in het Finse herstel- en veerkrachtplan investeringen opgenomen om onderzoek naar de productie en opslag van schone waterstof en projecten in verband met Europese samenwerkingsnetwerken te bevorderen.
Om sterkere synergieën tot stand te brengen tussen de verschillende niveaus van beleidsmaatregelen op EU-, nationaal en regionaal niveau met het oog op betere toegang tot uitmuntendheid uit heel Europa, werd een forum opgericht voor het uitwisselen van praktijken en het bepalen van gemeenschappelijke beleidsprioriteiten tussen O&I-ministeries en beheersautoriteiten die belast zijn met regionale ontwikkelingsfondsen en -initiatieven. Bovendien werden in 2022 praktische richtsnoeren(24) gepubliceerd voor het creëren van synergieën tussen de belangrijkste beleidsinstrumenten, met name Horizon Europa en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO). Dit heeft een aantal veelbelovende resultaten opgeleverd. Beheersautoriteiten voor het cohesiebeleid in verschillende lidstaten hebben regelingen ingevoerd waarbij projecten met één enkele begunstigde die het excellentiekeurmerk kregen toegekend in het kader van Horizon Europa — projecten die als uitmuntend werden beoordeeld maar geen financiering konden verwerven wegens budgettaire beperkingen — toegang konden krijgen tot alternatieve financiering via EFRO-programmaondersteuning. Malta en Litouwen waren in 2024 de initiatiefnemers om middelen van het EFRO over te hevelen naar Horizon Europa met het oog op de financiering van hoogwaardige voorstellen die het uitmuntendheidskeurmerk kregen toegekend. Lidstaten zoals Italië maken ook EFRO-middelen vrij om de deelname van hun entiteiten aan partnerschappen in het kader van Horizon Europa te ondersteunen.
Naast Horizon Europa maakt ook het EOR-forum, dat vertegenwoordigers van de lidstaten en belangrijke belanghebbenden bijeenbrengt, het mogelijk om acties te identificeren die de onderzoeksbeheercapaciteit kunnen vergroten.
Verdere ruimte voor actie
Ondanks de vooruitgang die sinds 2020 werd geboekt, blijven er belemmeringen bestaan om het Europese O&I-potentieel volledig te kunnen benutten, waarbij de laatste editie van het Europese innovatiescorebord(25) aanzienlijke verschillen liet zien tussen landen. Er is ruimte om de O&I-ecosystemen van alle Europese landen en regio’s verder te versterken en beter op elkaar te doen aansluiten, zodat uitmuntendheid voor alle Europese talenten toegankelijker wordt en Europa een aantrekkelijke plek wordt om als onderzoeker of innovator aan de slag te gaan.
Met name is er ruimte voor i) betere informatieverstrekking over de steun die op EU-, nationaal en regionaal niveau beschikbaar is via efficiënte structuren; ii) grotere zichtbaarheid van de diversiteit van het talent dat in heel Europa beschikbaar is; iii) meer openheid in de O&I-samenwerkingsnetwerken wat disciplines, sectoren en geografische gebieden betreft; en iv) verdere vereenvoudiging van administratieve procedures om toegang te krijgen tot financiële of technische ondersteuning voor nieuwkomers of voor grensoverschrijdende of sectoroverschrijdende mobiliteit.
3. Resultaten van onderzoek en innovatie vertalen naar de economie
Doelstelling
Opdat de EOR het concurrentievermogen kan ondersteunen, de levenskwaliteit van EU-burgers kan verbeteren en maatschappelijke uitdagingen zoals de groene en de digitale transitie kan aanpakken, moeten de investeringen in O&I concrete resultaten opleveren die worden uitgerold en ingang vinden op de markt. Volgens gegevens van het Europees Octrooibureau wordt slechts een derde van de door Europese universiteiten of onderzoeks- en technologie-organisaties geoctrooieerde uitvindingen commercieel ingezet. De resultaten van O&I-investeringen beter benutten en ze omzetten in producten en diensten met economische en maatschappelijke waarde is essentieel om de toekomstige groei in Europa te stimuleren.
Het is de bedoeling de uitrol en toepassing van Europese innovaties op de markt te versterken door in te grijpen op alle aspecten van het innovatiesysteem op EU-, nationaal en regionaal niveau: beleidscoördinatie, regelgevingsklimaat, financiering, IER-beheer, normalisatie, infrastructuur, menselijk kapitaal en publieke en particuliere vraag naar innovatie. Veel van deze aspecten hangen af van de voltooiing van de eengemaakte markt en de kapitaalmarktenunie(26), waar vooruitgang wordt geboekt.
Voortgang
In 2022 nam de Commissie haar mededeling over een nieuwe Europese innovatieagenda(27) aan. In de mededeling waren plannen voor een aantal vlaggenschipinitiatieven opgenomen, evenals een routekaart om Europa een voortrekkersrol te laten spelen in de nieuwe golf van deeptech-innovaties en start-ups. In maart 2024 werd een verslag gepubliceerd over de stand van zaken met betrekking tot de 25 acties in de agenda(28).
Teneinde een uniforme benadering in te voeren in alle EU-landen en de vertaling van O&I-resultaten naar oplossingen die de samenleving ten goede komen te maximaliseren, werd in 2022 een aanbeveling van de Raad betreffende de leidende beginselen voor kennisvalorisatie(29) aangenomen. De leidende beginselen zijn gericht tot nationale, regionale en lokale beleidsmakers, en bestrijken alle aspecten van de O&I-systemen die kunnen worden ingezet om de uitrol van innovaties te versterken. Deze aspecten zijn onder meer ondersteuningsstructuren, financieringsregelingen, verstrekking van opleiding en vaardigheden, het beheer van intellectuele activa enz. Nadere richtsnoeren voor praktijkwerkers en belanghebbenden zijn vastgesteld in de gedragscodes voor het beheer van intellectuele activa, normalisatie, cocreatie tussen het bedrijfsleven en de academische wereld en burgerbetrokkenheid(30). Via een register kunnen belanghebbenden voorbeelden raadplegen van beste praktijken die naar voren kwamen bij de uitvoering van die richtsnoeren om de randvoorwaarden voor de economische exploitatie van O&I-resultaten te verbeteren(31).
