Toelichting bij COM(2001)293 - Toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)293 - Toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004. |
---|---|
bron | COM(2001)293 ![]() ![]() |
datum | 12-06-2001 |
2. De richtsnoeren van 1994 bevatten een aantal belangrijke wijzigingen. Sedert 1995 wijken de SAP-schema's van de Europese Unie af van het traditionele stelsel volgens hetwelk voor beperkte hoeveelheden goederen vrijstelling van rechten werd verleend. Deze richtsnoeren voorzagen in een systeem van differentiatie waarbij beperkte preferenties werden verleend voor onbeperkte hoeveelheden. Terzelfder tijd werd een nieuwe graduatieregeling ingevoerd die het mogelijk maakt specifieke sectoren in bepaalde begunstigde landen uit te sluiten. Vervolgens werden aanvullende preferenties aangeboden in het kader van bijzondere stimuleringsregelingen die ten doel hadden de duurzame ontwikkeling te bevorderen, in het bijzonder wat de bescherming van de rechten van werknemers en het milieu betreft.
3. Omdat de meeste van deze bepalingen volkomen nieuw waren, was het effect ervan moeilijk te voorzien. Gelukkig bleken talrijke bezwaren die voor de goedkeuring van deze nieuwe bepalingen naar voren werden gebracht ongegrond te zijn. Het besluit tot afschaffing van de contingenten en plafonds had derhalve geen sterke toename van de preferentiële invoer ten gevolge. Sommige bepalingen van de huidige verordening zijn kennelijk te voorzichtig geformuleerd en te ingewikkeld en dienen te worden vereenvoudigd.
4. Aan de andere kant zijn bepaalde prognoses waarop de huidige regels gebaseerd zijn geen werkelijkheid geworden. Een aantal potentiële begunstigden van de bijzondere stimuleringsregelingen heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheden. Het lijkt derhalve noodzakelijk de maatregelen ter uitvoering van deze regelingen aan te passen.
5. De onderhavige SAP-verordening is de eerste waarin al de verschillende regelingen en sectoren zijn gecombineerd. Voorheen werden hiervoor verschillende verordeningen vastgesteld. Dit betekent echter niet dat alle regels en procedures volledig geharmoniseerd en eengemaakt zijn. De richtsnoeren van 1994 leggen duidelijk de nadruk op de noodzaak van vereenvoudiging. Het grootste gedeelte van de voorgestelde aanpassingen is enkel hierop gericht en bevat geen inhoudelijke wijzigingen.
Inhoudsopgave
6. De in de richtsnoeren van 1994 voorgestelde methode om de contingenten en plafonds te vervangen door een differentiatiemechanisme volgens hetwelk preferenties worden toegekend naargelang de gevoeligheid van de producten, heeft goed gefunctioneerd. Meer gevoelige producten genieten in het algemeen een hogere tariefbescherming, doch kleinere preferenties, terwijl minder gevoelige producten, die normaliter aan lagere rechten zijn onderworpen, voor grotere preferenties in aanmerking komen. Met andere woorden hogere tarieven gaan normaliter met kleinere preferenties en lagere tarieven met grotere preferenties gepaard. Dit betekent dat zolang de verschillen tussen de gemiddelde rechten in de vier productcategorieën in verhouding zijn tot de verschillen tussen de vier preferentiële tarieven, het differentiatiemechanisme voor elk van deze categorieën dezelfde voordelen oplevert.
7. In de praktijk is dit evenwel, als gevolg van de geleidelijke tariefafbraak, niet meer het geval. De verschillen tussen de preferenties voor elke productcategorie zijn thans aanmerkelijk groter dan de verschillen tussen de gemiddelde tarieven. De tariefverlagingen die volgens het huidige differentiatiemechanisme aan elk van deze vier categorieën worden toegekend, lopen derhalve steeds sterker uiteen. De naar verhouding hoge preferenties voor niet-gevoelige en semi- gevoelige producten resulteren ondanks de betrekkelijk lage tarieven in gemiddelde verlagingen van 4 procentpunten. Hoewel de tarieven voor gevoelige en zeer gevoelige producten hoger zijn, resulteren de betrekkelijk geringe preferenties voor deze productcategorieën daarentegen in verlagingen van slechts 2 procentpunten, en in talrijke gevallen zelfs minder dan dat.
