Artikelen bij COM(2024)705 - Europees Semester 2025: het nieuwe kader voor economische governance gaat van start

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Straatsburg, 26.11.2024

COM(2024) 705 final


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE CENTRALE BANK

Europees Semester 2025: het nieuwe kader voor economische governance gaat van start


Met het onderliggende pakket gaat de eerste uitvoeringscyclus van het nieuwe kader voor economische governance van start, dat op 30 april 2024 in werking is getreden 1 en dat de meest ambitieuze en alomvattende hervorming van de EU-regels voor economische governance is sinds de nasleep van de economische en financiële crisis. De belangrijkste doelstellingen van het nieuwe kader zijn de staatsschulden van de lidstaten houdbaarder te maken en duurzame en inclusieve groei in alle lidstaten te bevorderen, door middel van groeibevorderende hervormingen en prioritaire investeringen. Het kader helpt de EU concurrerender te maken en beter voor te bereiden op toekomstige uitdagingen door de vooruitgang in de richting van een groene, digitale, inclusieve en veerkrachtige economie te ondersteunen. De vandaag gepubliceerde documenten vormen een belangrijke mijlpaal in de uitvoering van dit nieuwe kader. Na goedkeuring door de Raad zal hiermee een coherent beleidsanker worden geboden voor het economisch en begrotingsbeleid van de lidstaten voor de komende jaren.


Met het nieuwe kader voor economische governance zal worden bijgedragen tot een doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht. Met het kader wordt gezorgd voor een hoge mate van beleidscoherentie, waarbij zowel de houdbaarheid van begrotingen als duurzame economische groei centraal staan. Het kader zorgt voor een veel nauwere integratie tussen de begrotingsstrategie van de lidstaten en de hervormingen en investeringen die nodig zijn om duurzame en inclusieve groei te ondersteunen in overeenstemming met de Europese prioriteiten.


Hervormingen en investeringen zijn van cruciaal belang om nieuwe en bestaande uitdagingen het hoofd te bieden en bij te dragen tot een geloofwaardige schuldreductie. De prioriteiten van de EU zijn onder meer het veiligstellen van de groene en de digitale transitie, het versterken van de economische en sociale veerkracht, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, de productiviteit en het concurrentievermogen, en het verstevigen van de veiligheidscapaciteit van Europa. Met het nieuwe kader worden de nodige hervormingen en investeringen eenvoudiger gemaakt en worden de lidstaten aangemoedigd deze hervormingen en investeringen op deze gebieden door te voeren. Daartoe hebben de lidstaten uiteengezet hoe zij hervormingen en investeringen zullen doorvoeren als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld en op de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie 2 . De lidstaten kunnen met name profiteren van een geleidelijker budgettair aanpassingstraject wanneer hun plannen worden geschraagd door een reeks investerings- en hervormingstoezeggingen waarmee wordt bijgedragen tot duurzame en inclusieve groei en veerkracht, waarmee de budgettaire houdbaarheid wordt ondersteund en waarmee gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie worden aangepakt.


De begrotingsdoelstellingen moeten gedifferentieerd zijn en in overeenstemming zijn met de overwegingen van de lidstaten met betrekking tot de budgettaire houdbaarheid. Het nieuwe gemeenschappelijke EU-kader maakt het mogelijk om onderscheid te maken tussen de lidstaten op basis van hun individuele begrotingssituatie, met het oog op landspecifieke overwegingen met betrekking tot de houdbaarheid van de begroting. Met een dergelijk risicogebaseerd toezichtkader zal waar nodig een geloofwaardige en geleidelijke vermindering van de overheidsschuld mogelijk worden gemaakt en ervoor worden gezorgd dat de begrotingstekorten op transparante wijze onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp dalen of blijven, waarbij een gelijke behandeling van alle lidstaten wordt gewaarborgd.


Omdat het kader gericht is op de middellange termijn, meer speelruimte biedt voor de lidstaten om hun beleidsdoelstellingen op te stellen en zorgt voor een betere handhaving, zal het de naleving bevorderen. De budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn (hierna: “plannen voor de middellange termijn”) die de Commissie nu heeft beoordeeld, staan centraal in het nieuwe kader. Deze plannen bevatten de begrotingsdoelstellingen van de lidstaten en hervormingen en investeringen om gemeenschappelijke EU-prioriteiten aan te pakken, alsook de landspecifieke aanbevelingen. Voor het kader is dus gebruikgemaakt van inzichten uit de op verbintenissen gebaseerde benadering van beleidscoördinatie in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, met een sterke nationale verantwoordelijkheid voor beleidsontwerp en -resultaten, op basis van de vereisten van het nieuwe kader en de voorafgaande richtsnoeren van de Commissie aan de lidstaten. Net als met de herstel- en veerkrachtfaciliteit wordt met het nieuwe kader de positieve interactie bevorderd tussen hervormingen en investeringen. In het nieuwe kader wordt meer eigen verantwoordelijkheid gecombineerd met een doeltreffendere en coherentere handhaving van de begrotingsregels van de EU.


De lopende economische opleving en absorptie van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en van andere EU-middelen bieden een ondersteunend klimaat om het potentieel van de EU voor duurzame en inclusieve groei te verbeteren, investeringen te ondersteunen en uitdagingen op het gebied van de houdbaarheid van de begrotingen aan te pakken. De Europese economie heeft blijk gegeven van veerkracht en komt weer op gang, terwijl de ontwikkelingen op het gebied van overheidsschulden en -tekorten een sterkere nadruk op de houdbaarheid van de begrotingen vereisen. Na een langdurige en brede stagnatie werd de groei van de EU-economie in 2024 hervat, met robuuste arbeidsmarktresultaten, terwijl de inflatoire druk verder afnam. Ondanks de toegenomen onzekerheid lijken de voorwaarden voor een lichte versnelling van de binnenlandse vraag aanwezig te zijn. De economische groei in de EU zal in 2025 naar verwachting aantrekken tot 1,5 %, naarmate de consumptie toeneemt, en de investeringen zullen herstellen van de krimp in 2024, met een verdere toename van 1,8 % in 2026. De absorptie van EU-middelen (met name van NextGenerationEU (herstel- en veerkrachtfaciliteit) en het cohesiebeleid) zal in 2025 en 2026 worden versneld, waarmee de investeringen van de lidstaten verder zullen worden ondersteund. Bovendien hebben de lidstaten in hun plannen voor de middellange termijn bepaald dat zij de investeringen gedurende de looptijd van het plan zullen handhaven of verhogen. Deze positievere achtergrond zal de nodige maatregelen mogelijk maken om de uitdagingen op het gebied van de houdbaarheid van de begroting in lidstaten met hoge tekorten en/of schulden aan te pakken, zoals uiteengezet in het nieuwe kader. De licht contractieve begrotingskoers in de eurozone die voor 2025 wordt voorspeld, gaat gepaard met een expansie van de investeringen, wat erop duidt dat het nieuwe begrotingskader doeltreffend is om ervoor te zorgen dat de aanpassing geleidelijk verloopt en niet ten koste gaat van investeringen.


Deze mededeling bestaat uit vier hoofdstukken. In deel I wordt de doelstelling uiteengezet van een geïntegreerd begrotingspakket voor budgettaire houdbaarheid en economische groei. Deel II bevat een overzicht van de beoordeling van de budgettair-structurele plannen van de lidstaten voor de middellange termijn. In deel III worden de stappen toegelicht in het kader van de buitensporigtekortprocedure dit najaar. Het heeft betrekking op de op grond van artikel 126, lid 7, VWEU voorgestelde aanbevelingen voor lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, en op de afsluiting van het meest recente verslag uit hoofde van artikel 126, lid 3, VWEU voor twee lidstaten. Deel IV bevat een overzicht en een beoordeling van de ontwerpbegrotingsplannen van dit jaar en een beoordeling van de begrotingskoers en de beleidsmix van de eurozone. De bijlagen bevatten meer informatie over elk van de bovenstaande delen.


I.Een geïntegreerd begrotingspakket voor budgettaire houdbaarheid en economische groei

Het pakket omvat de beoordelingen van de plannen voor de middellange termijn en de ontwerpbegrotingsplannen voor 2025, alsook van de uitvoering van de buitensporigtekortprocedures. De vandaag gepubliceerde documenten, waarin deze processen tot uiting komen, omvatten i) aanbevelingen van de Commissie voor aanbevelingen van de Raad over de plannen voor de middellange termijn van 21 lidstaten, ii) aanbevelingen van de Commissie voor aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 7, voor acht lidstaten om een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie, iii) een verslag van de Commissie op grond van artikel 126, lid 3, VWEU voor twee lidstaten waarin wordt beoordeeld of aan het tekortcriterium van 3 % van het bbp is voldaan, en iv) de adviezen van de Commissie over de ontwerpbegrotingsplannen van 17 lidstaten van de eurozone (zie bijlage I).


Hoewel deze processen juridisch gescheiden zijn, zijn zij inhoudelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden. In de plannen voor de middellange termijn worden in de regel het begrotingspad van de lidstaat (gedefinieerd in termen van groeipercentages van de netto-uitgaven) en prioritaire hervormingen en investeringen voor de komende vier jaar vastgesteld 3 . Voor de lidstaten van de eurozone wordt in de ontwerpbegrotingsplannen de door de nationale regering voorgestelde jaarlijkse ontwerpbegroting geschetst, dat wil zeggen de specifieke maatregelen aan de uitgaven- en ontvangstenzijde om het in het plan voor de middellange termijn voor het volgende jaar vastgestelde begrotingspad uit te voeren. Ten slotte moet met de buitensporigtekortprocedure het pad worden uitgestippeld voor de correctie van het buitensporige tekort van de lidstaat, voor zover daar sprake van is.