Om de afstemming van de O&I-investeringsagenda’s voor de ontwikkeling en toepassing van innovatieve technologieën voor de groene en de digitale transformatie van bedrijfstakken op EU- en nationaal niveau te ondersteunen, heeft de Commissie op het niveau van beleidscoördinatie, samen met de lidstaten van de EOR, vertegenwoordigers van de bedrijfswereld en O&I-belanghebbenden, gezamenlijke routekaarten opgesteld als leidraad bij de ontwikkeling en toepassing van industriële technologieën van basisonderzoek tot uitrol. In de routekaarten wordt een alomvattend overzicht geboden van de meest relevante technologieën, samen met een overzicht van huidige regelingen en financiële instrumenten die kunnen helpen bij het op de markt brengen van deze technologieën. Deze routekaarten kunnen worden gebruikt om beslissingen die door de bedrijfswereld, onderzoeksorganisaties of overheidsinstanties worden genomen te onderbouwen. De EOR-routekaarten voor industriële technologie zijn ontwikkeld voor koolstofarme technologieën in energie-intensieve industrieën, voor circulaire industriële technologieën, en op mensen gerichte O&I-benaderingen in industriële technologieën. De resultaten van de routekaarten voor industriële technologie zijn opgenomen in de relevante transitietrajecten voor Europese industriële ecosystemen (chemische producten, bouw en textiel). Voor een aantal demonstratieprojecten, bijvoorbeeld op het gebied van schone technologieën, werden deze routekaarten gevolgd om vervolginvesteringen te mobiliseren en deze technologieën op de markt te brengen(32). Voorts heeft het strategisch plan voor energietechnologie(33) de Commissie en de lidstaten in staat gesteld om gezamenlijke O&I-agenda’s te ontwikkelen op gebieden zoals zonne-energie. De uitvoering(34) van gezamenlijke O&I-agenda’s wordt ondersteund door het partnerschap voor de transitie naar schone energie(35), dat dertig nationale, regionale en internationale financieringsinstanties de mogelijkheid biedt hun prioriteiten op elkaar af te stemmen, budgetten te bundelen en gezamenlijke oproepen uit te werken.
Naast deze ondersteuning voor een krachtiger beleid voor de uitrol van innovaties in de lidstaten, werd ook actie ondernomen via Horizon Europa om innovatieve bedrijven beter te ondersteunen. De industriële partnerschappen in het kader van Horizon Europa hebben sleutelsectoren zoals elektronica, vervoer, gezondheid of waterstof verder ondersteund door het bedrijfsleven en de academische wereld samen te brengen om investeringen en de uitrol ervan te versnellen en te coördineren(36). Deze partnerschappen vormen een aanvulling op bredere inspanningen die worden geleverd om toeleveringsketens te ontwikkelen via industriële allianties(37) en investeringen te stimuleren via belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI). Een ander belangrijk initiatief van Horizon Europa is de Europese Innovatieraad (EIC), die uitmuntend deeptech-onderzoek helpt vertalen naar baanbrekende innovaties via zijn Transition-regeling. De EIC is er ook in geslaagd om meer dan 3,50 EUR aan bijkomende investeringen in deeptech-start-ups en -kmo’s binnen te halen voor elke euro die werd geïnvesteerd via het EIC-fonds in het kader van zijn Accelerator-regeling. De ontwikkeling van het EIC-fonds heeft ervoor gezorgd dat de EIC de grootste investeerder is in deep tech in Europa. Met meer dan 200 investeringsbeslissingen tot dusver in het kader van Horizon Europa, voor in totaal meer dan 1,5 miljard EUR, en via gezamenlijke investeringen met het EIC-fonds, vormt zich een ecosysteem van deeptech-investeerders in heel Europa. De EIC beschikt momenteel over krachtige portefeuilles in kritieke technologieën voor Europa, waaronder artificiële intelligentie, kwantumtechnologie en halfgeleiders, en biotechnologie.
In januari 2024 heeft de Commissie het AI-innovatiepakket gelanceerd om start-ups en innovatie op het gebied van betrouwbare AI te stimuleren(38). Zogenaamde AI-fabrieken zullen de toegang tot de Europese EuroHPC-supercomputers(39), faciliteiten voor dataopslag en AI-talent verbeteren. Meer dan 150 Europese digitale innovatiehubs helpen midcaps, kmo’s en overheidsorganisaties bij hun digitaliseringsprocessen en bij het integreren van AI in hun bedrijfsprocessen. Tot dusver zijn er vier faciliteiten voor het testen van en experimenteren met AI operationeel die innovatoren in staat stellen hun AI-oplossingen op het gebied van fabricage, gezondheid, slimme steden en agrovoeding te testen en valideren. Het EU-platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP)(40) ondersteunt de Europese industrie en investeringen in kritieke technologieën in Europa. Het STEP zamelt middelen in en stuurt financiering in elf EU-programma’s in de richting van drie doelgebieden voor investeringen: digitale technologieën en deeptech-innovatie; schone en hulpbronnenefficiënte technologieën; en biotechnologieën. Het STEP ondersteunt ook projecten waarin de vaardigheden worden vergroot die nodig zijn om die kritieke technologieën te ontwikkelen.
Verdere ruimte voor actie
Ondanks deze inspanningen wordt de EOR nog steeds geconfronteerd met uitdagingen bij het omzetten van de O&I-resultaten in maatschappelijke impact en economische waarde, en bij het behouden van die waarde binnen de EU.
