Toelichting bij COM(2000)595 - Gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

Achtergrond



1.1.1. Sinds 1988 is het luchtvervoer in de Gemeenschap progressief geliberaliseerd en heeft de Gemeenschappelijke markt in deze sector zich van een op bilaterale verdragen gebaseerde markt met praktisch geen concurrentie ontwikkeld tot een echt open markt gebaseerd op de beginselen van het Verdrag. Sindsdien wordt het luchtvervoer geregeld door gemeenschappelijke regels met betrekking tot vergunningen, markttoegang, prijsvaststelling en de toepassing van concurrentieregels. Luchtvaartmaatschappijen en consumenten hebben hierdoor in hoge mate profijt getrokken van deze situatie, die heeft geleid tot meer werkgelegenheid en het binnenkomen in de markt van nieuwe exploitanten.

1.1.2. Zodra dit proces begon, realiseerde de luchtvaartsector zich echter dat een echte eenheidsmarkt voor het luchtvervoer ook de vaststelling en uniforme toepassing van gemeenschappelijke regels op het gebied van veiligheid in de luchtvaart en bescherming van het milieu vereisten, ten einde een hoog beschermingsniveau voor de Europese burger te waarborgen en gelijke concurrentievoorwaarden voor luchtvaartexploitanten in de Gemeenschap mogelijk te maken. Dit moet bovendien het soepel functioneren van de interne markt voor aanverwante producten, personen en diensten en van de verzameling nationale voorschriften die veelvuldig wordt gebruikt om hun het in het Verdrag geregelde vrije verkeer te weigeren, vergemakkelijken.

1.1.3. Het huidige communautaire systeem is gebaseerd op Verordening (EEG) nr. 3922/91 i inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart, en de JAA (Gezamenlijke Luchtvaartautoriteiten) i. Gedurende de laatste jaren is er kritiek op dit systeem uitgeoefend wegens het niet correct functioneren voor wat betreft de effectieve en tijdige aanneming of wijziging van het noodzakelijke Gemeenschapsrecht en het systeem is ook niet flexibel genoeg om het hoofd te kunnen bieden aan de dagelijkse behoeften van de sector. Dit is het gevolg van een aantal oorzaken:

-Op de eerste plaats moeten alle regels van algemene aard die in dit kader worden aangenomen, ondanks het feit dat deze al in het overleg van de JAA zijn behandeld, toch nog eens in de Gemeenschap worden behandeld om doorzichtigheid en democratische controle van regelgeving te waarborgen. Dit veroorzaakt niet alleen lange vertragingen, maar leidt ook tot meningsverschillen wanneer een aantal belanghebbende partijen deze dubbele procedure gebruikt om vraagstukken te heropenen die via de procedure van de JAA al waren geregeld.

-Op de tweede plaats is het harmonisatieproces van de JAA strijdig met dat van de Gemeenschap en de JAA doet voorstellen die, ofschoon deze zeker voldoen met betrekking tot veiligheid, vaak bepalingen bevatten die niet consistent zijn met de verplichtingen en het beleid van de Gemeenschap. Hierdoor is het onmogelijk voor de Gemeenschap deze als zodanig aan te nemen en is een tijdrovende screening en herformulering nodig zodat de voorstellen kunnen worden omgezet zonder het veiligheidsaspect aan te tasten.

1.1.4. Ondanks drastische pogingen van de JAA om de eigen werkprocedures, in het bijzonder in het kader van hun 'Agenda voor Verandering', te stroomlijnen, blijven deze tekortkomingen bestaan.

1.1.5. In haar mededeling 'De Europese luchtvaartsector: van Eenheidsmarkt naar Uitdagingen op Mondiale Schaal' i identificeerde de Commissie problemen die de volledige ontwikkeling van de interne markt nog steeds in de weg staan: versplintering van luchtverkeersleiding (ATC), fysieke toegang tot de markt (toewijzing van slots), kosten van infrastructuur, het gebrek aan een externe dimensie aan de luchtvaart en de versplintering van veiligheidsvoorschriften. Op dit moment wordt een aantal acties voorbereid om deze vraagstukken aan te pakken. Het onderhavige voorstel moet de moeilijkheden op technisch gebied oplossen.

1.1.6. Discussies in de Gemeenschap, maar ook extern en in de JAA, toonden aan dat er behoefte was aan een sterke organisatie met uitgebreide bevoegdheden op alle gebieden van veiligheid in de burgerluchtvaart en die de speelruimte heeft om uitvoerende taken die nu op nationaal niveau worden uitgevoerd over te nemen wanneer gemeenschappelijke actie efficiënter lijkt. Het Europees Parlement heeft ook bij diverse gelegenheden opgeroepen tot de oprichting van een gemeenschappelijke regelgevende instantie voor de veiligheid in de luchtvaart i. Met andere woorden, men was van mening dat een instantie vergelijkbaar met de Federale Luchtvaartadministratie (FAA) in de Verenigde Staten in het leven geroepen moest worden met als hoofdtaak het waarborgen van een uniform hoog veiligheidsniveau in Europa door middel van de geleidelijke integratie van de nationale stelsels. Dit moet ook het vrije verkeer van luchtvaartproducten en tevens van personen en diensten vergemakkelijken door de automatische erkenning - zonder verdere eisen - van certificaten en goedkeuringen die door een bevoegde instantie op basis van gemeenschappelijke eisen zijn afgegeven.

1.

1.2. Recente werkzaamheden


1.2.1. Met dit doel nam de Raad op 16 juli 1998 een besluit dat de Commissie machtigde om in onderhandeling te gaan met landen die volwaardig lid zijn van de JAA, met uitzondering van de lidstaten van de Europese Gemeenschap, met het oog op het sluiten van een overeenkomst inzake de oprichting van een Europese Autoriteit voor de Veiligheid in de Luchtvaart (EASA) met de rechtsvorm van een internationale organisatie.

1.2.2. Op basis hiervan werd door de diensten van de Commissie in samenwerking met nationale deskundigen een conceptverdrag voorbereid om een organisatie op te richten die in staat is om in samenwerking met de luchtvaartautoriteiten van de contracterende partijen alle taken met betrekking tot de regeling van veiligheid in de burgerluchtvaart uit te voeren en de noodzakelijke bevoegdheden aan te wenden wanneer gemeenschappelijke actie efficiënter is dan actie van de individuele leden. Het bereik van het verdrag omvatte aanvankelijk ontwerp, vervaardiging, onderhoud en exploitatie van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten evenals het betrokken personeel en organisaties. In een later stadium werd het verdrag uitgebreid met de veiligheidsaspecten van de exploitatie van luchthavens en het beheer van het luchtverkeer. Voor zover de door deze organisatie aangenomen bindende regels en individuele besluiten rechtstreeks toepasbaar moeten zijn, moet een systeem van rechterlijke toetsing worden opgezet (een hof van justitie voor de EASA).

1.2.3. Hoewel men van mening was dat de sector behoefte had aan deze conceptverdrag, zou de institutionele constructie ervan tijdrovende ratificatieprocedures vereisen; een aantal lidstaten zou enkele constitutionele veranderingen moeten doorvoeren; met betrekking tot de Gemeenschap zou het advies van het Hof van Justitie een eerste vereiste zijn. De lengte van deze procedures geheel buiten beschouwing gelaten was er geen enkele garantie dat deze tekst geratificeerd kon worden wegens de politieke onzekerheid over de bereidheid van het Europees Parlement en de nationale parlementen om de brede delegering van uitvoeringsbevoegdheden zoals voorzien in het verdrag aan te nemen. Om die reden uitte de Commissie haar bezorgdheid over de haalbaarheid van zo'n systeem en stelde verder onderzoek voor om te bekijken of dezelfde doelstellingen niet konden worden gehaald met gebruikmaking van de mechanismen en instituties van de Gemeenschap.

