Artikelen bij COM(2025)65 - Beoordeling van de mogelijkheden tot stroomlijning en vereenvoudiging van de procedure voor de toepassing van een capaciteitsmechanisme in het kader van hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2019/943, overeenkomstig artikel 69, lid 3, van Verordening (EU) 2019/943

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. INLEIDING

Verordening (EU) 2024/17471 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943 wat betreft het verbeteren van de opzet van de elektriciteitsmarkt van de Unie. Overeenkomstig artikel 69, lid 3, van de gewijzigde Verordening (EU) 2019/943 (de “elektriciteitsverordening”), dient de Europese Commissie (de “Commissie”) een gedetailleerd verslag in met een beoordeling van de mogelijkheden tot stroomlijning en vereenvoudiging van de procedure voor de toepassing van een capaciteitsmechanisme en formuleert zij voorstellen om, waar nodig, de procedure voor de beoordeling van capaciteitsmechanismen te vereenvoudigen. Artikel 69, lid 3, van de elektriciteitsverordening luidt:

“Uiterlijk 17 januari 2025 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een gedetailleerd verslag in met een beoordeling van de mogelijkheden tot stroomlijning en vereenvoudiging van de procedure voor de toepassing van een capaciteitsmechanisme in het kader van hoofdstuk IV [van deze verordening] zodat zorgpunten in verband met de toereikendheid tijdig door de lidstaten kunnen worden aangepakt. In dat verband verzoekt de Commissie ACER de methode voor de in artikel 23 bedoelde Europese voorzieningszekerheidsbeoordeling te wijzigen overeenkomstig [de in] de artikelen 23 en 27 [uiteengezette procedure], naargelang het geval.

Uiterlijk 17 april 2025 dient de Commissie, na overleg met de lidstaten, voorstellen in om de procedure voor de beoordeling van capaciteitsmechanismen waar nodig te vereenvoudigen.”

In dit verslag worden de mogelijkheden tot stroomlijning en vereenvoudiging van de procedure voor de toepassing van een capaciteitsmechanisme in het kader van hoofdstuk IV van elektriciteitsverordening beoordeeld.


2. EU-KADER INZAKE CAPACITEITSMECHANISMEN



1. EU-kaders die voortvloeien uit de elektriciteitsverordening en de CEEAG

In hoofdstuk IV van de elektriciteitsverordening worden vereisten ingevoerd voor de rechtvaardiging van capaciteitsmechanismen, alsook regels voor de uitvoering van die maatregelen, om ervoor te zorgen dat capaciteitsmechanismen de interne elektriciteitsmarkt van de Unie niet onnodig verstoren en dat zij niet worden ingevoerd als een vervanging voor noodzakelijke markthervormingen in de lidstaten2.

Het EU-kader inzake capaciteitsmechanismen werd in het leven geroepen om de invoering van een tijdelijk aanvullend instrument mogelijk te maken en beter te coördineren, en er zo voor te zorgen dat het energiesysteem in voldoende (waaronder flexibele) capaciteit kan voorzien om op middellange tot lange termijn aan de vraag te voldoen, met inbegrip van het ondersteunen van de decarbonisatie van het energiesysteem en de integratie van een verdere uitrol van variabele hernieuwbare bronnen. Bovendien zijn er na de ongeziene energiecrisis die de Unie de afgelopen jaren heeft doorgemaakt, bijkomende bezorgdheden ontstaan met betrekking tot de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening. De interne elektriciteitsmarkt is essentieel geweest om de uitdagingen die de crisis met zich heeft meegebracht, aan te pakken en de lidstaten in staat te stellen een beroep te doen op elkaars voorraden. In de nasleep van de crisis en in het licht van de vernieuwde ambitie met betrekking tot de ontwikkeling van hernieuwbare energie en de decarbonisatiedoelstellingen van de EU, kunnen goed ontworpen capaciteitsmechanismen een belangrijke rol spelen bij het garanderen van de voorzieningszekerheid, en tegelijkertijd zorgen voor de vlotte werking van de interne markt, de uitrol van de minst koolstofintensieve technologieën bevorderen en de kosten voor de consument tot een minimum beperken. De regels met betrekking tot de interne elektriciteitsmarkt worden aangevuld door de bepalingen betreffende overheidssteun van de EU, namelijk het staatssteunkader opgenomen in de richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022 (“CEEAG”)3 van de Commissie, die van toepassing zijn op voorzieningszekerheidsmaatregelen, waaronder capaciteitsmechanismen.

Meer specifiek kan het EU-kader inzake voorzieningszekerheid en capaciteitsmechanismen als volgt worden samengevat (hoofdstuk IV van de elektriciteitsverordening en afdeling 4.8 van de CEEAG):



1. Tekortkomingen en conformiteit van de markt

Krachtens artikel 20 van de elektriciteitsverordening zijn de lidstaten waar zorgpunten in verband met de bevoorradingszekerheid zijn vastgesteld, verplicht een uitvoeringsplan uit te werken, waarin zij uiteenzetten op welke wijze zij voornemens zijn de onderliggende oorzaken van de zorgpunten in verband met de bevoorradingszekerheid via markthervormingen aan te pakken, en ter beoordeling bij de Commissie in te dienen. De lidstaten moeten de toepassing van hun uitvoeringsplannen monitoren en de resultaten in jaarverslagen publiceren.



2. Noodzakelijkheid en evenredigheid

De lidstaten moeten een doelstelling inzake voorzieningszekerheid, ook wel betrouwbaarheidsnorm genoemd, vaststellen overeenkomstig artikel 25 van de elektriciteitsverordening. De betrouwbaarheidsnorm is het resultaat van een economische analyse en stelt grenzen aan het subsidiëren van overcapaciteit ten koste van de mededinging en met geld van de Europese belastingbetaler, wanneer de kosten van de extra capaciteit hoger zijn dan het sociale welzijn dat die capaciteit oplevert. Daarom wordt het ENTSB-E in de elektriciteitsverordening opgedragen om een methodologie te ontwikkelen voor de berekening van de waarde van de niet-geleverde energie (value of lost load — VoLL), de kosten voor nieuwe toegang (cost of new entry — CONE) en de betrouwbaarheidsnorm4. De methodologie werd door ACER goedgekeurd in oktober 2020.

De behoefte aan een capaciteitsmechanisme en de omvang van de aan te kopen capaciteit moet worden vastgesteld op basis van een toereikendheidsbeoordeling5. Daartoe wordt het ENTSB-E in de elektriciteitsverordening opgedragen om een methodologie te ontwikkelen voor de beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening in Europa (de “ERAA-methodologie”6), die door ACER werd goedgekeurd in oktober 2020. Elk jaar dient het ENTSB-E op basis van die methodologie een voorstel in voor de jaarlijkse door ACER goed te keuren Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening (“ERAA”). Overeenkomstig artikel 24 van de elektriciteitsverordening kunnen de lidstaten hun capaciteitsmechanismen ook baseren op nationale beoordelingen van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening (“NRAA’s”), die echter gebaseerd moeten zijn op de ERAA-methodologie en die door ACER moeten worden getoetst indien de bevindingen afwijken van die van de ERAA.

Het aangekochte volume als reactie op de prijzen van capaciteit moet zodanig worden vastgesteld dat het aangekochte volume de betrouwbaarheidsnorm niet overschrijdt.