In het licht van deze onderlinge verbanden heeft de Commissie de timing van deze processen op elkaar afgestemd en een geïntegreerde beoordeling uitgevoerd om te zorgen voor consistentie in haar begrotingstoezicht. Toen de Commissie in het voorjaar voor zeven lidstaten haar voorstellen voor besluiten van de Raad inzake het bestaan van buitensporige tekorten op grond van artikel 126, lid 6, VWEU deed, stelde zij haar aanbevelingen voor aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 126, lid 7, VWEU bij wijze van uitzondering uit tot na de indiening en beoordeling van de plannen voor de middellange termijn 4 . Op die manier kon, onder voorbehoud van een positieve beoordeling van het plan voor de middellange termijn, het correctieve traject in het kader van de buitensporigtekortprocedure het netto-uitgavenpad van het plan voor de middellange termijn weerspiegelen. Voorts werd het tijdschema voor de beoordeling van de eerste plannen voor de middellange termijn afgestemd op het proces van het ontwerpbegrotingsplan, zodat dit laatste kon worden beoordeeld aan de hand van het begrotingspad voor 2025 dat in de plannen voor de middellange termijn was opgenomen 5 . In de ontwerpbegrotingsplannen kunnen dus de eerste stappen in de richting van de uitvoering van het plan voor de middellange termijn worden gepresenteerd, met concrete beleidsmaatregelen voor het eerste jaar (2025). In de toekomst zal de naleving in het kader van alle drie de processen uitsluitend worden beoordeeld op basis van de groei van de netto-uitgaven, de enige operationele indicator in het nieuwe kader, wat zal zorgen voor consistentie en transparantie.


II.Overzicht van de plannen voor de middellange termijn

De Commissie heeft 21 van de 22 ingediende plannen voor de middellange termijn beoordeeld en stelt daarvoor aanbevelingen van de Raad voor. Na constructieve technische dialogen met de lidstaten is de Commissie van oordeel dat de plannen voor de middellange termijn voor Cyprus, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Kroatië, Letland, Luxemburg, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië en Zweden voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2024/1263 betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht (hierna: “de verordening”) en dat hierin een geloofwaardig begrotingspad is uitgestippeld om de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn te waarborgen. In het geval van Nederland stelt de Commissie voor het netto-uitgavenpad aan te bevelen dat in overeenstemming is met de in juni verstrekte technische informatie, terwijl de Commissie voor alle andere lidstaten voorstelt het in het respectieve plan voor de middellange termijn uitgestippelde begrotingspad goed te keuren. Het Hongaarse plan werd op 4 november 2024 ingediend en wordt nog steeds beoordeeld binnen de termijn van zes weken overeenkomstig de verordening. De indiening van de plannen voor België, Bulgarije, Duitsland, Litouwen en Oostenrijk is uitgesteld als gevolg van algemene verkiezingen en de vorming van nieuwe regeringen.


Voor 5 van de 21 plannen voor de middellange termijn die door de Commissie zijn beoordeeld, wordt de aanbevolen budgettaire aanpassingsperiode verlengd van vier tot zeven jaar (Finland, Frankrijk, Italië, Roemenië en Spanje). De verlenging van de aanpassingsperiode voor deze vijf lidstaten wordt geschraagd door een reeks investerings- en hervormingstoezeggingen waarmee wordt bijgedragen tot duurzame en inclusieve groei en veerkracht, de houdbaarheid van de begroting wordt ondersteund en de belangrijkste uitdagingen worden aangepakt die zijn vastgesteld in de context van het Europees Semester, met name in de landspecifieke aanbevelingen, alsook de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie. In overeenstemming met de verordening hebben de lidstaten de verlenging van hun aanpassingsperiode ondersteund met relevante maatregelen in hun herstel- en veerkrachtplannen, in combinatie met maatregelen van het herstel- en veerkrachtplan met nadere specificaties en aanvullende maatregelen. Roemenië heeft in zijn plan bijvoorbeeld de pensioenhervorming en de hervorming van de speciale pensioenregelingen van zijn herstel- en veerkrachtplan opgenomen. Het plan van Frankrijk omvat een investeringsprogramma ter ondersteuning van de transformatie in strategische sectoren, dat een aanvulling vormt op de toezeggingen die zijn gedaan in het kader van het Franse herstel- en veerkrachtplan. De lidstaten hebben ook een aantal nieuwe maatregelen genomen in het kader van hun plannen voor de middellange termijn. Dit omvat bijvoorbeeld een alomvattende hervorming van de sociale zekerheid in Finland, maatregelen om het belastingstelsel te vereenvoudigen in Italië en een hervorming van het visumsysteem voor het werken en het zoeken naar werk in Spanje.


De lidstaten hebben in hun plannen voor de middellange termijn bepaald dat zij de investeringen gedurende de looptijd van het plan zullen handhaven of verhogen. Gezien de nadruk van het nieuwe kader op investeringen en hervormingen om te zorgen voor duurzame en inclusieve groei op middellange en lange termijn, zijn de meeste lidstaten van plan het niveau van nationaal gefinancierde investeringen tegen 2028 te verhogen. Dit geldt ook voor de lidstaten die om een verlenging van hun begrotingsaanpassingsperiode hebben verzocht en die zich ertoe hebben verbonden ten minste hun niveau van nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen op middellange termijn van vóór de uitvoering van het plan te handhaven, zoals vereist door de verordening 6 .


Alle lidstaten hebben in hun plannen hun beleidsvoornemens vermeld met betrekking tot hervormingen en investeringen om de in het kader van het Europees Semester vastgestelde uitdagingen en de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU aan te pakken. De lidstaten lichten in hun plannen toe hoe zij zullen zorgen voor de uitvoering van hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld, en met name de landspecifieke aanbevelingen. De lidstaten moeten ook rapporteren hoe zij de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU zullen aanpakken, waaronder het verwezenlijken van een eerlijke groene en digitale transitie, sociale en economische veerkracht, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, energiezekerheid en, waar nodig, de opbouw van defensievermogens. De lidstaten hebben in hun plannen een brede hervormings- en investeringsagenda opgenomen die betrekking heeft op de beleidsterreinen die verband houden met de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU en, in voorkomend geval, de uitdagingen die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen die de Raad tot hen heeft gericht. Maatregelen om de eerlijke groene en digitale transitie aan te pakken, bijvoorbeeld het ondersteunen van de energie-efficiënte renovatie van gebouwen en investeringen in energie-infrastructuur, moeten ook worden gezien in de context van de nationale energie- en klimaatplannen. Voorbeelden van maatregelen die in de plannen zijn genomen om de sociale en economische veerkracht te ondersteunen, zijn hervormingen van de sociale bescherming of van het pensioenstelsel, maatregelen ter verbetering van de doeltreffendheid en efficiëntie van de gezondheidszorg of ter ondersteuning van vaardigheden en een leven lang leren, alsook maatregelen om de beschikbaarheid van kinderopvang te verbeteren. Een aantal lidstaten heeft in zijn plan ook maatregelen opgenomen om de onafhankelijkheid en efficiëntie van zijn rechtsstelsel en governancekaders te versterken. De plannen omvatten hervormingstoezeggingen en investeringen waarmee zal worden bijgedragen tot het overbruggen van de investeringsbehoeften in verband met de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU, onder meer wat betreft de opbouw van defensievermogens. De Commissie heeft de voornemens van de lidstaten op het gebied van hervormingen en investeringen geanalyseerd. De beoordeling van de uitvoering van de hervorming en de investeringen zal in het voorjaar — al vanaf 2025 — worden uitgevoerd als onderdeel van het voorjaarspakket van het Europees Semester, na de indiening van de eerste jaarlijkse voortgangsverslagen door de lidstaten.

De uitvoering van de plannen voor de middellange termijn door de lidstaten zal in het voorjaar van 2025 worden beoordeeld en vervolgens in de daaropvolgende economische en budgettaire toezichts- en coördinatiecycli in het voorjaar en het najaar. De eerste beoordeling, als onderdeel van het voorjaarspakket van het Semester, zal gebaseerd zijn op de jaarlijkse voortgangsverslagen die de lidstaten in het voorjaar van 2025 moeten indienen. Die verslagen zullen de Commissie in staat stellen een beoordeling te verrichten van de uitvoering van het begrotingspad en de vooruitgang bij de uitvoering van de hervormingen en investeringen zoals toegezegd door de lidstaten in hun plannen voor de middellange termijn, alsook van de uitvoering van de landspecifieke aanbevelingen in het voorjaar. Lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, moeten ook verslag uitbrengen over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de aanbeveling uit hoofde van artikel 126, lid 7, VWEU.


III.Buitensporigtekortprocedures

Het najaarspakket bevat acht aanbevelingen aan de Raad om het begrotingspad vast te stellen om het buitensporige tekort te corrigeren voor lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt. Dit omvat de zeven lidstaten waartegen in juli 2024 een buitensporigtekortprocedure werd ingesteld (België, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije) en Roemenië, waartegen sinds 2020 een buitensporigtekortprocedure loopt. Wanneer de Commissie de Raad aanbeveelt het in het plan voor de middellange termijn vervatte begrotingspad goed te keuren, is het correctieve traject in de aanbeveling inzake de buitensporigtekortprocedure in overeenstemming met het netto-uitgavenpad van het plan voor de middellange termijn. Bij gebrek aan een dergelijke aanbeveling is, zoals voor België en Hongarije, het correctieve traject in de aanbeveling inzake de buitensporigtekortprocedure gebaseerd op het referentiepad van de Commissie voor een periode van vier jaar, zoals bijgewerkt op basis van de meest recente gegevens. De Commissie is bereid een herziene aanbeveling aan te bevelen na een positieve beoordeling en goedkeuring door de Raad van het plan voor de middellange termijn van deze lidstaten.

