Toelichting bij COM(2002)110 - Bescherming tegen subsidiëring en oneerlijke tariefpraktijken bij de levering van luchtdiensten vanuit landen die geen lid zijn van de EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

INLEIDING

1. De luchtvaartsector wordt geconfronteerd met een kritieke uitdaging, namelijk de noodzaak te concurreren met luchtvaartmaatschappijen uit derde landen die subsidies ontvangen, terwijl voor de communautaire luchtvaart stringente regels inzake staatssteun gelden. i

2. De recente crisis in sommige delen van de luchtvaartsector was aanleiding voor de overheden van een aantal derde landen om hun luchtvaartmaatschappijen zodanig te gaan subsidiëren dat concurrentievervalsing dreigt. i Luchtvaartmaatschappijen uit de Gemeenschap hebben informatie verstrekt over de door deze maatschappijen gehanteerde lage ticketprijzen, waarop zij niet kunnen reageren.

3. Bovendien is subsidiëring niet het enige type overheidsbemoeienis dat tot verstoring van de internationale levering van luchtdiensten kan leiden. Ook onder overheidscontrole staande luchtvaartmaatschappijen uit derde landen kunnen dankzij hun status oneerlijk lage prijzen toepassen; het hoeft dus niet altijd om openlijke subsidiëring te gaan. In feite is het zo dat alle subsidies die door buitenlandse overheden worden verleend aan luchtvaartmaatschappijen die zijzelf controleren uiterst moeilijk op te sporen zijn.

4. Sommige derde landen hebben instrumenten ontwikkeld om aan dit soort situaties het hoofd te bieden. i Ook de Gemeenschap heeft in de zeevaartsector voorzien in corrigerende maatregelen tegen oneerlijke tariefpraktijken. i Voor de luchtvaartsector is op communautair niveau een dergelijke mogelijkheid echter niet voorhanden. Het enige thans beschikbare middel zijn bilaterale overeenkomsten die vaak, zowel qua toepassingsgebied als oplossingen, het potentieel ontberen om snel een allesomvattende bescherming te bieden tegen subsidiëring en oneerlijke tariefpraktijken. i Het is namelijk zo dat, ook al had een lidstaat maatregelen kunnen treffen in het kader van door hem gesloten bilaterale overeenkomsten, daardoor de discrepanties in de behandeling van de verschillende communautaire luchtvaartmaatschappijen alleen maar groter zouden zijn geworden.

2.

DE NOODZAAK VAN MAATREGELEN


5. Het voorgestelde instrument beoogt dit probleem aan te pakken. Het zal de Gemeenschap in staat stellen actie te ondernemen tegen oneerlijke concurrentie door luchtvaartmaatschappijen uit derde landen op routes naar en van de Gemeenschap die het gevolg is van door derde landen verleende handelverstorende subsidies. Ook voorziet het in maatregelen tegen oneerlijke tariefpraktijken van luchtvaartmaatschappijen onder overheidscontrole. Onderzoeken zullen worden ingesteld naar aanleiding van klachten vanuit de sector waaruit blijkt dat dergelijke subsidies of oneerlijke tariefpraktijken op bepaalde routes schade veroorzaken. De onderzoeks- en besluitvormingsprocedures zijn hoofdzakelijk gebaseerd op de bestaande praktijk op het gebied van de goederenhandel i maar bieden voldoende speelruimte om de specifieke problemen van de luchtvaartsector te kunnen aanpakken, met inachtneming van de in Besluit 1999/468/EG van de Raad vastgestelde procedures.

6. Dit voorstel is bedoeld om weer op gelijke voet te komen met een aantal concurrenten door bescherming te bieden tegen oneerlijke tariefpraktijken in het luchtvervoer. Het is echter niet de bedoeling dat het in de plaats komt van luchtvaartovereenkomsten met derde landen in het kader waarvan concurrentievervalsing doeltreffend kan worden aangepakt. In gevallen waarin een juridisch instrument voorhanden is dat een bevredigende reactie mogelijk maakt, heeft dat instrument bijgevolg de bovenhand op de toekomstige verordening, die daaraan ondergeschikt zal zijn.

1.

Samenvatting


3.

VAN HET VOORSTEL


7. Principe: Het voorstel maakt het mogelijk actie te ondernemen tegen gesubsidieerde dan wel tegen oneerlijke prijzen aangeboden en schadelijke luchtdiensten die worden geleverd door luchtvaartmaatschappijen uit derde landen op bepaalde routes naar en van de Gemeenschap. Het bevat eenvoudige en hanteerbare inhoudelijke en procedurele regels, maar vereist niet dat de EG minder stringente eisen stelt dan de beproefde normen die gelden ten aanzien van goederen.