3. Kenmerken van de opzet

Het huidige EU-kader inzake capaciteitsmechanismen omvat een aantal vereisten waaraan moet worden voldaan. Met name:

- De steun moet worden toegewezen (en het niveau van de steun moet worden vastgesteld) op basis van een concurrerende biedprocedure (artikel 22, lid 1, van de elektriciteitsverordening).

- De opzet van het capaciteitsmechanisme moet garanderen dat alle technologieën die aan de objectieve technische en milieuvereisten voldoen, in aanmerking komen. Al die technologieën moeten op niet-discriminerende wijze in aanmerking komen voor deelname (artikel 22, lid 1, van de elektriciteitsverordening). Meer recent werd een bepaling ingevoerd om de lidstaten aan te moedigen erover na te denken de opzet van capaciteitsmechanismen aan te passen met het oog op de bevordering van niet-fossiele flexibele hulpbronnen zoals vraagrespons en opslag (artikel 19 octies van de elektriciteitsverordening).

- De vereisten inzake beschikbaarheid (en de ermee gepaard gaande boetes) moeten toereikend zijn om een vergoeding te bieden die beschikbaarheid in tijden van verwachte systeemstress (die tot prijspieken kan leiden indien het systeem niet flexibel genoeg is) stimuleert en die in verhouding staat tot de aan het energiesysteem geleverde dienst (artikel 22, lid 1, van de elektriciteitsverordening).

- Capaciteitsmechanismen moeten deelname van capaciteit van over de grens toelaten (artikel 26 van de elektriciteitsverordening). Daartoe wordt het ENTSB-E in de elektriciteitsverordening opgedragen om een methodologie te ontwikkelen om grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen toe te laten7, die door ACER werd goedgekeurd in 2020.

- De deelname van fossiele brandstoftechnologieën is beperkt door een emissiegrenswaarde (artikel 22, lid 4, van de elektriciteitsverordening). Meer recent werd een afwijking ingevoerd voor fossiele brandstoftechnologieën met een uitstoot die hoger ligt dan de grenswaarde (artikel 64 van de elektriciteitsverordening). Indien de afwijking wordt toegekend, is het toegestaan dat hulpmiddelen die de emissiegrenswaarde overschrijden, onder bepaalde voorwaarden en tot 31 december 2028 kunnen deelnemen aan capaciteitsmechanismen.

- In het geval van een strategische reserve moet het duidelijk zijn dat de gecontracteerde capaciteit in de strategische reserve niet deelneemt aan de elektriciteitsmarkten, zelfs niet bij situaties waarbij de prijzen hoog zijn (artikel 22, lid 2, van de elektriciteitsverordening).



2. Huidige goedkeuringsprocedure

De stappen die moeten worden gezet op grond van de elektriciteitsverordening en in het kader van de regels inzake staatssteun, worden gewoonlijk tegelijkertijd uitgevoerd om een snelle goedkeuring mogelijk te maken:

1. De lidstaat dient bij de Commissie een markthervormingsplan (uitvoeringsplan) in, waarin wordt toegelicht op welke wijze de lidstaat voornemens is de tekortkomingen van de markt of de verstorende effecten van regelgeving op te lossen. De Commissie geeft haar advies binnen vier maanden na de formele indiening van het plan (artikel 20 van de elektriciteitsverordening)8.

2. De lidstaat moet de behoefte aan en de evenredigheid van het capaciteitsmechanisme rechtvaardigen op basis van twee elementen:


- een toereikendheidsbeoordeling: die kan worden uitgevoerd aan de hand van de ERAA, zoals goedgekeurd door ACER. Indien een lidstaat gebruik wil maken van de NRAA, moeten de aannames, de methodologie en de resultaten ervan door de Commissie worden gecontroleerd voordat het besluit inzake staatssteun wordt vastgesteld. Meer specifiek dient de lidstaat zijn NRAA in bij ACER9 indien in de NRAA een zorgpunt aan het licht komt dat niet naar voren was gekomen in de ERAA, en verstrekt ACER binnen twee maanden een advies over de vraag of de verschillen tussen de nationale en de Europese beoordeling gerechtvaardigd zijn (artikel 24 van de elektriciteitsverordening); alsmede

- een doelstelling inzake voorzieningszekerheid (betrouwbaarheidsnorm): die wordt berekend op basis van artikel 25 van de elektriciteitsverordening en de ACER-methodologie voor het berekenen van de waarde van de verloren belasting, de kosten voor nieuwe toegang, en de betrouwbaarheidsnorm (artikel 23, lid 6, van de elektriciteitsverordening). De betrouwbaarheidsnorm en de bijbehorende methodologie moeten door de Commissie worden gecontroleerd voordat het besluit inzake staatssteun wordt vastgesteld.

3. De lidstaat moet de Commissie in kennis stellen van het capaciteitsmechanisme, zodat het kan worden beoordeeld op grond van de regels inzake staatssteun van de EU.


3. STAND VAN ZAKEN MET BETREKKING TOT HET EU-KADER EN BELANGRIJKSTE LESSEN

Het EU-kader inzake capaciteitsmechanismen is in 2019 vastgesteld en sindsdien moesten een aantal maatregelen worden genomen om het kader volledig uit te voeren (d.w.z. de ontwikkeling van EU-methodologieën in verband met capaciteitsmechanismen10). Er kunnen lessen worden getrokken uit de workshops van de Commissie, de praktijk inzake staatssteun, en de monitoringverslagen van ACER over de voorzieningszekerheid11. Dit omvat de lengte en de complexiteit van de aanvraagprocedure voor een capaciteitsmechanisme.

Dit verslag is gebaseerd op de praktijk die sinds de vaststelling van de elektriciteitsverordening door de lidstaat wordt toegepast bij het overwegen, vaststellen en exploiteren van een capaciteitsmechanisme, en op de beslissingspraktijk van de Commissie. De Commissie heeft sinds de inwerkingtreding van de elektriciteitsverordening besluiten inzake staatssteun vastgesteld voor twee regelingen (België12 en Finland13). Zij pleegt voorafgaand overleg met een aantal lidstaten over hun regelingen.

Het verslag bouwt ook voort op de feedback die de belanghebbenden bij de Commissie hebben ingediend tijdens de openbare raadpleging over haar voorstel voor de hervorming van de opzet van de elektriciteitsmarkt14, die werd samengevat in het werkdocument van de diensten van de Commissie bij het voorstel van de Commissie15.

Op 22 mei 2023 en 7 juni 2023 heeft de Commissie met de lidstaten twee workshops georganiseerd over het stroomlijnen van het EU-kader inzake capaciteitsmechanismen (“Streamlining the EU capacity mechanism framework”). In de workshops werd bijzondere aandacht besteed aan de huidige ERAA-methodologie en de goedkeuringsprocedure voor capaciteitsmechanismen. De inhoud van deze workshops is ook door de Commissie en ACER gepresenteerd tijdens de Europese regelgevingsfora voor elektriciteit op 8 juni 2023 en 27 mei 2024. Tijdens het forum werd tevredenheid geuit met het initiatief om de goedkeuringsprocedure voor capaciteitsmechanismen te versnellen en de ERAA-methodologie te vereenvoudigen16.

Tot slot wordt in dit verslag ingegaan op bepaalde kwesties die naar voren zijn gekomen in het kader van de onderhandelingen over het voorstel voor de hervorming van de opzet van de elektriciteitsmarkt door de medewetgevers, en die geleid hebben tot de verplichting voor de Commissie om dit verslag op te stellen.



