Toelichting bij COM(2001)133-2 - Wijziging van richtlijn 92/79/EEG, richtlijn 92/80/EEG en richtlijn 95/59/EG wat de structuur en de tarieven van de accijns van tabaksfabrikaten betreft - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2001)133-2 - Wijziging van richtlijn 92/79/EEG, richtlijn 92/80/EEG en richtlijn 95/59/EG wat de structuur en de tarieven van de ... |
---|---|
bron | COM(2001)133 |
datum | 14-03-2001 |
In dit voorstel voor een richtlijn wordt een aantal belangrijke wijzigingen van de bestaande communautaire wetgeving inzake de belasting van tabaksfabrikaten voorgesteld. Daarbij is besloten de belangrijkste elementen van het acquis ongewijzigd te handhaven en geen nieuw systeem vast te stellen. De voorgestelde wijzigingen zijn het resultaat van een diepgaand onderzoek door de Commissie naar de tarieven en de structuur van de accijns van tabaksproducten naar aanleiding van het desbetreffende verzoek van een groot aantal lidstaten in een verklaring in de notulen die bij de goedkeuring van Richtlijn 1999/81/EG werden opgesteld. i
Het onderzoek werd uitgevoerd overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 92/79/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op sigaretten i en artikel 4 van Richtlijn 92/80/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op andere tabaksfabrikaten dan sigaretten i, beide gewijzigd bij Richtlijn 1999/81/EG, waarin is bepaald dat de tarieven en de structuur van de accijnzen om de drie jaar dienen te worden herzien. De conclusies van deze herziening zijn neergelegd in het hiernavolgende verslag van de Commissie dat rekening houdt met de goede werking van de interne markt, de reële waarde van de accijnstarieven en de meer algemene doelstellingen van het Verdrag.
Bij de eerste herziening in 1995 i bleek dat op korte termijn geen aanpassing van de structuur en de tarieven van de accijns van tabaksfabrikaten noodzakelijk was om de goede werking van de interne markt veilig te stellen. Het rapport vestigde de aandacht op een aantal gevallen waarin technische wijzigingen gerechtvaardigd zouden kunnen zijn, doch concludeerde dat vooraleer definitieve besluiten werden genomen een meer diepgaande analyse en overleg met alle belanghebbenden noodzakelijk was.
In het tweede verslag, dat in mei 1998 i werd ingediend, werden de noodzakelijke technische wijzigingen onderzocht. Dit waren in hoofdzaak aanpassingen van de globale minimum accijnsdruk voor sigaretten, waarbij de structuur en de tarieven van de accijns ongewijzigd bleven. Deze herziening ging vergezeld van een voorstel voor een richtlijn tot wijziging van de bestaande tabakwetgeving.
Inhoudsopgave
Een analyse van de wijzigingen van de prijzen en de accijnstarieven van tabaksproducten in de Europese Unie toont aan dat er nog steeds aanzienlijke verschillen zijn tussen de lidstaten. Bij het bepalen van de prijs van hun producten in een bepaalde lidstaat houden de fabrikanten rekening met diverse factoren, waaronder de productiekosten, de lokale koopkracht, de concurrentiepositie van hun product op de markt en het belastingniveau. Het effect van al deze factoren op de consumentenprijs kan onmogelijk nauwkeurig worden bepaald. Verschillen in de accijnzen dragen ongetwijfeld bij tot de prijsverschillen, doch zijn niet de enige oorzaak daarvan.
Tijdens het overleg leken de meeste lidstaten voorstander te zijn van de 57 %-regel voor sigaretten i, hoewel sommige de aandacht vestigden op de tekortkomingen van deze regel en erop wezen dat de toepassing van een minimumtarief alleen niet tot een verdere harmonisatie zou leiden.
[minimumaccijns] bedraagt 57 % van de kleinhandelsprijs (inclusief alle belastingen) van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse".
