Artikelen bij COM(2024)497 - Wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2024)497 - Wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen. |
---|---|
document | COM(2024)497 ![]() |
datum | 28 oktober 2024 |
Artikel 1
Richtlijn 2011/16/EU van de Raad wordt als volgt gewijzigd:
(1) in artikel 3 wordt punt 9 als volgt gewijzigd:
(a) de eerste alinea wordt als volgt gewijzigd:
(a) punt a) wordt vervangen door:
“a) voor de toepassing van artikel 8, lid 1, en de artikelen 8 bis tot en met 8 bis sexies, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen. Voor de toepassing van artikel 8, lid 1, betekent “beschikbare inlichtingen” inlichtingen die zich in de belastingdossiers van de inlichtingen verstrekkende lidstaat bevinden en die opvraagbaar zijn overeenkomstig de procedures voor het verzamelen en verwerken van inlichtingen in die lidstaat;”;
(b) punt c) wordt vervangen door:
“c) voor de toepassing van andere bepalingen van deze richtlijn dan artikel 8, lid 1, artikel 8, lid 3 bis en de artikelen 8 bis tot en met 8 bis sexies, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen overeenkomstig de punten a) en b) van dit punt.”;
(b) de tweede alinea wordt vervangen door:
“In het kader van dit artikel, artikel 8, lid 3 bis, artikel 8, lid 7 bis en artikel 21, lid 2, van en bijlage IV bij deze richtlijn hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage I bij deze richtlijn. In het kader van artikel 21, lid 5, en artikel 25, leden 3 en 4, van deze richtlijn hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage I, V of VI bij deze richtlijn. In het kader van artikel 8 bis bis van en bijlage III bij deze richtlijn hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage III bij deze richtlijn. In het kader van artikel 8 bis quater van en bijlage V bij deze richtlijn hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage III bij deze richtlijn. In het kader van artikel 8 bis quinquies van en bijlage VI bij deze richtlijn hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben volgens de overeenkomstige definities in bijlage VI bij deze richtlijn. In het kader van artikel 8 bis sexies en artikel 9 bis en bijlage VII bij deze richtlijn hebben termen de betekenis zoals gedefinieerd in artikel 3, artikel 9, lid 2, punt a), artikel 16, leden 4, 6, 8 en 11, artikel 17, lid 1, artikel 21, lid 5, artikel 22, lid 1, artikel 24, leden 4 en 6, artikel 26, lid 2, en artikel 27, leden 3, 4 en 5, artikel 28, lid 1, artikel 30, lid 2, artikel 31, lid 1, artikel 32, artikel 33, lid 1, artikel 35, lid 1, artikel 36, lid 1, artikel 37, lid 1, artikel 39, lid 1, artikel 42, lid 1, artikel 44, lid 1, artikel 47, lid 1, en artikel 49, lid 3, van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad*. Bovendien hebben termen met een hoofdletter de betekenis zoals gedefinieerd in deel I van bijlage VII bij deze richtlijn.
* Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 15 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PB L 328 van 22.12.2022, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2022/2523/oj).”;
(2) het volgende artikel wordt ingevoegd:
“Artikel 8 bis sexies
Uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot aangiften met informatie betreffende de bijheffing uit hoofde van artikel 44 van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad
1. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om van de uiteindelijkemoederentiteit of de aangewezen indieningsentiteit, zoals bedoeld in artikel 44, lid 3, punten a) en b), van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad, van een MNO-groep die op zijn grondgebied is gevestigd overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad, te verlangen dat zij de aangifte met informatie betreffende de bijheffing indient door middel van het standaardmodel dat is opgenomen in deel III van bijlage VII bij deze richtlijn en binnen de in artikel 44, lid 7, en artikel 51 van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad vastgestelde termijnen.
2. De bevoegde autoriteit van een lidstaat die de aangifte met informatie betreffende de bijheffing heeft ontvangen uit hoofde van lid 1, deelt, door middel van automatische uitwisseling en overeenkomstig de overeengekomen verspreidingsaanpak, het volgende mee:
(a) het algemene deel van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing, aan de uitvoerende lidstaat waar de uiteindelijkemoederentiteit of groepsentiteiten van de MNO is of zijn gevestigd;
(b) het algemene deel van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing, met uitzondering van de samenvattende informatie op hoog niveau in punt 1.4 daarvan, aan de lidstaat die alleen een gekwalificeerde binnenlandse bijheffing (QDTT) toepast:
(i) waar de groepsentiteiten van de MNO zijn gevestigd;
(ii) waar een joint venture of een lid van een jointventuregroep van de MNO is gevestigd, indien de QDTT wordt opgelegd aan joint ventures in het rechtsgebied;
(iii) in situaties waarin de QDTT wordt opgelegd aan een staatloze groepsentiteit van de MNO in het rechtsgebied;
(c) een of meer onderdelen over rechtsgebieden van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing, aan lidstaten die heffingsbevoegdheid hebben op grond van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad met betrekking tot de lidstaten waarop die onderdelen over rechtsgebieden betrekking hebben.