1. Tekortkomingen en conformiteit van de markt

De Commissie heeft richtsnoeren ontwikkeld en uitgebracht17 voor de lidstaten over de wijze waarop zij hun uitvoeringsplannen moeten opstellen. Tijdens de beoordeling van de plannen wint de Commissie het advies van belanghebbenden in over de door de lidstaten voorgestelde hervormingen en organiseert zij bijeenkomsten of onderhoudt zij schriftelijke uitwisselingen met de lidstaten om vragen of problemen te verduidelijken indien en wanneer die zich voordoen.

De richtsnoeren van de Commissie kunnen de analyse van mogelijke verstorende effecten van regelgeving en marktfalen door de lidstaten vergemakkelijken. De in de richtsnoeren voorgestelde structuur zorgde er ook voor dat de Commissie meer inzicht kreeg in de werking en de specifieke problemen van de elektriciteitsmarkt in de respectieve lidstaat. Hierdoor kan de Commissie haar advies over het plan sneller vaststellen. Op dit moment hebben reeds vele lidstaten (12 van de 2718) een advies van de Commissie over hun uitvoeringsplannen ontvangen.



2. Noodzakelijkheid en evenredigheid

De ACER-methodologie voor het beoordelen van de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening werd door ACER goedgekeurd in 2020. Voor de ontwikkeling van een ERAA in overeenstemming met de ERAA-methodologie was een stapsgewijze uitvoering door ENTSB-E nodig. Terwijl ENTSB-E aanzienlijke vooruitgang boekte bij de ontwikkeling van de ERAA, werden de ERAA’s voor 2021 en 2022 niet door ACER goedgekeurd, hoofdzakelijk wegens een gebrek aan consistentie en robuustheid bij de beoordeling. In 2024 keurde ACER voor het eerst de “ERAA 2023” goed, waarbij werd geconcludeerd dat de beoordeling een zodanige mate van robuustheid had bereikt dat besluitvormers op de resultaten ervan kunnen vertrouwen.

Sommige lidstaten19 hebben zich kritisch uitgelaten over de complexiteit van de ERAA-methodologie en over het feit dat bij de huidige methodologie het “centrale referentiescenario” van ERAA (met twee varianten: een met en een zonder capaciteitsmechanismen) moet worden gebruikt om zorgpunten in verband met de toereikendheid vast te stellen. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat de ERAA-methodologie gebaseerd is op een zogenaamde “probabilistische” beoordeling, waarbij het bestaan van verschillende scenario’s reeds in aanmerking wordt genomen, evenals de waarschijnlijkheid dat zij zich voordoen. Niettemin zijn sommige lidstaten van mening dat het beschikken over slechts één centraal referentiescenario om het toekomstige traject weer te geven, te beperkend is, aangezien dit de indruk kan wekken dat dit de “enige waarheid” voor de toekomst voorstelt en minder nadruk legt op alternatieve trajecten. Op dit moment is een van de belangrijkste kritieken op het centrale referentiescenario dat het gebaseerd is op de veronderstelling dat de doelstellingen in de nationale energie- en klimaatplannen volledig zullen worden verwezenlijkt, zonder rekening te houden met het feit dat vertragingen kunnen optreden bij de uitvoering van de in de plannen beschreven maatregelen en dat die vertragingen gevolgen kunnen hebben voor de toereikendheid van het systeem. In de elektriciteitsverordening wordt verwezen naar “centrale referentiescenario’s”. Dit laat ruimte voor invoering van een bijkomend centraal referentiescenario waarin de energietransitie in een ander tempo verloopt. Dit moet echter een waarschijnlijke voorstelling van de toekomst weergeven om besluiten over staatssteun mogelijk te maken, die voortbouwen op deze centrale scenario’s om de noodzaak en evenredigheid van de capaciteitsmechanismen te rechtvaardigen.

Omdat er vóór 2024 geen ERAA-resultaten beschikbaar waren, moesten de lidstaten zich baseren op NRAA’s (die gebaseerd moeten zijn op dezelfde ACER-methodologie als ERAA) om hun capaciteitsmechanismen gedurende die periode te rechtvaardigen en de omvang ervan te bepalen. Volgens het monitoringverslag van ACER over de voorzieningszekerheid 202320 werden in sommige lidstaten uitgebreide toereikendheidsbeoordelingen uitgevoerd, maar ACER wees er ook op dat in andere lidstaten mogelijk “te sterk vereenvoudigde” benaderingen zijn toegepast die sterk afweken van de ACER-methodologie. Interessant is dat veel lidstaten volgens het monitoringverslag van ACER over de voorzieningszekerheid 202421 in hun NRAA’s reeds bijkomende scenario’s naast het centrale referentiescenario opnemen, waarin een ander tempo wordt weergegeven voor de energietransitie. Sommige lidstaten22 houden in hun NRAA’s rekening met scenario’s waarin een verminderde beschikbaarheid van middelen of netcapaciteit wordt weergegeven23, waarbij de impact van onwaarschijnlijke omstandigheden met grote gevolgen voor het elektriciteitssysteem wordt beoordeeld. In deze scenario’s wordt rekening gehouden met deterministische neerwaartse risico’s, in tegenstelling tot de probabilistische benadering in de elektriciteitsverordening waarbij waarschijnlijkheden worden gekoppeld aan onzekere toekomstige gebeurtenissen. Tot slot is in de elektriciteitsverordening bepaald dat bij beoordelingen van de toereikendheid van de energievoorziening rekening kan worden gehouden met gevoeligheden betreffende extreme weersomstandigheden. Enkele lidstaten24 nemen dergelijke gevoeligheden in hun NRAA’s op.

De ACER-methodologie voor het berekenen van de waarde van de verloren belasting, de kosten voor nieuwe toegang en de betrouwbaarheidsnorm werd in 2020 door ACER vastgesteld. In het kader van die methodologie voeren de lidstaten enquêtes uit bij verschillende groepen eindafnemers van elektriciteit om hun bereidheid om te betalen voor capaciteit, te beoordelen, alsook bij capaciteitsaanbieders om de kosten van nieuwe capaciteit te ramen. De toepassing van de ACER-methodologie varieert op nationaal niveau aanzienlijk tussen de lidstaten25. In een recent consultancyonderzoek van ACER26 werd vastgesteld dat de aanzienlijke verschillen in de waarde van de verloren belasting (beoordeeld via een op enquêtes gebaseerde benadering) en van de kosten voor nieuwe toegang tussen de lidstaten waarschijnlijk niet volledig te verklaren zijn door nationale specifieke kenmerken die structurele verschillen in hun economie weergeven. Dit wijst op mogelijke moeilijkheden bij de uitvoering27 en de diversiteit aan resultaten die verband houden met een op enquêtes gebaseerde benadering. Deze problemen bij de uitvoering kunnen tot afwijkingen leiden, die mogelijk leiden tot over- of onderinvesteringen in voorzieningszekerheid. Het toepassen van de methodologie en het uitvoeren van het onderzoek naar de waarde van de verloren belasting, de kosten voor nieuwe toegang en de betrouwbaarheidsnorm in elke lidstaat kan bovendien omslachtig en duur zijn, in het bijzonder voor kleine nationale autoriteiten, die mogelijk over onvoldoende middelen en personeel beschikken om dit uit te voeren.


