Toelichting bij COM(2003)425-2 - Bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52003DC0425

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de bescherming van dieren tijdens het vervoer /* COM/2003/0425 def. */


2.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT over de bescherming van dieren tijdens het vervoer


1.

Achtergrond



Het vervoer is het meest omstreden aspect van het dierenwelzijn. De eerste richtlijn inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer dateert van 1977. Het huidige communautaire rechtskader wordt gevormd door Richtlijn 91/628/EEG van de Raad i, gewijzigd bij Richtlijn 95/29/EG i.

In december 2000 heeft de Commissie de Raad en het Europees Parlement een verslag toegezonden over de ervaringen van de lidstaten sinds de tenuitvoerlegging van Richtlijn 95/29/EG i.

De resultaten van het verslag werden in juni 2001 door de Raad Landbouw in een speciale resolutie i onderscheven. In november 2001 nam ook het Europees Parlement een resolutie i over dit verslag aan.

In het najaar van 2002 heeft de Commissie een uitgebreide raadpleging gehouden. Deze omvatte een vergadering met de belangrijkste belanghebbenden en een openbare raadpleging via internet. Bij beide gelegenheden werden de voornaamste actielijnen in dit voorstel ondersteund.

Het verslag van de Commissie bevatte aanbevelingen voor maatregelen waarvan er al een aantal zijn geïnitieerd (zie tabel 1). De meeste aanbevelingen kunnen echter alleen door wijzigingen van de huidige wetgeving geconcretiseerd worden.

Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat het wegvervoer onderworpen is aan een aantal communautaire verordeningen i tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard en met name de rij- en rusttijden van de chauffeurs.

3.

Tabel 1 - Maatregelen van de Commissie ter bescherming van dieren tijdens het vervoer (2000/2001)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het verslag bevat de volgende voorstellen voor nieuwe wetgeving:

- Vaststelling van een geharmoniseerd certificaatmodel voor geregistreerde vervoerders;

- Invoering van speciale procedures ter vergemakkelijking van de controles en passende maatregelen bij overtredingen;

- Een gedetailleerde definitie van dieren die ongeschikt zijn voor vervoer, en harmonisatie van de inspectierapporten van de lidstaten;

- Vaststelling van speciale maatregelen voor het vervoer van paarden;

- Verbetering van de kwalificaties van het personeel dat met dieren omgaat;

- Een wetenschappelijk gefundeerde heroverweging van een aantal fundamentele aspecten van de richtlijn.

Intussen hebben de uitbraken van mond- en klauwzeer in de Gemeenschap in 2001 duidelijk gemaakt dat het dierenvervoer een rol heeft gespeeld in de verspreiding van de ziekte. Gegevens wijzen uit dat sommige uitbraken verband hielden met het gebruik van een halteplaats. Bijgevolg heeft de Commissie tijdelijke maatregelen genomen om het gebruik daarvan te beperken. Voorts heeft de Commissie een aantal wijzigingen voorgesteld op de desbetreffende wetgeving van de Raad i om de veterinairrechtelijke voorschriften voor het gebruik van halteplaatsen aan te scherpen. Deze wijzigingen zijn in juni 2003 goedgekeurd i. Bovendien moet er rekening mee worden gehouden dat de uitbreiding van de interne markt tot Midden- en Oost-Europese landen nieuwe vooruitzichten voor het vervoer van dieren zal scheppen.

4.

2. Raadpleging van de belanghebbenden


De Commissie heeft de belanghebbenden op twee manieren geraadpleegd:

a) een vergadering met de belangrijkste organisaties op 20 november 2002,

b) een raadpleging via internet van 2 tot 15 december 2002 voor een breder publiek.

Beide raadplegingen waren een groot succes. Hieruit blijkt de grote belangstelling van het brede publiek voor het welzijn van dieren (meer dan 4000 reacties).

Uit de raadpleging via internet blijkt een overweldigende meerderheid (tussen 50 en 84%) alle door de Commissie voorgestelde maatregelen volledig te onderschrijven. De gedetailleerde beschrijving van de resultaten van de raadpleging is beschikbaar op de website van het directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming i.