Zoals werd aangegeven in het verslag van Mario Draghi over de toekomst van het Europese concurrentievermogen (2024), loopt de innovatiecapaciteit van de EU nog steeds achter op die van de VS, terwijl andere grote economieën snel aan een inhaalbeweging bezig zijn. De EU vertoont zwakke punten in de gehele innovatiecyclus, alsook in haar patronen van sectorale specialisatie, met activiteiten die toegespitst zijn op sectoren met matige tot lage O&O-intensiteit. Er zijn verdere maatregelen nodig om het klimaat voor innovatieve bedrijven te verbeteren zodat zij kunnen groeien in Europa en de uitrol en toepassing van baanbrekende digitale en groene technologieën in de hele economie kunnen versterken. Dit kan worden bevorderd door: i) meer coördinatie en gerichtere steun in heel Europa, ii) particuliere investeringen te benutten en de risico’s ervan te beperken, en zo een kritische massa van kapitaal voor investeerders te creëren, en iii) doeltreffende maatregelen om de vertaling van onderzoeksideeën van het labo naar haalbare commerciële voorstellen te ondersteunen.
Hoewel in Europa momenteel een aanzienlijk aantal start-ups ontstaat, slagen zij er vaak niet in om met succes over te gaan naar de eerste fase van forse groei en van daaruit naar de volgende fase, namelijk de opschaling. Er is met name nog steeds een aanzienlijk tekort aan beschikbaar durfkapitaal in Europa, wat Europese innovatie en de opschaling van innovatieve bedrijven in Europa in de weg staat, wat het meest uitgesproken is in de opschalingsfase(41). De EU blijft nog steeds achter op de VS en China met betrekking tot het aantal octrooiaanvragen, de uitvoer van hightechproducten en het aantal bedrijven met Unicorn-waardering (boven 1 miljard USD). Sinds november 2023 is het aantal bedrijven met Unicorn-status in de VS en China groter geworden dan in de EU, respectievelijk met factor 8 en 3(42).
In het algemeen kan meer worden ondernomen om de economische voordelen van Europese O&I-investeringen op te strijken door de resterende regelgevings-, wettelijke en administratieve belemmeringen die ervoor zorgen dat Europa minder aantrekkelijk is voor veel investeerders en innovatoren, te verminderen. Deze belemmeringen zijn onder meer: i) de verschillende nationale regels in verband met start-ups en scale-ups; ii) het regelgevingsklimaat dat vaak niet bevorderlijk is voor innovatie, waaronder het ontoereikende gebruik van testomgevingen op regelgevingsgebied; iii) versnipperd beleid inzake IER en normalisatie; iv) beperkt gebruik van innovatiegerichte aanbestedingen door openbare aanbesteders; v) moeilijkheden om talent aan te trekken en te behouden; en vi) de aanzienlijke verschillen in innovatieprestaties tussen de EU-regio’s. Het aanpakken van deze aspecten gaat veel verder dan het toepassingsgebied van de EOR en vertoont ook raakvlakken met de voltooiing van de eengemaakte markt en de kapitaalmarktenunie(43), met name om een goed functionerende investeringsstroom voor bedrijven te waarborgen in alle fasen, van oprichting tot opschaling.
4. Verdieping van de EOR
Doelstelling
Overeenkomstig de meest recente Eurostat-gegevens beschikt Europa over twee miljoen onderzoekers, d.w.z. ongeveer een kwart van het aantal wereldwijd, waaronder 670 000 promovendi. Dit betekent een stijging van 45 % sinds 2012 en komt overeen met 1 % van de totale beroepsbevolking in de EU. Het vrije verkeer van onderzoekers, kennis en gegevens is cruciaal om een doeltreffender en inclusiever Europees O&I-systeem tot stand te brengen, zonder overlappingen van de O&I-inspanningen, maar met de nodige kritische massa. Hiervoor zijn gemeenschappelijke randvoorwaarden op EU-niveau nodig, alsook een betere afstemming van nationale beleidsmaatregelen voor onderzoeksactiviteiten, onderzoekers en onderzoeksorganisaties. Het op die manier verdiepen van de eengemaakte markt voor O&I zou positieve gevolgen hebben voor: i) de manier waarop onderzoekers hun loopbaan ontwikkelen en samenwerken; ii) de manier waarop onderzoek wordt uitgevoerd en beoordeeld; iii) de algemene kwaliteit en impact van het onderzoek. Dit vereist actie met betrekking tot verschillende aspecten:
- onderzoekers moeten zich vrij kunnen bewegen zodat zij in heel Europa kunnen wonen en werken, een baan kunnen zoeken en vergelijkbare arbeidsomstandigheden kunnen genieten, op basis van EU-waarden en -beginselen, zoals gendergelijkheid en onderzoeksvrijheid;
- onderzoekers en onderzoeksorganisaties moeten vlot kunnen samenwerken, toegang hebben tot onderzoeksinfrastructuur, kunnen concurreren voor financiering en onderzoeksresultaten kunnen raadplegen, delen en hergebruiken;
- onderzoek, onderzoekers en onderzoeksorganisaties moeten op dezelfde doeltreffende en verantwoorde manier worden beoordeeld op basis van een verscheidenheid aan resultaten, praktijken en activiteiten.
Voortgang
In 2023 heeft de Raad een aanbeveling betreffende een Europees kader voor het aantrekken en behouden van onderzoeks-, innovatie- en ondernemingstalenten in Europa aangenomen(44), waaronder een nieuw Europees Handvest voor Onderzoekers(45). De aanbeveling vormt de basis voor een gemeenschappelijk begrip van onderzoeksloopbanen in de lidstaten en de behoeften aan vrije en evenwichtige circulatie van onderzoekers en innovatoren in heel Europa. In de aanbeveling wordt met name gewezen op de behoefte aan aantrekkelijkere arbeidsomstandigheden en toegang tot infrastructuur van wereldklasse, en aan erkenning van de diverse bijdragen van onderzoekers door betere beoordelingspraktijken, bijvoorbeeld door meervoudige loopbanen te belonen. Uit een wederzijdse leerervaring, ondersteund door de beleidsondersteuningsfaciliteit voor Horizon Europa om de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten te bevorderen(46), blijkt dat verschillende lidstaten reeds hervormingen zijn beginnen doorvoeren in overeenstemming met de aanbeveling.