Voor twee lidstaten (Oostenrijk en Finland) heeft de Commissie beoordeeld of aan het tekortcriterium is voldaan om te beslissen of er redenen zijn om een buitensporigtekortprocedure in te leiden. Op basis van het verslag uit hoofde van artikel 126, lid 3, zal de Commissie overwegen voor te stellen om voor Oostenrijk een op het tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedure in te leiden. Oostenrijk heeft gemeld dat het geplande tekort in 2024 boven de referentiewaarde van 3 % van het bbp zal uitkomen en in de prognoses van de Commissie wordt niet uitgegaan van een daling tot onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp in 2025 of 2026 bij ongewijzigd beleid 7 . De Commissie zal derhalve overwegen de Raad voor te stellen vast te stellen dat er in Oostenrijk sprake is van een buitensporig tekort. De Oostenrijkse autoriteiten hebben te kennen gegeven de nodige maatregelen te zullen nemen om het tekort in 2025 te verlagen tot onder de 3 %. De Commissie is bereid nieuwe maatregelen te beoordelen zodra zij formeel door de regering zijn overeengekomen en voldoende gedetailleerd zijn. In het geval van Finland, dat ook een gepland tekort van meer dan 3 % van het bbp voor 2024 heeft gemeld, is de Commissie niet voornemens voor te stellen een buitensporigtekortprocedure in te leiden, aangezien niet langer wordt verwacht dat het tekort vanaf 2025 de referentiewaarde zal overschrijden zonder aanvullende beleidsmaatregelen. De Commissie heeft ook de begrotingssituatie geëvalueerd van de lidstaten die in het voorjaar van 2024 onder het verslag op grond van artikel 126, lid 3, vielen, maar waarvoor de Commissie geen inleiding van een buitensporigtekortprocedure had aanbevolen (Estland, Slovenië, Spanje en Tsjechië), en concludeerde dat de voorjaarsbeoordeling nog steeds geldig was.


IV.Overzicht van de ontwerpbegrotingsplannen en de begrotingskoers voor de eurozone

De Commissie heeft het begrotingsbeleid voor 2025 voor de lidstaten van de eurozone beoordeeld en onderzocht of dit beleid een passende eerste stap is om hun plannen voor de middellange termijn uit te voeren. De Commissie heeft afzonderlijke adviezen gepubliceerd waarin 17 ontwerpbegrotingsplannen worden beoordeeld. De beoordeling van de ontwerpbegrotingsplannen is gericht op de groei van de netto-uitgaven in 2024-2025, rekening houdend met de najaarsprognose 2024 van de Commissie. Om de kwalitatieve landspecifieke begrotingsaanbevelingen van 2024 in de praktijk te brengen, wordt in de adviezen beoordeeld of de netto-uitgaven onder de maxima van de plannen voor de middellange termijn van de lidstaten blijven, mits een dergelijk plan beschikbaar is en ter goedkeuring aan de Raad wordt aanbevolen. Wanneer dit niet het geval is, heeft de beoordeling betrekking op het referentiepad (voor Duitsland) of de technische informatie (voor Nederland) die op 21 juni 2024 aan de lidstaten is verstrekt, of rechtstreeks op de landspecifieke aanbeveling (voor Litouwen).


In totaal worden acht lidstaten van de eurozone geacht in overeenstemming te zijn met de begrotingsaanbevelingen. De ontwerpbegrotingsplannen voor Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië, Letland, Slovenië en Slowakije worden geacht in overeenstemming te zijn met de aanbevelingen. De ontwerpbegrotingsplannen voor Duitsland, Estland, Finland, Luxemburg, Malta en Portugal worden geacht niet volledig in overeenstemming te zijn met de aanbeveling. Voor Duitsland, Estland, Finland en Ierland 8 geldt dat hun jaarlijkse en/of cumulatieve groei van de netto-uitgaven naar verwachting boven het respectieve maximum zal liggen; voor Luxemburg, Malta en Portugal zullen de noodsteunmaatregelen op energiegebied niet geleidelijk worden afgeschaft tegen de winter van 2024-2025, terwijl de groei van de netto-uitgaven naar verwachting onder het maximum zal liggen. Voor Nederland wordt het plan niet in overeenstemming geacht, terwijl voor Litouwen het risico bestaat dat het niet in overeenstemming is. Voor die lidstaten zullen waakzaamheid en eventueel maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat hun begrotingsuitvoering in overeenstemming is met hun landspecifieke aanbevelingen en het nieuwe kader. Voor de lidstaten van de eurozone die geen ontwerpbegrotingsplan voor 2025 hebben ingediend (België, Oostenrijk en Spanje) kan de Commissie in dit stadium niet beoordelen of het begrotingsbeleid van die lidstaten in 2025 in overeenstemming is met de aanbevelingen.


De beoordeling van de ontwerpbegrotingsplannen door de Commissie duidt op een licht contractieve begrotingskoers in 2025, die passend is, in combinatie met een aanhoudende groei van de overheidsinvesteringen. Het nieuwe kader is dan ook in overeenstemming met de veronderstelling dat begrotingsconsolidatie niet ten koste mag gaan van investeringen. De krimp van de begrotingskoers in 2025 is het gevolg van een daling van de netto lopende uitgaven, die gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een toename van de investeringen. Dit volgt op een contractieve koers in 2024 na een lange periode van expansie, die ook wordt gekenmerkt door een hoge of stijgende overheidsschuld. Met de voor 2025 voorspelde koers zouden ook de inspanningen in het kader van het monetaire beleid worden ondersteund om ervoor te zorgen dat de inflatie weer het beoogde niveau bereikt.

Tegelijkertijd zal de begrotingskoers naar verwachting in 2025 uiteenlopen tussen de lidstaten, als gevolg van de risicogebaseerde aanpak van het herziene kader. In overeenstemming met de aanpak van het nieuwe kader wordt een grotere begrotingsinspanning gepland door lidstaten met grotere budgettaire uitdagingen.

Verwacht wordt dat de overheidsinvesteringen in 2025 in bijna alle lidstaten opnieuw zullen stijgen. Over het geheel genomen zullen de overheidsinvesteringen in de eurozone naar verwachting uitkomen op 3,5 % van het potentiële bbp, ten opzichte van 3 % van het potentiële bbp in 2019. Dit weerspiegelt de voortdurende inspanningen van de lidstaten om de investeringen te beschermen en te verhogen in het licht van meerdere crises sinds 2019, voortbouwend op de lessen die zijn getrokken uit de financiële crisis, toen de investeringen werden verlaagd. De bijdragen uit de nationale begrotingen verschillen per lidstaat, terwijl de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de EU-fondsen (met inbegrip van de fondsen van het cohesiebeleid) in verschillende lidstaten een aanzienlijke impact hebben. 

BIJLAGE I: Overzichtstabel van het budgettaire pakket voor het najaar

LandIndiening van het ontwerp–begrotings–plan en adviesPlan voor de middellange termijn

Buitensporigtekort–procedure
IndieningVerlenging van de aanpassings–periodeAanbeveling voor een aanbeveling van de Raad tot goedkeuring van het plan Aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad op grond van artikel 126, lid 7Verslag op grond van artikel 126, lid 3
BEX
BGn.b.
CZn.b.XX
DKn.b.XX
DEX
EEXXX
IEXXX
ELXXX
ESXXX
FRXXXXX
HRXXX
ITXXXXX
CYXXX
LVXXX
LTX
LUXXX
HUn.b.XX
MTXXXX
NLXXX
ATX
PLn.b.XXX
PTXXX
ROn.b.XXXX
SIXXX
SKXXXX
FIXXXXX
SEn.b.XX

Opmerking: alleen de lidstaten van de eurozone zijn verplicht een ontwerpbegrotingsplan in te dienen.


BIJLAGE II: de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn

(I)Het nieuwe kader en proces

In het voorjaar van 2024 is begonnen met de uitvoering van het nieuwe kader voor economische governance, met de budgettair-structurele plannen van de lidstaten voor de middellange termijn als hoeksteen. Het proces voor de plannen voor de middellange termijn werd vastgelegd in Verordening (EU) 2024/1263 9 . Met de plannen moet ook worden gezorgd voor samenhang met het correctieve deel (Verordening (EG) nr. 1467/97) voor lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt. De eerste stap in de voorbereiding van de plannen bestond in technische uitwisselingen tussen de lidstaten en de Commissie op verzoek, waarop technische dialogen met alle lidstaten volgden om ervoor te zorgen dat hun plannen in overeenstemming zouden zijn met de verordening.


Er zijn referentiepaden toegezonden aan lidstaten met een verwacht overheidstekort van meer dan 3 % van het bbp of een schuldquote van meer dan 60 % in 2024. Deze maakten deel uit van de voorafgaande richtsnoeren die de Commissie op 21 juni 2024 aan de lidstaten had toegezonden voorafgaand aan de technische dialogen, die ook informatievereisten voor de plannen en jaarlijkse voortgangsverslagen bevatten. Het referentiepad bevat een landspecifiek maximaal groeipercentage van de netto-uitgaven dat in overeenstemming is met de vereisten van het nieuwe kader. Met het referentiepad moet ervoor worden gezorgd dat de overheidsschuld aan het einde van de aanpassingsperiode een plausibel neerwaarts pad volgt of op een prudent niveau blijft, en dat het overheidstekort onder 3 % van het bbp wordt gebracht en gehandhaafd, overeenkomstig de artikelen 6, 7 en 8 van de verordening. Negen lidstaten hebben een referentiepad ontvangen (zie tabel 2), terwijl de andere lidstaten technische informatie hebben ontvangen indien zij daarom hadden verzocht. De technische informatie geeft het minimumniveau van het structurele primaire saldo aan dat aan het einde van het plan van de lidstaat nodig zou zijn om ervoor te zorgen dat zijn schuld- en tekortniveaus op middellange termijn aan de begrotingsregels blijven voldoen 10 .


Binnen zeven maanden na de inwerkingtreding van het nieuwe kader heeft de Commissie 21 aanbevelingen voor een aanbeveling van de Raad over de plannen voor de middellange termijn aangenomen. De aanbevelingen van de Commissie voor een aanbeveling van de Raad bevatten ook de gedetailleerde beoordeling van het plan voor de middellange termijn. Op basis van deze beoordeling beveelt de Commissie de Raad aan een aanbeveling aan te nemen tot goedkeuring van het begrotingsvereiste van twintig van die plannen, aangezien zij voldoen aan de vereisten van het nieuwe begrotingskader. In het algemeen wordt hiermee het nut van het proces van de technische dialoog geïllustreerd. Deze snelle uitvoering zorgt ervoor dat voor 2025 een kwalitatief hoogwaardig begrotingstoezicht kan worden uitgeoefend.