8. Het ligt derhalve voor de hand dat de preferenties voor de twee minder gevoelige productcategorieën aanzienlijk meer worden gebruikt dan die voor de andere twee categorieën. De gebruiksintensiteit voor de niet-gevoelige en semi-gevoelige producten bedraagt thans ongeveer 45 % terwijl deze voor de gevoelige en zeer gevoelige producten slechts respectievelijk 37 % en 32 % bedraagt. Het lijkt dientengevolge noodzakelijk de preferentiële behandeling van de meer gevoelige producten te verbeteren.
9. De richtsnoeren van 1994 voorzagen in een differentiatiemechanisme met slechts twee categorieën, namelijk gevoelige en niet-gevoelige producten, hetgeen inderdaad een werkbaarder systeem lijkt dan dat van de vier categorieën waarin de huidige verordening voorziet. Het aantal categorieën dient derhalve te worden teruggebracht tot twee, namelijk een voor gevoelige en een voor niet-gevoelige producten. De categorie van de niet gevoelige producten wordt gehandhaafd, terwijl alle andere producten die in de huidige verordening als semi-gevoelig, gevoelig en zeer gevoelig worden beschouwd in een nieuwe categorie van gevoelige producten worden ondergebracht.
10. Niet-gevoelige producten dienen, zoals ook bij de huidige verordening het geval is, vrijstelling van rechten te genieten, terwijl voor de toekomstige categorie van gevoelige producten een tariefverlaging dient te worden vastgesteld die voor alle producten van die categorie dezelfde is. Deze verlaging moet niet alleen voldoende aantrekkelijk zijn, maar dient ook in overeenstemming te zijn met het in de richtsnoeren van 1994 neergelegde neutraliteitsbeginsel.
11. Volgens dit beginsel dient het schema van algemene tariefpreferenties van de Gemeenschap ook in de toekomst gericht te zijn op een niveau van liberalisatie waarbij het effect van de preferentiemarge op de potentiële omvang van de preferentiële handel in het algemeen neutraal is in vergelijking met voorafgaande schema's. Als gevolg van de geleidelijke liberalisatie van het handelsverkeer is de potentiële omvang van de preferentiële handel aanmerkelijk kleiner geworden, en dit geldt ook voor de preferentiemarges.
12. Preferenties die worden vastgesteld als een percentage van het recht dat op de meest begunstigde landen van toepassing is, zullen onvermijdelijk kleiner worden wanneer het recht voor de meest begunstigde landen wordt verlaagd. Teneinde verdere erosie van de SAP-preferenties te voorkomen, lijkt het derhalve wenselijk de preferenties te formuleren als de verlaging met een forfaitaire grootheid, d.w.z. een aantal procentpunten, van de voor de meest begunstigde landen geldende rechten.
13. Toen de huidige SAP-verordening werd goedgekeurd, bedroeg de voor de omvang van het handelsverkeer gewogen preferentiële marge van het SAP 3,68 %. De gemiddelde tariefverlaging voor niet-gevoelige en semi-gevoelige producten die thans wordt aangeboden, is van dezelfde omvang en lijkt eveneens voldoende aantrekkelijk. Een forfaitaire verlaging van het recht voor de meest begunstigde landen met 3,5 procentpunten lijkt derhalve passend voor alle gevoelige producten.
14. Voor de meeste van deze producten zou de preferentiële behandeling die het resultaat is van een forfaitaire verlaging met 3,5 procentpunten gelijk zijn aan of zelfs een weinig beter zijn dan die waarin de huidige verordening voorziet, hoewel een beperkt aantal producten een minder gunstige behandeling zou krijgen.
