Toelichting bij COM(2000)299 - Verbod op de verkoop en de levering aan en de uitvoer naar Birma/Myanmar van uitrusting die voor binnenlandse repressie of terrorisme kan worden gebruikt, en betreffende het bevriezen van de middelen van bepaalde personen die in dat land belangrijke regeringsposten bekleden - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)299 - Verbod op de verkoop en de levering aan en de uitvoer naar Birma/Myanmar van uitrusting die voor binnenlandse repressie of ... |
---|---|
bron | COM(2000)299 ![]() ![]() |
datum | 16-05-2000 |
In april 2000 evalueerde de Raad de maatregelen tegen Birma/Myanmar. Besloten werd, in aanvulling op de bestaande maatregelen, een verbod in te stellen op de uitvoer van uitrusting die voor binnenlandse repressie of terrorisme zou kunnen worden gebruikt. Voorts werd besloten de middelen te bevriezen van de hogere leden van de Nationale Raad voor Vrede en Ontwikkeling en hun gezinsleden, van Birmese autoriteiten in de toeristische sector en van hogere leden van de krijgsmacht, de regering en de veiligheidstroepen die het beleid dat de democratisering in Birma belemmert formuleren en uitvoeren of die ervan profiteren, alsmede van hun gezinsleden.
Bijgaande tekst is een voorstel voor een verordening van de Raad ter uitvoering van deze maatregelen. Het verbod op de uitvoer van uitrusting die kan worden gebruikt voor binnenlandse repressie of terrorisme betreft dezelfde goederen als het verbod dat bij Verordening (EG) nr. 2158/1999 werd ingesteld ten aanzien van Indonesiƫ.
De bevriezing van middelen betreft de middelen van individuen in Birma / Myanmar en niet die van bedrijven en instellingen die in de Gemeenschap actief zijn. Hierom zullen waarschijnlijk slechts weinig ontheffingen hoeven te worden verleend. Voor gevallen waarin dat toch nodig mocht zijn, wordt voorgesteld daarvoor een gemeenschappelijke procedure vast te stellen.
Om de werkdruk van de communautaire instellingen niet onnodig te verzwaren, blijft de voorgestelde verordening van kracht tot zij wordt ingetrokken. Het gemeenschappelijk standpunt op grond waarvan deze verordening wordt voorgesteld, voorziet echter in een maatregel voor zes maanden. De Commissie stelt daarom voor de verordening in te trekken, wanneer de Raad besluit de desbetreffende bepalingen van dat gemeenschappelijk standpunt niet te verlengen.