De lidstaten dienen hun plannen voor de middellange termijn binnen de overeengekomen termijnen in. De plannen voor de middellange termijn werden gespreid ingediend, waarbij twee plannen (Denemarken en Malta) voor de uiterste termijn van 20 september 2024 werden ingediend. De meeste lidstaten bereikten overeenstemming met de Commissie over het uitstel van de indiening tot rond 15 oktober 2024 en over de gelijktijdige indiening met de ontwerpbegrotingsplannen voor de lidstaten van de eurozone. Dit uitstel zorgde ervoor dat de lidstaten voldoende tijd hadden om de nationale procedures in acht te nemen, die nodig waren voor de aanpassing aan een nieuw proces, en dat de plannen consistent waren met de ontwerpbegrotingsplannen.


De lidstaten hebben in hun plannen voor de middellange termijn verslag uitgebracht over de gehouden raadplegingen. De lidstaten werden sterk aangemoedigd om de sociale partners, regionale autoriteiten, organisaties van het maatschappelijk middenveld en andere relevante nationale belanghebbenden te raadplegen over hun plannen voor de middellange termijn. Bovendien is de betrokkenheid van de nationale parlementen bij de voorbereiding van de plannen belangrijk om bij te dragen tot de geloofwaardigheid van de beleidstoezeggingen die in de plannen worden gedaan. Gezien de tijdsdruk van het proces van dit jaar en de noodzaak om een lacune in het begrotingstoezicht te voorkomen, was deze betrokkenheid echter geen vereiste voor de eerste ronde van plannen. Zij zal wel een vereiste zijn voor alle toekomstige plannen. De raadpleging van de nationale belanghebbenden liep uiteen en verschilde per lidstaat. Veel lidstaten hebben de nationale parlementen en de sociale partners geraadpleegd. Nationale onafhankelijke begrotingsinstellingen hebben in twee derde van de lidstaten een rol gespeeld bij de voorbereiding van de plannen, zij het in verschillende mate. Een permanente dialoog met de nationale belanghebbenden en de betrokkenheid van de nationale parlementen zouden belangrijk zijn bij de uitvoering van de plannen om de doeltreffendheid ervan te vergroten.


Vijf plannen voor de middellange termijn zullen later worden ingediend en de beoordeling ervan is dus niet opgenomen in dit najaarspakket. De indiening van de plannen voor België, Bulgarije, Duitsland, Litouwen en Oostenrijk is uitgesteld als gevolg van algemene verkiezingen en de vorming van nieuwe regeringen. De nieuwe regeringen moeten hun plannen zo spoedig mogelijk na hun ambtsaanvaarding indienen en de Commissie zal daarna haar beoordeling publiceren. 


De Commissie heeft beoordeeld of de door de lidstaten vastgestelde groeipaden voor de netto-uitgaven, die ook de enige indicator zullen zijn aan de hand waarvan de naleving in de toekomst zal worden beoordeeld, de budgettaire houdbaarheid op de middellange termijn waarborgen. De Commissie heeft voor elk plan onderzocht of het daarin beoogde netto-uitgavenpad voldoet aan de vereisten van de verordening, dat wil zeggen of hiermee de overheidsschuld aan het einde van de aanpassingsperiode daadwerkelijk op een plausibel neerwaarts pad wordt gebracht of op een prudent niveau onder de 60 % van het bbp wordt gehouden, en of hiermee het overheidstekort op de middellange termijn onder de 3 % van het bbp wordt gebracht en gehandhaafd. De Commissie heeft ook beoordeeld of de netto-uitgavenpaden in overeenstemming waren met de in de verordening vastgestelde schuldhoudbaarheidswaarborg en waarborg voor de weerbaarheid van het tekort, indien van toepassing, en voor lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, of de tekortbenchmark wordt nageleefd, alsook de noodzaak om te voorkomen dat de aanpassing wordt uitgesteld. De naleving zal gedurende de looptijd van de plannen voor de middellange termijn uitsluitend worden beoordeeld op basis van het groeipad van de netto-uitgaven, waarmee de transparantie zal worden gewaarborgd en bovendien de macro-economische stabilisatie zal worden vergemakkelijkt 11 . Voor lidstaten die om een verlenging van de aanpassingsperiode hebben verzocht door zich te verbinden tot een reeks hervormingen en investeringen, heeft de Commissie beoordeeld of aan de criteria voor een dergelijke verlenging was voldaan. De Commissie analyseerde de voornemens van alle lidstaten met betrekking tot hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld en de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU.


(II)Toezeggingen in het plan voor de middellange termijn en beoordeling door de Commissie

Van de 21 plannen voor de middellange termijn die de Commissie heeft beoordeeld, concludeert zij dat er in 20 een geloofwaardig begrotingspad is uitgestippeld. Alle lidstaten bleken te voldoen aan de vereisten van de verordening met betrekking tot het netto-uitgavenpad, met uitzondering van Nederland, waarvan de voorgestelde groei van de netto-uitgaven naar verwachting zal leiden tot een overschrijding van de referentiewaarden van het Verdrag op de middellange termijn. In het licht van de verklaring van Nederland in zijn plan dat het afzag van zijn recht om een herzien plan in te dienen, stelt de Commissie derhalve voor dat de Raad in plaats daarvan een netto-uitgavenpad aanbeveelt dat in overeenstemming is met de technische informatie die de Commissie aan Nederland heeft verstrekt. Voor de andere lidstaten stelt de Commissie voor dat de Raad de door de lidstaten in hun plannen opgenomen netto-uitgavenpaden aanbeveelt. Tabel 2 toont de door de lidstaten geplande groei van de netto-uitgaven gedurende de looptijd van het plan voor de middellange termijn.


De Commissie heeft het groeipad van de netto-uitgaven in de plannen getoetst aan de vereisten van de verordening. Wat de onderliggende aannamen betreft, berust de beoordeling op twee belangrijke elementen. Ten eerste heeft de Commissie, wanneer lidstaten in hun plan macro-economische en budgettaire aannamen hadden gebruikt die afweken van de voorafgaande richtsnoeren, beoordeeld of het verschil op transparante wijze en op basis van gegevensgestuurde en deugdelijke economische argumenten was verklaard en naar behoren was gemotiveerd. Ten tweede heeft de Commissie beoordeeld of deze verschillen in aannamen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, van invloed zijn op de gemiddelde groei van de netto-uitgaven waartoe de lidstaat zich tijdens de aanpassingsperiode verbindt. Over het geheel genomen heeft de Commissie vastgesteld dat wanneer het netto-uitgavenpad in het plan hoger is dan in de voorafgaande richtsnoeren, dit wordt gestaafd aan de hand van naar behoren gemotiveerde verschillen in aannamen.


Voor vijf lidstaten wordt de aanbevolen budgettaire aanpassingsperiode verlengd tot zeven jaar, op basis van hun toezegging om een relevante reeks investeringen en hervormingen uit te voeren. In alle vijf gevallen (Finland, Frankrijk, Italië, Roemenië en Spanje) werd geoordeeld dat de reeks hervormingen en investeringen voldeed aan de voorwaarden van de verordening voor een verlenging. Er werd vastgesteld dat met de hervormings- en investeringstoezeggingen het groei- en weerbaarheidspotentieel op duurzame wijze werd verbeterd en de houdbaarheid van de begroting werd ondersteund. De toezeggingen zijn gericht op de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie en de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen en zorgen ervoor dat het niveau van nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen gedurende de hele looptijd van het plan ten minste wordt gehandhaafd. Zij zijn ook consistent en, waar mogelijk, complementair met de toezeggingen in de herstel- en veerkrachtplannen en de partnerschapsovereenkomst die in het kader van het MFK is overeengekomen. Elk van de hervormings- en investeringstoezeggingen is voldoende gedetailleerd, versneld uitvoerbaar, tijdgebonden en verifieerbaar. Alle vijf de lidstaten hebben ter ondersteuning van de verlenging maatregelen van het herstel- en veerkrachtplan opgenomen die gericht zijn op het verbeteren van de budgettaire houdbaarheid en het vergroten van het groeipotentieel van hun economie. In veel gevallen hebben de lidstaten zich ertoe verbonden de hervormingsinspanningen voor deze maatregelen gedurende de gehele looptijd van het plan voort te zetten of op te voeren. Voorbeelden van maatregelen die deel uitmaken van de herstel- en veerkrachtplannen of die voortbouwen op bestaande maatregelen in het kader van het herstel- en veerkrachtplan, zijn onder meer hervormingen van het stelsel van overheidsuitgaven, het pensioenstelsel, het belastingstelsel, het civiel recht, het ondernemingsklimaat en de arbeidsmarkt, alsook investeringen in verband met beroepsopleiding, gezondheidszorg, O&O en de digitale en de groene transitie. Hervormings- en investeringstoezeggingen die zijn aangegaan naast de toezeggingen in de herstel- en veerkrachtplannen omvatten bijvoorbeeld hervormingen van het sociale welzijn en de gezondheidszorg, pensioen- en belastinghervormingen en maatregelen inzake de toegang tot financiering voor ondernemingen.


Tabel 2: Overzicht van de gemiddelde groei van de netto-uitgaven in de plannen voor de middellange termijn

Plan voor de middellange termijnVoorafgaande richtsnoeren van de Commissie
Gemiddelde groei van de netto-uitgaven gedurende de looptijd van het plan Laatste jaar van de aanpassingsperiodeGemiddelde gedurende de looptijd van het plan
CZ3,120283,5
DK4,420285,8
EE4,720283,1
IE5,32028n.b.
EL3,320283,1
ES3,020312,8
FR1,120311,6
IT1,520311,5
HR4,820284,0
CY5,220284,9
LV4,120283,7
LU4,92028n.b.
MT5,920285,9
NL4,220283,2
PL4,520284,5
PT3,620283,6
RO4,420315,2
SI4,520284,4
SK2,020282,0
FI2,420311,5
SE4,420284,5


Opmerking: voor landen die geen referentiepad hadden ontvangen omdat zij een overheidstekort van minder dan 3 % van het bbp en een overheidsschuld van minder dan 60 % van het bbp hadden, wordt de impliciete groei van de netto-uitgaven op basis van hun technische informatie weergegeven. Voor het gemiddelde is 2025 als uitgangspunt gebruikt.

Bron: plannen van de lidstaten voor de middellange termijn, referentiepad van de Commissie/technische informatie verstrekt op 21 juni 2024.