Het komt er derhalve op aan een oplossing te vinden die de belastingtarieven binnen de EU nader tot elkaar brengt. Een mogelijk alternatief zou erin kunnen bestaan naast de minimum accijnsdruk van 57 % een in euro's luidend vast minimumbedrag in te voeren dat in alle lidstaten een minimumniveau van de accijns waarborgt. De accijnstarieven van de lidstaten zouden dan aan twee criteria moeten voldoen, namelijk de 57 %-regel en een minimum van euro 70 per 1000 sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse. Lidstaten die reeds een hoge accijns toepassen, zou voor het vaststellen van de tarieven meer ruimte worden gegeven. De huidige limieten van 5 % en 55 % van de totale belastingdruk voor de specifieke component van de accijns behoeven niet te worden gewijzigd. Ter voorkoming van prijsoorlogen of sterke stijgingen van het aanbod in de lagere prijssegmenten van de markt voor sigaretten zou de lidstaten meer flexibiliteit worden gegeven voor het vaststellen van een minimumaccijns van sigaretten.
Bij elke harmonisatie van de structuur van de accijns moet worden vermeden dat de mededinging tussen de verschillende categorieën tabaksfabrikaten van dezelfde groep wordt verstoord en moet er derhalve voor gezorgd worden dat de binnenlandse markten van de lidstaten open zijn. Te dien einde werden geharmoniseerde productdefinities vastgesteld die evenwel voortdurend moeten worden herzien om rekening te houden met wijzigingen van de aangeboden producten. De Commissie is van mening dat de definitie van een bepaald type product, dat de kenmerken van zowel een sigaar als een sigaret vertoont, moet worden gewijzigd. Bovendien moeten de minimumtarieven voor tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten over een periode van drie jaar geleidelijk aan het minimumtarief voor sigaretten worden aangepast, aangezien er uit het oogpunt van de gezondheid geen reden is om deze producten verschillend te behandelen.
Bij de herziening werd ook aandacht besteed aan de reële waarde van de accijnstarieven. De overheidsdiensten van de lidstaten houden bij het opstellen van hun begroting in het algemeen rekening met de inflatie. Aangenomen wordt dat de lidstaten ervoor zorgen dat, onder overigens gelijke omstandigheden, de accijnstarieven gelijke tred houden met de inflatie. Aangezien de minimumaccijns van sigaretten als een percentage van de kleinhandelsprijs wordt uitgedrukt, volgt de accijns automatisch de inflatie en is derhalve geen aanpassing noodzakelijk. De lidstaten kunnen echter ook voor een specifieke accijns van sigaren en cigarillo's, tabak van fijne snede en andere rooktabak opteren. In dat geval dienen de minimumbedragen in overeenstemming te worden gebracht met de inflatie teneinde de oorspronkelijke verhouding tussen de specifieke component en de ad valoremcomponent van het recht te handhaven.
In het Verdrag is uitdrukkelijk bepaald dat de Gemeenschap tot taak heeft maatregelen te nemen voor de totstandbrenging van de interne markt, met inbegrip van bepalingen voor de harmonisatie van de accijnswetgeving, voor zover deze harmonisatie noodzakelijk is voor de totstandkoming en het functioneren van die markt. Hoewel accijnzen in hoofdzaak een instrument zijn voor het genereren van inkomsten op nationaal niveau, dient bij de besluitvorming op dit gebied eveneens rekening te worden gehouden met de algemene doelstellingen van het Verdrag en moet worden getracht deze te verenigen met verbeteringen in het functioneren van de interne markt. Gezien de kenmerken van tabaksfabrikaten moet bijzondere aandacht worden besteed aan de gezondheidsaspecten en aan het verband tussen de bescherming van de consument en de prijs van de producten.
Het is noodzakelijk dat tabaksproducten in de EU aan een minimum belastingheffing worden onderworpen. Hoge belastingen, vergezeld van andere maatregelen ter beperking van het verbruik, zullen zowel het gedrag van de consument als het smokkelen beïnvloeden.
De Commissie acht het derhalve noodzakelijk een redelijke minimumbelasting voor sigaretten en tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten vast te stellen, rekening houdend met, onder meer, het functioneren van de interne markt en de noodzaak tot bescherming van de gezondheid.
