Toelichting bij COM(2006)210-1 - Wijziging van richtlijn 2002/38/EG wat betreft de toepassingsduur van de regeling inzake de btw voor bepaalde diensten die langs elektronische weg worden verricht alsook radio- en televisieomroepdiensten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2006)210-1 - Wijziging van richtlijn 2002/38/EG wat betreft de toepassingsduur van de regeling inzake de btw voor bepaalde diensten die ... |
---|---|
bron | COM(2006)210 |
datum | 15-05-2006 |
Motivering en doel van het voorstel
Richtlijn 2002/38/EG van de Raad van 7 mei 2002 tot wijziging, voor een gedeelte tijdelijk, van Richtlijn 77/388/EEG met betrekking tot de regeling inzake de belasting over de toegevoegde waarde die van toepassing is op bepaalde diensten die langs elektronische weg worden verricht alsook op radio- en televisieomroepdiensten (de zogenaamde e-commerce-richtlijn) bevat een aantal bepalingen die op 30 juni 2006 vervallen tenzij ze worden verlengd. Toen de richtlijn werd vastgesteld, was het de bedoeling dat de bepalingen inzake de plaats van dienstverlening en bepaalde faciliterende maatregelen voor niet-EU-bedrijven vóór het einde van de eerste drie toepassingsjaren door de Raad geëvalueerd en vervolgens op basis van een verslag van de Commissie herzien dan wel verlengd zouden worden. Deze evaluatie is gebaseerd op een verslag van de Commissie aan de Raad dat aan dit voorstel is gehecht. Indien de Raad de voorstellen van de Commissie betreffende de plaats van levering van diensten (COM(2005) 334) en de vereenvoudiging van de btw-verplichtingen (COM(2004) 728) tijdig had aangenomen, hadden de bepalingen in kwestie niet verlengd hoeven te worden, omdat deze voorstellen met een meer algemene strekking voorzien in maatregelen die de doelstellingen van Richtlijn 2002/38/EG op de lange termijn moeten helpen verwezenlijken. Door het trage tempo van het wetgevingsproces in de Raad zullen de voorgestelde wijzigingen evenwel niet zijn ingevoerd vóórdat de maatregelen van 2002 komen te vervallen. Om te voorkomen dat de bepalingen dit jaar vervallen – waarmee niemand gelukkig zou zijn – kan de Commissie niet anders dan een tijdelijke verlenging voorstellen. Het hoofddoel van de richtlijn van 2002 was heel precies, namelijk een duidelijke tekortkoming in een van de basisbepalingen van de btw-wetgeving rechtzetten. Toen de zesde btw-richtlijn werd vastgesteld, was geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat diensten langs elektronische weg zouden worden verricht, waardoor de toepassing van de bepalingen, vóór de wijziging van 2002, een ongewild effect had. Zo vielen elektronische diensten van bedrijven uit derde landen niet alleen buiten de belastingheffing, maar werden Europese bedrijven ook nog eens verplicht al zulke diensten aan de btw te onderwerpen, waar de klant zich ook bevond. Dit resultaat was in strijd met het neutraliteitsbeginsel dat aan de btw-heffing ten grondslag ligt en moet voorkomen dat deze belasting de mededingingsvoorwaarden vervalst of het vrije verkeer van goederen en diensten belemmert (eerste btw-richtlijn 67/227/EEG van de Raad). Het probleem betrof de plaats waar deze diensten moeten worden belast. De btw is een algemene verbruiksbelasting van goederen en diensten en alleen met een specifieke bepaling zijn uitsluitingen mogelijk. Het is altijd gebruikelijk geweest om leemten in het toepassingsgebied van de wetgeving die het gevolg zijn van ontwikkelingen van technologie of handelsgebruiken, te vullen. De richtlijn voorzag onder meer in vereenvoudigde registratie- en meldingsverplichtingen voor niet-EU-bedrijven, waardoor zij alle formaliteiten met één enkele, door hen gekozen belastingdienst in Europa konden afwikkelen. Met deze bepaling werd duidelijk afstand genomen van de bestaande norm dat belastingplichtigen zich rechtstreeks moeten wenden tot de belastingdienst in wiens rechtsgebied de belastbare transacties plaatsvinden. Ofschoon deze bepaling beperkt was tot niet in de