Grafiek 1: Nationaal gefinancierde investeringen in 2023 ten opzichte van het gemiddelde van 2025-2028 (% van het bbp)

Opmerking: NL heeft deze informatie niet meegedeeld. Op grond van de verordening moeten de lidstaten die hun aanpassingsperiode verlengen ten minste hun niveau van nationaal gefinancierde investeringen handhaven ten opzichte van het niveau op middellange termijn vóór het begin van het plan.

Bron: najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie.


BIJLAGE III: Buitensporigtekortprocedures

Het najaarspakket bevat aanbevelingen tot vaststelling van het begrotingspad om het buitensporige tekort te corrigeren voor acht lidstaten waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt 12 . Het correctieve traject dat in de aanbeveling inzake de buitensporigtekortprocedure is opgenomen, is in overeenstemming met het netto-uitgavenpad dat de Commissie in het kader van het proces voor het plan voor de middellange termijn heeft aanbevolen indien het plan positief wordt beoordeeld, waarbij één element consistentie is met de minimale jaarlijkse aanpassing van 0,5 % van het bbp in structurele termen 13 . Voor België en Hongarije stelt de Commissie voor het referentiepad aan te bevelen als het correctieve traject, geactualiseerd op basis van recentere gegevens, aangezien België zijn plan voor de middellange termijn nog niet heeft ingediend, terwijl het plan van Hongarije nog wordt beoordeeld. Deze paden kunnen worden herzien nadat de plannen van deze lidstaten door de Commissie positief zijn beoordeeld en door de Raad zijn goedgekeurd. Tegen Roemenië loopt sinds 2020 een buitensporigtekortprocedure en naar aanleiding van het besluit van de Raad van juli over het uitblijven van doeltreffende maatregelen op grond van artikel 126, lid 8, stelt de Commissie een herziene aanbeveling op grond van artikel 126, lid 7, voor, met een correctief traject dat eveneens gebaseerd is op het Roemeense plan voor de middellange termijn. Bij de vaststelling van de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort wordt rekening gehouden met de in het plan vermelde correctiedatum (indien beschikbaar), getoetst aan de najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie en het kader voor de prognose van de overheidsschuld op middellange termijn van de Commissie.


De Commissie heeft beoordeeld of er in Oostenrijk en Finland sprake is van een buitensporig tekort. In het kader van de kennisgeving van de buitensporigtekortprocedure van het najaar hebben Oostenrijk en Finland voor 2024 een gepland tekort gemeld dat boven de referentiewaarde van 3 % van het bbp ligt. Zowel voor Oostenrijk als voor Finland is geoordeeld dat het tekort in 2024 niet dicht bij de referentiewaarde ligt. Op basis van de najaarsprognose 2024 van de Commissie wordt verwacht dat het overheidstekort in Oostenrijk over de prognoseperiode tot 2026 meer dan 3 % van het bbp zal bedragen, bij ongewijzigd beleid, aangezien in de prognoses van de Commissie geen begroting voor 2025 in aanmerking wordt genomen, omdat de vaststelling hiervan vertraging heeft opgelopen als gevolg van de Oostenrijkse verkiezingscyclus. Dit is niet het geval voor Finland (waar het overheidstekort de referentiewaarde in 2025 en 2026 waarschijnlijk niet zal overschrijden). Bijgevolg wordt het buitensporige tekort voor Oostenrijk als niet tijdelijk en voor Finland als tijdelijk beschouwd. Bovendien geldt voor zowel Oostenrijk als Finland dat de geplande tekorten die de referentiewaarde overschrijden zijn beïnvloed door ongunstige macro-economische omstandigheden. Deze waarden worden daarom als uitzonderlijk beschouwd. Voor beide lidstaten blijkt uit de analyse in het verslag op grond van artikel 126, lid 3, dat niet aan het tekortcriterium is voldaan voordat de relevante factoren in aanmerking worden genomen. Aangezien in beide lidstaten echter niet is voldaan aan de noodzakelijke tweeledige voorwaarde voor het in aanmerking nemen van relevante factoren door de Raad en de Commissie in de stappen die leiden tot het besluit over het bestaan van een buitensporig tekort, kunnen relevante factoren niet in aanmerking worden genomen. In het licht van haar beoordeling in het verslag uit hoofde van artikel 126, lid 3, en na bestudering van het advies van het bij artikel 126, lid 4, VWEU ingestelde Economisch en Financieel Comité, zal de Commissie overwegen de Raad voor te stellen vast te stellen dat er in Oostenrijk een buitensporig tekort bestaat. In de gedachtewisseling die tot dit verslag heeft geleid, hebben de Oostenrijkse autoriteiten eraan herinnerd dat er momenteel onderhandelingen gaande zijn om een regering te vormen. De autoriteiten verklaarden voornemens te zijn de nodige maatregelen te nemen om het tekort in 2025 tot onder de 3 % terug te dringen zonder dat hiervoor een buitensporigtekortprocedure hoeft te worden ingeleid. Hiervoor is een pakket corrigerende maatregelen nodig, vóór de Ecofin-vergadering van januari 2025. De Commissie is bereid een dergelijk pakket te beoordelen zodra de regering formeel overeenstemming heeft bereikt over de gerelateerde maatregelen en deze voldoende gedetailleerd zijn. Volgens de najaarsprognose 2024 van de Commissie zal het Finse tekort daarentegen vanaf 2025 de referentiewaarde niet langer overschrijden, en dat zonder aanvullende maatregelen. De Commissie is derhalve van mening dat het inleiden van een buitensporigtekortprocedure tegen Finland in dit stadium niet nuttig zou zijn.


De Commissie heeft ook de begrotingssituatie geëvalueerd van lidstaten die in het voorjaar van 2024 onder het verslag op grond van artikel 126, lid 3, VWEU vielen, maar waarvoor de Commissie geen buitensporigtekortprocedures had aanbevolen. Dit zijn Estland, Slovenië, Spanje en Tsjechië. Rekening houdend met de kennisgeving van de buitensporigtekortprocedure van het najaar en de najaarsprognose 2024 van de Commissie, zijn er geen substantiële veranderingen in de begrotingssituatie van Tsjechië en Spanje waargenomen ten opzichte van het voorjaar, terwijl de situatie voor Estland en Slovenië is verbeterd. Al met al worden de conclusies van het verslag uit hoofde van artikel 126, lid 3, van het voorjaar — dat voor deze landen geen buitensporigtekortprocedure hoeft te worden ingeleid — dit najaar nog steeds toepasselijk geacht voor alle vier de lidstaten. Bijlage V bevat een meer gedetailleerde beoordeling.


BIJLAGE IV: Overzicht van de ontwerpbegrotingsplannen en de begrotingskoers voor de eurozone

In de ontwerpbegrotingsplannen van de lidstaten van de eurozone voor 2025 wordt de uitvoering van de begroting voor het eerste jaar van hun plannen voor de middellange termijn uiteengezet. De ontwerpbegrotingsplannen werden in oktober 2024 bij de Commissie en de Eurogroep ingediend voordat zij door alle lidstaten van de eurozone, met uitzondering van België, Oostenrijk en Spanje, bij de nationale parlementen werden ingediend 14 . Tegen de achtergrond van de najaarsprognose 2024 van de Commissie heeft de Commissie adviezen aangenomen over de vraag of de plannen in overeenstemming zijn met de aanbevelingen van de Raad van 21 oktober 2024, wat in de praktijk de vraag inhoudt of zij in overeenstemming zijn met het nieuwe begrotingskader van de EU. De aanpak van de Commissie ten aanzien van deze beoordeling en haar adviezen worden toegelicht en samengevat in het eerste deel van deze bijlage. De ontwerpbegrotingsplannen stellen de Commissie in staat de begrotingskoers van de eurozone en de algemene begrotingssituatie en -vooruitzichten te beoordelen, hetgeen in het tweede deel van deze bijlage wordt gedaan.


(I)Beknopte beoordeling van de ontwerpbegrotingsplannen van de lidstaten

Hieronder volgt een samenvatting van de beoordeling door de Commissie van de ontwerpbegrotingsplannen 2025 en het nationale begrotingsbeleid 15 . De adviezen zijn gebaseerd op de najaarsprognose 2024 van de Commissie, met inbegrip van de informatie in de ontwerpbegrotingsplannen.

De beoordeling van de ontwerpbegrotingsplannen is gericht op de groei van de netto-uitgaven. De landspecifieke begrotingsaanbevelingen voor 2024 zijn kwalitatief. Het centrale element ervan is een aanbeveling aan alle lidstaten om: “de groei van de netto-uitgaven in 2025 [te] beperken tot een percentage waarmee de overheidsschuld op een plausibel neerwaarts traject op de middellange termijn komt [of blijft] en de […] tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp in acht wordt genomen [of in stand wordt gehouden]”. Om dit operationeler te maken, moet worden beoordeeld of de netto-uitgaven binnen de in de plannen van de lidstaten voor de middellange termijn vastgestelde maxima blijven, mits een dergelijk plan beschikbaar is en de maxima in overeenstemming zijn met de vereisten van het nieuwe kader. Voor het overige heeft de Commissie haar beoordeling gebaseerd op de voorafgaande richtsnoeren die op 21 juni 2024 aan de lidstaten zijn verstrekt. Vanaf volgend jaar zullen de beoordelingen van het ontwerpbegrotingsplan gebaseerd zijn op het meerjarige netto-uitgavenpad voor elke lidstaat dat is vastgesteld in de aanbeveling van de Raad tot goedkeuring van het plan voor de middellange termijn.


In de beoordeling van de groei van de netto-uitgaven wordt gekeken naar de het jaarlijkse groeipercentage voor 2025 en het cumulatieve groeipercentage voor 2024-2025. Als eerste stap heeft de Commissie gekeken naar het jaarlijkse groeipercentage van 2025 (waarbij een drempel van 0,3 % van het bbp het verschil aangeeft tussen “niet volledig in overeenstemming” en “niet in overeenstemming”). Als tweede stap heeft zij gekeken naar het cumulatieve groeipercentage in de periode 2024-2025 (met een drempel van 0,6 % van het bbp tussen “niet volledig in overeenstemming” en “niet in overeenstemming” 16 ). De conclusie in het advies over het ontwerpbegrotingsplan hangt af van de minder gunstige van de twee (het jaarlijkse of het cumulatieve groeipercentage).