8. Onder het toepassingsgebied vallende praktijken: In het voorstel wordt de definitie van subsidies gebruikt die is opgenomen in de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen van de Wereldhandelsorganisatie. Er kan worden opgetreden tegen door buitenlandse overheden verleende handelverstorende subsidies, namelijk op specifieke ondernemingen of sectoren gerichte subsidies en exportsubsidies (algemeen beschikbare subsidies, b.v. subsidies die kunnen worden verkregen door alle dienstverleners, met inbegrip van luchtvaartmaatschappijen, worden niet als handelsverstorend aangemerkt). In het voorstel wordt tevens de definitie van 'oneerlijke tariefpraktijken' overgenomen, namelijk het aanrekenen van tarieven voor vluchten die lager zijn dan die welke worden toegepast door gevestigde en representatieve luchtvaartmaatschappijen (of, indien de desbetreffende informatie niet beschikbaar is, beneden een standaardtarief dat de som is van de kosten en de winst van andere vergelijkbare luchtvaartmaatschappijen), maar deze definitie geldt hier alleen voor praktijken van onder overheidscontrole staande luchtvaartmaatschappijen.

9. Onderzoek: Het voorstel voorziet voor alle gevallen in een onderzoeksprocedure naar het model van de voor de goederenhandel geldende procedure, maar in een vereenvoudigde en minder bindende vorm. Voor een onderzoek zijn de volgende twee elementen bepalend:

- subsidies die door een bepaalde overheid worden verleend aan daarvoor in aanmerking komende buitenlandse luchtvaartmaatschappijen dan wel oneerlijke praktijken door bepaalde buitenlandse luchtvaartmaatschappijen onder overheidscontrole

- bepaalde routes waar onze luchtvaartsector problemen ondervindt.

Het voorstel voorziet ook in een definitie van 'soortgelijke luchtdienst', die echter minder restrictief is dan in de goederenhandel. Er is pas sprake van een soortgelijke luchtdienst wanneer de luchtvaartmaatschappijen uit de EG op dezelfde of bijna dezelfde routes opereren als de buitenlandse maatschappijen, maar er gelden geen beperkingen ten aanzien van het type dienst dat wordt geleverd. Het onderzoek bestrijkt ten minste 'een belangrijk aandeel' van de door maatschappijen uit de EG geleverde diensten.

10. Toepassingsdrempel: De communautaire bedrijfstak heeft het initiatiefrecht wanneer een naar behoren gemotiveerde klacht wordt ingediend namens die bedrijfstak. Voorts kan de Commissie ambtshalve optreden indien er voldoende bewijzen voorhanden zijn.

11 In de regeling ingebouwde garanties: Wanneer het initiatief tot maatregelen wordt genomen moet dit openbaar worden gemaakt, buitenlandse luchtvaartmaatschappijen en andere belanghebbende partijen hebben het recht gehoord te worden, en maatregelen worden gepubliceerd in het PB. Er moeten regels inzake gebrek aan medewerking worden vastgesteld op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat de betrokkenen de schijn tegen hebben.

12. Procedure: De lidstaten worden in elk stadium van de procedure geraadpleegd in het kader van een comité krachtens de raadplegingsprocedure, overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999. i Tevens wordt het 'droit de regard' van het Europees Parlement gegarandeerd overeenkomstig artikel 8 van dat besluit.

13. Maatregelen: Maatregelen (rechten, verbintenissen of andere passende maatregelen zoals beperking van landingsrechten) zullen per luchtvaartmaatschappij worden opgelegd. Het recht waarin de maatregel voorziet is maximaal gelijk aan het aan de begunstigde van de subsidie ten goede komende bedrag (of het verschil tussen het tarief dat daadwerkelijk wordt aangerekend door een onder overheidscontrole staande luchtvaartmaatschappij en het 'normale tarief') dan wel aan het bedrag dat volstaat om de schade te compenseren, naargelang welk bedrag het kleinst is. Voorlopige maatregelen hebben een looptijd van zes maanden. Maatregelen kunnen worden herzien wanneer dit gerechtvaardigd is. Zoals in de goederensector is niet geregeld hoe de rechten worden geheven. In de praktijk zullen de instanties van de lidstaten die de luchthavengelden incasseren ook het recht innen. De geïnde rechten zullen aan de begroting van de Gemeenschap worden toegevoegd overeenkomstig de binnen de Europese Unie geldende bepalingen inzake corrigerende en compenserende rechten.