Toelichting bij COM(2005)121 - Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

INLEIDING

De Europese Raad van Lissabon stelde zich in maart 2000 ten doel om van Europa de meest competitieve en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. Hij wees erop dat er een gunstig klimaat voor het midden- en klein bedrijf (MKB) moest worden gecreëerd en vond het belangrijk beste werkwijzen te verspreiden en toe te zien op een grotere convergentie tussen de lidstaten. Om ervoor te zorgen dat economische groei, sociale integratie en milieubescherming hand in hand gaan stelde de Europese Raad van Göteborg in juni 2001 de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling vast. De productiepatronen van ondernemingen spelen een belangrijke rol bij de duurzame ontwikkeling.

In haar mededeling van februari 2005 over een hernieuwde strategie van Lissabon stelde de Commissie voor de inspanningen erop te concentreren "sterkere en duurzame groei [te] bewerkstelligen en meer en betere banen [te] creëren"[1]. Dit vraagt om maatregelen die groei en concurrentievermogen opleveren en het investeren en werken in Europa aantrekkelijker maken. In de mededeling wordt gewezen op de noodzaak ondernemersinitiatieven te stimuleren, voldoende durfkapitaal voor de oprichting van bedrijven aan te trekken en een sterke industriële basis in Europa te behouden, terwijl tegelijkertijd innovatie en met name eco-innovatie, meer en betere investeringen in onderwijs en opleidingen, de verbreiding van ICT en het duurzame gebruik van natuurlijke hulpbronnen moeten worden bevorderd.

Dankzij het Lissabon-proces staat het concurrentievermogen stevig bovenaan de politieke agenda. De laatste jaren is er sprake van een toenemend streven naar grotere coherentie en meer synergieën in de programma's en instrumenten van de Gemeenschap die van belang zijn om de doelstellingen van Lissabon te halen. Tijdens zijn voorjaarsvergadering in 2003 riep de Europese Raad de Commissie op 'een geïntegreerde strategie voor het concurrentievermogen' op te stellen, op grond waarvan het mogelijk zou zijn "zich op gezette tijden [te] beraden over horizontale en sectorale vraagstukken"[2]. In haar antwoord[3] gaf de Commissie een eerste analyse van de van belang zijnde terreinen van activiteit, maar zij gaf ook aan voornemens te zijn om in het kader van de voorbereidende werkzaamheden voor de volgende begrotingsperiode voorstellen te doen ter bepaling van het beleidsproject voor de uitgebreide Unie in het tijdvak 2007-2013. Daarom stelde de Commissie in juli 2004 in het kader van haar voorstellen voor de volgende begrotingsperiode[4] voor een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie op te stellen.

1.

HET KADERPROGRAMMA VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN EN INNOVATIE


Het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (KCI) giet specifieke communautaire steunprogramma's en relevante onderdelen van andere Gemeenschapsprogramma's op gebieden die van essentieel belang zijn voor het stimuleren van de productiviteit, het innovatievermogen en de duurzame groei in Europa in een gemeenschappelijk kader, terwijl tegelijkertijd aandacht wordt besteed aan nieuwe milieuproblemen. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen van de Gemeenschap: Besluit 96/413/EG van de Raad[5] over maatregelen ter vergroting van het concurrentievermogen van de Europese industrie; Beschikking 2000/819/EG van de Raad[6] betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB); Verordening (EG) nr. 1655/2000 van het Europees Parlement en de Raad[7] betreffende het financieringsinstrument voor het milieu (LIFE); Beschikking nr. 2256/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad over een meerjarenprogramma voor de monitoring van het e Europa-actieplan 2005, verspreiding van goede werkwijzen en verbetering van de netwerk- en informatiebeveiliging; Beschikking 2001/48/EG van de Raad over een communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netwerken en ter bevordering van de taalkundige verscheidenheid in de informatiemaatschappij; Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad met algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken; Beschikking nr. 1336/97/EG[8] van het Europees Parlement en de Raad betreffende een geheel van richtsnoeren voor trans-Europese telecommunicatienetwerken; Beschikking nr. 1230/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad[9] over een meerjarenprogramma voor acties op energiegebied: 'Intelligente energie - Europa', ter ondersteuning van energie-efficiëntie en het gebruik van nieuwe, duurzame energiebronnen in alle sectoren met inbegrip van het vervoer.

