Toelichting bij COM(2004)713 - Wijziging van Verordening 3030/93 en Verordening 3285/94 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

De WTO-Overeenkomst inzake textiel- en kledingproducten (ATC) waarbij een overgangsregeling werd ingesteld voor textiel- en kledingproducten tot deze in de GATT-regels zijn geïntegreerd, vervalt op 31 december 2004. Vanaf 1 januari 2005 zullen op textiel- en kledingproducten derhalve de GATT-regels en -voorschriften van toepassing zijn en zullen alle kwantitatieve en andere beperkingen worden beëindigd. Bijgevolg moet de basisverordening van de Raad (EEG) nr. 3030/93 die heeft gefungeerd als beheersinstrument voor de tenuitvoerlegging van de ATC worden gewijzigd en moeten de kwantitatieve beperkingen ten aanzien van WTO-leden met ingang van 1 januari 2005 worden opgeheven. Beperkingen die gelden in het kader van overeenkomsten met niet-WTO-leden zullen daarentegen verder worden beheerd bij Verordening (EEG) nr. 3030/93 tot de landen in kwestie lid worden van de WTO en ook van de GATT-regels kunnen profiteren.

Op de invoer van textiel- en kledingproducten uit China mogen evenwel specifieke bepalingen worden toegepast overeenkomstig het Protocol inzake de toetreding van China tot de WTO. Dit betekent dat tot eind 2008 specifieke maatregelen mogen worden genomen indien de invoer van producten uit China “een ordelijk verloop van de handel in textiel- en kledingproducten dreigt te belemmeren als gevolg van marktverstoring”. Bovendien moet een lid dat maatregelen overweegt, China een gedetailleerd overzicht van de ingevoerde producten, inclusief hoeveelheden en prijzen, ter beschikking stellen. Bijgevolg moeten sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3030/93 tot eind 2008 van toepassing blijven ten aanzien van China; voorgesteld wordt derhalve voorafgaand toezicht uit te oefenen op de invoer van producten die vanaf 2005 geliberaliseerd zijn.

Volgens artikel 4, lid 1, van de ATC zijn de invoerende leden niet verplicht zendingen te aanvaarden die de beperkingen van artikel 2 van de ATC overschrijden. Dit geldt zowel voor kwantitatieve beperkingen als voor de invoervoorwaarden die werden vastgesteld in bilaterale overeenkomsten met exporterende landen. In combinatie met de desbetreffende bepalingen van Verordening (EEG) n. 3030/93 is de datum van verzending bijgevolg de doorslaggevende factor bij de vaststelling van de regeling die bij de invoer van textiel- en kledingproducten van toepassing is. Derhalve zullen op alle zendingen die hebben plaatsgevonden gedurende het laatste contingentjaar, dat wil zeggen in 2004, de kwantitatieve beperkingen worden toegepast die golden in 2004 zelfs indien de zending in 2005 aankomt. Dit impliceert dat het systeem van dubbele controle met uitvoer- en invoervergunningen gehandhaafd moet blijven teneinde te waarborgen dat de internationale verplichtingen die de EU en derde landen zijn aangegaan en in het kader waarvan invoerbeperkingen voor 2004 zijn vastgesteld worden nageleefd. Om het bedrijfsleven rechtszekerheid en voorspelbaarheid te bieden dient een definitieve datum, namelijk 31 maart 2005, te worden vastgesteld; na deze datum wordt het systeem van dubbele controles overbodig; uitvoervergunningen zullen dan niet langer vereist zijn.

De voorgestelde verordening houdt ook andere technische wijzigingen in van Verordening (EEG) nr. 3030/93 en Verordening (EG) nr. 3285/94 teneinde rekening te houden met de nieuwe juridische situatie die zich vanaf 1 januari 2005 voordoet.

De Raad wordt verzocht dit voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3030/93 en Verordening (EG) nr. 3285/94 betreffende een gemeenschappelijke regeling voor de invoer van bepaalde textielproducten uit derde landen goed te keuren.