15. Gezien de grote verschillen tussen de specifieke rechten, kunnen deze niet forfaitair worden verlaagd. Het huidige systeem van procentuele verlagingen dient derhalve te worden gehandhaafd. Ter vereenvoudiging van het schema verdient het aanbeveling voor alle betrokken producten een uniforme verlaging van 30 % toe te passen.
16. In de huidige regeling inzake de onbeduidende rechten (specifieke) waarbij volledige vrijstelling wordt verleend wanneer de preferenties in een recht van minder dan 0,5 EUR resulteren, dient de drempel op 2 EUR te worden gebracht.
17. In de richtsnoeren van 1994 is duidelijk bepaald dat de preferentiële behandeling vooral ten goede moet komen aan de ontwikkelingslanden die er het meest behoefte aan hebben. In de huidige verordening wordt deze doelstelling nagestreefd door middel van een aantal uiteenlopende bepalingen die het mogelijk maken, enerzijds, bepaalde landen uit te sluiten en, anderzijds, voor specifieke sectoren in bepaalde begunstigde landen een graduatiemechanisme toe te passen. Bovendien zijn bepaalde sectoren niet opgenomen omdat zij voor de betrokken landen nooit in aanmerking werden genomen. Deze regels lijken weliswaar vrij ingewikkeld, doch zijn om verschillende redenen zonder uitzondering gerechtvaardigd. Zij maken in het algemeen deel uit van een regeling die erop gericht is een evenwicht tot stand te brengen tussen de reikwijdte van de preferenties en de lijst van landen die daarvoor in aanmerking komen.
18. Wat de uitsluiting van landen betreft zij opgemerkt dat één van de twee criteria - het bruto binnenlands product per capita - moet worden aangepast. Teneinde een neutraal criterium te hanteren dat op gezette tijden wordt herzien, verdient het aanbeveling hiervoor gebruik te maken van de drempelwaarde die de Wereldbank toepast om landen in de categorie van landen met een hoog BBP in te delen.
19. Teneinde de objectiviteit van de regeling te verbeteren, verdient het aanbeveling de lijst van begunstigde landen jaarlijks te herzien.
20. Dit zou evenwel ten koste kunnen gaan van de voorspelbaarheid. Het verdient derhalve aanbeveling te bepalen dat een land gedurende drie opeenvolgende jaren aan de uitsluitingscriteria moet voldoen vooraleer het van de lijst van begunstigde landen kan worden afgevoerd.
21. Tenslotte zij opgemerkt dat, teneinde alle landen een eerlijke behandeling te garanderen, de van de lijst afgevoerde landen opnieuw dienen te worden opgenomen indien zij gedurende drie opeenvolgende jaren niet aan de uitsluitingscriteria voldoen.
22. Wat de graduatie betreft, dienen beide basisregels - namelijk de zogenaamde clausule van het leeuwendeel en het graduatiemechanisme - te worden gehandhaafd. Teneinde de graduatie neutraler en meer automatisch te maken verdient het aanbeveling deze op een meer regelmatige grondslag, bijvoorbeeld eenmaal per jaar, toe te passen.
23. Deze wijziging dient te worden gecompenseerd door de aanvullende voorwaarde dat graduatie enkel mag plaatsvinden wanneer de begunstigde landen gedurende drie opeenvolgende jaren aan een van de criteria voldoen. Deze voorwaarde moet ook worden geacht te zijn vervuld wanneer gedurende elk van deze drie jaren niet aan hetzelfde criterium wordt voldaan.
24. Deze eis zou de voorspelbaarheid verhogen. De begunstigde landen dienen in kennis te worden gesteld van het resultaat van de berekening en dienen gelegenheid te hebben hierop commentaar te geven. Wanneer een sector gedurende twee jaar aan de graduatiecriteria voldoet, zal dit vermoedelijk ook tijdens het derde jaar het geval zijn. Dit betekent dat de betrokken landen - en handelaren - als het ware over een soort van vroegtijdig waarschuwingssysteem zouden beschikken. Dit zou het mogelijk maken de graduatie binnen een kortere termijn - d.w.z. een jaar nadat het besluit is genomen - en in een enkele keer toe te passen.