De Commissie heeft zich aangesloten bij de conclusie van de Overeenkomst en Coalitie voor het bevorderen van onderzoeksbeoordeling (CoARA)(47) als belangrijke mijlpaal om de wijze waarop onderzoeksprojecten, onderzoekers en onderzoeksinstellingen worden beoordeeld, te hervormen. Naar verwachting zal deze hervorming de kwaliteit en impact van onderzoek en de aantrekkelijkheid van onderzoeksloopbanen vergroten door sterke stimulansen en beloningen te bieden voor het scheppen van een meer inclusief, open en doeltreffend onderzoeksklimaat. Door de hervorming zal het gemakkelijker worden om de diversiteit van onderzoekspraktijken, -activiteiten en -resultaten te erkennen op een manier die verder gaat dan de traditionele maatstaven op basis van het schrijven van artikels voor wetenschappelijke tijdschriften.
Om de uitvoering van dit nieuwe Europese kader te ondersteunen, heeft de Commissie het EOR-talentenplatform(48) opgericht als de nieuwe centrale toegangspoort voor informatie voor onderzoekers en onderzoeksorganisaties in Europa. Om mobiliteit en loopbaanontwikkeling te bevorderen, heeft de Commissie tegelijkertijd Euraxess(49) versterkt, een platform voor vacatures en financiering op het gebied van onderzoek, waarbij meer dan 14 000 organisaties en 110 000 onderzoekers zijn geregistreerd, en dat elk jaar gemiddeld meer dan 63 000 arbeidskansen aanbiedt. Om de vaardigheden en intersectorale mobiliteit van onderzoekers te ondersteunen heeft de Commissie het Europees competentiekader voor onderzoekers(50) opgezet, dat door een toenemend aantal instellingen en onderzoekers als referentie-instrument wordt gebruikt(51). Tegelijk daarmee werd, naast de bestaande steun die door Horizon Europa wordt geboden aan maximaal 65 000 onderzoekers (met inbegrip van 25 000 doctoraalstudenten in het kader van de Marie Skłodowska-Curie-acties voor hun opleiding, vaardigheids- en loopbaanontwikkeling, en mobiliteit over grenzen, disciplines en sectoren heen), een nieuwe, kleinere financieringsregeling van Horizon Europa in het leven geroepen om intersectorale mobiliteit te ondersteunen (EOR-talenten). Tijdelijke grensoverschrijdende mobiliteit wordt ook aangemoedigd door de regeling Next Generation Innovation Talents.
Het beschermen van de Europese waarden en beginselen bij O&I-prestaties, zoals open wetenschap, onderzoeksintegriteit en ethiek, transparantie, diversiteit en gendergelijkheid — zoals vastgelegd in het pact voor onderzoek en innovatie — zorgt ervoor dat Europa een aantrekkelijkere plek wordt voor onderzoekers en bedrijven uit de hele wereld. Sinds 2020 heeft de Commissie het voortouw genomen om de vrije circulatie van kennis en gegevens te bevorderen via haar beleid inzake open wetenschap, met bijzondere aandacht voor open toegang tot publicaties, open gegevens en FAIR(52) gegevensbeheer, publieke betrokkenheid en de ontwikkeling van vaardigheden en opleiding inzake open wetenschap. In 2024 hebben in totaal 21 lidstaten nationaal beleid ingevoerd voor open toegang tot wetenschappelijke publicaties, ten opzichte van 14 in 2020, en beschikken 13 lidstaten over een beleid inzake het beheer van onderzoeksgegevens, een verdubbeling ten opzichte van 2020.
De Europese openwetenschapscloud is een bijzonder initiatief dat gericht is op het ondersteunen van samenwerking over grenzen en disciplines heen. Hij biedt naadloze toegang tot kwaliteitsvolle gegevens en digitale diensten op basis van de koppeling van gegevensopslagplaatsen en diensten van onderzoeksinfrastructuren. Hij biedt ook een omgeving waar onderzoekers en innovatoren hun gegevens en instrumenten kunnen publiceren en die van elkaar kunnen terugvinden en hergebruiken. De Europese openwetenschapscloud “EU Node” biedt het volledige spectrum aan wetenschappelijke instrumenten voor onderzoekers in heel Europa en werd operationeel in 2024 als eerste node van de cloud, en zal de cruciale behoefte aan gegevensuitwisseling beter helpen invullen. Hij wordt ondersteund door Open Research Europe(53), de dienst voor “open toegang”-publicatie die in 2021 door de Commissie werd gelanceerd als een optionele en kosteloze dienst waar begunstigden van EU-programma’s aan hun verplichting kunnen voldoen om hun intercollegiaal getoetst wetenschappelijk onderzoek vrij beschikbaar te stellen online. Teneinde een verantwoord gebruik van artificiële intelligentie in de wetenschap te ondersteunen in overeenstemming met de EU-waarden en -beginselen, heeft het EOR-forum in 2024 “levende richtsnoeren”(54) uitgewerkt en gepubliceerd voor onderzoekers, onderzoeksorganisaties en geldschieters.
Om gendergelijkheid en inclusiviteit binnen O&I-beleid te versterken, werd de ontwikkeling van een gendergelijkheidsplan als subsidiabiliteitscriterium ingevoerd voor alle overheidsinstanties, instellingen voor hoger onderwijs en onderzoeksorganisaties die een aanvraag indienen bij Horizon Europa. Een ander subsidiabiliteitscriterium bij Horizon Europa is het vereiste om de genderdimensie in aanmerking te nemen in de inhoud van O&I-activiteiten. Daarnaast heeft de Commissie, dankzij het geleverde werk in het kader van de EOR-beleidsagenda, een EU-basisscenario opgesteld met betrekking tot een strategie voor een gedragscode inzake nultolerantie om gendergerelateerd geweld, waaronder seksuele intimidatie, tegen te gaan. Volgens gegevens uit 2023 zijn er tekenen van vooruitgang op het gebied van gendergelijkheid in O&I(55). Er werd nagenoeg een genderevenwicht bereikt wat afgestudeerde doctors betreft in Europa (momenteel studeren iets meer mannen dan vrouwen af met een doctoraat). Er is ook sprake van een lichte stijging in het aandeel vrouwen dat een hogere academische functie bekleedt en bijdraagt aan wetenschappelijke publicaties. Niettemin blijven er aanzienlijke genderkloven bestaan in O&I, met name op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM)(56).