3. Kenmerken van de opzet van capaciteitsmechanismen

Op basis van de beslissingspraktijk heeft de Commissie de volgende belangrijke tekortkomingen geïdentificeerd in de opzet van capaciteitsmechanismen.

Ten eerste bevatten sommige capaciteitsmechanismen vereisten inzake productontwerp die de deelname voor nieuwe technologieën (zoals vraagrespons en opslag) bemoeilijken, waardoor de bestaande productiemix wordt versterkt28. Deze vereisten omvatten bijvoorbeeld: vereisten inzake beschikbaarheid en beperkende reductiefactoren (d.w.z. het percentage van de geïnstalleerde capaciteit van de productie-eenheid ter karakterisering van de daadwerkelijke capaciteit ervan), minimale in aanmerking komende capaciteit, lang aangehouden leveringsvoorwaarden en minimale omvang van de bieding.

Ten tweede is het bij sommige capaciteitsmechanismen belangrijk dat nieuwe toegang wordt bevorderd (bv. door langetermijncontracten aan te bieden), wat in de praktijk tijd in beslag kan nemen. Volgens het monitoringverslag van ACER over de voorzieningszekerheid 2024 zijn bestaande ondernemingen zoals “traditionele” capaciteitsaanbieders de belangrijkste begunstigden van de steun. Meer specifiek zijn aardgascentrales sinds 2022 de belangrijkste begunstigden van capaciteitsmechanismen, gevolgd door nucleaire en waterkrachtcapaciteit29. Tegelijkertijd vertegenwoordigen niet-traditionele capaciteitsaanbieders van bijvoorbeeld hernieuwbare energie, opslag en vraagrespons een klein aandeel van de capaciteit die via capaciteitsmechanismen wordt vergoed, zelfs indien deze een trend van positieve groei vertoont30. Er moet echter aan worden herinnerd dat dit gedeeltelijk komt doordat marktbrede capaciteitsmechanismen de elektriciteitsmix weerspiegelen, en het grootste deel van de vergoeding naar bestaande hulpbronnen op de markt gaat.

Ten derde voorzien capaciteitsmechanismen soms niet in een doeltreffende deelname van grensoverschrijdende hulpbronnen op gelijke voet met binnenlandse capaciteitsaanbieders, zoals vereist op grond van de elektriciteitsverordening31 . Met uitzondering van het Poolse capaciteitsmechanisme is de uitvoering van het kader voor rechtstreekse grensoverschrijdende deelname hangende (België, Frankrijk en Ierland) of vereenvoudigd (Italië) in de rest van de marktbrede capaciteitsmechanismen. Volgens sommige studies32 is dit het gevolg van het feit dat het huidige kader voor grensoverschrijdende deelname, met inbegrip van de door ACER ontwikkelde methodologieën, ingewikkeld en moeilijk uitvoerbaar is. Daarnaast is in de elektriciteitsverordening bepaald dat de maximaal toegestane toegangscapaciteit om deel te nemen aan capaciteitsmechanismen, moet worden berekend door de regionale coördinatiecentra en gebaseerd moet zijn op de jaarlijkse ERAA-beoordelingen. Tot 2023 berekenden de lidstaten de maximaal toegestane capaciteit zelf (aangezien het berekeningsproces in de regionale coördinatiecentra niet was vastgesteld en er geen ERAA-resultaten beschikbaar waren). In 2024 hebben de regionale coördinatiecentra voor het eerst aanbevelingen inzake de maximaal toegestane capaciteit geformuleerd, op basis van de resultaten van de goedgekeurde ERAA 2023. Momenteel maakt het ENTSB-E echter slechts voor vier van de tien in de elektriciteitsverordening bedoelde streefjaren een volledige beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening. Daardoor bestaat er een gegevenskloof voor de berekening van de maximaal toegestane capaciteit.

Ten vierde worden in de capaciteitsmechanismen in de verschillende lidstaten heterogene sancties toegepast om capaciteitsaanbieders ertoe aan te zetten hun verbintenissen na te komen. Bestaande sanctieregelingen in capaciteitsmechanismen bieden niet altijd voldoende geschikte stimulansen om de verlening van de gecontracteerde dienst daadwerkelijk te garanderen33. Zo liggen sancties voor vertragingen bij de capaciteitsopbouw of voor ontoereikende beschikbaarheid doorgaans bijvoorbeeld veel lager dan de waarde van de verloren belasting die wordt gebruikt om de kosten van het gebrek aan capaciteit vast te stellen en de capaciteitsmechanismen te rechtvaardigen.

Tot slot is het de lidstaten op grond van Verordening (EU) 2024/1747 (artikel 19 octies en artikel 19 nonies) toegestaan steunregelingen in te voeren voor flexibiliteit inzake niet-fossiele brandstoffen. Aangezien de doelstelling die door dergelijke flexibiliteitsregelingen wordt nagestreefd, de doelstellingen van de capaciteitsmechanismen kan overlappen, moet de wisselwerking tussen de capaciteitsmechanismen en de flexibiliteitsmaatregelen worden beschouwd om de mix van betrouwbare en flexibele koolstofvrije capaciteit die nodig is voor het toekomstige energiesysteem, op de meest doeltreffende wijze te leveren.


4. Openbare raadpleging, transparantie en evaluatie

Sinds 1 juli 2023 moeten de lidstaten op grond van de staatssteunregels een openbare raadpleging van vier tot zes weken houden (afhankelijk van de begroting van de regeling) voor alle maatregelen met betrekking tot voorzieningszekerheid waarvoor goedkeuring van de staatssteun vereist is34. Deze vereiste werd ingevoerd (samen met een vergelijkbare vereiste voor decarbonisatieregelingen) om ervoor te zorgen dat belanghebbenden zich bewust zijn van alle geplande maatregelen en de kans hebben om het ontwerp en de belangrijkste parameters van de geplande door de staat gefinancierde capaciteitsmechanismen te onderzoeken en hierover hun input te verstrekken. Dit stelt marktdeelnemers bijvoorbeeld in staat om hun standpunten te verstrekken over prekwalificatie en vereisten inzake beschikbaarheid van capaciteit en sancties, die zoals hierboven aangegeven een belemmering voor de deelname van bepaalde hulpbronnen kunnen vormen, de mededinging kunnen beperken en de kosten kunnen verhogen. Deze kosten zorgen echter ook voor een bijkomende procedurele stap voor nationale autoriteiten die capaciteitsmechanismen willen invoeren.


5. Duur van de goedkeuringsprocedure

De lidstaten waren van mening dat de procedure voor het vaststellen van staatssteunbesluiten over capaciteitsmechanismen veel tijd in beslag neemt35. De huidige goedkeuringsprocedure voor capaciteitsmechanismen duurt doorgaans minimaal zes maanden. Uit de beslissingspraktijk blijkt echter dat het voorafgaand overleg met de lidstaten gewoonlijk meer tijd in beslag neemt, namelijk tot twee jaar. Dit was niet alleen het gevolg van het feit dat de eerste procedures in het kader van de nieuwe bepalingen van de elektriciteitsverordening (artikelen 20 tot en met 27) proefprocedures waren, maar ook doordat de opzet van de regeling tijdens de fase van het voorafgaand overleg gewoonlijk nog in ontwikkeling is: Oorspronkelijke ideeën worden nog besproken in de lidstaat en er zijn verschillende ronden van interne uitwisseling met nationale belanghebbenden en met de diensten van de Commissie nodig om het ontwerp van een maatregel te voltooien en ervoor te zorgen dat deze aan de vereisten in de EU-wetgeving voldoet.