In het kader van dit onderzoek werden de werking van de interne markt en de tarieven en de structuur van de accijnzen op de verschillende tabaksproducten aan een diepgaand onderzoek onderworpen. De Commissie is van mening dat een periode van drie jaar tot de volgende herziening te kort is voor het beoordelen van wijzigingen in de wetgeving van de lidstaten en stelt voor deze termijn op vier jaar te brengen.
Artikel 1
Artikel 1 wijzigt een aantal bepalingen van Richtlijn 92/79/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de belasting op sigaretten.
Artikel 2 wordt gewijzigd teneinde meer eenvormigheid te brengen in de belastingdruk binnen de EU en in alle lidstaten een minimumaccijns van sigaretten in te voeren. Te dien einde wordt voorgesteld , naast de minimum accijnsdruk van 57 % van de kleinhandelsprijs van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse, een in euro's uitgedrukt vast minimumbedrag vast te stellen.
Dit betekent dat de minimum accijnsdruk in de lidstaten aan twee voorwaarden moet voldoen: 57 % van de kleinhandelsprijs (inclusief alle belastingen) en een minimum van euro 70 voor 1.000 sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse. De Commissie is van mening dat een dergelijk vast minimumbedrag, dat een benedengrens is van de accijns, het smokkelen aanzienlijk zal beperken. Momenteel kunnen lidstaten die goedkope sigaretten verkopen aan de 57 %-regel voldoen, terwijl zij in euro's uitgedrukt een zeer lage algemene accijnsdruk hebben.
De 57 %-regel en het vaste bedrag gelden voor de meest gevraagde prijsklasse en het aldus vastgestelde belastingniveau wordt vervolgens op alle categorieën sigaretten toegepast.
Aangezien het streven van de Commissie gericht is op een verdere onderlinge aanpassing van de accijnsdruk op sigaretten, moet worden voorzien in een ontsnappingsclausule die ervoor zorgt dat lidstaten met hogere belastingen de accijnzen niet moeten blijven verhogen om aan de 57 %-regel te voldoen. Lidstaten die een reële accijns van minstens euro 100 per 1.000 sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse heffen, zullen niet aan deze 57 %-regel moeten voldoen.
Artikel 4 van Richtlijn 92/79/EEG legt de Commissie momenteel de verplichting op de structuur en de tarieven van de accijns van sigaretten om de drie jaar opnieuw te bezien.
In het kader van dit onderzoek werden zowel het functioneren van de interne markt als de tarieven en de structuur van de verschillende tabaksproducten aan een diepgaand onderzoek onderworpen. De Commissie is van mening dat de huidige termijn van drie jaar te kort is om de uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeiende wijzigingen in de wetgeving van de lidstaten naar behoren te kunnen evalueren. Het verdient derhalve aanbeveling deze termijn van drie op vier jaar te brengen.
Gezien de tijd die de behandeling in de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité in beslag neemt, is het logisch dat de termijn van vier jaar voor de volgende herziening ingaat op het tijdstip waarop het overleg over de eerdere herziening in de Raad wordt voltooid. Het spreekt vanzelf dat de Commissie te allen tijde vóór het verstrijken van de termijn van vier jaar eigener beweging voorstellen kan doen wanneer zij dit noodzakelijk acht of wanneer rekening moet worden gehouden met wijzigingen op de markt voor tabak.
De bedragen van euro 70 en euro 100 moeten in de context van de 57 %-regel worden gezien. De Commissie zal deze bedragen herzien wanneer zij overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 92/79/EEG de tarieven en de structuur van de accijnzen onderzoekt, teneinde de oorspronkelijke ratio tussen het vaste bedrag en de belastingdruk van 57 % te handhaven.
Artikel 2 wijzigt een aantal bepalingen van Richtlijn 92/80/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de belastingen op andere tabaksfabrikaten dan sigaretten.