Het KCI biedt een belangrijke, coherente rechtsgrond voor Gemeenschapsacties met hetzelfde overkoepelende doel - vergroting van het concurrentie- en innovatievermogen - en vormt aldus een aanvulling op de op onderzoek gerichte activiteiten die worden bevorderd door het kaderprogramma van de Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie. Op die manier wordt het programma zichtbaarder en begrijpelijker voor het grote publiek. Het KCI heeft evenwel diverse doelen en doelgroepen; daarom is het zo opgebouwd dat de afzonderlijke componenten zichtbaar blijven. Het KCI bestaat dan ook uit drie specifieke subprogramma's: het Programma voor ondernemerschap en innovatie, het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid en het Programma Intelligente energie - Europa.

Het KCI staat open voor deelname door de EER-staten, de kandidaat-lidstaten en de landen van de Westelijke Balkan. Andere derde landen, met name buurlanden of landen die geïnteresseerd zijn in samenwerking met de Gemeenschap op het gebied van innoverende activiteiten, kunnen aan het kaderprogramma deelnemen indien dit in een bilaterale overeenkomst met hen geregeld is.

2.

Programma voor ondernemerschap en innovatie


De Europese Raad legde er tijdens zijn voorjaarsvergadering van 2004[10] de nadruk op dat 'concurrentievermogen, innovatie en de bevordering van een ondernemingscultuur - de essentiële voorwaarden voor groei - van vitaal belang zijn voor de economie in haar geheel, en dat zij met name van belang zijn voor het midden- en kleinbedrijf'. Ook werd benadrukt[11] dat "alleen vanuit milieuoogpunt verantwoorde groei duurzaam [kan] zijn. De groei moet […] worden ontdaan van negatieve effecten voor het milieu. Schone technologieën zijn van vitaal belang om de synergieën tussen het bedrijfsleven en het milieu ten volle te kunnen benutten."

Het Verdrag[12] bepaalt dat de Gemeenschap en de lidstaten er zorg voor dragen dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van de industrie van de Gemeenschap, aanwezig zijn. Hiertoe moet hun optreden erop gericht zijn aanpassing aan structurele wijzigingen te bespoedigen, een gunstig klimaat voor het ondernemerschap, voor het MKB en voor de samenwerking tussen ondernemingen te bevorderen en een betere benutting van het innovatiepotentieel van ondernemingen te stimuleren.

In het kader van het meerjarenprogramma ondersteunt de Gemeenschap momenteel behalve de ontwikkeling van beleid inzake ondernemingen en ondernemerschap ook de ondersteunende diensten en communautaire financiële instrumenten ten behoeve van het MKB. Daarnaast voert de Commissie analyses en acties uit om strategieën betreffende het concurrentievermogen van de Europese industrie- en dienstensector vast te stellen en te bevorderen; dit omvat tevens sectorale determinanten van het concurrentievermogen van de industrie. Het zesde kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ondersteunt een reeks acties die nodig zijn om de technologische capaciteit van Europa te versterken en zijn prestaties op innovatiegebied te verbeteren[13]. Het LIFE-programma geeft steun aan innovatieve technieken en methoden op milieugebied. Een groot gedeelte van deze steun wordt verleend aan het MKB, voor de demonstratie van diverse schone technologieën op belangrijke gebieden, zoals de waterkwaliteit en het hergebruik van afvalstoffen.