Grafiek 2: Groei van de netto-uitgaven in 2024 en 2025: ontwerpbegrotingsplan vs. najaarsprognose 2024 van de Commissie


Bron: najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie.

Opmerking: België, Oostenrijk en Spanje hebben geen ontwerpbegrotingsplan ingediend. Voor Frankrijk wordt de groei van de netto-uitgaven in zijn plan voor de middellange termijn getoond, aangezien in het ontwerpbegrotingsplan van het land geen melding is gemaakt van een groei van de netto-uitgaven.


Bij de beoordeling van het ontwerpbegrotingsplan van Malta, Portugal en Luxemburg is ook rekening gehouden met de aanbeveling van de Raad om de resterende noodsteunmaatregelen voor energie geleidelijk af te schaffen. Luxemburg, Malta en Portugal zijn de enige lidstaten van de eurozone die een landspecifieke aanbeveling hebben ontvangen om de noodsteunmaatregelen voor energie tegen de winter van 2024/2025 geleidelijk af te schaffen. Voor alle drie de landen concludeert de Commissie dat zij deze maatregelen niet geleidelijk afschaffen. Als gevolg daarvan wordt de algemene conclusie in het advies over het ontwerpbegrotingsplan aangepast van “in overeenstemming” (d.w.z. de beoordeling op basis van de groei van de netto-uitgaven) naar “niet volledig in overeenstemming”.


Over het geheel genomen worden acht ontwerpbegrotingsplannen van de lidstaten van de eurozone geacht in overeenstemming te zijn met de begrotingsaanbevelingen, terwijl er zeven niet volledig in overeenstemming zijn, één niet in overeenstemming is en voor één het risico bestaat dat het niet in overeenstemming is:

·Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië, Letland, Slovenië en Slowakije worden geacht in overeenstemming te zijn met de aanbevelingen, aangezien hun netto-uitgaven naar verwachting binnen de maxima zullen liggen. 

·Duitsland, Estland en Finland worden geacht niet volledig in overeenstemming te zijn, aangezien hun jaarlijkse (Finland) en/of cumulatieve (Duitsland, Estland) netto-uitgaven naar verwachting boven de respectieve maxima voor de groei van de netto-uitgaven zullen liggen, maar nog steeds onder de drempels voor de controlerekening waarin de verordening voorziet. De cumulatieve netto-uitgaven van Ierland zullen naar verwachting ook boven het respectieve maximum liggen.

·Luxemburg, Malta en Portugal worden geacht niet volledig in overeenstemming te zijn met de aanbeveling, aangezien zij de noodsteunmaatregelen voor energie niet geleidelijk afschaffen tegen de winter van 2024-2025, terwijl hun netto-uitgaven naar verwachting binnen de maxima voor de groei van de netto uitgaven blijven.

·Nederland wordt geacht niet in overeenstemming te zijn met de aanbeveling, aangezien de netto-uitgaven (zowel op jaarbasis als in cumulatieve termen) naar verwachting boven het maximum zullen liggen.

·Litouwen wordt geacht het risico te lopen niet in overeenstemming te zijn met de aanbeveling, aangezien de netto-uitgaven (zowel jaarlijks als cumulatief) naar verwachting hoger zullen zijn dan de percentages die de Commissie als een passende eerste stap in de uitvoering van de nieuwe economische governance zou beschouwen. Litouwen heeft zijn plan voor de middellange termijn echter nog niet ingediend.

Voor de lidstaten van de eurozone die geen ontwerpbegrotingsplan voor 2025 hebben ingediend (België, Oostenrijk en Spanje) kan de Commissie in dit stadium niet beoordelen of het begrotingsbeleid van die lidstaten in 2025 in overeenstemming is met de aanbevelingen.


(II)Algemene begrotingsontwikkelingen in de eurozone, met inbegrip van de geaggregeerde begrotingskoers


Het begrotingsbeleid van de lidstaten zou ertoe bijdragen het tekort in de eurozone in 2025 onder de 3 % van het bbp te brengen. De vermindering van de overheidstekorten kwam in 2023 tot stilstand, ondanks de uitfasering van de tijdelijke noodmaatregelen in verband met COVID-19, als gevolg van een zwakke economische groei en aanzienlijke tegenvallers aan de ontvangstenzijde. In de najaarsprognose 2024 van de Commissie is echter de verwachting uitgesproken dat het geaggregeerde tekort van de eurozone in 2024 weer is gedaald tot 3,0 % van het bbp, vanwege afnemende subsidies voor particuliere investeringen (met name voor de renovatie van woningen in Italië) en sterke inkomstenontwikkelingen 17 . Het tekort zal vervolgens naar verwachting marginaal dalen tot 2,9 % van het bbp in 2025, dankzij de consolidatie-inspanningen van de lidstaten om de houdbaarheid van de begrotingen op middellange termijn te waarborgen, zoals uiteengezet in het nieuwe begrotingskader. Deze prognose is grotendeels in overeenstemming met de prognoses in de ontwerpbegrotingsplannen van de lidstaten.  


De overheidsschuldquote in de eurozone zal naar verwachting in 2025 marginaal stijgen, maar blijft duidelijk onder de piek van 2020. Zowel in de ontwerpbegrotingsplannen als in de prognose van de Commissie wordt uitgegaan van een lichte stijging van de schuldquote tot 90 % in 2025, ten opzichte van bijna 99 % van het bbp in 2020. De overheidsschuldquote neemt toe als gevolg van aanhoudend hoge primaire tekorten en stijgende rente-uitgaven, terwijl de lagere inflatie betekent dat de nominale groei van het bbp zwakker is, waardoor de stijging van de noemer wordt afgeremd.


De begrotingskoers van de eurozone zal in 2024 contractief zijn, na een lange periode van expansie 18 . De in de najaarsprognose van de Commissie voorspelde krimp van ½ % van het bbp volgt op vier jaar van een aanzienlijke crisisgerelateerde expansie, met in totaal ongeveer 3½ % van het bbp 19 . De begrotingskoers van de eurozone in 2024 is voornamelijk het gevolg van een vermindering van andere kapitaaluitgaven, die verband houdt met de geleidelijke afschaffing van grote subsidies voor particuliere investeringen (met name woningrenovaties in Italië) (grafiek 3). De geleidelijke afschaffing van de resterende energiemaatregelen werd grotendeels gecompenseerd door nieuwe netto lopende uitgaven, die de komende jaren een negatieve invloed op de inspanningen voor begrotingsconsolidatie zouden kunnen hebben.


Grafiek 3: Begrotingskoers en -componenten voor de eurozone, 2020-2025 (% van het bbp)

Opmerking: de begrotingskoers voor de periode 2020-2023 is cumulatief.

Bron: najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie.


De begrotingskoers van de eurozone zal in 2025 naar verwachting licht contractief zal zijn, waarbij de daling van de netto lopende uitgaven gedeeltelijk wordt gecompenseerd door een toename van de investeringen. Volgens de najaarsprognose zal de begrotingskoers licht krimpen tot iets meer dan ¼ % van het bbp als gevolg van een daling van de netto lopende uitgaven en een verdere lichte krimp van de overheidssubsidies voor particuliere investeringen. Dit contractieve effect wordt gedeeltelijk gecompenseerd door een lichte toename van de investeringen, die zowel uit de nationale begrotingen als uit subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen worden gefinancierd (grafiek 4). Dit duidt erop dat het nieuwe begrotingskader van meet af aan doeltreffend is geweest om ervoor te zorgen dat consolidatie niet ten koste gaat van de noodzakelijke investeringen in de groene en de digitale transitie, de productiviteit en het concurrentievermogen.

Grafiek 4: Overheidsinvesteringen in de eurozone 2019-2025 (% van het potentiële bbp)

1) Nationaal gefinancierde investeringen omvatten de nationale medefinanciering van EU-fondsen.

Bron: najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie.


Deze licht contractieve begrotingskoers is passend in 2025. Ten eerste is de daling van de lopende uitgaven in overeenstemming met de noodzaak om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in sommige lidstaten geleidelijk te verbeteren, na de periode 2020-2023, toen de normale werking van de begrotingsregels van de EU werd opgeschort door de activering van de algemene ontsnappingsclausule om de gevolgen van de COVID-19-crisis en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de daarmee samenhangende energiecrisis aan te pakken. Ten tweede zal de schulddruk blijven toenemen als gevolg van onder meer de vergrijzingskosten, de groene en de digitale transitie en defensie, alsook het minder gunstige rente-groeiverschil, waardoor in de toekomst extra begrotingsruimte nodig zal zijn. Ten derde is de lichte toename van de investeringen in 2025, waarmee de trend sinds de pandemie wordt voortgezet, in overeenstemming met de noodzaak om te zorgen voor duurzame en inclusieve groei op middellange en lange termijn en met de nadruk van het nieuwe kader op het stimuleren van hervormingen en investeringen. Met een over het geheel genomen licht contractieve begrotingskoers in combinatie met een aanhoudende groei van de investeringen zou ook een significant negatief effect op de totale economische bedrijvigheid in de eurozone op korte en ook op langere termijn worden voorkomen.


Met de licht contractieve begrotingskoers die voor 2025 voor de eurozone wordt voorspeld, zouden de inspanningen in het kader van het monetaire beleid worden ondersteund om ervoor te zorgen dat de inflatie weer het beoogde niveau bereikt. Dankzij de dalende inflatie begon de ECB in juni 2024 met de verlaging van haar depositorente — het percentage waarmee de Raad van bestuur de monetaire-beleidskoers stuurt — tot 3,75 %, nadat zij negen maanden lang op 4 % was gehandhaafd. Sindsdien heeft de ECB de depositorente tweemaal met 25 basispunten verlaagd tot de huidige 3,25 %. De ECB verklaarde dat de beleidsrente zo lang als nodig voldoende restrictief zal blijven om ervoor te zorgen dat de inflatie tijdig terugkeert naar de middellangetermijndoelstelling van 2 %. Met een licht contractieve begrotingskoers in de eurozone in 2025 zou dus worden bijgedragen tot een beleidsmix die de inflatoire druk verlaagt, waardoor de monetaire autoriteiten mogelijk ruimte zouden krijgen om de rentetarieven in de toekomst verder te verlagen. Dit zou een positief effect hebben op de houdbaarheid van de begrotingen.


