Toelichting bij COM(2003)661 - Instelling van aanvullende douanerechten op bepaalde producten uit de VS - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2003)661 - Instelling van aanvullende douanerechten op bepaalde producten uit de VS. |
---|---|
bron | COM(2003)661 ![]() ![]() |
datum | 05-11-2003 |
Naar aanleiding van verdere klachten door EU-bedrijven, en omdat de VS steeds meer FSC-subsidie verstrekten, heeft de EU hierover in 1997 weer bilaterale contacten opgenomen. Aangezien geen vooruitgang is geboekt, vroeg de EU een WTO-panel om zich over het conflict uit te spreken. Het panel sprak zich in haar verslag van oktober 1999 in die zin uit, dat de FSC-regeling een onwettige uitvoersubsidie is, op grond van zowel de overeenkomst inzake subsidies als (met betrekking tot landbouwproducten) de landbouwovereenkomst. De VS stelden beroep in tegen de uitspraak van het panel, maar de beroepsinstantie bevestigde de bevindingen van het panel inzake onwettigheid van de FSC-regeling. De VS hebben toen tot 1 oktober 2000 de tijd gekregen (en die termijn is tot 1 november 2000 verlengd) om de FSC-regeling in te trekken.
Om alsnog aan de eis te voldoen heeft president Clinton op 15 november 2000 de 'FSC Repeal and Extraterritorial Income Exclusion Act' (wet tot intrekking van de FSC en tot uitsluiting van extraterritoriaal inkomen) van 2000 (ETI Act) ondertekend. Met de ETI Act is de uitvoersubsidieregeling inhoudelijk echter ongewijzigd gebleven, en dus heeft de EU op 17 november 2000 wederom een panelprocedure inzake de naleving van de WTO-regels ingeleid en tegelijkertijd een verzoek om tegenmaatregelen ingediend voor een bedrag van USD 4 043 miljoen. Terwijl het panel inzake naleving van de betrokken WTO-regels in december 2000 werd ingesteld, is overeengekomen dat gedurende die procedure de arbitrageprocedure over het bedrag van de tegenmaatregelen zou worden opgeschort, en dat deze automatisch gereactiveerd zou worden zodra de WTO de bevindingen van de beroepsinstantie zou goedkeuren.
Op 20 augustus 2001 bracht het WTO-panel dat de ETI Act op verenigbaarheid onderzocht, een rapport uit waarin het standpunt van de EU geheel werd overgenomen. Met name vond het panel dat de ETI Act volgens de regels van de WTO ook een verboden exportsubsidie was en dat die wet evenmin intrekking behelsde van de FSC-subsidieregeling. De VS tekenden beroep aan, maar in januari 2002 bevestigde de beroepsinstantie van de WTO andermaal de bevindingen van het panel.
Bijgevolg zijn op 28 januari 2002 de rapporten van zowel het panel als de beroepsinstantie goedgekeurd, en is de arbitrageprocedure gereactiveerd. Het rapport van de arbiters had oorspronkelijk op 29 maart 2002 moeten verschijnen (60 dagen na de goedkeuring van de rapporten), maar dat is op initiatief van de arbiters uitgesteld tot eind augustus 2002. Op 30 augustus 2002 gaven de arbiters van de WTO de EU toestemming om sancties op te leggen ten bedrage van USD 4 043 miljoen, door de douanerechten op bepaalde geselecteerde producten te verhogen tot wel 100%.
Op 13 september publiceerde de Commissie in het Publicatieblad een bericht met een lijst van producten waarvoor tegenmaatregelen worden voorgesteld. Overeenkomstig de praktijk in de WTO, was de lijst vastgesteld op een hoger niveau dan het bedrag dat door de arbiter was vastgesteld, om na overleg met de belanghebbenden producten te kunnen uitsluiten. Het openbare overleg, dat 60 dagen duurde, had ten doel om de negatieve gevolgen van eventuele sancties voor de belangen van de EU tot een minimum te beperken. Daartoe had de Commissie in die lijst producten opgenomen waarvan het aandeel van invoer uit de VS laag was (minder dan 20% aandeel in de invoer), d.w.z. producten waarvoor de EU niet in belangrijke mate voor haar voorziening van de VS afhankelijk is. In aansluiting op de openbare overlegprocedure heeft de Commissie de lidstaten geraadpleegd, en is overeenstemming bereikt over een definitieve lijst van producten met een waarde die gelijk is aan de hoogte van de aan de WTO meegedeelde toegestane tegenmaatregelen. Op 7 mei 2003 heeft de EU uiteindelijk tijdens een bijzondere vergadering van het orgaan voor geschillenbeslechting van dat orgaan toestemming gekregen om tegenmaatregelen te nemen.
Op de aan de WTO meegedeelde lijst stonden vier producten die waren overgeheveld van de lijst met tegenmaatregelen in de staalsector (Verordening (EG) nr. 1031/2002, PB L 157 van 15 juni 2002). Deze producten worden uitgesloten van de toepassing van de onderhavige verordening, om te voorkomen dat mogelijk tegen dezelfde producten tweemaal tegenmaatregelen worden genomen.
De instelling, in fasen, van aanvullende invoerrechten tot 100% ad valorem op alle producten uit de VS die onder de toestemming van de WTO vallen, wordt beschouwd als een passende tegenmaatregel tegen het niet uitvoeren door de VS van de aanbevelingen van het orgaan voor geschillenbeslechting. De voorkeur wordt echter gegeven aan een, zowel wat tijd als hoogte betreft, geleidelijke oplegging van tegenmaatregelen. Daarom worden op alle in de lijst opgenomen producten (met uitzondering van de producten van de bovenbedoelde lijst 'staal') aanvankelijk lage rechten (5%) toegepast, die maandelijks worden verhoogd totdat deze 17% bedragen. Daarna zal de Commissie bij de Raad een voorstel voor verdere actie indienen, afhankelijk van de ontwikkelingen.
Voor de geselecteerde producten worden de door de Gemeenschap aan de Verenigde Staten van Amerika toegekende geconsolideerde tarieven met ingang van 1 maart 2004 geschorst. De schorsing wordt uiterlijk op die datum aan de WTO medegedeeld. Bovengenoemd tijdsschema stelt de VS in de gelegenheid aan de uitspraak van de WTO te voldoen, voordat de tegenmaatregelen daadwerkelijk worden ingesteld. De schorsing van de geconsolideerde tarieven is tijdelijk en wordt slechts toegepast totdat de met de WTO strijdige regeling is afgeschaft. De Commissie zal voorstellen de onderhavige verordening in te trekken, nog voordat de tegenmaatregelen met ingang van 1 maart 2004 worden toegepast, indien de VS voor die datum volledig aan de uitspraken en aanbevelingen van de WTO hebben voldaan.