De Commissie investeert onafgebroken in onderzoeks- en onderwijsprojecten over ethiek en onderzoeksintegriteit, om de relevante kaders te helpen versterken. Om de onderzoeksgemeenschap te ondersteunen bij het promoten van onderzoeksintegriteit en uitmuntendheid, zijn uiteenlopende toolboxen en onderwijsmaterialen ontwikkeld. Bovendien faciliteert de Commissie de activiteiten van verschillende Europese en mondiale netwerken over ethiek, onderzoeksintegriteit en onderzoekskwaliteit.
Aangezien de mondiale spanningen oplopen en het strategisch belang van O&I toeneemt, is de veiligheid van Europees onderzoek essentieel. Om deze uitdaging het hoofd te bieden, moet de EU openheid en samenwerking afwegen tegen de bescherming van kritieke kennis en technologie. In overeenstemming met de aanbeveling van de Raad betreffende verbetering van de onderzoeksveiligheid(57), zal de EOR de steun voor onderzoekers en instellingen opvoeren via een gecoördineerde benadering, onder meer door een Europees kenniscentrum voor onderzoeksveiligheid op te richten. Dit centrum zal fungeren als een hub voor kennisuitwisseling, risicobeoordeling en capaciteitsopbouw, en ervoor zorgen dat Europees onderzoek open, op samenwerking gebaseerd en veilig blijft.
Na oproepen van het Europees Parlement, dat een resolutie heeft aangenomen betreffende de “bevordering van de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek in de EU”(58), heeft de Commissie zich er ook toe verbonden een mogelijk wetgevingsinitiatief over de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek in de EU op te stellen(59).
Opdat de EOR geheel doeltreffend kan zijn en uitmuntend O&I kan ondersteunen, moet zij ook beschikken over onderzoeks- en technologie-infrastructuur van wereldklasse die toegankelijk is voor Europese onderzoekers en innovatoren. De meeste individuele lidstaten beschikken niet over de nodige financiële of organisatorische middelen om dergelijke infrastructuur te bouwen, te exploiteren en op te waarderen, ongeacht of het om één enkele site gaat, infrastructuur die verspreid is over Europa of virtuele infrastructuur. Om de verdere integratie en versterking van Europese onderzoeksinfrastructuur van wereldklasse optimaal te ondersteunen, voert de Commissie regelmatig een beoordeling uit van de behoeften en prestaties van de bestaande structuren. De routekaart voor het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (Esfri) wordt bijgewerkt op basis van een dergelijke analyse, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de voorzieningen en diensten die het Europese wetenschappelijke en technologische concurrentievermogen versterken. De landschapsanalyse die in 2024 door het Esfri werd uitgegeven(60), geeft een alomvattend beeld van een dynamisch ecosysteem van onderzoeksinfrastructuren in Europa, gaande van pan-Europese Esfri-mijlpalen en ERIC’s(61) tot leden van het EIROforum(62) en nationale onderzoeksinfrastructuren. De Esfri-routekaart alleen al vertegenwoordigt in totaal meer dan 25 miljard EUR aan investeringen en meer dan 2 miljard EUR aan werkingskosten per jaar, waarvan de meeste middelen op nationaal niveau worden vrijgemaakt. Horizon Europa kent in zijn werkprogramma 2,4 miljard EUR toe aan onderzoeksinfrastructuur, naast de middelen uit het cohesiebeleid en bijdragen van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Horizon Europa ondersteunt elk jaar ook de transnationale toegang tot Europese onderzoeksinfrastructuur voor meer dan 6 000 onderzoekers. Via haar Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (JRC) biedt de Europese Commissie ook toegang tot haar unieke onderzoeksinfrastructuren voor onderzoek(63) en opleiding en capaciteitsopbouw(64). De afgelopen jaren hebben 17 JRC-onderzoeksinfrastructuren toegang geboden aan meer dan 560 gebruikers uit meer dan 130 instellingen in 33 landen.
Tegelijkertijd speelt ook technologie-infrastructuur een belangrijke rol bij het ondersteunen van de innovatiecapaciteit en het concurrentievermogen van de industriële sector, in de vorm van proeflijnen, testfaciliteiten, clean rooms, demonstratiesites en levende laboratoria. Zij kunnen sectorspecifiek of technologiegericht zijn, en worden gewoonlijk opgezet en beheerd door onderzoeks- en technologie-organisaties en technische universiteiten. In overeenstemming met de EOR-beleidsagenda werd een alomvattende analyse van het beleids- en financieringslandschap voor technologie-infrastructuur gemaakt, waarbij de belangrijkste zwakke punten en tekortkomingen in kaart werden gebracht. Er werd ook een Europese benadering van technologie-infrastructuur getest in twee specifieke gebieden: i) het opzetten van testopstellingen voor open innovatie om geavanceerde materialen te ontwikkelen; en ii) het uitwerken van een routekaart voor investeringen in relevante infrastructuur voor de Europese luchtvaartsector. Er zijn ook sectoroverschrijdende gezamenlijke werkzaamheden aan de gang met betrekking tot een alomvattende Europese strategie om de kwaliteit, beschikbaarheid en toegankelijkheid van technologie-infrastructuur te verbeteren, met name voor kmo’s en start-ups.