Het Programma voor ondernemerschap en innovatie brengt diverse activiteiten op het gebied van ondernemerschap, het MKB, het concurrentievermogen van de industrie en innovatie onder een hoed. Het is speciaal gericht op kleine en middelgrote ondernemingen (consistente vertaling in de tekst van SMEs: MKB of KMO)[14], en niet alleen op de snelgroeiende hightechondernemingen, de 'gazellen', maar ook op de traditionele micro- en familiebedrijven, die in Europa het merendeel der ondernemingen uitmaken. Het programma bestrijkt zowel de industrie als de dienstensector. Ook worden ondernemerschap en potentiële ondernemers zowel in het algemeen als via specifieke doelgroepen gestimuleerd, waarbij speciale aandacht wordt besteed aan genderkwesties. Het programma draagt ertoe bij jongeren aan te sporen hun ondernemingszin te ontwikkelen en de opkomst van jonge ondernemers te bevorderen, zoals door het Europees pact voor de jeugd[15] wordt gepromoot. Het is een belangrijk, maar niet het enige instrument voor de uitvoering van de belangrijkste acties op de strategische beleidsgebieden die worden genoemd in de 'Europese agenda voor ondernemerschap'[16], en voor het verschaffen van communautaire steun voor acties van de lidstaten ter uitvoering van het Europees Handvest voor kleine ondernemingen[17]. Hoewel alleen het Programma voor ondernemerschap en innovatie specifiek op het MKB gericht is, wordt overal in het KCI aandacht aan de belangen van het MKB besteed.

Het kaderprogramma voor ondernemerschap en innovatie is ook een van de instrumenten ter ondersteuning van de uitvoering van het Actieplan inzake milieutechnologieën[18], dat erop gericht is om door verwijdering van hinderpalen het volledige potentieel van milieutechnologieën voor de bescherming van het milieu te gebruiken, waardoor de Europese Unie de komende jaren een leidende rol bij de ontwikkeling en toepassing van milieutechnologieën kan krijgen. Alle betrokkenen worden voor het bereiken van deze doelstellingen gemobiliseerd. Voorts levert het actieplan een bijdrage aan het concurrentievermogen en de economische groei. De Europese Raad stemde tijdens de voorjaarsvergadering van 2004 in met dit actieplan en riep op tot uitvoering ervan. Met name vroeg het de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) na te gaan met welke financiële instrumenten dergelijke technologieën kunnen worden gestimuleerd. De mededeling van de Commissie[19] voor de voorjaarsvergadering van de Europese Raad in 2005 legde verder de nadruk op de noodzaak eco-innovatie krachtig te bevorderen en stelde dat de Commissie meer wil doen aan de bevordering van milieutechnologieën.

Innovatie is een bedrijfsproces dat gekoppeld is aan de exploitatie van de kansen die de markt biedt voor nieuwe producten, diensten en bedrijfsprocessen. Er is evenwel een krachtige concurrentie noodzakelijk om bedrijven echt te stimuleren voortdurend actief te zijn op het gebied van innovatie en OTO. Dit staat in nauw verband met de bereidheid risico's te nemen en nieuwe ideeën op de markt te testen; de beschikbaarheid van durfkapitaal is hiervoor van cruciaal belang. Ontoereikende innovatie is een belangrijke oorzaak van de teleurstellende groeiprestaties in Europa. Het Programma voor ondernemerschap en innovatie biedt daarom steun aan horizontale activiteiten om innovatie (en eco-innovatie) in bedrijven te verbeteren, te stimuleren en te promoten. Dit omvat de bevordering van sectorspecifieke innovatie, clusters en publiek-private samenwerking op innovatiegebied en de toepassing van innovatiebeheer. Ook draagt het programma bij tot de oprichting van regionale ondersteunende diensten voor innovatie, met name voor de transnationale overdracht van kennis en technologie en het beheer van intellectuele en industriële eigendom.

De Raad Concurrentievermogen van 13 mei 2003 riep de lidstaten op beleidsdoelstellingen op het gebied van innovatie vast te stellen en daarin de specifieke kenmerken van hun respectieve innovatiesystemen tot uitdrukking te laten komen. Het Programma voor ondernemerschap en innovatie ondersteunt de ontwikkeling van innovatiegovernance en een innovatiecultuur door analyse van en toezicht op de innovatieprestaties, alsmede de verdere ontwikkeling en coördinatie van het innovatiebeleid. Het programma ondersteunt het wederzijdse leerproces om zo te komen tot een excellent nationaal en regionaal innovatiebeleid, stimuleert de samenwerking tussen publieke en private innoveerders, bevordert de aandacht voor innovatie en verspreidt goede werkwijzen voor innovatie.