(III)Begrotingssituatie van de lidstaten

De tekorten en schulden lopen in de eurozone nog steeds sterk uiteen, met name wat betreft de naleving van de op het Verdrag gebaseerde referentiewaarden. Vier lidstaten van de eurozone verwachten in 2025 een begrotingstekort van meer dan 3 % van het bbp (Frankrijk, Italië, Malta, Slowakije), terwijl België en Oostenrijk volgens de prognoses van de Commissie ook boven de 3 % zullen uitkomen. Wat de overheidsschuld betreft, wordt verwacht dat elf lidstaten van de eurozone in 2025 een schuldquote van meer dan 60 % van het bbp zullen hebben. De ontwikkelingen variëren per land, waarbij de schuldquote in meer dan de helft van de lidstaten van de eurozone stijgt, waaronder in drie van de vijf lidstaten met een schuld van meer dan 100 % van het bbp (België, Frankrijk en Italië).


De begrotingskoers zal naar verwachting in 2025 nog steeds zeer sterk uiteenlopen tussen de lidstaten. Deze geografische heterogeniteit is ook duidelijk gebleken in 2024, toen de helft van de lidstaten van de eurozone volgens de prognoses een expansieve koers zou volgen, ondanks een algemene contractieve koers in de eurozone. In 2025 zal naar verwachting een derde van de lidstaten van de eurozone een expansieve begrotingskoers volgen, ten opzichte van een contractieve koers in zes lidstaten, terwijl de koers in de overige lidstaten grotendeels neutraal zou zijn. Zoals verwacht, zal de koers in de lidstaten met de grootste aanpassingsbehoeften in het nieuwe kader volgens de prognoses contractief zijn. De begrotingskoers zal dus variëren van een krimp van 1½ % tot een expansie van 1¼ % van het bbp (grafiek 5). Wat de samenstelling betreft, zullen de nationaal gefinancierde lopende uitgaven naar verwachting in de meeste lidstaten afnemen. De krimp is het gevolg van een daling van de niet-energiegerelateerde uitgaven in de meeste landen (en de geleidelijke afschaffing van de resterende energiemaatregelen in sommige lidstaten).

Grafiek 5:Begrotingskoers en -componenten van de lidstaten van de eurozone, 2025 en 2024-2025 (% van het bbp)
a)2025


b) 2024-2025 cumulatief

1) Nationaal gefinancierde investeringen omvatten de nationale medefinanciering van EU-fondsen.

Bron: najaarsprognoses 2024 van de Europese Commissie.


De overheidsinvesteringen zullen naar verwachting in 2025 in bijna alle lidstaten toenemen, met uiteenlopende bijdragen uit de nationale begrotingen en een aanzienlijk effect van de subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en de EU-fondsen in verschillende lidstaten. Volgens de prognose van de Commissie zullen de totale investeringen in op drie na alle lidstaten van de eurozone toenemen. De nationaal gefinancierde investeringen zullen naar verwachting in 2025 in de helft van de lidstaten een expansieve bijdrage leveren. In de landen waar de nationaal gefinancierde investeringen afnemen, neemt de absorptie van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen toe. De absorptie van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit zal in 2025 naar verwachting verder versnellen tot 0,4 % van het bbp, waarmee in bijna alle lidstaten een expansieve bijdrage zal worden geleverd. Ook de absorptie van andere EU-fondsen wordt versneld. Dit zal de EU in staat stellen investeringsprojecten en productiviteitsverhogende hervormingen te blijven financieren en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de lidstaten de nationale budgettaire houdbaarheid kunnen verbeteren.


BIJLAGE V: Herbeoordeling van de lidstaten die zijn opgenomen in het verslag uit hoofde van artikel 126, lid 3, van het voorjaarspakket 2024, waarvoor de Commissie had besloten niet voor te stellen om een buitensporigtekortprocedure in te leiden

·Tsjechië: in het voorjaar werden voor 2023 een tekort van 3,7 % van het bbp en voor 2024 een gepland tekort van 2,3 % van het bbp gemeld. Als gevolg daarvan werd Tsjechië in het voorjaar opgenomen in het verslag op grond van artikel 126, lid 3. Het tekortcriterium werd echter in 2023 als vervuld beoordeeld vanwege de verzachtende aard van de relevante factoren. De kennisgeving van de buitensporigtekortprocedure in het najaar duidt op een tekort van 3,8 % van het bbp in 2023 en van 2,8 % van het bbp in 2024, wat neerkomt op een marginale verslechtering ten opzichte van het voorjaar. De relevante factoren die in het voorjaar in aanmerking zijn genomen, lijken nog steeds van toepassing te zijn. Bovendien wordt het tekort in de najaarsprognose 2024 van de Commissie geraamd op 2,5 % van het bbp in 2024, 2,3 % van het bbp in 2025 en 1,9 % van het bbp in 2026. Over het geheel genomen zijn er in het najaar geen substantiële veranderingen in de situatie van Tsjechië geconstateerd ten opzichte van het voorjaar en wordt de conclusie van het verslag op grond van artikel 126, lid 3, van het voorjaar (dat wil zeggen om niet voor te stellen een buitensporigtekortprocedure in te leiden) dit najaar nog steeds relevant geacht voor Tsjechië.

·Estland: in de kennisgeving van de buitensporigtekortprocedure in het voorjaar werd melding gemaakt van een tekort van 3,4 % van het bbp voor 2023 en een gepland tekort van 2,9 % van het bbp voor 2024. Als gevolg daarvan werd Estland in het voorjaar behandeld in het verslag op grond van artikel 126, lid 3. Het tekort in 2023 werd geacht dicht bij de referentiewaarde te liggen en er werd geconstateerd dat de overschrijding van de referentiewaarde van 3 % het gevolg van uitzonderlijke omstandigheden was. Al met al werd het tekortcriterium echter als vervuld beoordeeld vanwege de verzachtende aard van de relevante factoren. In de kennisgeving van de buitensporigtekortprocedure in het najaar komt een aanzienlijke verbetering ten opzichte van het voorjaar van 2023 tot uiting, met een tekort dat nu 2,8 % van het bbp bedraagt, maar een iets hoger gepland tekort voor 2024, namelijk 3,0 % van het bbp. In zijn persbericht van 22 oktober 2024 maakte Eurostat een voorbehoud bij de kwaliteit van de door Estland voor 2023 gerapporteerde gegevens. Eurostat bespreekt met de Estse statistische instanties het juiste tijdstip voor de registratie van militaire uitgaven, met gevolgen voor het tekort van ongeveer 0,4 % van het bbp. De relevante factoren die in het voorjaar in aanmerking zijn genomen, lijken nog steeds van toepassing te zijn. Volgens de najaarsprognose 2024 van de Commissie zal het tekort in 2024, 2025 en 2026 naar verwachting op 3,0 % van het bbp blijven. Al met al is de begrotingssituatie verbeterd ten opzichte van het voorjaar, aangezien op basis van de kennisgeving in het najaar van 2023 en 2024 geen overschrijding van de tekortquote wordt vastgesteld. Daarom wordt de conclusie van het verslag op grond van artikel 126, lid 3, van het voorjaar (dat wil zeggen om niet voor te stellen een buitensporigtekortprocedure in te leiden) dit najaar nog steeds relevant geacht voor Estland.

·Spanje: in de kennisgeving van het voorjaar werd melding gemaakt van een feitelijk tekort van 3,6 % van het bbp voor 2023 en een gepland tekort van 3,0 % van het bbp voor 2024. Aangezien in de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie werd gewezen op een tekort van 3,0 % van het bbp in 2024 en 2,8 % van het bbp in 2025, werd in het verslag op grond van artikel 126, lid 3, van het voorjaar geconcludeerd dat het inleiden van een buitensporigtekortprocedure in dat stadium geen nuttig doel zou dienen. In de kennisgeving van de buitensporigtekortprocedure in het najaar worden een tekort van 3,5 % van het bbp in 2023 en een gepland tekort van 3,0 % van het bbp in 2024 gemeld, wat betekent dat geen sprake is van een verslechtering ten opzichte van de cijfers die in het voorjaar werden meegedeeld. In de najaarsprognose 2024 van de Commissie wordt het tekort geraamd op 3,0 % van het bbp in 2024, 2,6 % van het bbp in 2025 en 2,7 % van het bbp in 2026. Over het geheel genomen zijn er in het najaar geen substantiële veranderingen in de situatie van Spanje geconstateerd ten opzichte van het voorjaar en wordt de conclusie van het verslag op grond van artikel 126, lid 3, van het voorjaar (dat wil zeggen om niet voor te stellen een buitensporigtekortprocedure in te leiden) dit najaar nog steeds relevant geacht voor Spanje.

·Slovenië: In het voorjaar meldde Slovenië een feitelijk tekort van 2,5 % van het bbp in 2023 en een gepland tekort van 3,6 % van het bbp voor 2024. Vanwege de onzekerheid rond de geplande gegevens en gezien het feit dat in de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie werd gewezen op een tekort van 2,8 % van het bbp in 2024, werd in het voorjaar echter besloten geen buitensporigtekortprocedure tegen Slovenië in te leiden. In de kennisgeving van de buitensporigtekortprocedure van het najaar wordt gewezen op een tekort van 2,6 % van het bbp in 2023 en een verbetering van het geplande tekort in 2024 tot 2,9 % van het bbp, hetgeen lager is dan de referentiewaarde. Volgens de najaarsprognose 2024 van de Commissie zal het tekort in 2024 op 2,4 % van het bbp en in 2025 en 2026 op 2,1 % van het bbp uitkomen. Al met al is de begrotingssituatie verbeterd ten opzichte van het voorjaar, aangezien op basis van de kennisgeving in het najaar van 2023 en 2024 geen overschrijding van de tekortquote wordt vastgesteld. Daarom wordt de conclusie van het verslag op grond van artikel 126, lid 3, van het voorjaar (dat wil zeggen om niet voor te stellen een buitensporigtekortprocedure in te leiden) dit najaar nog steeds relevant geacht voor Slovenië.