Universiteiten, vanuit hun positie op het snijpunt van onderwijs, onderzoek, innovatie en dienstverlening aan de samenleving en de economie, zijn uitstekend geplaatst om de EOR te ondersteunen. Teneinde de aanpassing van universiteiten aan de veranderende behoeften en omstandigheden te bevorderen, heeft de Commissie in 2021 een mededeling over een Europese strategie voor universiteiten aangenomen(65). Een subgroep van het EOR-forum heeft aanbevelingen ontwikkeld over het ondersteunen van de uitmuntendheid inzake O&I in de universitaire sector, en de institutionele veranderingen die daarvoor nodig zijn.
Om alle beleidsontwikkelingen en de impact ervan op O&I-loopbanen te monitoren, inclusief op vaardigheidsopleiding en intersectorale mobiliteit, heeft de Commissie in 2024 een nieuw observatorium voor onderzoeks- en innovatieloopbanen (Research and Innovation Careers Observatory)(66) opgezet in samenwerking met de OESO. Dit zal helpen om de gebieden te identificeren waar verdere actie nodig is.
Verdere ruimte voor actie
In het algemeen is de circulatie van kennis binnen de EU verbeterd, door de gecombineerde impact van eerdere en recente initiatieven. Niettemin en ondanks de geboekte vooruitgang blijven een aantal belangrijke uitdagingen bestaan.
Er zijn nog steeds administratieve en wettelijke belemmeringen , zoals verschillen in kansen voor loopbaanontwikkeling en het gebrek aan een gelijk speelveld tussen sectoren en landen. Deze belemmeringen maken onderzoeksloopbanen minder aantrekkelijk en staan de mobiliteit van O&I-talenten tussen de lidstaten en tussen het bedrijfsleven en de academische wereld in de weg. Er is ook nog ruimte voor meer maatregelen om inclusieve plannen en beleidsmaatregelen inzake gendergelijkheid te ontwikkelen die elkaar kruisende ongelijkheden en discriminatie op grond van gender, gendergerichtheid, etniciteit, leeftijd, seksuele geaardheid en andere aspecten aanpakken. Bovendien is er nog steeds sprake van aanhoudende en toenemende vaardigheidstekorten op bepaalde gebieden, zoals schone energie en artificiële intelligentie, die moeten worden aangepakt indien Europa concurrerend wil blijven in opkomende technologieën en het volledige potentieel van de groene en de digitale transformatie wil benutten.
Om ervoor te zorgen dat Europa een voortrekker blijft bij het aanpakken van de ethische uitdagingen ten gevolge van de opkomende technologieën en dat de EU-waarden en grondrechten in onderzoek worden beschermd, moet de EOR erop toezien dat onderzoekers, onderzoeks- en innovatieprocedures en het O&I-systeem, ongeacht hun financieringsbron, aan de hoogste ethische en integriteitsnormen voldoen. Dit betekent dat ervoor moet worden gezorgd dat de naleving van EU-waarden niet wereldwijd contextgebonden is, zodat een “ethisch ontwerp”-benadering wordt gewaarborgd in de hele EOR.
Ondanks de geboekte vooruitgang bij het aanvaarden en toepassen van open wetenschap, is er in Europa nog steeds een gebrek aan de nodige federatieve en interoperabele digitale infrastructuur om onderzoeksgegevens en diensten tussen landen en wetenschappelijke disciplines te delen. Er is ook een gebrek aan gebruiksgeschikte copyright-, gegevens- en digitale regelgeving om kennis en gegevens die momenteel achter een betaalmuur zitten of onvoldoende worden geëxploiteerd wegens juridische uitdagingen, te ontsluiten. De EU heeft recent de Europese datagovernanceverordening en de Europese dataverordening vastgesteld, wat een enorme stap voorwaarts betekent om gegevensuitwisseling te bevorderen (67).
Budgettaire beperkingen zorgen er steeds vaker voor dat financieringsinstanties en landen geen overeenkomstige kosten kunnen toekennen voor de bouw, exploitatie en opwaardering van onderzoeksinfrastructuren. Afstemming en coördinatie tussen EU-, nationale en regionale financiering is nodig voor zowel: i) het verminderen van de risico’s op versnippering en verwatering van middelen; als ii) het aanpakken van nieuwe uitdagingen die verband houden met transnationale toegang, nieuwe gebruikersgemeenschappen, digitalisering, onderzoeksveiligheid, economische concurrentie en belemmeringen op regelgevingsgebied. Het landschap inzake technologie-infrastructuur blijft versnipperd, met een hoge concentratie van faciliteiten in de industrieel meest ontwikkelde landen en regio’s van de EU, terwijl slechts enkele landen specifiek nationaal beleid hebben ontwikkeld om technologie-infrastructuur aan te pakken en om het gebruik van die infrastructuur door bedrijven te bevorderen.
5. Conclusie
De visie voor de “nieuwe Europese onderzoeksruimte” die in de mededeling van 2020 werd uiteengezet, was een reactie op de dringende uitdagingen waar de EU voor stond, met name de behoefte aan herstel en veerkracht na de COVID-19-crisis, in combinatie met de essentiële rol van O&I als onderbouwing voor de groene en de digitale transitie. De grondgedachte blijft echter evenzeer geldig vandaag, namelijk een klimaat scheppen voor onderzoek en innovatie dat: i) schaalvoordelen en samenwerking in de hele EU en daarbuiten maximaliseert; ii) de volledige diversiteit aan Europese talenten bevordert; iii) Europese onderzoekers de best mogelijke arbeidsomstandigheden biedt; en iv) ervoor zorgt dat de uitmuntende resultaten die door Europese onderzoekers worden voortgebracht, zowel de economie als de samenleving ten goede komen.