Hierbij wordt in artikel 3 van de Richtlijn een nieuwe alinea ingevoegd die de bestaande bepaling op twee manieren wijzigt, namelijk door de minimumtarieven voor tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten geleidelijk aan de minimumtarieven voor sigaretten aan te passen en door de in euro's uitgedrukte minimumbedragen voor tabaksproducten andere dan sigaretten in overeenstemming te brengen met de inflatie.
De aanzienlijke verschillen tussen de belastingen die de lidstaten heffen van tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten en de grote verschillen tussen de prijzen vóór belasting geven aanleiding tot smokkel tussen buurlanden en verstoren de interne markt. Bovendien is er op communautair niveau een groot verschil tussen de minimum accijnsdruk voor sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse en de minimumtarieven van hetzij 30 % van de kleinhandelsprijs, hetzij euro 25 per kilogram voor tabak van fijne snede.
Deze twee producten hebben verschillende kenmerken : sigaretten worden industrieel vervaardigd, terwijl tabak van fijne snede een halffabrikaat is dat wordt gebruikt door consumenten die hun eigen sigaretten rollen en daarvoor nog andere producten moeten kopen. Aan de andere kant concurreren deze producten echter ook met elkaar omdat een stijging van de prijs van sigaretten dikwijls tengevolge heeft dat rokers die zich de dure sigaretten niet meer kunnen veroorloven overschakelen op tabak voor het met de hand rollen van sigaretten. Beide producten zijn echter even schadelijk voor de gezondheid en wat dat betreft zijn grote verschillen tussen de tarieven in de Gemeenschap derhalve niet gerechtvaardigd. Talrijke lidstaten handhaven reeds een bepaalde verhouding tussen de belasting van tabak van fijne snede en die van sigaretten, ook al zijn zij daartoe niet verplicht.
De Commissie is dientengevolge van mening dat het minimumtarief voor tabak van fijne snede meer in overeenstemming moet worden gebracht met de 57 %-regel voor sigaretten. Gezien de verschillende kenmerken van beide producten lijkt het redelijk het minimumtarief voor tabak van fijne snede voor het rollen van sigaretten voor tweederde aan de minimum accijnsdruk op sigaretten aan te passen.
Dit zou de minimum accijnsdruk op tabak van fijne snede van 30 % op 39 % brengen. Een verhoging van het als een specifiek bedrag uitgedrukte minimumtarief met hetzelfde percentage als het ad valorem minimumrecht zou in een nieuw specifiek minimumrecht van euro 33 resulteren. Lidstaten die een dergelijke verhouding tussen hun tarieven voor sigaretten en tabak van fijne snede niet handhaven of zeer lage tarieven toepassen, zal de nodige tijd worden gegeven om zich aan de nieuwe minimumtarieven aan te passen. De Commissie stelt derhalve voor de minimumtarieven in de periode tot het jaar 2004 gefaseerd te verhogen volgens het onderstaande tijdschema:
-1 januari 2001: 30% van de kleinhandelsprijs inclusief alle belastingen of euro 25 per kilogram
-1 januari 2002: 33% van de kleinhandelsprijs inclusief alle belastingen of euro 28 per kilogram
-1 januari 2003: 36% van de kleinhandelsprijs inclusief alle belastingen of euro 30 per kilogram
-1 januari 2004: 39% van de kleinhandelsprijs inclusief alle belastingen of euro 33 per kilogram.
De Commissie stelt bovendien voor de in euro's luidende specifieke minimumbedragen voor tabaksproducten, andere dan sigaretten, met ingang van 1 januari 2003 aan te passen aan de inflatie.
Aangezien de Commissie vierjaarlijkse herzieningen voorstelt (zie lid 2) zullen de specifieke tarieven tussen 1 januari 2001 en 31 december 2002 aan de inflatie worden aangepast. De inflatie wordt op basis van Eurostatgegevens op ongeveer 1,9 % per jaar en 3,8 % over de gehele periode geraamd. De toepassing van dit percentage op de specifieke minimumtarieven, afgerond op de volgende eenheid, resulteert in de volgende cijfers :
-voor sigaren en cigarillo's : euro 11 op 1 januari 2003;
-voor tabak van fijne snede bestemd voor het rollen van sigaretten :
-op 1 januari 2003: euro 31;
-op 1 januari 2004: euro 34;
-voor andere rooktabak : euro 20 op 1 januari 2003.