1.2.4. Op uitnodiging van de Raad presenteerde de Commissie een gedetailleerde analyse van een alternatief voorstel van de Gemeenschap i tot oprichting van een autoriteit die in staat is om een hoog veiligheidsniveau in Europa te waarborgen en die met de noodzakelijke snelheid en efficiëntie werkt. Op deze basis en na verdere werkzaamheden met nationale deskundigen ging de Raad er in zijn vergadering van 26 juni mee akkoord dat dit alternatief, nader uitgewerkt in een werkdocument van de voorzitter, de meest praktische weg vooruit was. De Raad stelde daarom voor dat de Commissie zo snel mogelijk een voorstel zou doen.

2.

2. De Gemeenschappelijke EASA


3.

2.1. De doelstellingen


2.1.1. Zoals reeds overeengekomen bij het stellen van het mandaat voor de oprichting van een EASA is de essentiële doelstelling het bereiken van een hoog uniform veiligheidsniveau en milieubescherming in de Gemeenschap. Bijkomende doelstellingen kunnen zijn het vergemakkelijken van vrije en eerlijke concurrentie in de Gemeenschap; efficiëntere certificeringsprocessen; en de promotie van Europese luchtvaartnormen op mondiale schaal.

2.1.2. De middelen om deze doelstellingen te bereiken zijn de formulering, goedkeuring en uniforme toepassing van alle noodzakelijke verordeningen; de automatische erkenning zonder verdere eisen of verificatie van goedkeuringen die in overeenstemming met deze verordeningen werden verleend aan producten, organisaties en personeel van de burgerluchtvaart; en de oprichting van een Communautair agentschap dat de desbetreffende taken kan uitvoeren.

4.

2.2. Het organisatorische concept


2.2.1 Alle belanghebbende partijen hebben steeds erkend dat het bereiken van deze doelstellingen en de implementatie van de desbetreffende middelen de oprichting van een gespecialiseerd agentschap vereiste met een hoog deskundigheidsniveau op alle gebieden met betrekking tot veiligheid in de luchtvaart en milieubescherming. Ten einde ook in staat te zijn om zijn taak met betrekking tot de bescherming van het interne algemeen belang en de promotie van Europese opvattingen op mondiale schaal effectief te kunnen uitvoeren, moet het agentschap werkelijke bevoegdheden krijgen en de noodzakelijke onafhankelijkheid hebben. Kortom, de luchtvaartsector heeft behoefte aan een sterk en efficiënt agentschap dat onder andere in staat is om certificeringsdiensten uit te voeren en dat een gelijkwaardige partner is voor buitenlandse luchtvaartautoriteiten.

2.2.2. De uitoefening van uitvoeringsbevoegdheden en de controle op de implementatie van regels en verordeningen ligt bij de Commissie; deze taken kunnen alleen aan een andere instantie gedelegeerd worden op basis van regels die haar beslissing beperkt tot een technisch oordeel binnen haar deskundigheidssfeer.

2.2.3. Om op een lijn te blijven met deze institutionele constructie is het dus vereist dat het Europees Parlement en de Raad in een Gemeenschappelijke EASA beginselen voor regelgeving en essentiële eisen vaststelt die het door de Europese burgers geëiste veiligheids- en milieubeschermingsniveau definiëren. Op dat niveau moeten doelstellingen worden gespecificeerd in voldoende ruime bewoordingen om innovatie en concurrentie mogelijk te maken en het standaardiseren van producten en diensten te vermijden. Deze eisen, die niet frequent wijzigen, kunnen in de wetgeving voor de oprichting van de EASA worden opgenomen.

Het voorstel van de Commissie bevat derhalve als een eerste stap de beginselen voor de certificering en het onderhoud van luchtvaartproducten. Het beschrijft ook de essentiële eisen op basis van bijlage 8 van het verdrag van Chicago, die aan het voorstel zijn gehecht, en bestaand Gemeenschapsrecht met betrekking tot de milieubescherming.

Voor wat betreft andere gebieden die binnen de werkingssfeer van de Verordening vallen moeten beginselen en essentiële eisen te zijner tijd worden aangenomen in overeenstemming met de normale wettelijke procedure; gerelateerde wetgeving moet de onderhavige voorgestelde Verordening complementeren. Dit zal in het bijzonder de veiligheidsaspecten van luchtvaartexploitaties, het verlenen van vergunningen aan vliegtuigbemanningen, exploitaties van luchthavens en beheer van het luchtverkeer betreffen, zij het dat het in de laatste twee sectoren waarschijnlijk is dat gemeenschappelijke regels pas in een later stadium worden aangenomen wanneer de huidige activiteiten van de JAA zijn overgenomen.

2.2.4. De manier waarop de essentiële eisen geïmplementeerd moeten worden, in het bijzonder de te volgen procedure voor het verkrijgen van de vereiste goedkeuringen, de voorrechten die bij deze goedkeuringen horen en de toepasselijke technische normen, kan door het Europees Parlement en de Raad worden aangenomen of de Commissie kan worden gemachtigd om dit te doen. Het is waarschijnlijk dat in gebieden waar deze regels door de lidstaten zelf moeten worden toegepast, deze door het Europees Parlement en de Raad worden aangenomen. De Commissie zal vervolgens de bevoegdheid krijgen om de regels aan te vullen wanneer ze betrekking hebben op zeer specifieke technische gebieden en om ze aan te passen aan wetenschappelijke of technische ontwikkelingen; dit kan het geval zijn bij certificeringseisen voor luchtvaartexploitanten of bij het verlenen van vergunningen aan vliegtuigbemanningen.

Voor producten waarvoor echter gecentraliseerde certificering nodig en wenselijk is, zal uniformiteit beter door een gecentraliseerde certificering bereikt kunnen worden dan door gedetailleerde technische specificaties. Bovendien zou het op een gebied waar de technologie zich snel ontwikkelt niet juist zijn om technische details in de wetgeving te diepgaand te specificeren. Er wordt dus een praktischere en flexibelere aanpak voorgesteld waarin de Commissie, zoals reeds overeengekomen in de voorbereidende werkzaamheden in de Raad, geautoriseerd wordt om de vereiste te implementeren regels aan te nemen en wanneer zij dit doet, moet het de technische discretie van het agentschap bij de evaluatie van de conformiteit van het product met de essentiële eisen niet beïnvloeden. Te implementeren regels worden dus waarschijnlijk beperkt tot procedurele eisen zoals die zijn omschreven in JAR-21, terwijl luchtwaardigheidscodes zoals JAR-25, JAR-E, JAR-APU etc., die in bijlage 2 bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 zijn opgenomen, beschouwd kunnen worden als een aanvaardbare methode van goedkeuring, vergelijkbaar met industriële normen en deze worden derhalve overgelaten aan het agentschap of aan de sector die een betrouwbaar normaliseringsproces kan uitvoeren - vooral voor onderdelen. Om echter te kunnen profiteren van de in de lidstaten aanwezige kennis en een nauw contact met de betrokkenen in stand te houden, is een eerlijk evenwicht overeengekomen tussen functies die bij het agentschap zullen worden gecentraliseerd en functies die onder de nationale instanties zullen blijven ressorteren (individuele certificeringen van vliegtuigen, afgifte van vliegbrevetten, enz.).

2.2.5. In dit kader kan het agentschap geautoriseerd worden tot het verlenen van certificaten die de conformiteit van luchtvaartproducten aan de toepasselijke essentiële eisen bevestigen, aangezien het een zuiver technische beoordeling is. Ten einde echter adviezen aan de sector te geven over hoe deze beoordeling wordt uitgevoerd, zal het agentschap op een doorzichtige manier - door middel van de juiste en brede raadpleging van alle belanghebbende partijen (luchtvaartsector, luchtvaartexploitanten, werknemers, consumentenvertegenwoordigers, etc.) -technische specificaties en richtsnoeren ontwikkelen, in het bijzonder aanvaardbare methoden van goedkeuring (luchtwaardigheidscodes) en deze openbaar maken. Deze publicatie heeft geen enkele bindende status voor aanvragers - en verschaft zodoende de noodzakelijke flexibiliteit - maar verplicht het agentschap om een afwijking van gepubliceerde documenten te verklaren en verkleint om die reden zijn beslissingsruimte.