4. VOORSTELLEN VAN DE COMMISSIE VOOR STROOMLIJNING EN VEREENVOUDIGING


4.1 Herziening van de ACER-methodologie voor de ERAA

Overeenkomstig artikel 69, lid 3, van de elektriciteitsverordening verzoekt de Commissie ACER op basis van dit verslag de methodologie voor de ERAA waar nodig aan te passen. Met het oog op het aanpakken van de hierboven aangehaalde zorgpunten in verband met de ERAA-methodologie moet ACER (in samenwerking met het ENTSB-E) zijn methodologie om de toereikendheid in de Unie te beoordelen, herzien en nadenken over de herziening van de methodologie voor het berekenen van de maatstaven inzake toereikendheid, teneinde de uitvoeringslasten voor de lidstaten te beperken en de geharmoniseerde uitvoering van het EU-kader te vergemakkelijken.

De methodologie moet op een aantal gebieden worden bijgewerkt en gestroomlijnd, zodat de robuustheid van het kader en de vlotte uitvoering ervan door de belanghebbenden (het ENTSB-E op EU-niveau en transmissiesysteembeheerders (“TSB’s”) of andere entiteiten op nationaal niveau) worden gegarandeerd, rekening houdend met de lessen die uit de beslissingspraktijk zijn getrokken.

In het verzoek van de Commissie aan ACER wordt alleen de reikwijdte van de vereenvoudiging van de ERAA-methodologie bepaald. Het ENTSB-E moet de gedetailleerde ontwerpvoorstellen indienen voor de methodologie die door ACER moet worden goedgekeurd, overeenkomstig artikel 27 van de elektriciteitsverordening.




1. Het scenariokader

Overeenkomstig de ERAA-methodologie (punt 3) moeten de zorgpunten in verband met de toereikendheid worden gebaseerd op één centraal referentiescenario (met varianten36 waarin de goedgekeurde capaciteitsmechanismen al dan niet zijn opgenomen), terwijl bijkomende gevoeligheden alleen zijn bedoeld om de robuustheid van het vastgestelde zorgpunt in verband met de toereikendheid te beoordelen.

Het huidige centrale referentiescenario is gebaseerd op de verwezenlijking van de doelstellingen in de nationale energie- en klimaatplannen, die bestaan uit politieke doelstellingen en streefcijfers. In de nationale energie- en klimaatplannen zijn de trajecten van de toekomstige geïnstalleerde capaciteit (hernieuwbare energie, opslag) en vraag (elektrificatie, energie-efficiëntie) beschreven volgens de ambitieuze doelstellingen van de EU. De nationale energie- en klimaatplannen van de lidstaten vormen de best beschikbare plannen waarin de toekomst van het energiesysteem tijdens de energietransitie wordt geschetst. In dit scenario wordt echter geen rekening gehouden met vertragingen die bij de uitvoering van de in de plannen beschreven maatregelen kunnen optreden, of met het feit dat die vertragingen van invloed kunnen zijn op de toereikendheid van het systeem. Bovendien worden de nationale energie- en klimaatplannen om de vijf jaar bijgewerkt en is het mogelijk dat de oorspronkelijke trajecten afwijken van het eerdere plan. Zo kan de ontwikkeling van nieuwe activa in verband met de elektriciteitsproductie (bv. hernieuwbare energiebronnen, nucleair), de vraag naar elektriciteit (bv. H2-elektrolyse) en cruciale infrastructuur (nationaal net, aansluiting van productieactiva, interconnecties) bijvoorbeeld afwijken van de geplande ontwikkeling wat de samenstelling of het tempo betreft.

Om die reden kan worden overwogen om het scenariokader te herzien en een bijkomend “trends- en prognosescenario” in te voeren bij de methodologie voor het vaststellen van zorgpunten over de toereikendheid, dat door de lidstaten kan worden gebruikt om de invoering van een capaciteitsmechanisme te rechtvaardigen. Dit zou als voordeel hebben dat een alternatieve visie op de toekomst in aanmerking kan worden genomen, bv. een waarbij hernieuwbare energie, kernenergie of opslag in een ander tempo worden geïnstalleerd en elektrificatie in een ander tempo plaatsvindt.

Bij dit “trends- en prognosescenario”, dat ook op probabilistische wijze wordt vastgesteld, zou de daadwerkelijke vooruitgang in de richting van de verwezenlijking van de energie- en klimaatplannen van de lidstaten worden beschouwd. Dit omvat de waargenomen ontwikkeling van de levering alsook van de vraag (rekening houdend met bv. het tempo van de elektrificatie en de energie-efficiëntie) en de netwerkontwikkeling, rekening houdend met het risico dat de verwezenlijking van de doelstellingen en streefcijfers voor sommige landen niet tijdig worden verwezenlijkt37. Om die reden mag het tweede scenario geen andere risico’s omvatten, om te voorkomen dat het doel ervan wordt verstoord, namelijk het daadwerkelijke tempo van de energietransitie vastleggen. Dit doel vereist ook dat de trends die in het tweede scenario worden gebruikt, niet conservatiever zijn dan de prognoses van de lidstaten, met inbegrip van reeds vastgestelde en uitgevoerde beleidslijnen en maatregelen. Voorts is het bij deze uitbreiding van het scenariokader essentieel dat passende vergelijkende indicatoren worden vastgesteld om de verschillen tussen de centrale referentiescenario’s af te bakenen. Zij stellen belanghebbenden ook in staat om de belangrijkste aannames in de loop van de jaren doeltreffend te vergelijken. In het bijkomende scenario moet een zorgvuldig evenwicht worden gezocht tussen realisme en conservatisme om het risico op toenemende kosten voor eindafnemers — zonder dat dit zinvolle bijkomende voordelen oplevert — te voorkomen.

Om de bovengenoemde redenen moet een grondige openbare raadpleging worden gehouden over het bijkomende scenario en de aannames ervan, die namelijk zijn gebaseerd op historische gegevens38 en huidige prognoses39, die verschillen van de door de lidstaten aangevoerde doelstellingen en streefcijfers om overeenstemming met de energie- en klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 en haar doel inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 te garanderen. ACER moet richtsnoeren verstrekken over de wijze waarop deze openbare raadpleging moet worden uitgevoerd. De referentiegroep van belanghebbenden inzake het tienjarige netwerkontwikkelingsplan wordt verzocht om haar advies over de consistentie van de ERAA-scenario’s met het scenariokader van het tienjarige netwerkontwikkelingsplan te verstrekken.

Het is belangrijk te onthouden dat er nog steeds een rol is weggelegd voor de NRAA’s om ervoor te zorgen dat specifieke door de lidstaten vastgestelde ontwikkelingen in aanmerking kunnen worden genomen bij het uitwerken van een capaciteitsmechanisme.