25. Indien de graduatie momenteel op basis van de meest recente statistieken zou worden toegepast, dan zou meer dan de helft van het handelsverkeer dat zonder graduatie onder het SAP zou vallen niet meer voor het schema in aanmerking komen. De eis dat gedurende drie opeenvolgende jaren aan de graduatiecriteria moet zijn voldaan vooraleer graduatie kan plaatsvinden, zou het aantal te gradueren sectoren met meer dan 20 verminderen.
26. Noch de richtsnoeren van 1994, noch de huidige verordening voorzien in de mogelijkheid de graduatie ongedaan te maken in gevallen waarin niet meer aan de criteria wordt voldaan. In deze mogelijkheid moet worden voorzien, om de reden die ook voor de uitsluiting van landen geldt.
27. Zodra de nieuwe SAP-verordening door de Raad is goedgekeurd, zal de Commissie de nodige voorbereidingen treffen voor een herziening van de sectoren die volgens de nieuwe regeling dienen te worden gegradueerd. De resultaten van deze herziening worden op 1 januari 2003 van kracht.
28. De bijzondere stimuleringsregelingen hebben niet het succes gekend dat ervan werd verwacht op het tijdstip waarop zij werden goedgekeurd. Hieraan liggen ongetwijfeld verschillende redenen ten grond. Een daarvan is mogelijkerwijze de betrekkelijk kleine preferentiemarges die in het kader van deze regelingen beschikbaar zijn. Een andere reden houdt kennelijk verband met het feit dat de berekening van de aanvullende preferenties waarvoor de begunstigden eventueel in aanmerking komen naast de normale preferenties - die op zich reeds moeilijk te berekenen zijn - bijzonder ingewikkeld is. Het is niet uitgesloten dat bepaalde landen de toepassing van deze regelingen niet aanvragen omdat zij de berekening te moeilijk vinden.
29. Ten einde de huidige tendens tot aanvaarding van de regelingen door potentiële begunstigde landen te stimuleren, lijkt het noodzakelijk deze regelingen aantrekkelijker te maken. Aansluitend op het huidige schema, en ter vereenvoudiging daarvan, dienen de aanvullende preferenties te worden bepaald als het 'dubbele van de algemene preferenties', hetgeen neerkomt op een aanvullende forfaitaire verlaging met 3,5 procentpunten op de ad valorem rechten voor meestbegunstigde landen en een aanvullende verlaging van de specifieke rechten met nogmaals 30 %. Een dergelijke regel heeft bovendien het voordeel dat hij goed te begrijpen is.
30. De bijzondere stimuleringsregelingen zijn momenteel ook beschikbaar voor sectoren waarvoor het betrokken land gegradueerd is, doch enkel wanneer de graduatie in het kader van het graduatiemechanisme (en niet krachtens de clausule van het leeuwendeel) heeft plaatsgevonden. Teneinde de regelingen aantrekkelijker te maken voor de meer geïndustrialiseerde ontwikkelingslanden (die meer kans maken op graduatie en wellicht gemakkelijker aan de voorwaarden van de sociale clausule kunnen voldoen) dient het voordeel eveneens te worden toegekend wanneer de graduatie op basis van de clausule van het leeuwendeel heeft plaatsgevonden.
31. In hun huidige vorm zijn de sociale stimuleringsregelingen aan twee voorwaarden gebonden. Ten eerste dient een land de status van begunstigd land van de regelingen te verwerven en ten tweede dienen de door dat land uitgevoerde producten te zijn gecertificeerd als vervaardigd overeenkomstig de betrokken arbeidsnormen. Dit omvat alle inputs, ook de ingevoerde. Deze eis kan niet worden gehandhaafd, omdat een begunstigd land hierover geen controle heeft. Deze eis dient derhalve te worden geschrapt.