2.2.6. Voor onderhoud ten slotte, dat dicht bij productcertificering ligt maar waarvoor de goedkeuring van organisaties en personeel nodig is en centralisatie niet is voorzien, wordt een gemengde aanpak voorgesteld waarbij de Commissie geautoriseerd wordt om de te implementeren regels op een voldoende gedetailleerde manier aan te nemen - gebaseerd op JAR-145 - om de uniforme toepassing ervan op lidstaatniveau te waarborgen.

2.2.7. Omdat het agentschap gerechtigd zal zijn besluiten te nemen die rechtstreeks van invloed zijn op personen, is het vereist te voorzien in een rechterlijk controlemechanisme. Ten einde zoveel mogelijk te vermijden dat technische zaken worden voorgelegd aan het Hof van Justitie, wordt voorgesteld om gespecialiseerde kamers van beroep in eerste instantie op te richten, zoals bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (BHIM).

2.2.8. Aangezien deze nieuwe structuur en deling van regels aanmerkelijk verschilt van de voorschriften in Verordening 3922/91 wordt voorgesteld om die Verordening in te trekken. Het is echter noodzakelijk om een aantal elementen ervan te handhaven om het juiste functioneren van de interne markt te waarborgen. Dit is het geval met automatische erkenning van goedkeuringen die door de lidstaten of het agentschap in overeenstemming met de Verordening werden verleend en de voor de toepassing ervan aangenomen regels. Het is ook het geval met communautaire herzieningsmechanismen die zijn ontwikkeld om te waarborgen dat wanneer de essentiële eisen of gerelateerde te implementeren regels de mogelijkheid tot flexibiliteit bieden (aanneming van goedkeuringen van derde landen, rechtstreekse veiligheidsmaatregelen, variaties, ontheffingen en gelijkwaardige veiligheidsbevindingen), de Commissie de vereiste bevoegdheden krijgt om dit te bewaken en om geschikte maatregelen te treffen.

5.

2.3. Het agentschap


2.3.1. Mandaat:

Het agentschap zal worden opgericht als onderdeel van het Gemeenschapssysteem, het zal gerechtigd zijn te bouwen op zijn deskundigheid en voorbereidend werk uit te voeren op alle gebieden die de Verordening bestrijkt; het kan dus waar nodig internationale samenwerking en onderzoeksprogramma's opzetten. Op deze gebieden zal het agentschap gerechtigd zijn tot het formuleren van aanbevelingen of adviezen. Met andere woorden:

-Het agentschap zal essentiële eisen en te implementeren regels uitwerken die van toepassing zijn op luchtvaartproducten, personeel en organisaties en deze naar de Commissie sturen. De Commissie zal deze voorstellen aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen of deze in het kader van de comitologie aannemen al naar gelang van de situatie (zie 2.2.3. en 2.2.4. hierboven).

-Het agentschap zal aanvaardbare methoden van goedkeuring en richtsnoeren, waaronder luchtwaardigheidscodes, ontwikkelen en aannemen ter uitvoering van de bovengenoemde regels. Deze zijn niet verplicht maar dienen als een indicatie van hoe naleving moet worden geverifieerd en de betrokkenen moeten aantonen dat ze voldoen aan de essentiële eisen en te implementeren regels door middel van andere aanvaardbare middelen.

-Het agentschap zal technisch onderzoek verrichten en typecertificaten afgeven. Het agentschap kan deze taken zelf uitvoeren of toebedelen aan nationale regeringen en de sector - zogenoemde gekwalificeerde instanties - wanneer deze hebben aangetoond dat ze de vereiste capaciteiten bezitten.

-Het agentschap zal een bewakingssysteem in het leven roepen, waaronder vooral het voortdurend controleren van de luchtwaardigheid van de producten waarvoor het agentschap typecertificaten heeft afgegeven (het bevat Instructies voor Voortdurende Luchtwaardigheid, Veranderingen in het Ontwerp inclusief Goedgekeurde Handleidingen, Onderhoudsbulletins, Richtlijnen voor Luchtwaardigheid, Reparaties). De bedoeling hiervan is aan de ene kant te waarborgen dat de gemeenschappelijke regels evenredig zijn met de te bereiken veiligheidsdoelstellingen en aan de andere kant waar nodig het nemen van onmiddellijke stappen om de veiligheid van goederen en personen beschermen. Deze bewaking kan leiden tot wijziging van de gemeenschappelijke regels of tot de aanneming van veiligheidsmaatregelen zoals de opschorting of intrekking van vergunningen of de wijziging van de voorwaarden voor het afgeven van een typecertificaat (luchtwaardigheidsrichtlijn).

-Het agentschap zal de Commissie bijstaan bij de controle op de toepassing van gemeenschappelijke regels op nationaal niveau. Hiervoor zal het agentschap teams van deskundigen in het leven roepen die de nationale systemen inspecteren en hun werkmethoden controleren. Het zal dus controleren of het Gemeenschapsrecht correct geïmplementeerd en toegepast wordt; het zal verslag uitbrengen aan de Commissie, die vervolgens kan besluiten gerechtelijke stappen tegen overtredingen te ondernemen wanneer onjuiste toepassing van de gemeenschappelijke regels wordt ontdekt. Het agentschap zal de Commissie ook bijstaan bij de implementatie van de gemeenschappelijke herzieningsmechanismen genoemd in paragraaf 2.2.8.

-Op internationaal niveau kan het agentschap passende betrekkingen met internationale organisaties en luchtvaartautoriteiten van derde landen aanknopen met het oog op het harmoniseren van regels en procedures in verband met werkafspraken die de Commissie met deze instanties heeft gemaakt en de noodzakelijke aanbevelingen aan de Commissie doen. Het agentschap zal de Commissie ook bijstaan bij de besprekingen over en implementatie van bilaterale of multilaterale verdragen.

-Op het gebied van onderzoek moet het agentschap een begroting hebben voor het uitvoeren van activiteiten die strikt verband houden met zijn gebied van deskundigheid. Het kan ook het passende initiatief nemen om zijn activiteiten en die van de Commissie en van de lidstaten op dit gebied te coördineren.

6.

2.3.2. Functionering


a) Beheerinstanties:

2.3.2.1. Besluiten over veiligheid moeten worden genomen zonder politieke inmenging of nationale overwegingen, ze moeten daarom worden genomen door de uitvoerend directeur van het agentschap. Deze besluiten moeten gebaseerd zijn op een door de raad van bestuur te ontwikkelen gesystematiseerde procedure waarmee passende doorzichtigheid gewaarborgd is en het recht van alle betrokken partijen om hun advies te geven met inachtneming van de vereiste commerciële en persoonlijke geheimhouding.

2.3.2.2. Voor het formuleren van adviezen (met het oog op de opstelling van communautaire regelgeving) en voor de ontwikkeling van aanvaardbare methoden van goedkeuring kan de uitvoerend directeur gebruik maken van beschikbare deskundigheid, maar lidstaten kunnen meewerken aan het uitwerken van die regels die door hun luchtvaartautoriteiten toegepast moeten worden. Met betrekking tot individuele gevallen zal de uitvoerend directeur een ruime handelingsruimte krijgen om het beste deskundige advies in te winnen en de informatie te krijgen die het agentschap nodig heeft om een neutraal en onafhankelijk besluit te nemen. De uitvoerend directeur is ook verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de begroting en het werkprogramma van het agentschap en voor alle vraagstukken met betrekking tot het personeel.

2.3.2.3. Met het oog op individuele besluiten die uitsluitend door de uitvoerend directeur worden genomen maar die van invloed zijn op de lidstaten, wordt er de voorkeur aan gegeven dat de uitvoerend directeur wordt benoemd door de raad van bestuur op voordracht van de Commissie, zodat deze besluiten de vereiste geldigheid hebben.