Slechte toegang tot de juiste financieringsvormen wordt vaak genoemd als een van de belangrijkste belemmeringen voor ondernemerschap en bedrijfsinnovatie[20]. Dit probleem kan nog worden vergroot door nieuwe boekhoudnormen waardoor banken gevoeliger worden voor risico's en er een ratingcultuur ontstaat. Het Programma voor ondernemerschap en innovatie pakt vastgesteld hardnekkig marktfalen dat tot gevolg heeft dat het MKB in onvoldoende mate toegang heeft tot bedrijfskapitaal, durfkapitaal en leningen, aan met communautaire financiële instrumenten die namens de Commissie worden beheerd door het Europees Investeringsfonds (EIF), de gespecialiseerde instelling van de Gemeenschap voor het verstrekken van durfkapitaal en garantie-instrumenten voor het MKB. In het kader van het meerjarenprogramma werden bij onafhankelijke beoordelingen de marktgerichte aanpak en de uitvoering van deze instrumenten via het EIF als beste werkwijze aangemerkt[21]. Daarom zal hiermee in het nieuwe programma in het aangepaste vorm worden doorgegaan.

De communautaire financiële instrumenten voor het MKB zullen het verstrekken van zaai- en aanloopkapitaal aan innovatieve starters en jonge bedrijven vergemakkelijken. Bij de Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve MKB-bedrijven (FSIM) worden het risico en de winst gedeeld met particuliere investeerders, wat een belangrijk hefboomeffect voor de verstrekking van kapitaal aan innoverende bedrijven betekent. Dankzij de FSIM-instrumenten kunnen innovatieve MKB-bedrijven in de aanloop- en expansiefase meer ontwikkelingskapitaal krijgen, waardoor ze ook gemakkelijker 'vervolgkapitaal' kunnen aantrekken waarmee ze hun producten en diensten op de markt kunnen brengen en hun onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten kunnen voortzetten.

Ook in de toekomst zal de MKB-garantiefaciliteit aan de garantiestelsels in de hiervoor in aanmerking komende landen tegen- of medegaranties blijven verstrekken, en aan de financiële intermediairs directe garanties. De nadruk zal komen te liggen op marktfalen: i) bij de toegang van het MKB met groeipotentieel tot leningen (of leningssubstituten als leasing), ii) bij het verschaffen van microkredieten en iii) bij de toegang tot aandelenkapitaal of quasi-aandelenkapitaal. Een nieuw securitisatiemechanisme (iv) zal extra vreemd vermogen voor het MKB mobiliseren, waarbij met de beoogde instellingen passende risicodelingsregelingen worden afgesproken.

Een Capaciteitsopbouwprogramma zal financiële intermediairs steunen bij de opbouw van capaciteit om zich speciaal te richten op nieuwe investerings- en technologieaspecten. Ook zullen er maatregelen worden genomen om de financiering van het MKB te vergemakkelijken in landen waar de bancaire intermediatie ver onder het EU-gemiddelde ligt.

De Europese diensten ter ondersteuning van het bedrijfsleven en van innovatie spelen een belangrijke rol bij het verschaffen van informatie aan het MKB over de werking van en de kansen op de interne markt voor goederen en diensten, en bij de internationale overdracht van innovatie, kennis en technologie. Deze diensten kunnen bij de bevordering en verspreiding van informatie over en de resultaten van Gemeenschapsprogramma's een uiterst belangrijke rol spelen en een schakel vormen tussen de Commissie en het MKB.