32. De bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van de rechten van werknemers refereerden aanvankelijk enkel aan de IAO-verdragen nrs. 87, 98 en 138. Volgens de IAO-verklaring inzake de grondbeginselen en de grondrechten op het werk hebben deze beginselen en rechten betrekking op de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de daadwerkelijke erkenning van het recht tot collectieve onderhandeling, de opheffing van alle vormen van gedwongen arbeid, de daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid en de opheffing van discriminatie in arbeid en opleiding. Teneinde de bijzondere stimuleringsregelingen in overeenstemming te brengen met het begrip 'fundamentele arbeidsnormen' dient van de begunstigde landen bovendien te worden verlangd dat zij de IAO-verdragen nrs. 29, 100, 105, 111 en 182 daadwerkelijk toepassen.
33. Wat de bijzondere regelingen ter bescherming van het milieu betreft, wordt opgemerkt dat nog steeds geen internationaal overeengekomen normen en internationaal erkend certificeringssysteem van toepassing zijn. Er zijn evenwel stappen gedaan en er is kans dat de ITTO-criteria (Internationale Organisatie voor Tropisch Hout) in de nabije toekomst worden vervolledigd. Aan de andere kant hebben bepaalde nationale certificatiesystemen reeds een zekere internationale erkenning verworven. Teneinde hiermede rekening te houden is het ontwerp-voorstel in meer algemene termen geformuleerd dan de huidige verordening. Bij de herziening van het SAP voor het komende decennium dient het streven erop gericht te zijn de reikwijdte van de bijzondere stimuleringsregelingen ter bescherming van het milieu en de eisen waaraan moet zijn voldaan uit te breiden.
34. Dit ontwerp-voorstel houdt rekening met de nieuwe verordening die vrijstelling van invoerrechten verleent voor vrijwel alle producten uit de minst ontwikkelde landen.
V. Bijzondere regelingen ter bestrijding van de vervaardiging van en de handel in verdovende middelen
35. Bij het opstellen van de huidige SAP-verordening werd getracht de discrepantie tussen de voordelen van de verdovende middelenregeling, die onvoorwaardelijk worden toegekend, en die van de bijzondere stimuleringsregelingen, waaraan voorwaarden zijn verbonden, weg te nemen. Er is inderdaad behoefte aan een bepaald evaluatiemechanisme om na te gaan of de verdovende middelenregeling de beoogde resultaten oplevert. Deze doelstellingen bestaan in het bevorderen van een duurzame ontwikkeling opdat de begunstigde landen de vervaardiging van en de handel in verdovende middelen onder betere omstandigheden zouden kunnen bestrijden. Een duurzame ontwikkeling vereist in de eerste plaats het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen in alle sectoren van de economie, met inbegrip van de industrie. Dit is het doel waarvoor het SAP aanvankelijk werd vastgesteld. Dit betekent dat de aanbodzijde moet worden verbeterd en de uitvoer gediversifieerd, dat een deugdelijke ontwikkeling moet worden bevorderd door de daadwerkelijke implementatie van de fundamentele arbeidsnormen van de IAO en dat het milieu moet worden beschermd, met inbegrip van in het bijzonder een duurzaam beheer van de tropische bossen.
36. De Commissie dient een duidelijk beeld te hebben van de mate waarin deze regelingen de beoogde doelstellingen naderbij brengen. Met het oog daarop dient zij toezicht te houden op de toepassing van de regelingen en op het effect dat deze sorteren, rekening houdend met de evaluaties van onafhankelijke internationale organisaties en agentschappen en dient zij met de begunstigde landen van gedachten te wisselen over deze evaluaties. Hoewel deze evaluaties er niet mogen toe leiden dat de regelingen voor 2004 worden beëindigd, dienen zij mede een antwoord te geven op de vraag of het dienstig is deze regelingen na die datum te handhaven.
37. Het SAP dient in het algemeen meer dan thans het geval is te worden gebruikt als middel om de bescherming van de fundamentele arbeidsnormen te bevorderen. Voorgesteld wordt derhalve te bepalen dat bij ernstige en systematische overtredingen van deze normen de voordelen van het SAP tijdelijk kunnen worden ingetrokken en dat wanneer de vervaardiging van bepaalde producten ernstige milieuschade veroorzaakt dit ook een reden tot intrekking kan vormen.