2.3.2.4. Een Raad van Bestuur bestaande uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat, van de Commissie en het Europees Parlement zal verantwoordelijk zijn voor alle administratieve vraagstukken. De raad van bestuur zal na goedkeuring door de Commissie het werkprogramma van het agentschap en de begroting van het agentschap aan het begin van het boekjaar aannemen en deze aanpassen aan de ontvangen bijdragen en vergoedingen. De raad van bestuur zal ook richtlijnen aannemen voor het delegeren van certificeringstaken aan gekwalificeerde instanties na goedkeuring door de Commissie en procedures ontwikkelen die van toepassing zijn op het besluitvormingsproces (zie hierboven). Ten slotte zal de raad van bestuur een adviesorgaan van belanghebbende partijen oprichten (luchtvaartsector, werknemers, consumentenvertegenwoordigers etc.) dat geconsulteerd moet worden voordat hij besluiten neemt over begroting, werkprogramma en procedures met betrekking tot doorzichtigheid.

2.3.2.5. Zoals reeds vermeld, wordt ten slotte voorgesteld om een of meerdere kamers van beroep op te richten wier taak het is te verifiëren of het agentschap de te implementeren regels op de juiste manier heeft toegepast zonder de toepassingssfeer voor technische beoordeling te overschrijden die deze onderwerpen toestaan (rechterlijke toetsing). lidstaten kunnen echter rechtstreeks in beroep gaan bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen tegen besluiten van het agentschap over typecertificering en inspecties.

7.

b) Personeel


2.3.2.6. Om de hierboven omschreven taken uit te voeren moet het agentschap voldoende gekwalificeerd personeel hebben, zelfs indien het met betrekking tot het uitvoeren van certificeringstaken in eerste instantie efficiënter kan zijn om gezamenlijke teams te benoemen die grotendeels bestaan uit deskundigen van nationale regeringen die het agentschap niet in dienst hoeft te nemen. Personen moeten regelgevende activiteiten uitvoeren, het certificeringsproces organiseren en de vereiste steun verlenen aan de kamers van beroep. Hierbij komt extra personeel voor de bewakings- en inspectietaken en personeel, met wie het agentschap zijn rol in de internationale arena ten volle kan spelen. Het aantal personeelsleden dat het agentschap ongeveer nodig heeft zou dus om en nabij de 150 personen zijn.

2.3.2.7. Het personeel van het agentschap zal onder het Statuut vallen dat van toepassing is op Ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en onder de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden. Verwacht wordt dat maar een klein aantal van hen zal worden overgeplaatst van de Commissie of de lidstaten om beheersfuncties uit te voeren op een tijdelijk contract, zoals bijvoorbeeld reeds het geval is bij het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (EMEA). Het andere personeel zal op basis van ervaring en verdienste van nationale regeringen of de sector worden overgeplaatst. Onverminderd de behoefte om voldoende standvastig gekwalificeerd personeel te waarborgen, zullen zij worden aangenomen op basis van tijdelijke, verlengbare contracten om doorlopende verlenging te waarborgen en om te waarborgen dat dit personeel op de hoogte blijft van technologische ontwikkelingen.

8.

c) Begroting


2.3.2.8 Het agentschap heeft een begroting nodig die hoog genoeg is om zijn personeel in dienst te kunnen nemen, zoals hierboven omschreven; om zijn certificeringstaken uit te voeren; om de leden van de kamers van beroep te betalen; om onderzoek te doen; en om de gemeenschappelijke normen te laten vertalen en openbaar te maken. Voor het eerste jaar kan deze begroting geraamd worden op ongeveer EUR 3 100 000. Wanneer het agentschap volledig operationeel is, heeft het een begroting van circa EUR 28 700 000 nodig.

2.3.2.9. De begroting van het agentschap zal tot op zekere hoogte gefinancierd worden door een subsidie van de Gemeenschap, in het bijzonder met betrekking tot zijn bijdrage aan wetgevende taken en communautaire controle. Ten einde volledige doorzichtigheid en complete evaluatie van de begroting van het agentschap te waarborgen, door de Communautaire Begrotingsautoriteit in het bijzonder, is het nodig om een nieuwe begrotingslijn in de algemene Begroting van de Europese Unie te creëren. Voor diensten die het agentschap levert (zoals certificering, training en documentatie) betalen de begunstigden in de vorm van vergoedingen die niet-discriminerend moeten zijn en die in alle landen die aan het systeem deelnemen uniform in rekening gebracht moeten worden. De hoogte van deze vergoedingen moet overeenkomstig internationale praktijken zijn zodat de concurrentiepositie van de sector niet wordt aangetast. Voorgesteld wordt dat de Commissie deze aanneemt. In de eerste vier jaar echter, omdat de exacte bijdrage van deze vergoedingen en kosten aan de begroting van het agentschap moeilijk vast te stellen zal zijn, wordt voorgesteld dat de subsidie van de Gemeenschap een gedeelte van de uitgaven die betrekking hebben op deze diensten dekt. Bijgevolg zal de bijdrage van de Gemeenschap in het eerste jaar EUR 3 100 000 zijn en progressief stijgen naar EUR 10 600 000. Na 2006 zal de subsidie in principe dalen naarmate de regelgevingsactiviteit afneemt.

Het agentschap moet uiteraard een passende reeks regels en controles in het leven roepen. De raad van bestuur heeft het recht om de vereiste maatregelen te nemen, maar het agentschap zal uiteindelijk onderworpen worden aan het toezicht door de Rekenkamer.

9.

d) Taal


2.3.2.10. Het taalstelsel moet het agentschap toestaan op een efficiënte en snelle manier te werken. Daarom zullen alle aanvaardbare methoden van goedkeuring en richtsnoeren die door het agentschap worden aangenomen alleen in het Engels ter beschikking zijn omdat dit de taal is die gewoonlijk, zo niet exclusief, wordt gebruikt voor alle technische documentatie in de luchtvaartsector. Om die reden zal het gebruik ervan het normaliseringsproces maximaliseren en bovendien de kosten drukken. De rechten van derden zullen in zoverre beschermd worden dat zij de Gemeenschapstaal van hun keuze kunnen gebruiken in correspondentie met het agentschap en het agentschap moet in dezelfde taal antwoorden. Alle voorbereidende informatie voor toekomstige communautaire besluiten, die door de Commissie, de Raad of door het Europees Parlement en de Raad worden aangenomen, moet daarentegen in alle Gemeenschapstalen beschikbaar zijn.

10.

e) Locatie


2.3.2.11. Het agentschap zal op een geschikte locatie moeten worden ondergebracht, mede met het oog op de werkrelatie met de instellingen van de Gemeenschap waarmee het nauwe banden zal aanknopen. De locatie moet ook voor alle betrokkenen gemakkelijk bereikbaar zijn. Rekening houdend met deze eisen en na bestudering van de ontvangen aanvragen zal de Commissie de bevoegde instanties een of meer locaties voorstellen. Op basis van dit voorstel zullen de bevoegde instanties uiterlijk binnen zes maanden na de vaststelling van deze verordening een definitieve keuze moeten maken. Bovendien kan het agentschap, zoals andere agentschappen van de Gemeenschap, besluiten om regionale kantoren in andere lidstaten te vestigen met toestemming van de desbetreffende lidstaat.

11.

2.4. Medewerking door Europese landen die geen lid zijn van de Europese Unie


2.4.1. Het is in het belang van lidstaten, Europese burgers en de sector om een hoog veiligheidsniveau op een zo groot mogelijke geografische schaal te hebben. Door de langdurige samenwerking tussen Europese landen op dit gebied, in het bijzonder in de JAA, waren Europese landen die geen lid zijn van de EU steeds op gelijke voet betrokken bij het werk en het besluitvormingsproces. Het ligt daarom in de bedoeling om het communautaire EASA een pan-Europese dimensie te geven en deze landen toe te staan om zo volledig mogelijk te blijven deelnemen.