Het Programma voor ondernemerschap en innovatie geeft ook steun aan positieve beleidsontwikkeling door middel van benchmarking, studies en de uitwisseling van goede werkwijzen tussen nationale en regionale instanties en andere deskundigen op het gebied van het ondernemingen-, ondernemerschaps-, innovatie- en mededingingsbeleid. Het zal met de lidstaten en met andere deelnemende landen samenwerken ter verbetering van de wet- en regelgeving voor het bedrijfsleven. Ook kunnen partnerschappen tussen nationale en regionale instanties worden geïnitieerd als follow-up van aanbevelingen die in het kader van dergelijke beleidsontwikkelingen worden gedaan.

3.

Het Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid


Acties ter bevordering van de toepassing van informatie- en communicatietechnologieën (ICT) door het bedrijfsleven en de overheid worden doorgaans uitgevoerd in het kader van het e Europe-initiatief, waarmee coördinatie van de maatregelen van de lidstaten wordt gestimuleerd[22]. Tot deze acties behoren de communautaire financiering van het eTEN-programma (vroeger TEN Telecom) [23], waarmee de validering en toepassing van trans-Europese, op ICT gebaseerde diensten worden ondersteund. -{}-Ook behoort hiertoe zich het e Content-programma[24], dat ten doel heeft de ontwikkeling van innovatieve Europese digitale inhoud te bevorderen, en MODINIS, dat directe steun geeft voor benchmarking, studies, studiebijeenkomsten en promotie- en sensibiliseringsacties die ertoe bijdragen e Europe te implementeren.

De toepassing van ICT door zowel de private als de openbare sector is een belangrijk element voor de verbetering van de innovatieprestaties en het concurrentievermogen. ICT is de ruggengraat van de kenniseconomie en een katalysator voor organisatorische verandering en innovatie. Niet alleen is ICT een sector die een hoge vlucht neemt, maar zij maakt ook een substantieel en steeds groter wordend deel van de toegevoegde waarde van alle goederen en diensten uit. Geschat wordt bijvoorbeeld dat van de ongeveer 1,4% jaarlijkse productiviteitsgroei in de EU tussen 1995 en 2000 rond 0,7% te danken was aan ICT.

Dankzij ICT kan worden voldaan aan de groeiende vraag naar betere gezondheidszorg ( e Health), efficiënt onderwijs en levenslang leren ( e Learning), een betere levenskwaliteit voor senioren, meer veiligheid en integratie, alsmede een betere participatie. Dankzij ICT kunnen overheidsdiensten en nieuwe digitale content efficiënter, doelgerichter, meer op de doelgroep toegesneden en toegankelijker worden afgeleverd. De investeringen in ICT en het gebruik van on-linediensten blijven in Europa evenwel ten achter bij de inspanningen van onze belangrijkste concurrenten en verlopen bovendien trager. Dit geldt met name voor de dienstensector. Tussen 1995 en 2001 was het aandeel van de investeringen in IT-kapitaalgoederen in het BBP 1,6 procentpunt geringer dan in de VS[25]. Hoewel de verantwoordelijkheid voor investeringsprogramma's in de eerste plaats bij het bedrijfsleven en de nationale overheid berust, heeft ook de Gemeenschap een rol. De Raad Telecom verlangde in december 2004 een integraal ICT-beleid. Dit werd in maart 2005 door de Europese Raad bekrachtigd toen hij de Commissie vroeg een nieuw initiatief voor de informatiemaatschappij te ontplooien.