2. De selectie van streefjaren


De ERAA-methodologie (punt 4.1) vereist dat elk jaar wordt gemodelleerd over een periode van tien jaar (op basis van de vereiste van de elektriciteitsverordening). Het is belangrijk over resultaten voor elk jaar te beschikken voor besluitvorming over de noodzaak van een capaciteitsmechanisme en voor de berekening van de maximale toegangscapaciteit voor grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen. De belanghebbenden (ENTSB-E) ondervonden echter berekeningsmoeilijkheden bij het modelleren van elk van deze tien jaren. In een geest van vereenvoudiging kan het model in de toekomst uitdrukkelijk als model dienen voor een beperkt aantal streefjaren die essentieel zijn voor besluitvorming met betrekking tot capaciteitsmechanismen (waaronder de berekening van de maximale toegangscapaciteit), terwijl andere streefjaren via extrapolatie kunnen worden gemodelleerd.




3. Rol van de beoordeling van de economische levensvatbaarheid


Overeenkomstig de ERAA-methodologie (punt 6) modelleert de beoordeling van de economische levensvatbaarheid beslissingen over markttoegang en -uittreding. Momenteel meet het ERAA-model de economische levensvatbaarheid van hulpbronnen via de zogenaamde “systeemkostenbenadering”, waarbij de totale systeemkosten, namelijk de som van de vaste kosten en de totale exploitatiekosten, tot een minimum worden beperkt. Die benadering, waarbij de kosten voor het gehele Europese systeem in één enkele stap worden geoptimaliseerd, heeft geleid tot aanzienlijke beperkingen bij de berekening en tot tegenstrijdigheden tussen de beslissingen over markttoegang en -uittreding inzake capaciteit en de geraamde risico’s voor de toereikendheid. Voor het aanpakken van deze zorgpunten moet de economische levensvatbaarheid van de hulpbronnen gebaseerd zijn op een “inkomstenmaximaliserende” benadering, waarbij het verschil tussen de verwachte inkomsten en de kosten voor elke capaciteitsbron wordt gemeten40. Dit wordt reeds toegepast bij een aantal TSB’s in Europa. Het opsplitsen van de beoordeling van de economische levensvatbaarheid in kleinere, rekenkundig minder veeleisende iteraties is eenvoudiger (als een “iteratieve benadering”41) en vormt een betere modellering voor de beslissingen over markttoegang en -uittreding inzake capaciteit. De ERAA-methodologie moet na afloop een procedure bevatten om direct vast te stellen welk volume moet worden aangekocht voor elke biedzone, gekoppeld aan de in het model vastgestelde toereikendheidskloof. Bovendien zal deze benadering de toepassing van stroomgebaseerde capaciteitsberekening, waarbij grensoverschrijdende handelsmogelijkheden en een onderliggende verhoging van de welvaart op passende wijze worden weerspiegeld, vergemakkelijken. Een verdere vereenvoudiging kan betrekking hebben op de herziening van het aantal klimaatjaren dat in de probabilistische beoordeling wordt gemodelleerd, terwijl erop wordt toegezien dat de behoefte aan voorzieningszekerheid nauwkeurig wordt weergegeven.

Op dit moment modelleert ERAA investeringsgedrag door de kosten van nieuwe toegang te berekenen aan de hand van twee parameters: De gewogen gemiddelde kapitaalkosten en de drempelrendementen (d.w.z. het minimaal vereiste rendement van geldverschaffers (aandeelhouders en/of kredietgevers) om investeringen in de referentietechnologie in het beschouwde geografische gebied te financieren). Sommige belanghebbenden uitten bezorgdheden dat de beoordeling mogelijk te optimistisch was met betrekking tot investeringsgedrag, d.w.z. door te suggereren dat risicomijdende investeerders niet in staat zouden zijn een project te financieren op basis van extreme prijspieken die enkele uren per jaar optreden. Derhalve moet bijzondere aandacht worden besteed aan de voorwaarden voor besluitvormingsprocessen voor investeringen, door de risicoaversie van rationele investeerders naar behoren te modelleren via “drempelrendementen”.



4. Zoneoverschrijdende capaciteit


De huidige ERAA (punt 4.7 van de ERAA-methodologie) modelleert zoneoverschrijdende uitwisselingen van derde landen op twee verschillende manieren: i) voor systemen die helemaal niet gemodelleerd zijn42 (Rusland, Belarus), wordt niet uitgegaan van zoneoverschrijdende uitwisseling; ii) en voor systemen die “niet expliciet gemodelleerd zijn” (Marokko, Moldavië, Tunesië en Oekraïne)43, moeten zoneoverschrijdende uitwisselingen de marktvoorwaarden en verwachte operationele praktijken weerspiegelen (waaronder specifieke aansluitovereenkomsten). De aannames in verband met deze zoneoverschrijdende uitwisselingen van derde landen moeten voortdurend worden gemonitord door het ENTSB-E (onder toezicht van ACER), zodat het risiconiveau dat gepaard gaat met deze systemen, wordt weerspiegeld.




5. Impact van de maatregelen in de uitvoeringsplannen van de lidstaten

De ERAA-methodologie (punten 3.3 en 5.14) bevat een vereiste die stelt dat de beoordeling afgestemd moet zijn op de maatregelen en acties die de lidstaten in hun uitvoeringsplannen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 20, lid 3, van de elektriciteitsverordening. In een geest van vereenvoudiging (en overeenkomstig artikel 23, lid 5, van de elektriciteitsverordening) kan de beoordeling in de toekomst — in plaats van afgestemd te zijn op de maatregelen in de uitvoeringsplannen van de lidstaten — inspelen op de waarschijnlijke impact van de maatregelen in die plannen.

Bovendien is in de ERAA-methodologie (punt 3.7) bepaald dat, indien een indirecte inperking van de groothandelsprijsvorming overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de elektriciteitsverordening wordt vastgesteld (en gemodelleerd in de ERAA), de beoordeling een verplichte gevoeligheid moet bevatten om vast te stellen of indirecte inperkingen van de groothandelsprijsvorming mogelijk een bron van bezorgdheid inzake voorzieningszekerheid kunnen vormen. In een geest van vereenvoudiging kan deze gevoeligheid een niet-verplicht karakter krijgen.



6. Reductiefactoren

De ERAA-methodologie (punt 4.4) bevat vereisten inzake de beschikbaarheid van leveringsbronnen. Er moet een gemeenschappelijke visie op de definitie van reductiefactoren voor verschillende technologieën komen. Deze reductiefactoren moeten openbaar beschikbaar worden gesteld door het ENTSB-E (onder toezicht van ACER).



7. Bijdrage van vraagrespons en opslag

De ERAA-methodologie (punten 4.3 en 4.5) bevat vereisten over de wijze waarop vraagrespons en opslag moeten worden gemodelleerd. Niet-fossiele flexibele technologieën hebben tot dusver nog geen specifieke aandacht gekregen bij de ERAA-uitvoering. Aangezien de energietransitie voortgaat en de bedrijfsmodellen ervan evolueren, wordt het belangrijker de ERAA-methodologie aan te scherpen, zodat ook niet-fossiele flexibele bronnen worden beschouwd, alsook rekening te houden met alle bronnen die in het kader van flexibiliteitsmaatregelen worden ondersteund (bv. betere weerspiegeling van opvoeringsbeperkingen voor het economische dispatchingmodel, betere inachtneming van inkomsten van ondersteunen de diensten44 voor de beoordeling van de economische levensvatbaarheid, beter raming van lokale hulpbronnen zoals warmtepompen, EV-penetratie enz.). De ERAA kan niet alleen een verklaring bieden voor de bijdrage van vraagrespons en opslag, maar kan ook relevante input verstrekken voor de beoordeling van de flexibiliteitsbehoeften en derhalve dubbel werk voor de lidstaten voorkomen.