Men was het er algemeen over eens dat er op dit punt verbeteringen nodig zijn, en een initiatief van de Commissie op dit gebied kreeg algemene steun. Alle belanghebbenden erkenden het verband tussen dierenwelzijn, voedselveiligheid en diergezondheid.

De dierenwelzijnsorganisaties pleitten voor een maximale transporttijd van 8 uur voor niet voor de fok bestemde dieren, vooral omdat zij denken dat dit gemakkelijk te handhaven is. Zij waren ook van mening dat de officiële autoriteiten zich bij hun inspecties vooral moeten concentreren op langeafstandstransporten en veemarkten.

5.

3. Het voorstel van de Commissie


Met het voorstel van de Commissie wordt alle bestaande communautaire wetgeving met betrekking tot de bescherming van dieren tijdens het vervoer ingetrokken. Het omvat ook de voorschriften van het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 411/98 ten aanzien van de ventilatie van wegvoertuigen voor het vervoer van dieren bij langdurige reizen i.

Bij de herziening zijn de aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren gevolgd en zijn de economische gevolgen van de voorgestelde maatregelen nauwlettend onderzocht. Het voorstel houdt ook rekening met de uitkomsten van de raadpleging van belanghebbenden.

Bovendien is de laatste jaren gebleken dat er ook voorschriften nodig zijn voor de bescherming van dieren op veemarkten. Evenzo moeten er welzijnsvoorschriften komen voor veeschepen. Beide kwesties worden in dit voorstel geregeld.

Het voorstel van de Commissie beoogt:

- Aanscherping van de voorwaarden voor vervoerders die langeafstandstransporten verzorgen;

- Nieuwe regeling van de transporttijden en de beschikbare ruimte;

- Verbetering van de verplichte opleiding van het personeel dat met dieren omgaat, en uitbreiding van deze verplichting tot het personeel op markten en verzamelcentra;

- Verbod op het vervoer van zeer jonge dieren en nauwkeurige definitie van het begrip ongeschiktheid voor vervoer;

- Aanscherping van de voorschriften voor het vervoer van paarden;

- Verbetering van de technische normen voor wegvoertuigen;

- Invoering van speciale voorschriften voor alle veeschepen die vanuit communautaire havens vertrekken;

- Uitbreiding van de verantwoordelijkheden van de vervoerders en van de andere bij het vervoer van dieren betrokken personen;

- Versterking van de rol van de bevoegde autoriteiten in het toezicht op de transporten en intensivering van de samenwerking tussen de betrokken diensten;

- Versterking van de controle-instrumenten en betere handhaving.

Diverse in het voorstel van de Commissie overwogen maatregelen zijn erop gericht de verspreiding van ziekten te voorkomen, zoals de strengere regeling die moet gaan gelden voor vervoerders die langeafstandstransporten verzorgen.

6.

3.1 Het advies van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren


Het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren (hierna het Wetenschappelijk Comité) heeft op 11 maart 2002 een advies uitgebracht over het welzijn van dieren tijdens het vervoer i.

De wetenschappers zijn het erover eens dat het welzijn van dieren, ondanks enkele aanpassingen naargelang van de diersoort en de omstandigheden, afneemt naarmate het transport langer duurt. Vandaar dat de transporten zo kort mogelijk moeten zijn en de vervoersomstandigheden van dien aard dat de stressfactoren tot een minimum beperkt worden. Naast factoren die het immuunsysteem kunnen verzwakken, worden tijdens transporten dikwijls dieren van verschillende herkomst gemengd, waardoor de kans op verspreiding van ziekten toeneemt.

De Commissie heeft de aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité zorgvuldig bestudeerd. Zij is van oordeel dat de conclusies van het verslag moeten worden bezien in het licht van de praktijkervaring en hun uitvoerbaarheid. Een goede handhaving van de dierenbeschermingswetgeving is een belangrijke voorwaarde voor de verbetering van de huidige situatie. Bovendien moet zorgvuldig worden overwogen of de aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité in één keer haalbaar zijn. De Commissie is van mening dat een stapsgewijze benadering waarbij de belangrijkste aspecten van de aanbevelingen ten uitvoer worden gelegd, het beste middel vormt om op de korte en middellange termijn echte verbeteringen in het dierenwelzijn te bewerkstelligen. Het doel van het voorstel van de Commissie is dan ook ervoor te zorgen dat aan de door de wetenschappers aanbevolen hoge normen wordt voldaan door passende wetgeving die de bevoegde autoriteiten in staat stelt beter te controleren en te handhaven.