Gemeenschap gevestigde elektronische dienstverleners, heeft het vernieuwende karakter ervan voor de naleving van de btw-wetgeving ertoe bijgedragen dat een evaluatieclausule in de richtlijn werd opgenomen, die de Commissie en de lidstaten ertoe verplicht deze kwestie binnen de drie jaar opnieuw te bekijken. In het verslag van de Commissie aan de Raad wordt geconcludeerd dat de richtlijn van 2002 naar tevredenheid heeft gefunctioneerd en haar doel heeft bereikt. Als geen besluit wordt genomen over een verlenging of vervanging van deze richtlijn, zouden de belangrijkste bepalingen ervan komen te vervallen en elektronische diensten opnieuw onder de regels vallen die van toepassing waren vóórdat de wijzigingen in 2003 van kracht werden. Om dat te vermijden, stelt de Commissie voor dat de bestaande bepalingen die normaal dit jaar vervallen, met 30 maanden worden verlengd tot 31 december 2008. Zo is er voldoende tijd om de twee voornoemde voorstellen aan te nemen en kunnen de lidstaten de nodige infrastructurele wijzigingen doorvoeren. Met dit voorstel wordt voorts gegarandeerd dat de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1798/2003 van de Raad, die betrekking hebben op de uitwisseling van informatie die de lidstaten nodig hebben om buitenlandse elektronische dienstverleners voor btw-doeleinden te registreren en de btw-ontvangsten aan de desbetreffende lidstaat toe te rekenen, van kracht blijven gezien het verband met Richtlijn 2002/38/EG.
Algemene context
Richtlijn 2002/38/EG van de Raad is aangenomen met als hoofddoel een einde te maken aan een ongewenst en onbedoeld effect van de zesde btw-richtlijn, waarbij EU-ondernemingen btw moesten heffen en innen in situaties die hen in een nadelige positie brachten ten opzichte van concurrenten die hun activiteiten van buiten de EU verrichtten. De richtlijn heeft dit doel verwezenlijkt. Wat de btw betreft, is er thans een evenwicht tussen EU- en niet-EU-bedrijven en niemand wenst terug te keren naar de situatie van vóór de goedkeuring van de richtlijn. Ofschoon dit niet het hoofddoel was, heeft de richtlijn ook de btw-ontvangsten van de lidstaten verhoogd. Het betreft hier niet alleen de btw die is geïnd en voldaan door niet-EU-bedrijven die zich onder de bijzondere regeling hebben laten registreren; ook de btw die is voldaan door bedrijven die hebben besloten om zich in de Gemeenschap te vestigen, is waarschijnlijk goed voor een aanzienlijk bedrag. Het totale bedrag is evenwel moeilijk te becijferen omdat bedrijven zich om uiteenlopende redenen in de EU komen vestigen, en het is niet haalbaar om de btw-ontvangsten uit de specifieke diensten die onder de richtlijn vallen, in de gepubliceerde inkomstenstatistieken precies te identificeren. De toename van de belastingopbrengsten is ook toe te schrijven aan de btw van bestaande EU-bedrijven die dankzij de vaststelling van de richtlijn geen prikkel meer hadden om hun activiteiten buiten de EU te verplaatsen om hun concurrentiepositie te beschermen. Het gecombineerde effect van deze drie factoren is een argument dat pleit voor de verlenging van de bepalingen van de richtlijn. In de afgelopen drie jaar heeft de markt voor download- en onlinediensten aan particulieren (b2c) zich volledig ontwikkeld en sinds de vaststelling van de richtlijn zijn de verleende diensten steeds gesofisticeerder geworden. Volgens het IFPI, de organisatie die wereldwijd de muziekbranche vertegenwoordigt, is de verkoop van muziek via digitale distributiekanalen in 2005 verdrievoudigd. Oplossingen voor wet- en regelgevingsproblemen onder meer op het gebied van rechtenbeheer en illegaal downloaden zijn in de maak. Onzekerheid over de fiscale behandeling zou een stap terug betekenen en kan alleen worden voorkomen door deze verlengingsmaatregel aan te nemen. Behalve onzekerheid zou het niet-verlengen van de maatregelen de vrees voor verplaatsing van bedrijfsactiviteiten, die een drijvende kracht was achter de wijzigingen van 2002, opnieuw aanwakkeren.