Door nieuwe bestuursstructuren en een beleidsagenda met concrete acties vast te stellen, heeft de EU een nieuwe impuls gegeven aan de voltooiing van de EOR, waarbij beleidsmaatregelen, regelgevingskaders en financieringsprogramma’s op elkaar werden afgestemd. Er werd aanzienlijke vooruitgang geboekt via samenwerking met de lidstaten, met name om de versnippering van O&I-systemen aan te pakken. Initiatieven werden toegespitst op loopbanen, infrastructuur, open wetenschap, het opbouwen van vertrouwen via burgerbetrokkenheid en het vrijmaken van middelen voor thematische samenwerking. Het gezamenlijk proces van het toekennen van prioriteiten, dat tot stand kwam in cocreatie tussen de lidstaten, belanghebbenden en de Commissie, heeft een gevoel van eigenaarschap doen ontstaan en heeft het engagement voor de uitvoering ervan versterkt.
Ondanks deze vooruitgang kan de EU nog steeds niet rekenen op een volledig doeltreffende EOR waar talenten in optimale omstandigheden kunnen worden aangetrokken, behouden en vooruitgeholpen. Zoals is aangegeven in het verslag van Mario Draghi, is het Europese onderzoek van hoge kwaliteit, maar blijven tal van belemmeringen bestaan. Deze belemmeringen zijn onder meer: i) ontoereikende prioritering van O&I in overheidsbegrotingen (slechts vijf landen voldoen aan de doelstelling van 3 % van het bbp voor overheids- en particuliere investeringen in O&O); ii) onvoldoende coördinatie van O&I-beleidsmaatregelen tussen EOR-landen; iii) aanhoudende versnippering van O&I-systemen en regelgeving; iv) verschillen in prestaties; en v) administratieve lasten. Deze factoren blijven het concurrentievermogen van Europa in de weg staan. Hoewel de oprichting van de Europese Innovatieraad in het kader van Horizon Europa een belangrijke stap voorwaarts was om deeptech-innovatoren te ondersteunen, zijn er bovendien nog altijd belemmeringen die het moeilijk maken om de O&I-resultaten uit te rollen en te exploiteren, en om innovatieve bedrijven in Europa op te schalen. De voltooiing van de eengemaakte markt en de kapitaalmarktenunie is essentieel om de innovatiekloof tussen de EU en andere grote economieën te dichten.
Het feit dat deze uitdagingen, zwakke punten en verschillen tussen en binnen de lidstaten blijven bestaan, zorgt ervoor dat de EU haar volledige wetenschappelijke potentieel niet kan benutten ten behoeve van de economie en de samenleving. In het verslag van Enrico Letta over de eengemaakte markt(68) wordt gewezen op de essentiële rol van de EOR, zoals verankerd in het Verdrag, bij de ontwikkeling van de “vijfde vrijheid om onderzoek, innovatie en onderwijs te bevorderen op de eengemaakte markt” en de innovatiecapaciteit van Europa te stimuleren. Voor het uitbouwen van een sterkere EU die verankerd is in wetenschappelijke uitmuntendheid en technologisch leiderschap, zijn politieke inzet en samenwerking van cruciaal belang. Daardoor zou de EU haar positie in de frontlinie van mondiale innovatie kunnen veiligstellen en een toekomst kunnen garanderen waarin haar talenten gedijen en langdurige voordelen opleveren voor iedereen.
BIJLAGE 1: UITVOERING VAN DE ROUTEKAART VAN DE MEDEDELING OVER DE EOR VAN 2020 VIA DE EOR-BELEIDSAGENDA 2022-2024
1()EU competitiveness: Looking ahead - European Commission (europa.eu).
2()https://commission.europa.eu/document/e6cd4328-673c-4e7a-8683-f63ffb2cf648_nl.
3() Regionaal innovatiescorebord 2023.
4() COM(2020) 628 final.
5() PB L 431 van 2.12.2021, blz. 1.
6() Meer informatie over de twintig acties en de uitvoering van de “nieuwe EOR” is beschikbaar in bijlage 1.
7() Raadsdocument 14308/21.
8() Home | European Research Area Platform (europa.eu).
9() COM(2021) 252 final.
10() PB C, C/2024/3510, 30.5.2024.
11() Meer informatie over de uitvoering van de “nieuwe EOR” is terug te vinden in bijlage 1, evenals op het EOR-beleidsplatform, waar gedetailleerde verslagen te vinden zijn over de uitvoering van EOR-acties, zowel op EU-niveau als op het niveau van de afzonderlijke lidstaten: https://european-research-area.ec.europa.eu/.
12() https://www.consilium.europa.eu/media/2tnp35lr/euco-conclusions-20240417-18-nl.pdf.
13() COM(2024) 231 final, blz. 9.
14()Het cohesiebeleid is een drijvende kracht achter de hervormingen, doordat het de randvoorwaarden stelt waaraan moet worden voldaan om deze investeringen mogelijk te maken. Slimme-specialisatiestrategieën bieden een strategisch kader voor de op O&I gerichte investeringen van het cohesiebeleid met als doel regionale innovatie-ecosystemen te versterken en institutionele capaciteit op te bouwen, en daarnaast ook uitdagingen zoals de industriële transitie aan te pakken en interregionale samenwerking te bevorderen.
15() De beleidsondersteuningsfaciliteit voor Horizon Europa is erop gericht landen te ondersteunen om hun O&I-systemen te verbeteren door toegang te bieden tot relevante deskundigheid en ervaringen over O&I-beleidshervormingen van vakgenoten in de gehele EOR. De begroting wordt per jaar vastgesteld in het werkprogramma van Horizon Europa.
16() Het instrument voor technische ondersteuning is het EU-programma dat de EU-lidstaten technische expertise op maat biedt om hervormingen te ontwikkelen en uit te voeren.
17() https://commission.europa.eu/publications/2024-european-semester-spring-package_en.
18()Europese Commissie (COM(2024) 474 final), Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, 10 oktober 2024.
( Eurostat, Bruto binnenlandse uitgaven voor O&O, 2022 (R&D expenditure - Statistics Explained (europa.eu).
19() Ex-postevaluatie van de door het EFRO gefinancierde cohesieprogramma’s 2014-2020, eindverslag.