8. Transparantie en interactie met belanghebbenden

De ERAA-methodologie (punten 9 en 11) bevat reeds vereisten over transparantie en interactie met belanghebbenden. De inspanningen om de transparantie te vergroten, moeten worden voortgezet. Zo hebben belanghebbenden en regelgevers verzocht om de ERAA-resultaten te publiceren met vermelding van de niet-geleverde energie per uur. Die informatie is essentieel voor de lidstaten en belanghebbenden om inzicht te verwerven in de mate waarin een situatie van schaarste een ernstige bedreiging vormt voor de voorzieningszekerheid en moet worden opgenomen in de ERAA. Inputs (punt 5 van de ERAA-methodologie) die niet specifiek zijn voor een lidstaat maar die als standaardwaarden tussen biedzones worden gebruikt in het ERAA-model (bv. kostenindicatoren van hulpbronnen, reductiefactoren), moeten openbaar beschikbaar worden gesteld door het ENTSB-E (onder toezicht van ACER).

4.2 Stroomlijning van de goedkeuringsprocedure voor capaciteitsmechanismen van de Commissie

Er is een goedkeuringsbesluit van de Commissie vereist voordat staatssteun wettelijk kan worden toegekend via een capaciteitsmechanisme. Voor het vaststellen van een staatssteunbesluit voor een nationaal capaciteitsmechanisme moet de compatibiliteit ervan met de vereisten in de elektriciteitsverordening (artikelen 20 tot en met 27) en afdeling 4.8 van de CEEAG worden beoordeeld.


In reactie op de bezorgdheden van de lidstaten en ter versnelling van de goedkeuring van capaciteitsmechanismen stelt de Commissie voor om een vereenvoudigde staatssteunprocedure te ontwikkelen voor de opzet van capaciteitsmechanismen die vooraf bepaalde kant-en-klare modellen volgen die gebaseerd zijn op beste praktijken en derhalve geacht kunnen worden verstoringen van de mededinging te beperken. Deze vereenvoudigde procedure wordt voorgesteld in het kader van het nieuwe onder pijler 2 van de mededeling over het kompas voor concurrentievermogen vermelde staatssteunkader45.


Met het oog op het uitvoeren van de in het kader van de elektriciteitsverordening en staatssteunregels vereiste juridische beoordeling en het bieden van de nodige richtsnoeren met betrekking tot doorgaans complexe nationale vormen van opzet zou deze vereenvoudigde procedure een noodzakelijke reeks kenmerken voor de opzet bestrijken. Terwijl een staatssteunbesluit nodig zou blijven om een capaciteitsmechanisme goed te keuren, kunnen de besprekingen met de Commissie aanzienlijk worden versneld voor lidstaten die de vereenvoudigde procedure volgen.


De voorgestelde vereenvoudigde procedure zou de twee meest voorkomende vormen van opzet van capaciteitsmechanismen bestrijken — een voor marktbrede capaciteitsmechanismen voor centrale inkopers en een voor strategische reserves — en hierin zouden de belangrijkste elementen die de lidstaten moeten verstrekken, zijn samengevat in de vorm van een controlelijst.


Wanneer de opzet van het geplande capaciteitsmechanisme in overeenstemming is met alle elementen op de controlelijst, zou de Commissie overgaan tot een snelle vaststelling van een besluit inzake staatssteun, zonder dat verdere besprekingen over de opzet noodzakelijk zijn.


De vereisten voor deze vereenvoudigde procedure kunnen het volgende omvatten:


- De lidstaten kunnen de vereenvoudigde procedure toepassen indien zij zich baseren op het meest recente ERAA-verslag (goedgekeurd door ACER) om aan te tonen dat de regeling noodzakelijk is. Zoals uiteengezet in punt 4.1, wordt de ERAA-methodologie in de toekomst vereenvoudigd en wordt voorzien in bijkomende flexibiliteit voor de lidstaten om hun regeling op basis van de ERAA te rechtvaardigen.


- Als bijkomende vereenvoudiging om de goedkeuringsprocedure van het capaciteitsmechanisme te versnellen, zal de Commissie ACER verzoeken om een referentiewaarde van de verloren belasting te berekenen voor alle lidstaten, waarbij de huidige ervaringen worden gebruikt om de efficiëntie te verhogen en de consistentie van de berekening te verbeteren. ACER moet ook referentiekostenindicatoren op EU-niveau beschikbaar stellen met inachtneming van bestaande studies over de kosten van nieuwe toegang en de best beschikbare economische studies. Deze referentiewaarden (die onmiddellijk door ACER beschikbaar zullen worden gesteld) zullen de lidstaten in staat stellen om snel hun betrouwbaarheidsnormen vast te stellen indien zij beslissen de berekeningen van ACER in aanmerking te nemen.


- Wat de algemene procedure voor het goedkeuren van capaciteitsmechanismen betreft, kunnen de lidstaten die hun uitvoeringsplan nog niet hebben vastgesteld, hun plan ruim vóór hun voorgestelde regeling indienen bij de Commissie. De lidstaten kunnen de in hun plan voorgestelde hervormingen gelijktijdig met de invoering van de regeling uitvoeren. De lidstaten die hun uitvoeringsplan reeds hebben ingevoerd en het advies van de Commissie hebben ontvangen, zijn niet verplicht een nieuw uitvoeringsplan in te dienen.


- Tot slot moet de opzet van de regeling in overeenstemming zijn met een noodzakelijk aantal kenmerken met betrekking tot de opzet. De Commissie zal deze beste praktijken beschrijven in het kader van het nieuwe voorstel voor het staatssteunkader.


5. CONCLUSIE EN VOLGENDE STAPPEN

Op basis van de herziening van de aanvraagprocedure voor capaciteitsmechanismen in het kader van hoofdstuk IV van de elektriciteitsverordening concludeert de Commissie dat een aantal elementen kan worden gestroomlijnd en de procedure onder bepaalde voorwaarden kan worden vereenvoudigd.

Overeenkomstig artikel 69, lid 3, van de elektriciteitsverordening komt de Commissie uiterlijk op 17 april 2025 met voorstellen om de procedure voor de beoordeling van capaciteitsmechanismen waar nodig te vereenvoudigen.

Een dergelijk voorstel is beschreven in bijlage I bij de ontwerpmededeling van de Commissie over het kader voor staatssteunmaatregelen ter ondersteuning van de Clean Industrial Deal (Clean Industrial Deal State Aid Framework — Cisaf). De lidstaten worden over het voorstel geraadpleegd voorafgaand aan de aanneming ervan.

Het standpunt van de Commissie over dit verslag doet geen afbreuk aan haar standpunt over de verenigbaarheid van nationale uitvoeringsmaatregelen met het EU-recht.

1 Verordening (EU) 2024/1747 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943 wat betreft het verbeteren van de opzet van de elektriciteitsmarkt van de Unie (PB L, 2024/1747, 26.6.2024).

2 Zie artikel 20 en artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) 2019/943.

3 Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022, C/2022/481 (PB C 80 van 18.2.2022, blz. 1).

4 Methodology for deriving the Value of Lost Load (VoLL), the Cost of New Entry (CONE) and the reliability standard: Microsoft Word — VOLL CONE BN — Bijlage I (europa.eu).