Artikel 4 van Richtlijn 92/80/EEG legt de Commissie momenteel de verplichting op de structuur en de tarieven van de accijns van sigaretten om de drie jaar opnieuw te bezien.
In het kader van deze herziening werden de werking van de interne markt en de tarieven en de structuur van de verschillende tabaksproducten aan een diepgaand onderzoek onderworpen. De Commissie acht de huidige termijn van drie jaar te kort voor een grondige evaluatie van de uit de toepassing van deze richtlijn voortvloeiende wijzigingen in de wetgeving van de lidstaten. Het verdient aanbeveling deze termijn op vier jaar te brengen.
Gezien de tijd die de behandeling in de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité in beslag neemt, is het logisch dat de termijn van vier jaar voor de volgende herziening ingaat op het tijdstip waarop de bespreking van de voorafgaande herziening in de Raad voltooid is. Het spreekt vanzelf dat de Commissie te allen tijde voor het verstrijken van de termijn van vier jaar eigener beweging voorstellen kan indienen wanneer zij dit noodzakelijk acht of wanneer zich wijzigingen voordoen op de markt voor tabak.
Artikel 3 wijzigt sommige bepalingen van Richtlijn 95/59/EG betreffende de belasting, andere dan omzetbelasting, op het verbruik van tabaksfabrikaten.
Artikel 3 van Richtlijn 95/59/EG, waarin de definitie van sigaren en cigarillo's is neergelegd, dient te worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat een product dat reeds vele jaren bestaat en waarnaar de vraag de laatste tijd toeneemt, op een eerlijke wijze wordt belast. Wat zijn functie, smaak, filter en presentatie betreft, kan dit product als een sigaret of een vervangend product worden beschouwd, hoewel het de kleur van een sigaar of een cigarillo heeft, veeleer dan de witte kleur van een sigaret, en het dekblad met versneden tabak in plaats van met een gebroken mengsel gevuld is. Het fabricageprocédé is vergelijkbaar met dat van sigaretten. Krachtens de huidige wetgeving is dit product in de lidstaten aan het belastingtarief voor sigaren en cigarillo's onderworpen, dat aanmerkelijk lager is dan dat voor sigaretten. Dit product concurreert niet enkel met sigaretten, doch verstoort ook de markt voor sigaren en cigarillo's. Omdat het goedkoper is dan sigaretten is het in toenemende mate aantrekkelijk voor jongeren.
Om te vermijden dat dergelijke producten aan het lage tarief voor sigaren en cigarillo's in plaats van aan het tarief voor sigaretten worden onderworpen, stelt de Commissie voor de definitie van sigaren en cigarillo's in artikel 3 van Richtlijn 95/59/EG zodanig te wijzigen dat dergelijke producten daarvan worden uitgesloten.
Wijzigt artikel 16, lid 5, van Richtlijn 95/59/EG teneinde de lidstaten die een minimumaccijns wensen te heffen meer flexibiliteit te verschaffen.
Artikel 16, lid 5, van Richtlijn 95/59/EG staat de lidstaten momenteel toe een minimumaccijns van sigaretten te heffen op voorwaarde dat de totale belasting hierdoor niet meer bedraagt dan 90 % van de totale belasting van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse.
Dit artikel is ontoereikend gebleken bij prijsoorlogen of een drastische stijging van het aanbod in het laagste marktsegment en het is wenselijk dat de lidstaten de mogelijkheid hebben de minimumaccijns van sigaretten in deze categorie te verhogen. De gewijzigde bepaling staat de lidstaten derhalve toe een minimumaccijns van sigaretten te heffen op voorwaarde dat het bedrag daarvan de accijns van sigaretten van de meest gevraagde prijsklasse niet overschrijdt.