20() SRIP-verslag van 2024 (Science, Research and Innovation Performance), hoofdstuk 5, blz. 353-355.
21() Verbredingslanden in het kader van Horizon Europa zijn: Bulgarije, Cyprus, Estland, Griekenland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië; ultraperifere gebieden (overeenkomstig artikel 349 VWEU); en geassocieerde landen met vergelijkbare kenmerken op het gebied van O&I-prestaties (Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo* (Deze benaming laat de standpunten over de status onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244(1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo), Montenegro, Noord-Macedonië, Servië, Turkije, Armenië, Georgië, Moldavië, Tunesië, Oekraïne, Faeröer).
22() Widening participation and spreading excellence - European Commission (europa.eu).
23() Inforegio - Commission funds Regional Innovation Valleys with €116 million to strengthen competitiveness and promote innovation (europa.eu).
24
25() https://research-and-innovation.ec.europa.eu/statistics/performance-indicators/european-innovation-scoreboard_en.
26()https://european-union.europa.eu/priorities-and-actions/actions-topic/single-market_nl.
27() https://research-and-innovation.ec.europa.eu/strategy/support-policy-making/shaping-eu-research-and-innovation-policy/new-european-innovation-agenda_en.
28() https://op.europa.eu/nl/publication-detail/-/publication/a879719c-e4ec-11ee-8b2b-01aa75ed71a1/language-nl.
29() PB L 317 van 9.12.2022, blz. 141.
30() PB L 69 van 7.3.2023, blz. 75 en PB L 69 van 7.3.2023, blz. 63, PB L, 2024/774, 5.3.2024 en PB L, 2024/736, 5.3.2024.
31() Repository of Best Practices | Research and Innovation (europa.eu).
32() https://op.europa.eu/nl/web/eu-law-and-publications/publication-detail/-/publication/2f1ec1d2-1173-11ee-b12e-01aa75ed71a1.
33() EUR-Lex - 52023DC0634 - NL - EUR-Lex (europa.eu).
34() Implementing the actions - European Commission (europa.eu).
35() https://cetpartnership.eu/.
36() Waaronder de Gemeenschappelijke Onderneming Chips, de Gemeenschappelijke Onderneming initiatief voor innovatieve gezondheidszorg, de Gemeenschappelijke Onderneming schone waterstof (Clean Hydrogen), en gezamenlijk geprogrammeerde partnerschappen zoals Processes 4 Planet (verwerkende industrieën), schone staalproductie (Clean Steel), Batt4EU (waardeketen voor industriële batterijen), 2ZERO (emissievrij wegvervoer), Made in Europe (geavanceerde fabricage) of gezamenlijk gefinancierde partnerschappen met de lidstaten zoals het Europese partnerschap voor de transitie naar schone energie, alsook de kennis- en innovatiegemeenschappen van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT).
37() Industrial alliances - European Commission (europa.eu).
38()eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52024DC0028.
39()Gemeenschappelijke Onderneming EuroHPC, Homepage - EuroHPC JU (europa.eu).
40()https://strategic-technologies.europa.eu/get-funding_en.
41() SRIP-verslag van 2024 (Science, Research and Innovation Performance), hoofdstuk 5, blz. 328.
42() SRIP-verslag van 2024 (Science, Research and Innovation Performance), hoofdstuk 5, blz. 331.
43()https://european-union.europa.eu/priorities-and-actions/actions-topic/single-market_nl.
44() PB C, C/2023/1640; 29.12.2023.
45() Bijwerken van het handvest en de code voor onderzoekers uit 2005.
46()https://projects.research-and-innovation.ec.europa.eu/en/statistics/policy-support-facility/mutual-learning-exercise-research-careers.
47() https://coara.eu/about/.
48() https://ec.europa.eu/era-talent-platform/.
49() https://euraxess.ec.europa.eu/.
50()https://research-and-innovation.ec.europa.eu/jobs-research/researchcomp-european-competence-framework-researchers_en.
51()Gegevens van het Research and Innovation Careers Observatory (ReICO) geven de vooruitgang aan met betrekking tot de vaardigheden en intersectorale mobiliteit van onderzoekers.
52() “Findable, accessible, interoperable and reusable” (vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar).
53() https://open-research-europe.ec.europa.eu/.
54() https://research-and-innovation.ec.europa.eu/document/2b6cf7e5-36ac-41cb-aab5-0d32050143dc_en.
55() Zie voor recente cijfers over vooruitgang: https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/1d49ca62-ec09-11ee-8e14-01aa75ed71a1/language-en.
56() She figures 2021: https://op.europa.eu/nl/web/eu-law-and-publications/publication-detail/-/publication/67d5a207-4da1-11ec-91ac-01aa75ed71a1.
57() PB C, C/2024/3510, 30.5.2024.
58() https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2024-0022_NL.html.
59() Gebaseerd op een externe studie voor de Europese Commissie die tegen mei 2025 afgerond moet zijn en erop gericht is een gedegen juridische en feitelijke beoordeling te maken van de bescherming en de bevordering van de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek in de EU.
60() https://landscape2024.esfri.eu/media/coqdoq0q/20240604_la2024.pdf.
61() Consortia voor Europese onderzoeksinfrastructuur.
62() Forum van Europese intergouvernementele onderzoeksorganisaties.
63()https://joint-research-centre.ec.europa.eu/tools-and-laboratories/open-access-jrc-research-infrastructures_en.
64()https://joint-research-centre.ec.europa.eu/tools-and-laboratories/training-programmes/open-access-jrc-research-infrastructures-training-and-capacity-building_en.
65() COM(2022) 16 final.
66()ERA Talent Platform - Research and Innovation Careers Observatory (ReICO) (europa.eu).
67()Verordening (EU) 2022/868 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende Europese datagovernance en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1724 (datagovernanceverordening) (Voor de EER relevante tekst).
68() https://www.consilium.europa.eu/media/ny3j24sm/much-more-than-a-market-report-by-enrico-letta.pdf.
NL NL