2.4.2. Aangezien dit voorstel besluitvormingsbevoegdheden aan het agentschap verleent, kunnen andere Europese landen niet deelnemen tenzij ze het acquis communautaire op de gebieden die binnen de werkingssfeer van deze Verordening worden geregeld, volledig aannemen en toepassen. Dit is het geval met de verschillende verdragen die de Gemeenschap heeft gesloten met Noorwegen en IJsland (EER) of die hij op het punt staat te sluiten met de landen in Midden-Europa (Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte, ECAA) en met Zwitserland. Het is voor deze landen dus mogelijk om zich aan te sluiten bij een communautair EASA, afhankelijk van passende voorwaarden die in het kader van deze verdragen moeten worden vastgesteld, inclusief financiële bijdragen.

2.4.3. Ten aanzien van de toepassing in deze landen van de wetgeving op het binnen de werkingssfeer van deze Verordening geregelde gebied, aangezien deze deel uitmaakt van het 'acquis communautaire', zullen de diverse in de verdragen vastgestelde mechanismen worden gebruikt. In deze verdragen zijn correcte implementatie en rechterlijke toetsing in het algemeen de verantwoordelijkheid van nationale rechtbanken. Deze rechtbanken hebben soms de gelegenheid (EER- en ECAA-verdragen) om een interpretatie te vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, hetgeen een manier zou zijn om uniforme interpretatie en toepassing van de regels te waarborgen.

12.

2.5. Internationale samenwerking


2.5.1 Dit nieuwe Gemeenschapssysteem functioneert niet los van andere pan-Europese organisaties zoals ECAC (Europese Burgerluchtvaartconferentie) of Eurocontrol, of van andere internationale organisaties die werkzaam zijn op het gebied dat in deze Verordening wordt geregeld, zoals de OIBL (Organisatie voor de Internationale Burger Luchtvaart). Zijn werkzaamheden en activiteiten zullen onderling afhankelijk zijn van de werkzaamheden en activiteiten die in deze organisaties worden uitgevoerd en het moet nauw hiermee samenwerken. Het agentschap heeft het recht om de vereiste stappen te nemen voor een spoedige en nauwe betrokkenheid van en samenwerking met deze organisaties.

13.

3. De keuze van de rechtsgrondslag


3.1. De rechtsgrondslag van de voorgestelde Verordening is artikel 80, lid 2, dat consistent is met de doelstelling van het voorstel en de tot nu toe aangenomen wetgeving op het gebied van de luchtvaart, in het bijzonder met betrekking tot veiligheid en milieubescherming.

3.2. Het gekozen instrument, een Verordening, is gerechtvaardigd omdat een effectief Gemeenschapssysteem op dit gebied een geharmoniseerd en gemeenschappelijk regelgevend kader vereist, dat op een effectieve en uniforme manier wordt toegepast en nageleefd om een eerlijke concurrentie te waarborgen en hoge veiligheidsnormen te behouden. Uniformiteit en efficiëntie zouden niet gewaarborgd zijn met een minder dwingend wetgevend instrument.

14.

4. Subsidiariteit en proportionaliteit: verantwoording en toegevoegde waarde


4.1 De doelstelling van dit voorstel is het instellen van een hoog uniform veiligheidsniveau in de Gemeenschap door middel van de formulering, goedkeuring en uniforme toepassing van alle vereiste voorschriften voor de veiligheid in de luchtvaart en het oprichten van een Gemeenschappelijk Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart.

4.2. Op het huidige systeem wordt kritiek uitgeoefend omdat het niet in staat is toezicht op de veiligheid in de luchtvaart effectief en op een rendabele manier te waarborgen. De vaststelling van gemeenschappelijke regels en de oprichting van een onafhankelijke autoriteit voor de certificering van luchtvaartproducten moeten deze tekortkomingen opheffen. Het uitvoeren van alle bestuurstaken op communautair niveau zal inderdaad effectieve steun verlenen aan het Gemeenschappelijk beleid - in het bijzonder betreffende veiligheid in de luchtvaart, harmonisatie van concurrentieverhoudingen en samenwerking met andere Europese landen - en de administratieve en financiële last die deze taken op de Europese sector leggen, verlichten. Met een gemeenschappelijk systeem hoeven aanvragers voor certificering van luchtvaartproducten maar één serie procedures te volgen om een goedkeuring te krijgen, die vervolgens in de hele Gemeenschap geldig is zonder beperkende bepalingen of bijkomende bureaucratische eisen. Dit is vooral belangrijk met het oog op het feit dat de certificeringsmechanismen van Europa's belangrijkste concurrenten, in de VS bijvoorbeeld, kosteloos aan de luchtvaartsector worden geleverd.

4.3. Het voorgestelde wettelijke besluit beperkt zich tot de minimale vereiste om de bovengenoemde doelstellingen te bereiken en gaat niet verder dan wat voor dit doel nodig is.

15.

5. Toelichting op de artikelen


Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

Artikel 1 Werkingssfeer:

Dit artikel specificeert dat de Verordening toepasselijk is op alle gebieden van de burgerluchtvaart. Staatsluchtvaartuigen zoals gedefinieerd in het Verdrag van Chicago - d.w.z. luchtvaartuigen die worden gebruikt voor militaire, douane- en politiediensten - en personen en organisaties die bij deze activiteiten betrokken zijn, zijn uitgesloten afhankelijk van hun compatibiliteit met de doelstellingen van de Verordening.

Artikel 2 Doelstellingen:

Dit artikel omschrijft het doel van de Verordening. De Verordening streeft naar een hoog, uniform beschermingsniveau van Europese burgers zonder onnodige lasten op de sector en de gebruikers te leggen. De middelen om dit te bereiken zijn de formulering, goedkeuring en uniforme toepassing van de vereiste wetgeving, de automatische erkenning, zonder verdere eisen of verificatie, van goedkeuringen die overeenkomstig deze voorschriften aan producten, organisaties en werknemers zijn afgegeven en de oprichting van een agentschap.

Artikel 3 Definities:

Dit artikel bevat de definities van de diverse termen die in de bepalingen van de voorgestelde Verordening worden gebruikt.

a) a), b) ,c), d), e) en f) 'Voortdurend toezicht', 'Verdrag van Chicago', 'product', 'uitrusting', 'certificering' en 'typecertificaat' spreken voor zichzelf; de referentiedatum van het Verdrag van Chicago kan alleen middels een comitologieprocedure gewijzigd worden.

g) De definitie 'commercieel vervoer' sluit particulier vervoer en meer algemeen de gewone luchtvaart uit.

h) Het agentschap heeft de mogelijkheid zijn taken over te dragen aan zogenoemde 'gekwalificeerde instanties'. Zoals gedefinieerd in dit artikel kunnen dit de nationale luchtvaartautoriteiten zijn of zelfs derden zoals fabrikanten. Het agentschap, met name zijn raad van bestuur, moet een beleid opstellen inzake de delegatie van taken aan deze instanties dat door de Commissie moet worden goedgekeurd.

16.

Hoofdstuk II Essentiële eisen


Artikel 4 Beginselen:

Dit artikel legt de basis voor elke regelgevende activiteit die de fundamentele vrijheden van personen aantast. Het stelt het beginsel van certificering van producten, organisaties en werknemers vast. De inhoud is ontleend aan en vergelijkbaar met de inhoud van nationale luchtvaartwetten. Het legt ook vast dat, indien de Gemeenschap deze Verordening oplegt aan exploitanten en bemanningen uit derde landen, deze hun in toepasselijke internationale Verdragen gespecificeerde rechten moeten respecteren, wanneer zij in het luchtruim van zijn lidstaten vliegen; zodat bijvoorbeeld certificaten die door derde landen aan hun eigen burgers overeenkomstig het Verdrag van Chicago zijn afgegeven. aanvaard moeten worden zoals gespecificeerd in dat Verdrag.

Artikel 5 Essentiële eisen inzake luchtwaardigheid:

Dit artikel stelt dat de essentiële eisen van luchtwaardigheid waaraan producten moeten voldoen om gecertificeerd te worden. worden beschreven in artikel 8 van het Verdrag van Chicago. dat bij het voorstel is gevoegd (paragraaf 1). Het machtigt de Commissie om binnen een 'comitologie'-procedure (paragraaf 3) elke bijkomende regel (van procedurele of technische aard. al naar gelang dit is vereist) voor de toepassing van deze eisen aan te nemen. Producten moeten hun certificaat ontvangen wanneer zij overeenkomstig bijlage 8 luchtwaardig zijn bevonden.