Onverminderd de eerste alinea wordt aan UTPR-rechtsgebieden met een UTPR-percentage van nul alleen het deel van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing verstrekt dat informatie bevat over de toerekening van de bijheffing uit hoofde van de UTPR voor dat rechtsgebied, waarbij die informatie in overeenstemming is met een uittreksel van punt 3.4.3 van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing; aan de uitvoerende lidstaat waar de uiteindelijkemoederentiteit is gevestigd, worden alle onderdelen over rechtsgebieden verstrekt.
3. De bevoegde autoriteit van een lidstaat wisselt de uit hoofde van lid 1 ontvangen aangifte met informatie betreffende de bijheffing zo snel mogelijk uit, en in ieder geval uiterlijk drie maanden na de indieningstermijn voor dat verslagjaar.
4. De bevoegde autoriteit van een lidstaat wisselt de aangifte met informatie betreffende de bijheffing die na de indieningstermijn is ontvangen uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst uit.
5. Om de in lid 2 van dit artikel bedoelde uitwisseling van inlichtingen te vergemakkelijken, stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen de noodzakelijke praktische regelingen vast, als onderdeel van de procedure voor de vaststelling van het in artikel 20, lid 5, bedoelde geautomatiseerde standaardformulier. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.
6. De Commissie heeft geen toegang tot de in lid 2, punten a) tot en met c), bedoelde inlichtingen.
7. De in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel bedoelde mededeling en uitwisseling geschieden door middel van het in artikel 20, lid 5, bedoelde geautomatiseerde standaardformulier.”
(3) Artikel 8 ter wordt vervangen door:
“Artikel 8 ter
De lidstaten verstrekken de Commissie jaarlijks statistieken over de omvang van de automatische uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van de artikelen 8, lid 1, artikel 8, lid 3 bis, artikel 8 bis bis, artikel 8 bis quater en artikel 8 bis sexies, alsmede, voor zover mogelijk, gegevens betreffende administratieve en andere relevante kosten en baten voor belastingdiensten en derden die betrekking hebben op de verrichte uitwisselingen, en mogelijke veranderingen.”
(4) Het volgende artikel wordt ingevoegd:
“Artikel 9 bis
Samenwerking op het gebied van correctie, naleving en handhaving van aangiften met informatie betreffende de bijheffing
1. Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat redenen heeft om aan te nemen dat de informatie in een aangifte met informatie betreffende de bijheffing over een uiteindelijke moederentiteit of aangewezen indieningsentiteit die in het rechtsgebied van de andere lidstaat is gevestigd, correcties behoeft, stelt zij de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat daarvan in kennis. Indien de in kennis gestelde bevoegde autoriteit ermee instemt dat de informatie in de aangifte met informatie betreffende de bijheffing moet worden gecorrigeerd, neemt zij onverwijld passende maatregelen om deze gecorrigeerde informatie van de betrokken uiteindelijke moederentiteit of aangewezen indieningsentiteit te verkrijgen. Zij wisselt de gecorrigeerde inlichtingen onverwijld uit met alle bevoegde autoriteiten waarmee deze inlichtingen overeenkomstig deze richtlijn moeten worden uitgewisseld.
2. Wanneer de bevoegde autoriteit van een lidstaat van een of meer in haar lidstaat gevestigde groepsentiteiten een kennisgeving heeft ontvangen dat de aangifte met informatie betreffende de bijheffing voor die groepsentiteiten zou worden ingediend door de uiteindelijke moederentiteit of de aangewezen indienende entiteit die in een andere lidstaat is gevestigd, maar de in de aangifte met informatie betreffende de bijheffing opgenomen informatie niet binnen de in artikel 8 bis sexies, lid 3, vastgestelde termijnen is uitgewisseld, stelt zij de andere bevoegde autoriteit in kennis van het feit dat de informatie niet is ontvangen. De in kennis gestelde bevoegde autoriteit stelt onverwijld vast waarom de betrokken aangifte met informatie betreffende de bijheffing niet is uitgewisseld en stelt de bevoegde autoriteit van die reden in kennis binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving, met inbegrip van de verwachte datum waarop de aangifte met informatie betreffende de bijheffing zal worden ingewisseld, indien van toepassing.”
(5) In artikel 18 wordt lid 4 vervangen door:
“4. De bevoegde autoriteit van elke lidstaat voert een doeltreffend mechanisme in om het gebruik van inlichtingen die zijn verkregen door rapportage of uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van de artikelen 8 tot en met 8 bis sexies te waarborgen.”
(6) In artikel 20 wordt lid 5 vervangen door:
“5. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met geautomatiseerde standaardformulieren, inclusief de talenregeling, in de volgende gevallen:
(a) de automatische uitwisseling van inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande verrekenprijsafspraken uit hoofde van artikel 8 bis vóór 1 januari 2017;
(b) de automatische uitwisseling van inlichtingen over meldingsplichtige grensoverschrijdende constructies uit hoofde van artikel 8 bis ter vóór 30 juni 2019;
(c) de automatische uitwisseling van inlichtingen over te rapporteren cryptoactiva uit hoofde van artikel 8 bis quinquies vóór 30 juni 2025;
(d) de automatische uitwisseling van de aangifte met informatie betreffende de bijheffing uit hoofde van artikel 8 bis sexies vóór 1 januari 2026.