5 Een beoordeling van de toereikendheid betreft een studie van de toereikendheid van het elektriciteitssysteem om stroom te leveren en te voorzien in de verwachte vraag naar elektriciteit.

6 Methodologie voor het berekenen van de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening: ERAA — Bijlage I (europa.eu).

7 Methodologie voor grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen: XBP CM — Bijlage I — technische specificaties (europa.eu).

8 Vaak bespreken de lidstaten het ontwerpplan voor de markthervorming met de Commissie voordat zij het formeel indienen, wat een snelle vaststelling van het advies van de Commissie over het plan bevordert.

9 Vaak bespreken TSB’s en nationale autoriteiten de nationale toereikendheidsbeoordelingen met ACER voordat zij hun verslagen formeel indienen. Dit helpt ACER om eventuele problemen in verband met de verslagen, wat de aannames, methodologie enz. betreft, vroegtijdig in kaart te brengen.

10 Methodologie voor het vaststellen van de waarde van de verloren belasting, de kosten voor nieuwe toegang, en de betrouwbaarheidsnorm, methodologie voor de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening, en methodologieën voor grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen.

11 Hier beschikbaar: https://www.acer.europa.eu/electricity/security-of-supply/monitoring-security-electricity-supply.

12 Dit omvat twee staatssteunbesluiten tot wijziging van de Belgische regeling, beschikbaar onder de zaaknummers SA.54915 en SA.104336.

13 Beschikbaar onder zaaknummer SA.55604.

14 Hier beschikbaar: https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13668-Electricity-market-reform-of-the-EUs-electricity-market-design/public-consultation_nl.

15 Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Reform of Electricity Market Design”, SWD(2023) 58 final, https://energy.ec.europa.eu/system/files/2023-03/SWD_2023_58_1_EN_autre_document_travail_service_part1_v6.pdf.

16 Zie de conclusies van het forum 2023: https://energy.ec.europa.eu/events/38th-meeting-european-electricity-regulatory-forum-2023-06-08_en. Zie de conclusies van het forum 2024: https://energy.ec.europa.eu/events/39th-european-electricity-regulatory-forum-2024-05-27_en

17 Hier beschikbaar: https://energy.ec.europa.eu/system/files/2020-12/market_reform_plan_guidance_final_0.pdf.

18 België, Bulgarije, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Litouwen, Polen, Spanje, Zweden (Estland doorloopt momenteel de procedure).

19 Dit kwam ook naar voren tijdens de twee workshops met de lidstaten die in juni 2023 werden georganiseerd.

20 acer.europa.eu/sites/default/files/documents/Publications/Security_of_EU_electricity_supply_2023.pdf.

21 België, Bulgarije, Tsjechië, Frankrijk, Spanje, Portugal (monitoringverslag van ACER over de voorzieningszekerheid 2024).

22 Estland, België, Finland en Zweden (monitoringverslag van ACER over de voorzieningszekerheid 2024).

23 Deze situaties hebben bijvoorbeeld betrekking op het gelijktijdig uitvallen van verschillende netelementen, een verstoring van de brandstof voor elektriciteitsopwekking of een lagere beschikbaarheid van buitenlandse of lokale kerncentrales.

24 Duitsland, Ierland, Italië en Zweden (monitoringverslag van ACER over de voorzieningszekerheid 2024).

25 Monitoringverslag van ACER over de voorzieningszekerheid in 2021, blz. 8.

26 https://www.acer.europa.eu/public-events/acer-webinar-implementation-eu-methodology-electricity-adequacy-metrics.

27 Dit komt doordat de lidstaten beslissingen hebben genomen op basis van een aantal factoren met betrekking tot de opzet van de enquête en de verwerking van de bijbehorende resultaten.

28 Zie het marktmonitoringverslag van ACER inzake de belemmeringen voor de vraagrespons 2023 en smartEN-kaart inzake voorzieningszekerheidsmechanismen: smarten.eu/wp-content/uploads/2022/01/the_smarten_map_2021_DIGITAL_final.pdf.

29 Het relatieve aandeel ervan bedroeg in 2023 ongeveer 32 %, 24 % en 15 % respectievelijk.

30 Volgens het monitoringverslag van ACER over de voorzieningszekerheid 2023 was andere hernieuwbare energie dan waterkrachtcentrales goed voor net 6 GW of 3 % van de totale capaciteit; vraagrespons vertegenwoordigt 4 GW, terwijl opslag nog steeds laag is met 300 MW in 2022.

31 Monitoringverslag van ACER over de voorzieningszekerheid 2023.

32 Menegatti, E., Meeus, L. (2024),FSR Policy Brief: An easy fix to streamline capacity markets: https://hdl.handle.net/1814/77492

33 Monitoringverslag van ACER over de voorzieningszekerheid 2023.

34 Punt 348 CEEAG.

35 De lidstaten werden vooraf geraadpleegd in juni 2023, toen de Commissie twee workshops voor de lidstaten organiseerde, alsook tijdens het regelgevingsforum voor elektriciteit in Rome in 2023.

36 Verordening (EU) 2024/1747 heeft de rol van de capaciteitsmechanismen bij het aanpakken van toereikendheidsproblemen versterkt. Bijgevolg wordt de variant waarin deze goedgekeurde capaciteitsmechanismen zijn opgenomen, relevanter dan de variant waarbij deze mechanismen niet in aanmerking worden genomen. Dit kan een bijdrage leveren aan de inspanningen om de methodologie te stroomlijnen.

37 https://www.eea.europa.eu/themes/climate/trends-and-projections-in-europe.

38 Bv. volgens artikel 18 van de governanceverordening.

39 Met inbegrip van beleidslijnen en maatregelen die worden besproken en een grote kans maken om te worden aangenomen.

40 De beoordeling van de economische levensvatbaarheid moet worden aangepast om de inkomsten die relevant zijn voor nieuwe schone flexibele hulpbronnen (onder meer van markten voor ondersteunende diensten), beter te vatten. Daartoe is nauwe interactie met de betrokken belanghebbenden die inzicht hebben in de daadwerkelijke bedrijfsmodellen van deze technologieën, van groot belang.

41 Bij simulatie van economische dispatching worden de inkomsten en kosten berekend voor verschillende hulpbronnen. Vervolgens worden de investeringen aangepast op basis van de resultaten en vindt opnieuw dispatching plaats, gevolgd door aanpassing van de capaciteit enz., tot marktevenwicht optreedt.

42 Deze systemen zijn helemaal niet gemodelleerd, d.w.z. dat er geen sprake is van aannames over zoneoverschrijdende uitwisselingen van deze derde landen.

43 Deze systemen zijn gemodelleerd als exogene beste ramingen van zoneoverschrijdende uitwisselingen met gemodelleerde zones.
De gegevens worden verstrekt door TSB’s die rechtstreekse interconnecties hebben met die systemen, en moeten de verwachte marktvoorwaarden en operationele praktijken (waaronder specifieke aansluitovereenkomsten) weerspiegelen.

44 De ERAA-methodologie (punt 6.9, punt b)) laat toe om alle inkomstenstromen te beschouwen, waaronder inkomsten
van ondersteunende diensten die essentieel zijn voor opslagtechnologieën en vraagrespons. Dit moet verplicht worden gesteld.

45 29.1.2025, COM(2025) 30 final: eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52025DC0030.

NL NL