Artikel 6 Essentiële milieueisen:

Essentiële milieueisen zijn al gesteld in Richtlijn nr. 80/51 van de Raad (paragraaf 1). De toepassing van deze eisen moet gedefinieerd worden in de te implementeren regels die door de Commissie in comitologie worden aangenomen (paragraaf 2).

Artikel 7 Andere beginselen en essentiële eisen:

Dit artikel geeft aan dat beginselen en essentiële eisen met betrekking tot alle aspecten, behalve met betrekking tot producten, die binnen de toepassingssfeer van deze Verordening vallen in overeenstemming met de toepasselijke wetgevende procedures worden aangenomen.

Artikel 8 Erkenning van certificaten:

Dit artikel waarborgt dat producten, personen en organisaties vrij kunnen circuleren in de Gemeenschap, zodra door een lidstaat erkend is dat ze voldoen aan de voorwaarden van de Verordening en de afgeleide te implementeren regels, door het scheppen van een verplichting voor andere lidstaten om ze zonder bijkomende voorwaarden te aanvaarden. Wanneer daarnaast de eerste erkenning is afgegeven voor een bepaald doel, kan deze vervolgens niet worden erkend voor andere doelen, d.w.z. wanneer een schroef of klinknagel gecertificeerd is voor gebruik in een propeller van een bepaald type vliegtuig, kan hij vervolgens niet gecertificeerd worden voor gebruik in een rotorblad van een helikopter. Het artikel erkent ook dat, hangende de aanneming door de Gemeenschap van de vereiste wetgeving, producten en derivaten overeenkomstig de nationale wetgeving gecertificeerd kunnen worden.

Artikel 9 Aanvaarding van goedkeuringen van derde landen:

Dit artikel voorziet zowel in de mogelijkheid om af te wijken van de bepalingen van deze Verordening in het kader van een Overeenkomst inzake wederzijdse erkenning tussen de Gemeenschap en een derde land en in een vereenvoudigde procedure: zo lang de Gemeenschap zulke overeenkomsten van wederzijdse erkenning niet heeft gesloten. In het laatste geval wordt voorgesteld dat lidstaten gemachtigd worden om goedkeuringen die door een derde land zijn afgegeven aan buitenlandse producten, organisaties en werknemers te erkennen hangende een passende herzieningsprocedure door de Gemeenschap om te controleren dat de belangen van de Gemeenschap en andere lidstaten gewaarborgd zijn.

Artikel 10 Flexibiliteitsregeling:

De doelstelling van dit artikel is het invoeren van de vereiste flexibiliteit in het regelgevende kader ten einde het hoofd te bieden aan buitengewone omstandigheden waarbij lidstaten het recht moeten hebben om onder hun eigen verantwoordelijkheid maatregelen te nemen, hangende een passende herziening door de Gemeenschap met het doel de totale consistentie van het systeem te behouden. Deze omstandigheden zijn:

-Het onmiddellijke veiligheidsvraagstuk waar spoedeisende maatregelen moeten worden genomen om een ongeluk of de herhaling van een ongeluk te vermijden. In dit geval vindt de herziening van de Gemeenschap 'ex post facto' plaats en worden passende conclusies getrokken.

-Het onvoorziene spoedeisende operationele vraagstuk (een luchtvaartuig waarvoor bijvoorbeeld een bijzondere autorisatie vereist is om terug te vliegen naar zijn thuisbasis) of de operationele noodzaak van een beperkte duur (het gebruik van een vervangend luchtvaartuig bijvoorbeeld). In dit geval kan de herziening van de Gemeenschap 'ex post facto' plaatsvinden om te onderzoeken of de flexibiliteit niet wordt gebruikt om de verplichtingen van de verordening te ontduiken.

-Het equivalente veiligheidsvraagstuk waar andere middelen dan die gespecificeerd in de gemeenschappelijke regels hetzelfde veiligheidsniveau waarborgen. In dit geval moet de herziening van de Gemeenschap 'ex-ante' plaatsvinden ten einde te verifiëren dat de maatregel geen andere doelstellingen of de gemeenschappelijke regels, zoals eerlijke concurrentie in de markt, beïnvloedt zodat alle andere partijen profijt ervan kunnen trekken.

Artikel 11 Verspreiding en bescherming van informatie:

Dit artikel waarborgt dat de verzamelde informatie op het binnen de werkingssfeer van deze Verordening geregelde gebied vertrouwelijk is. Desondanks waarborgt het dat deze informatie beschikbaar is voor elke nationale burgerluchtvaartautoriteit, die de informatie zal gebruiken in haar dagelijks werk en voor de instanties die ongelukken en incidenten in de burgerluchtvaart onderzoeken. Andere partijen die betrokken zijn bij de verbetering van de veiligheid in de luchtvaart zoals onderzoekscentra, opleidingsinstituten of universiteiten kunnen ook geselecteerde informatie voor eigen gebruik ontvangen. Het vrijgeven van deze informatie zal van geval tot geval worden bekeken en gebeurt op basis van 'moeten weten'. Er zal ook rekening worden gehouden met de gerechtvaardigde belangstelling van de mensen om geïnformeerd te worden over het veiligheidsniveau in de luchtvaart door middel van publicatie van gedetailleerde regelmatige evaluaties.

17.

Hoofdstuk III Het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Luchtvaart


Afdeling I Taken

Artikel 12 Oprichting en taken van het agentschap:

Met dit artikel wordt het agentschap opgericht; het artikel beschrijft de functies die het agentschap zal uitvoeren. Het zal zijn technische deskundigheid en werkzaamheden ontwikkelen op het gebied van alle aangelegenheden die in deze Verordening worden geregeld ten einde de Commissie waar nodig bij te staan. Het agentschap zal ook besluitvormende bevoegdheden krijgen op het gebied van typecertificering en kan onderzoek en inspecties uitvoeren.

Artikel 13 Typologie van de besluiten:

Dit artikel verschaft een uitgebreide lijst van de soorten besluiten die het agentschap kan nemen. Het agentschap kan bindende individuele besluiten nemen door het afgeven van typecertificaten, door het uitvoeren van inspecties en onderzoek. Met betrekking tot algemene besluiten kan het agentschap niet bindende informatie, bijvoorbeeld luchtwaardigheidscodes, verstrekken en zijn adviezen aan de Commissie meedelen omtrent essentiële eisen en te implementeren regels of na inspecties of onderzoek, evenals ten aanzien van onderzoek en betrekkingen met derde landen.

18.

Artikel 14: Formulering van adviezen en ontwikkeling van aanvaardbare methoden van goedkeuring en richtsnoeren


Dit artikel heeft betrekking op de taak van het agentschap met betrekking tot het meedelen aan de Commissie van adviezen over essentiële eisen en te implementeren regels die door het agentschap in comitologie moeten worden aangenomen of door middel van een gezamenlijk besluit van het Europees Parlement en de Raad. Het agentschap kan ook niet-bindende informatie verstrekken die aanvaardbare methoden van goedkeuring (bijvoorbeeld luchtwaardigheidscodes) en richtsnoeren levert.

19.

Artikel 15: Certificering


Dit artikel heeft betrekking op de kernactiviteit van het agentschap, namelijk het verlenen van typegoedkeuring voor producten en uitrustingen. Voor dit doel is het agentschap bevoegd om zelf of met behulp van gekwalificeerde instanties inspecties uit te voeren en om typecertificaten af te geven, te wijzigen, in te trekken of te herroepen.

Artikel 16 Toezicht op de toepassing van regels:

Middels dit artikel moet het agentschap de toepassing van deze Verordening, in het bijzonder van artikel 10 betreffende flexibiliteit, in samenwerking met de Commissie bewaken.