De Commissie erkent ook dat het dringend noodzakelijk is de kennis omtrent het welzijn van dieren tijdens het vervoer te verbeteren. De Commissie bevordert nader onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van dieren, met name in relatie tot het vervoer, om de kennis over de meest gevoelige aspecten te verbeteren.

Er zullen met name middelen worden uitgetrokken voor onderzoek naar de rol van de transportduur en het effect daarvan op het metabolisme van verschillende diersoorten en -categorieën. Bovendien zal de ervaring die wordt opgedaan met de tenuitvoerlegging van de voorgestelde transporttijden, meer inzicht geven in de wetenschappelijke aspecten van het dierenvervoer, dat te zijner tijd als grondslag kan dienen voor verdere wetenschappelijke adviezen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid. Deze wetenschappelijke adviezen kunnen als uitgangspunt dienen voor verdere verbeteringen in het dierenvervoer, met inbegrip van de transporttijden. Bovendien zal verder wetenschappelijk advies worden ingewonnen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid in verband met de ventilatievoorschriften voor dierenvervoer.

Daarnaast zij vermeld dat de Commissie in het kader van het 5e kaderprogramma voor onderzoek een onderzoekproject heeft gefinancierd inzake het vervoer van runderen (CATRA-project). Meer informatie hierover is beschikbaar op de volgende website: www.lt.slu.se/catra/ .

7.

Transporttijden


Na een bepaalde tijd verslechteren de welzijnscondities als de dieren geen minimum aan rust, voer en water krijgen. Daarom moet worden vastgesteld na hoeveel tijd de dieren moeten rusten en gevoederd en gedrenkt moeten worden.

De behoefte aan rust, voeder en water verschilt per diersoort. Als vuistregel geldt echter dat volwassen herkauwers op grond van hun bijzondere fysiologie beter zonder voer en water kunnen dan paarden en varkens. Vanwege hun kwetsbaarheid moeten voor jongere dieren strengere limieten worden vastgesteld dan voor volwassen dieren.

8.

Beschikbare ruimte (vloeroppervlakte en hoogte)


De ruimte die een dier tijdens het vervoer ter beschikking staat, is een van de belangrijkste factoren die het welzijn beïnvloeden.

De minimaal beschikbare ruimte hangt niet alleen af van de afmetingen van de dieren. Bij de vaststelling van de minimaal beschikbare ruimte moet in de praktijk zorgvuldig rekening gehouden worden met de behoeften van de dieren aan rust, water en voer. In sommige gevallen moet de beschikbare ruimte groter zijn om een adequate ventilatie te waarborgen.

Er moet met name adequate ruimte worden verstrekt om de dieren in staat te stellen te eten en te drinken en goed te rusten.

Paarden ten slotte die in individuele standen of boxen worden vervoerd, hebben veel minder onder het vervoer te lijden dan wanneer zij in groepen worden vervoerd.

Bovendien is een minimumhoogte vereist zodat de dieren in een natuurlijke houding kunnen staan en er voldoende ventilatie is.

9.

Jonge dieren


Jonge dieren zijn bijzonder kwetsbaar. Vooral wanneer jonge dieren vlak voor het transport gespeend worden, vormt het gemis van het moederdier nog een extra belastende factor tijdens het vervoer. Daarom heeft het Wetenschappelijk Comité aanbevolen biggen jonger dan vier weken, lammeren jonger dan één week en kalveren jonger dan twee weken niet te vervoeren.

10.

Opleiding


De wijze waarop dieren worden behandeld, is rechtstreeks van invloed op hun welzijn. Slechte praktijken of verwaarlozing komen dikwijls voort uit een gebrekkige kennis van de behoeften van de dieren en kunnen worden aangepakt door een adequate opleiding van degenen die met de dieren omgaan en ze vervoeren.