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Dit voorstel voorziet uitsluitend in een verlenging van de bestaande Richtlijn 2002/38/EG. De bepalingen die dit jaar vervallen, zullen mettertijd permanent van kracht worden met de vaststelling van de reeds genoemde voorstellen COM(2004) 728 en COM(2005) 334. Deze voorzien in maatregelen die respectievelijk betrekking hebben op de vereenvoudiging van administratieve verplichtingen en de plaats van belastingheffing van diensten in het algemeen. Grotendeels omdat beide voorstellen een zeer ruim toepassingsgebied hebben, is het wetgevingsproces trager verlopen dan verwacht. Het ziet er evenwel naar uit dat zij in de nabije toekomst zullen worden aangenomen, zij het te laat om het vervallen van de bepalingen van de richtlijn van 2002 te ondervangen. Beide voorstellen samen zullen zorgen voor een correcte toepassing van de btw op elektronische diensten op de lange termijn, in overeenstemming met de in artikel 5 van Richtlijn 2002/38/EG omschreven doelstellingen.
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie
De bepalingen waarvan verlenging wordt voorgesteld, zijn volledig in overeenstemming met het staande btw-beleid van de EU zoals vastgesteld in de zesde btw-richtlijn. De oorspronkelijke richtlijn van 2002 was vastgesteld om een leemte te vullen in het toepassingsgebied van de zesde richtlijn als gevolg van technische ontwikkelingen en om een consistente toepassing van de belasting te garanderen.
Inhoudsopgave
Raadpleging van belanghebbenden
Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten
Alle lidstaten en een meerderheid van de vertegenwoordigers van de betrokken bedrijven waren vertegenwoordigd op twee seminars die in de afgelopen drie jaar in het kader van het Fiscalis-programma zijn georganiseerd om toe te zien op de werking van de richtlijn van 2002.
Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden
Gezien de gevoelige verhouding tussen belastingplichtigen en belastingdiensten is het niet passend individuele bijdragen aan het debat kenbaar te maken. Alle belangrijke kwesties die aan de orde zijn gesteld, komen evenwel aan bod in het verslag van de Commissie aan de Raad.
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.
Effectbeoordeling
De enige andere mogelijkheid voor de Commissie bestond erin de bepalingen van 2002 te laten vervallen. In het verslag van de Commissie aan de Raad wordt uiteengezet waarom dit geen realistische optie was.
Samenvatting van de voorgestelde maatregel
Met het voorstel wordt de in artikel 1 van Richtlijn 2002/38/EG vastgestelde geldigheidsduur van de bepalingen verlengd zodat de maatregelen die waren vastgesteld met het oog op een juiste belastingheffing van bepaalde langs elektronische weg verrichte diensten en radio- en televisieomroepdiensten, van toepassing blijven.
Rechtsgrondslag
Artikel 93 van het Verdrag en Richtlijn 2002/38/EG van de Raad.
Subsidiariteitsbeginsel
Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.
Het voorstel voorziet alleen in de verlenging van de toepassing van een bestaande maatregel van de zesde btw-richtlijn. Er zijn geen andere redelijke alternatieven.
Zowel de lidstaten als de betrokken bedrijven waren tevreden over de werking van de in 2002 vastgestelde maatregelen. Er is geen andere optie waarmee de doelstellingen van de oorspronkelijke maatregel beter zouden worden verwezenlijkt.
Keuze van instrumenten
Voorgesteld instrument: richtlijn.
Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Dit voorstel voorziet in de verlenging van de toepassing van een bepaling die al is vastgesteld in een richtlijn. Er is geen ander middel om deze doelstelling te verwezenlijken.
Het voorstel heeft geen kwantificeerbare gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.
Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling
Het voorstel bevat een herzieningsbepaling.
Transponeringstabel
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijn mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
1. 2006/0069 (CNS)