Artikel 17 Onderzoek:

Dit artikel vereist dat het agentschap onderzoeksactiviteiten ontplooit die strikt binnen zijn competentiegebied vallen en samenwerkt met de Commissie en de lidstaten. Voor dit doel moet het agentschap de passende begroting krijgen.

Artikel 18 Betrekkingen met derde landen:

Dit artikel geeft het agentschap de mogelijkheid om de Commissie bij te staan in betrekkingen met derde landen. Binnen de grenzen van de werkovereenkomsten die zijn gesloten tussen de Commissie en de luchtvaartautoriteiten van derde landen of internationale organisaties die deskundig zijn op het gebied van de burgerluchtvaart, kan het agentschap rechtstreeks met hen besprekingen voeren en zijn bijdrage naar de Commissie sturen. Het zal de Commissie ook bijstaan in de besprekingen over en implementatie van wederzijdse erkenningsverdragen. Dit artikel geeft het agentschap ook het recht om de Gemeenschap en zijn lidstaten bij te staan in hun betrekkingen met derde landen. Dit kan technische samenwerking, beoordeling van de veiligheid van luchtvaartuigen van derde landen enz. betreffen, afhankelijk van het besluit van de Gemeenschap en zijn lidstaten.

20.

Afdeling II Interne structuur


Artikel 19 Rechtspersoonlijkheid, vestigingsplaats, plaatselijke kantoren:

Dit artikel specificeert dat het agentschap een onafhankelijke instantie van de Gemeenschap is. De bevoegde instanties moeten op voorstel van de Commissie een locatie kiezen. Met toestemming van de betreffende lidstaat kan het agentschap in elke lidstaat plaatselijke kantoren hebben wanneer dit vereist is voor zijn dagelijkse werkzaamheden.

Artikel 20 Personeel:

Het Statuut van de Ambtenaren van de instituten van de Gemeenschap is ook van toepassing op het personeel van het agentschap.

Artikel 21 Voorrechten en immuniteiten:

Deze bepaling legt vast dat het agentschap, evenals de Europese Gemeenschappen, ook profijt moet trekken van dezelfde voorrechten en immuniteiten zoals die zijn beschreven in het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 22 Aansprakelijkheid:

De structuur van contractuele en niet-contractuele aansprakelijkheid van het agentschap is in overeenstemming met de op de Gemeenschap toepasselijke structuur krachtens artikel 288 van het Verdrag.

Artikel 23 Talen:

Dit artikel specificeert het taalstelsel voor het agentschap. Alle adviezen die naar de Commissie worden gestuurd met het oog op mogelijke toekomstige besluiten die door de Commissie, de Raad of het Europees Parlement en de Raad moeten worden genomen, moeten beschikbaar zijn in alle talen van de Gemeenschap. Alle andere niet-bindende besluiten van het agentschap zullen alleen beschikbaar zijn in het Engels, de taal die gewoonlijk, zo niet exclusief, wordt gebruikt voor alle technische documentatie in de luchtvaartsector. De rechten van derden zullen in zoverre beschermd worden dat zij de Gemeenschapstaal van hun keuze kunnen gebruiken in correspondentie met het agentschap en het agentschap moet in dezelfde taal antwoorden. In een aantal specifieke gevallen moeten derden echter ook enige documentatie in het Engels leveren.

Artikel 24 Instelling en bevoegdheden van de raad van bestuur:

Dit artikel stelt de bevoegdheden vast van de raad van bestuur die deel uitmaakt van de beheersinstanties van het agentschap. Hij heeft een toezichthoudende functie bij de benoeming van de uitvoerend directeur, bij het aannemen van het jaarverslag en het werkprogramma - na goedkeuring door de Commissie - en bij het nemen van budgettaire besluiten. Bovendien moet hij waarborgen dat het agentschap met de vereiste doorzichtigheid en neutraliteit werkt en moet daarom procedures aannemen voor besluiten van het agentschap en door de Commissie goed te keuren richtlijnen voor de toekenning van certificeringstaken aan gekwalificeerde instanties. De raad van bestuur moet ook een instantie van belanghebbende partijen (luchtvaartsector, luchtvaartexploitanten, werknemers en consumentenvertegenwoordigers) oprichten die in ieder geval geraadpleegd moet worden voordat de Raad besluiten neemt over begroting, vraagstukken, het werkprogramma en over regels voor doorzichtigheid.

Artikel 25 Samenstelling van de raad van bestuur:

Deze bepaling vermeldt dat de raad van bestuur wordt samengesteld uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat, een vertegenwoordiger van de Commissie en een vertegenwoordiger van het Europees Parlement.

Artikel 26 Voorzitterschap van de raad van bestuur:

Dit artikel specificeert dat de raad van bestuur zijn voorzitter en vice-voorzitter zal kiezen.

21.

Artikel 27 Vergaderingen


Dit artikel voorziet in gewone en buitengewone vergaderingen van de raad van bestuur, die zowel door de uitvoerend directeur als door waarnemers van buiten bijgewoond kunnen worden.

Artikel 28 Stemming:

Voor besluiten van de raad van bestuur is een tweederde meerderheid vereist, waarbij elk lid één stem heeft.

Artikel 29 Taken en bevoegdheden van de uitvoerend directeur:

Deze bepaling beschrijft de taken en bevoegdheden van de uitvoerend directeur. Ten einde politieke inmenging en nationale overwegingen uit te sluiten worden besluiten over de veiligheid door de uitvoerend directeur van het agentschap genomen. De uitvoerend directeur is tevens de manager van het agentschap, hij is derhalve verantwoordelijk voor de voorbereiding en uitvoering van de begroting en van het werkprogramma en voor alle vraagstukken met betrekking tot personeel.

Artikel 30 Benoeming van hoger personeel:

De uitvoerend directeur alsmede een of meerdere directeuren worden door de raad van bestuur benoemd, die disciplinaire autoriteit uitoefent op de uitvoerend directeur. Benoemingen gelden voor een beperkte, verlengbare periode.

Artikel 31 Oprichting en bevoegdheden van de kamers van beroep:

Dit artikel benoemt kamers van beroep die individuele besluiten van het agentschap zoals omschreven in artikel 35 beoordelen.

Artikel 32 Samenstelling van de kamers van beroep:

Dit artikel bepaalt in het algemeen dat de leden van de kamer van beroep worden benoemd vanaf een lijst die door de Commissie in overeenstemming met Artikel 33 wordt opgesteld. Gedetailleerdere bepalingen betreffende het functioneren van de kamers van beroep zullen door de Commissie in overeenstemming met artikel 53 worden aangenomen.

Artikel 33 Onafhankelijkheid van de leden van de kamer van beroep:

Dit artikel voorziet in de duidelijke scheiding van taken tussen de kamers van beroep en het agentschap, ten einde de onafhankelijkheid van de leden van de kamer van beroep bij het beoordelen van besluiten van het agentschap te waarborgen.

Artikel 34 Uitsluiting, verschoning en wraking:

Dit artikel bepaalt dat leden van de kamer van beroep die een belang hebben bij het bij hen ingediende beroep worden uitgesloten.

Artikel 35 Voor beroep vatbare besluiten:

Dit artikel specificeert de voor beroep vatbare besluiten. Deze zijn besluiten betreffende het afgeven van typecertificaten, besluiten die worden genomen in de context van een onderzoek en besluiten met betrekking tot vergoedingen. Beroepszaken hebben alleen een opschortend effect wanneer het agentschap hierin een uitspraak doet. Beroep moet worden aangetekend tegen een definitief besluit; een tussentijds beroep kan alleen worden aangetekend wanneer hierin door het besluit is voorzien.

Artikel 36 Personen die beroep kunnen instellen:

Iedereen kan een beroep instellen tegen een besluit dat aan hem is gericht of dat hem rechtstreeks en individueel betreft.

Artikel 37 Termijn en vorm:

Dit artikel stelt een termijn van twee maanden vast voor beroepszaken.