Het Wetenschappelijk Comité was van oordeel dat een wettelijk voorgeschreven getuigschrift, dat wordt afgegeven na voltooiing van een erkende cursus, een goede manier is om hier iets aan te doen.

11.

Inspecties


Het is van essentieel belang dat er voor vertrek controles worden uitgevoerd en dat de te vervoeren dieren worden geselecteerd. Dieren die tekenen van ziekte, letsel of fysiologische zwakte vertonen, moeten als ongeschikt voor vervoer worden beschouwd.

Verder is het belangrijk dat de resultaten van de inspecties worden bijgehouden.

12.

Laden, lossen en behandeling van de dieren


Het laden vormt bij het vervoer de grootste stressfactor. Bovendien kan het contact tussen dieren van verschillende herkomst tot de verspreiding van besmettelijke ziekten leiden.

Het Wetenschappelijk Comité heeft aanbevolen dat dieren op de halteplaatsen niet mogen worden gelost, tenzij aan speciale voorwaarden is voldaan.

Andere dierenwelzijnsaspecten betreffen bepaalde technische voorschriften, zoals de helling van de loopplanken en het aanbinden van de dieren tijdens het vervoer.

13.

3.2 Markten en verzamelcentra


Markten en verzamelcentra vormen een cruciaal knooppunt in de veehandel en maken tegenwoordig een integrerend onderdeel uit van het vervoersproces.

Aan de Commissie zijn praktijken van slechte behandeling en zelfs regelrechte mishandeling van dieren op sommige markten gemeld.

Het laden en opnieuw laden vormt voor de dieren een extra bron van stress. Bovendien krijgen de dieren tijdens hun verblijf op de markt mogelijk onvoldoende rust, voer en water. Hun verblijf op een markt of verzamelcentrum kan de situatie dus verergeren, vooral als de dieren opnieuw worden ingeladen voor een langeafstandstransport. Bovendien destabiliseert de verzameling en het mengen van dieren in nieuwe groepen de oorspronkelijke sociale structuur van de dieren, waarvan de dieren ook extra te lijden hebben. Het bijeenbrengen van dieren van verschillende herkomst werkt ook de verspreiding van ziekten in de hand.

14.

3.3 Veeschepen


Het vervoer van dieren over zee vormt uit het oogpunt van dierenwelzijn een groot probleem. Veeschepen vervoeren grote aantallen dieren (tussen de 400 en 2000 stuks per schip). De zeereis begint in de haven van vertrek nadat de dieren over soms zeer lange afstanden zijn aangevoerd. Zeereizen kunnen verscheidene dagen in volle zee duren en er is een strikte planning nodig om onvoorziene gebeurtenissen of vertragingen te voorkomen of, als die zich toch voordoen, dan op de juiste wijze te kunnen handelen.

15.

4. Sociaal-economische gegevens


16.

4.1 Economische betekenis van het dierenvervoer


Het vervoer van dieren is een onderdeel van de dierlijke productie. Het transport is noodzakelijk om de ongelijke verdeling van vraag en aanbod op te vangen, die voortvloeit uit geografische en historische factoren die per regio en seizoen of jaar verschillen. Diverse technische en economische redenen verklaren het bestaan van de handel.

Het aantal dieren dat tussen de lidstaten wordt verhandeld, is beduidend lager dan het aantal geslachte dieren (zie tabel 2).

17.

Tabel 2 - Handel in levende dieren en aantal geslachte dieren in de EG (jaar 2000)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron: Eurostat

Door de inkrimping van het aantal slachthuizen als gevolg van schaaleconomieën, strengere hygiënenormen en de interne markt is het verzorgingsgebied van de slachthuizen uitgebreid.

18.

4.2 Wijzen van vervoer in de EU


Het wegvervoer is goed voor 90 tot 99% van de totale handel in levende dieren in de EU. Dankzij zijn flexibiliteit wordt het wegvervoer voor de meest uiteenlopende doeleinden en door een groot aantal bedrijven gebruikt.