BIJLAGE VI: Schuldhoudbaarheidsanalyse en gevoeligheidsanalyse

Deze bijlage bevat een analyse van de gevoeligheid van de ontwikkeling van de overheidsschuld voor mogelijke macro-economische schokken, zoals vereist op grond van artikel 7 van Verordening (EU) nr. 473/2013. Stochastische schuldprognoses worden gebruikt om te beoordelen hoe risico’s voor de nominale bbp-groei, de ontwikkelingen op de financiële markten en begrotingsschokken die van invloed zijn op de begrotingssituatie van de overheid van invloed kunnen zijn op de dynamiek van de overheidsschuld 20 .

De stochastische prognoses verklaren de macro-economische onzekerheid rond één “centraal” schuldprognosescenario in 2025-2029: het scenario van de najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie. In dit scenario wordt de gebruikelijke aanname van “ongewijzigd begrotingsbeleid” toegepast na de prognosehorizon 21 . Als zodanig wordt in dit scenario geen rekening gehouden met de toezeggingen inzake begrotingsconsolidatie in de door de lidstaten ingediende structurele begrotingsplannen voor de middellange termijn.  

Schokken worden toegepast op de macro-economische omstandigheden die in het centrale scenario worden aangenomen om de verdeling van mogelijke schuldtrajecten te verkrijgen (de conus in de waaiergrafieken in grafiek 6). De conus stemt overeen met een brede reeks mogelijke macro-economische omstandigheden, met maximaal 10 000 gesimuleerde schokken in de groei, de rente op de korte en de lange termijn en het primaire saldo. De omvang en de correlatie van deze schokken weerspiegelen de historische volatiliteit en de verhoudingen tussen deze variabelen 22 . De waaiergrafieken bieden dus probabilistische informatie over de schulddynamiek van de eurozone, rekening houdend met de mogelijkheid dat zich schokken voordoen in de groei, de rente en het primaire saldo waarvan de omvang en de correlatie de ontwikkelingen in het verleden weerspiegelen.

In de waaiergrafiek wordt het verwachte schuldtraject in het centrale scenario weergegeven als een rode lijn. Het mediaanresultaat van de simulaties wordt weergegeven als een zwarte stippellijn. De conus bestrijkt 80 % van alle mogelijke schuldtrajecten. De trajecten die zijn afgeleid van de 20 % minst waarschijnlijke schokken worden niet getoond. De verschillende kleurschakeringen binnen de conus vertegenwoordigen verschillende segmenten binnen de totale distributie van de mogelijke schuldtrajecten.

De mediane schuld voor 2029 wordt geraamd op 90 % van het bbp, dat wil zeggen dat het even waarschijnlijk is dat de schuld hoger of lager zal zijn dan dat niveau. Bovendien wijst het basisscenario op een lichte stijging van de schuldquote in de komende vijf jaar en blijkt uit de stochastische prognoses met een waarschijnlijkheid van 57 % dat de schuld in 2029 mogelijk hoger uitvalt dan in 2024.


Grafiek 6: Waaiergrafieken van stochastische schuldprognoses rond het basisscenario van de Commissie; eurozone

Opmerking: de stippellijn staat voor de mediaan, de rode lijn staat voor het basisscenario.


BIJLAGE VII: Tabellen met macro- en begrotingsindicatoren


Opmerking: België, Oostenrijk en Spanje hebben geen ontwerpbegrotingsplan ingediend.

Bron: najaarsprognoses 2024 van de Europese Commissie.

(1)

Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht vormt samen met de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten en de gewijzigde Richtlijn 2011/85/EU van de Raad inzake de begrotingskaders van de lidstaten, een kernelement van het hervormde EU-kader voor economische governance.

(2)

De in de verordening vastgestelde gemeenschappelijke prioriteiten zijn: i) het verwezenlijken van een eerlijke groene en digitale transitie, met inbegrip van de klimaatdoelstellingen; ii) sociale en economische veerkracht, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten; iii) energiezekerheid; en iv) waar noodzakelijk, de opbouw van defensievermogens.

(3)

De precieze duur van het plan hangt af van de duur van de nationale zittingsperiode. In ieder geval mag de begrotingsaanpassingsperiode maximaal vier jaar bedragen (tenzij de aanpassingsperiode wordt verlengd).

(4)

Dezelfde aanpak werd gevolgd voor Roemenië, waarvoor het besluit van de Raad van juli, waarbij werd vastgesteld dat het land geen doeltreffende maatregelen had genomen, betekende dat een herziene aanbeveling op grond van artikel 126, lid 7, VWEU noodzakelijk was.

(5)

De lidstaten moesten hun plan voor de middellange termijn uiterlijk op 20 september indienen, hoewel de Commissie ermee instemde dat indieningen tot en met 15 oktober aanvaardbaar zouden zijn, om aan te sluiten bij de indiening van ontwerpbegrotingsplannen.

(6)

Als onderdeel van de overgangsbepalingen van artikel 36 van Verordening (EU) 2024/1263 moeten deze lidstaten ook hun nationaal gefinancierde investeringsniveaus handhaven die gemiddeld zijn gerealiseerd in de door het herstel- en veerkrachtplan bestreken periode (punt d)).

(7)

Voor Oostenrijk wordt in de prognoses geen rekening gehouden met een begroting voor 2025, aangezien de vaststelling hiervan vertraging heeft opgelopen als gevolg van de Oostenrijkse verkiezingscyclus.

(8)

Hoewel de groei van de netto-uitgaven van Ierland naar verwachting ook boven het maximum zal liggen, heeft het land geen landspecifieke begrotingsaanbeveling ontvangen en bevat het advies van de Commissie geen definitieve algemene beoordeling van zijn ontwerpbegrotingsplan.

(9)

Volgens de overgangsbepalingen van de verordening is het tijdschema voor de eerste reeks plannen anders dan dat van de stationaire toestand, wanneer de lidstaten hun plannen uiterlijk op 30 april van het jaar vóór het einde van het huidige plan moeten indienen.

(10)

Van de lidstaten die in aanmerking kwamen voor technische informatie zouden er zes hun begrotingssituatie nog moeten aanpassen om ervoor te zorgen dat hun tekort en schuld op middellange termijn onder de referentiewaarden van het Verdrag blijven.

(11)

De indicator van de netto-uitgaven is niet onderhevig aan de werking van automatische stabilisatoren en andere uitgavenschommelingen die buiten de directe macht van de overheid vallen en biedt dus ruimte voor anticyclische macro-economische stabilisatie.

(12)

In het licht van de plannen voor de middellange termijn in het nieuwe kader, waarin de hervormingsprioriteiten van de lidstaten zijn opgenomen, wordt in de aanbevelingen aan de lidstaten van de eurozone waartegen een buitensporigtekortprocedure loopt, niet aanbevolen een economisch partnerschapsprogramma in te dienen overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 473/2013.

(13)

Overeenkomstig de overgangsbepalingen van Verordening (EU) 2024/1264 en tegen de achtergrond van de aanzienlijk gewijzigde renteomgeving kan de Commissie deze benchmark tijdens een overgangsperiode in 2025, 2026 en 2027 aanpassen om bij de vaststelling van het voorgestelde correctieve traject met betrekking tot de eerste budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn rekening te houden met de stijging van de rentebetalingen.

(14)

De Commissie heeft de lidstaten niet verplicht een ontwerpbegrotingsplan in te dienen wanneer ervan wordt uitgegaan dat het beleid ongewijzigd blijft. Dergelijke ontwerpbegrotingsplannen voor situaties waarin het beleid niet wordt gewijzigd, werden in eerdere ronden bijvoorbeeld ingediend wanneer een regering geen ontwerpbegroting in het nationale parlement had ingediend. Dit najaar is de lidstaten die in een dergelijke situatie verkeren — België, Oostenrijk en Spanje — gevraagd de indiening uit te stellen totdat een volwaardig ontwerpbegrotingsplan kan worden opgesteld. In elk geval houdt de Commissie voortdurend toezicht op de begrotingssituatie in alle lidstaten, op basis van alle beschikbare informatie, met inbegrip van technische uitwisselingen tussen de nationale autoriteiten en de diensten van de Commissie.

(15)

De adviezen gaan vergezeld van een statistische bijlage, waarin de informatie staat die nodig is om de plannen van de lidstaten te beoordelen.

(16)

Deze drempels van 0,3 %/0,6 % zijn in overeenstemming met de drempels van de controlerekening.

(17)

Nadere bijzonderheden over de begrotingsvooruitzichten van de EU zijn te vinden in de najaarsprognose 2024 van de Commissie: https://economy-finance.ec.europa.eu/publications/european-economic-forecast-autumn-2024_en .

(18)

De bijdrage aan de begrotingskoers van het totaal aan nationaal gefinancierde netto-uitgaven zal naar verwachting in zowel 2024 als 2025 contractief zijn (bijna ½ % van het bbp).

(19)

Met de begrotingskoers wordt de kortetermijnimpuls voor de economie vanuit het discretionaire begrotingsbeleid gemeten. De koers is gebaseerd op de stijging van de netto-uitgaven ten opzichte van de nominale potentiële outputgroei in een periode van tien jaar. Het aggregaat van de netto-uitgaven dat wordt gebruikt om de begrotingskoers te beoordelen, omvat uitgaven die zijn gefinancierd met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen.

(20)

De hier gebruikte methode voor stochastische overheidsschuldprognoses is toegelicht in bijlage A7 bij de Debt Sustainability Monitor 2019 van de Europese Commissie, en in Berti K. (2013), “Stochastic public debt projections using the historical variance-covariance matrix approach for EU countries”, European Economy Economic Paper, nr. 480.

(21)

In de najaarsprognose 2024 van de Commissie is rekening gehouden met budgettaire beleidsmaatregelen die werden vastgesteld of ten minste geloofwaardig werden aangekondigd en met informatie die beschikbaar was op 31 oktober 2024. Na 2026 (het laatste prognosejaar) wordt het structurele primaire saldo alleen gewijzigd door de verwachte (netto)kosten van de vergrijzing.

(22)

Aangenomen wordt dat de schokken een gezamenlijke normale distributie volgen.