Artikel 38 Prejudiciële herziening:

Dit artikel bepaalt dat de verantwoordelijke instantie van het agentschap een voor beroep vatbaar besluit kan rectificeren, tenzij de appellant tegenover een andere partij dan het agentschap staat. Indien het agentschap zijn besluit niet heeft herzien, wordt de zaak voorgelegd aan de kamer van beroep met de mogelijkheid voor het agentschap om zijn besluit op te schorten.

Artikel 39 Onderzoek van het beroep:

Dit artikel specificeert dat de kamer van beroep derde partijen bij de beroepprocedures kan vragen ten einde vast te stellen dat het beroep gegrond is.

Artikel 40 Beslissing op het beroep:

Dit artikel voorziet dat de kamer van beroep zijn onderzoek kan beëindigen door het nemen van een besluit of door het verwijzen van de zaak naar de bevoegde instantie van het agentschap. In het laatste geval is het agentschap evengoed gebonden aan de redenering van het hof.

Artikel 41 Beroep bij het Hof van Justitie:

Dit artikel verschaft de mogelijkheid van herziening van de besluiten van de kamer van beroep door het Hof van Justitie om dezelfde redenen als voorzien in het Verdrag van de EU betreffende herziening van Communautaire besluiten (artikel 230).

Artikel 42 Vertegenwoordiger:

Dit artikel stelt de benoeming van een procedurele vertegenwoordiger voor personen van buiten de Gemeenschap verplicht.

Artikel 43 Rechtstreeks beroep:

Dit artikel verschaft lidstaten de mogelijkheid om een beroep tegen door het agentschap genomen besluiten inzake typecertificering en inspecties aan te tekenen.

22.

Afdeling III Werkmethoden


Artikel 44 Formulering van adviezen en ontwikkeling van aanvaardbare methoden van goedkeuring en richtsnoeren:

Dit artikel vereist dat doorzichtige procedures worden uitgewerkt door de raad van bestuur om de regelgeving van het agentschap te regelen met het oog op het waarborgen van het gebruik van de relevante deskundigheid, het passende en brede overleg met alle belanghebbende partijen (luchtvaartsector, luchtvaartexploitanten, werknemers, consumentenvertegenwoordigers enz.) en het recht van elke lidstaat om gehoord te worden wanneer het agentschap adviezen over regels die op hun niveau moeten worden toegepast uitwerkt.

Tevens moeten speciale procedures worden uitgewerkt waarmee het agentschap onmiddellijke actie kan ondernemen in het geval van veiligheidsproblemen.

Artikel 45 Individuele besluiten:

Dit artikel stelt vergelijkbare doorzichtige procedures in het geval van individuele besluiten verplicht.

Artikel 46 Onderzoeksbevoegdheden:

Dit artikel bepaalt dat het agentschap inspecties en onderzoek kan uitvoeren met betrekking tot de toepassing van deze Verordening. De onderzoekstaken kunnen aan gekwalificeerde instanties worden toegewezen overeenkomstig de door de raad van bestuur te ontwikkelen richtlijnen.

Artikel 47 Inspectie van lidstaten:

Het agentschap zal de Commissie bijstaan bij het bewaken van de toepassing van de Verordening en de te implementeren regels op nationaal niveau. Het agentschap zal de beschikking hebben over teams van inspecteurs voor het bewaken van nationale administraties en het controleren van hun werkmethoden op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie. Het agentschap zal derhalve in de nationale administraties nagaan of het Gemeenschapsrecht correct geïmplementeerd en toegepast wordt; het zal verslag uitbrengen aan de Commissie, die vervolgens kan besluiten of gerechtelijke stappen wegens overtreding in verband met onjuiste toepassing van gemeenschappelijke regels en procedures moeten worden genomen. De lidstaten kunnen tegen het besluit tot inspectie in beroep gaan bij het Hof van Justitie.

Artikel 48 Onderzoek van ondernemingen:

Dit artikel machtigt het agentschap om het vereiste technisch onderzoek met betrekking tot artikel 15 te doen ten einde de desbetreffende certificaten af te geven en voortdurend toezicht op de veiligheid te waarborgen.

23.

Afdeling IV Financiële Eisen


Artikel 49 Begroting:

De begroting van het agentschap kan tot op zekere hoogte door een subsidie van de Gemeenschap gefinancierd worden. Ook kan voor diensten die het agentschap levert (zoals certificering, training en documentatie) betaald worden in de vorm van vergoedingen.

Het agentschap heeft een begrotingstoewijzing nodig die groot genoeg is om adequaat en gekwalificeerd personeel in dienst te hebben; om het agentschap in staat te stellen onderzoeksactiviteiten te ondernemen en de algemene normen te laten vertalen en publiceren.

De uitvoerend directeur zal een voorlopige conceptbegroting opstellen die door de Raad moet worden aangenomen en vervolgens naar de Commissie moet worden gestuurd die haar op haar beurt overeenkomstig de normale begrotingsprocedure zal behandelen.

Artikel 50 Uitvoering en controle van de begroting:

Dit artikel bepaalt dat de uitvoerend directeur verantwoordelijk is voor de uitvoering van de begroting. Financiële controle is gewaarborgd door de Financieel Controleur van de Commissie. De Rekenkamer zal de rekening van het agentschap onderzoeken en een jaarverslag publiceren. Décharge van de begroting van het agentschap wordt door de Raad van Bestuur aan de uitvoerend directeur verleend op aanbeveling van het Europees Parlement.

Artikel 51 Financiële bepalingen:

Dit artikel bepaalt dat een Financieel Reglement door de raad van bestuur zal worden aangenomen met het doel het agentschap te helpen bij het voorbereiden en uitvoeren van de begroting, na het verkrijgen van de goedkeuring van de Commissie en het advies van de Rekenkamer.

Artikel 52 Vergoedingsregeling:

Dit artikel refereert aan de vaststelling van vergoedingen die worden berekend aan aanvragers voor de diensten van het agentschap. Deze vergoedingen moeten door de Commissie worden aangenomen, die om die reden een verordening overeenkomstig artikel 53 (Comitologie) zal aannemen. Bij de uitwerking van deze verordening moet de Commissie inter alia waarborgen dat vergoedingen uniform en zonder onderscheid aan alle landen die deelnemen aan het systeem worden berekend. Hoewel deze vergoedingen alle kosten zouden moeten dekken die verbonden zijn met de geleverde dienst, kan de subsidie van de Gemeenschap gedurende een overgangsperiode van vier jaar een gedeelte van de onkosten dekken.

24.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen


Artikel 53 Comité:

Dit artikel richt een comité op met twee soorten procedures, een regelgevende en een adviserende procedure. Deze bepaling verwijst naar het Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 dat de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden vaststelt i, in het bijzonder naar artikel 3 en 5 van dat Besluit.

Artikel 54 Deelname van Europese derde landen:

Dit artikel opent de mogelijkheid voor andere Europese landen om mee te werken aan het werk van het agentschap in het kader van de verschillende verdragen die de Gemeenschap heeft gesloten of op het punt staat te sluiten met de landen in Midden-Europa (Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte, ECAA) en het verdrag met Zwitserland en de EER, waarbij zij verplicht zijn het acquis communautaire op het in deze Verordening geregelde gebied volledig toe te passen. De voorwaarden van deelname van deze landen zullen worden besloten door middel van een interne procedure die in de vorengenoemde verdragen is voorzien.

Artikel 55 Aanvang van de werking van het agentschap:

Dit artikel specificeert dat, terwijl de Verordening overeenkomstig artikel 56 in werking treedt, het agentschap pas twaalf maanden later operationeel wordt, zodat het voldoende tijd heeft voor zijn oprichting.

Artikel 56 Intrekking:

Dit artikel bepaalt dat, terwijl Verordening (EEG) nr. 3922/91 wordt ingetrokken, producten, personen en organisaties die reeds overeenkomstig die Verordening zijn goedgekeurd nochtans vrij kunnen circuleren.

Artikel 57 Inwerkingtreding:

Dit artikel stelt de datum vast waarop de Verordening in werking treedt. De inwerkingtreding van artikel 5 en 6 en 7 zal echter plaatsvinden wanneer de vereiste regels voor de toepassing ervan zijn aangenomen.