Daarentegen wordt het vervoer van dieren door de lucht, per spoor en over zee slechts door enkele gespecialiseerde bedrijven verzorgd. Deze wijzen van vervoer zijn slechts op bepaalde plaatsen beschikbaar (luchthavens, havens en spoorwegstations), wat de controles bij vertrek gemakkelijker maakt, en aangezien deze wijzen van vervoer dikwijls gebruikt worden voor langeafstandstransporten van grote zendingen, is de laadtijd dienovereenkomstig langer en zijn speciale voorzieningen vereist.

Het aandeel van het zeevervoer in het intracommunautaire dierenvervoer wordt geraamd op 1 à 8%. Voor de export naar derde landen kan dit oplopen tot 60% van de handel. Vervoer over zee is voor sommige lidstaten van essentieel belang. Het vervoer van dieren per spoor is aan het verdwijnen. Het luchtvervoer van levende dieren blijft voornamelijk beperkt tot dieren met een hoge waarde op transcontinentale transporten.

4.3 Overzicht van de handel in levende dieren i

De raming van de omvang van de handel in levende dieren is problematisch. De bewegingen van de dieren worden niet stelselmatig geregistreerd omdat voor binnenlandse transporten geen meldingsplicht bestaat.

De bewegingen tussen de lidstaten zijn onderworpen aan veterinaire controles en worden geregistreerd in het ANIMO-systeem i. In de intracommunautaire handel zijn de ondernemingen ook verplicht declaraties voor andere doeleinden te doen, waaruit Eurostat gegevens destilleert. De bedrijfstak i schat dat de meeste diertransporten in de EU binnen de lidstaten zelf plaatsvinden.

De jaarlijkse handel in levende dieren waarbij EU-landen betrokken waren, bedroeg tussen 1996 en 2000 gemiddeld 2 miljoen ton. Ongeveer 80% van deze handel vond binnen de EU plaats (1 789 000 t in 2000 ofte wel 83%), terwijl de uitvoer naar derde landen ongeveer 10% uitmaakte en de invoer uit derde landen goed is voor de rest. De landbouwhuisdieren maakten bijna de totale handel in levende dieren uit: runderen met 46-59% i, varkens met 21-30%, pluimvee met 7-17% en paarden, schapen en geiten met elk circa 5%.

De typologie van de handel verschilde per diersoort (zie tabel 4). In 2000 werden runderen meestal binnen de EU verhandeld en naar derde landen uitgevoerd. Varkens werden bijna uitsluitend binnen de EU verhandeld. Schapen en geiten werden meestal binnen de EU verhandeld maar ook ingevoerd. Paarden werden overwegend ingevoerd.

19.

4.4 Runderen


In 2000 bedroeg de intracommunautaire handel in runderen ongeveer 3 miljoen stuks. Hierbij ging het overwegend om mestdieren, terwijl rechtstreeks voor de slacht bestemde dieren en fokdieren goed waren voor de rest. Van kalveren onder de 15 dagen werden er 288 482 stuks vervoerd. (Alle gegevens in deze alinea zijn gebaseerd op ANIMO.)

Tabel 3 - Belangrijkste handelsstromen voor runderen in 2000

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

20.

4.5 Varkens


In 2000 werden er binnen de EU zo'n 11 miljoen varkens verhandeld, waarvan 4 139 608 biggen i.

21.

Tabel 4 - Belangrijkste handelsstromen voor varkens in 2000


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

22.

4.6 Schapen en geiten


In 2000 werden er binnen de EU meer dan 2,5 miljoen schapen en geiten verhandeld. De handel in geiten was in vergelijking met die in schapen te verwaarlozen.

23.

Tabel 5 - Belangrijkste handelsstromen voor schapen en geiten in 2000


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


24.

4.7 Paarden


In 2000 werden er binnen de EU 65 000 paarden verhandeld, waarvan 27 430 slachtpaarden i. In diezelfde tijd importeerde de EU 113 470 paarden voor de slacht.

25.

Tabel 6 - Handel in slachtpaarden in 2000 (stuks)


>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron: Eurostat