Die geautomatiseerde standaardformulieren bevatten niet meer rubrieken waarover gegevens worden uitgewisseld dan die welke worden opgesomd in artikel 8 bis, lid 6, artikel 8 bis ter, lid 14, artikel 8 bis quinquies, lid 3, en artikel 8 bis sexies, lid 2, en andere daaraan gerelateerde velden die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de doelstellingen van respectievelijk artikel 8 bis, artikel 8 bis ter, artikel 8 bis quinquies en artikel 8 bis sexies.
De in de eerste alinea van dit lid vermelde talenregeling staat er niet aan in de weg dat de lidstaten de in de artikelen 8 bis en 8 bis ter bedoelde inlichtingen verstrekken in een van de officiële talen van de Unie. Niettemin kan in die talenregeling worden bepaald dat de belangrijkste elementen van deze inlichtingen ook in een andere officiële taal van de Unie worden verstrekt.
De in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.”;
(7) aan artikel 21 wordt het volgende lid toegevoegd:
“9. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 26 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deel III van bijlage VII om deze in overeenstemming te brengen met actualiseringen van de standaardaangifte met informatie betreffende de bijheffing die is vastgelegd in het akkoord dat is bereikt binnen het inclusief kader van de OESO/G20 inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS)*.
*OESO (2023), Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy — GloBE Information Return (Pillar Two), OECD Publishing, Parijs, https://doi.org/10.1787/91a49ec3-en.”
(8) in artikel 22 worden de leden 3 en 4 worden vervangen door:
“3. De lidstaten bewaren de gegevens die zij via automatische uitwisseling van inlichtingen uit hoofde van de artikelen 8 tot en met 8 bis sexies hebben ontvangen, niet langer dan nodig is, maar in geen geval korter dan vijf jaar na de datum van ontvangst ervan om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken.
4. De lidstaten spannen zich in om ervoor te zorgen dat een rapporterende entiteit langs elektronische weg bevestiging mag verkrijgen van de geldigheid van de inlichtingen met betrekking tot het fiscaal identificatienummer van elke belastingplichtige die op grond van de artikelen 8 tot en met 8 bis sexies onder uitwisseling van inlichtingen vallen. De bevestiging van inlichtingen met betrekking tot het fiscaal identificatienummer kan alleen worden gevraagd met het oog op de validering van de juistheid van de gegevens bedoeld in artikel 8, leden 1 en 3 bis, artikel 8 bis, lid 6, artikel 8 bis bis, lid 3, artikel 8 bis ter, lid 14, artikel 8 bis quater, lid 2, artikel 8 bis quinquies, lid 3, en artikel 8 bis sexies, lid 2.”;
(9) Artikel 25 bis wordt vervangen door:
“Artikel 25 bis
Sancties
De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen ter uitvoering van de artikelen 8 bis bis tot en met 8 bis sexies, en treffen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.”;
(10) het volgende artikel wordt ingevoegd:
“Artikel 26 bis
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De in artikel 21, lid 9, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, in overeenstemming met de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 21, lid 9, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.
3. De in artikel 21, lid 9, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van de gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
5. Zodra de Commissie de gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan kennisgeving aan de Raad.
6. Een uit hoofde van artikel 21, lid 9, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling geen bezwaar heeft gemaakt, of indien de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld dat hij daartegen geen bezwaar zal maken. Die termijn kan op initiatief van de Raad met twee maanden worden verlengd.”
(11) het volgende artikel wordt ingevoegd:
“Artikel 27 quater
Eerste verslagjaar en uitwisseling van de in artikel 8 bis sexies bedoelde inlichtingen
1. Het eerste verslagjaar waarvoor de inlichtingen moeten worden uitgewisseld, is het desbetreffende kalenderjaar of een andere passende verslagperiode vanaf 1 januari 2024.
2. Voor de lidstaten die ervoor hebben gekozen om de IIR en de UTPR niet toe te passen uit hoofde van artikel 50, lid 1, van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad, is het eerste verslagjaar het eerste boekjaar na het einde van het boekjaar van die keuze.
3. Bij de eerste in artikel 8 bis sexies bedoelde uitwisseling van inlichtingen kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat deze inlichtingen uitwisselen tot uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de in dat artikel vastgestelde termijnen.”
(12) de tekst in de bijlage bij deze richtlijn wordt toegevoegd als bijlage VII.
Artikel 2
1. De lidstaten stellen uiterlijk op 31 december 2025 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen en maken deze bekend.
2. Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
3. Onverminderd lid 1, eerste alinea, stellen de lidstaten die ervoor hebben gekozen om de IIR en de UTPR niet toe te passen uit hoofde van artikel 50, lid 1, van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad, uiterlijk op de dag voor het einde van die keuze de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen.
4. De lidstaten delen de Commissie onverwijld de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.