Het specifieke Programma ter ondersteuning van het ICT-beleid wordt een van de middelen ter ondersteuning van de acties die worden genoemd in het nieuwe initiatief 'i2010: Europese informatiemaatschappij', dat is aangekondigd in de mededeling van de Commissie van februari 2005 over een hernieuwde Lissabon-strategie[26]. Het zal de toepassing van ICT door burgers, bedrijfsleven en overheid verder stimuleren en ten doel hebben de overheidsinvesteringen in ICT te intensiveren. Het programma bouwt voort op de lessen die uit eerdere programma's ( e Ten, e Content en MODINIS) kunnen worden getrokken, maar verbetert de synergieën tussen deze programma's en vergroot hun impact. Het programma geeft steun aan acties die ten doel hebben de Gemeenschappelijke Europese informatieruimte verder te ontwikkelen en de interne markt voor informatiegoederen en -diensten te versterken. Het is de bedoeling innovatie te stimuleren door ICT op ruimere schaal toe te passen en erin te investeren teneinde een inclusieve informatiemaatschappij te ontwikkelen, efficiëntere en effectievere diensten van openbaar belang aan te bieden en de levenskwaliteit te verbeteren. Ook wordt de fragmentatie van de Europese markt voor digitale inhoud aangepakt door steun te geven aan de productie en verspreiding van Europese on-line-inhoud en de culturele en taalkundige verscheidenheid van Europa te bevorderen. Vanaf 2008 zal het programma het onlangs door de Raad en het Europees Parlement goedgekeurde e Content + -programma voortzetten.

Hoewel de meeste financiële steun voor de toepassing en het beste gebruik van ICT afkomstig is van de particuliere sector en de lidstaten, biedt de communautaire steun met name de mogelijkheid een gemeenschappelijke aanpak en gecoördineerde acties te ontwikkelen, goede werkwijzen uit te wisselen en in de gehele Unie interoperabele oplossingen toe te passen. Ook heeft het programma een belangrijke rol bij de bevordering van een meertalige omgeving die oog heeft voor de culturele verscheidenheid. De actie van de Gemeenschap is ook van wezenlijk belang voor een goede koppeling met ander Europees beleid, zoals het regelgevend kader voor e Communicatie en Televisie zonder grenzen en het beleid op het gebied van de interne markt, de werkgelegenheid, onderwijs en jeugd, duurzame ontwikkeling, veiligheid en handel.

4.

Het Programma Intelligente energie - Europa


Het Programma Intelligente energie - Europa (2003-2006)[27] wordt in het kader van het KCI voortgezet en uitgebreid. Het programma, dat is gebaseerd op artikel 175, lid 1, van het Verdrag, heeft ten doel een duurzame ontwikkeling op energiegebied te ondersteunen en bij te dragen tot de verwezenlijking van de algemene doelstellingen: milieubescherming, voorzieningszekerheid en concurrentievermogen.

De uitstoot van broeikasgassen komt voor bijna 94% voor rekening van het verbruik van energie, terwijl het vervoer 90% van de stijging van de CO2-emissie veroorzaakt. Energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen zijn van wezenlijk belang als het erom gaat te voldoen aan de Kyoto-vereisten en de groeiende afhankelijkheid van Europa van energie-invoer, die in 2030 bijna 70% zou kunnen bereiken, te verminderen. De Unie heeft zich een ambitieus doel gesteld: een aandeel van duurzame energie in het bruto binnenlands verbruik van 12% in 2010[28] en een verdere verlaging van het eindverbruik van energie, maar deze doelstellingen kunnen alleen worden bereikt wanneer de lidstaten en de Gemeenschap omvangrijke extra acties ondernemen. De Unie heeft zich duidelijke kwantitatieve doelen gesteld, die ertoe moeten leiden dat uiterlijk in 2010 wordt overgestapt op intelligente energie. Hiertoe behoren een verdubbeling van het aandeel van duurzame energiebronnen in het energieverbruik van de EU tot 12%, de verhoging van het aandeel van met duurzame bronnen opgewekte elektriciteit tot 21% en een toename van het aandeel van biobrandstoffen in de totale hoeveelheid voor vervoer gebruikte benzine en diesel tot 5,75%. Ook moet een aantal meer kwalitatieve doelen worden bereikt, zoals een grotere verkoop van energie-efficiënte producten/toestellen en een uitbreiding van hoogrendabele warmtekrachtkoppeling. Er zijn twee belangrijke voorstellen gedaan: de lidstaten moeten de hoeveelheid energie die voor het eindverbruik beschikbaar is met nog eens 1% per jaar verminderen, en bovendien het energieverbruik van energieverbruikende producten en een aantal producten die aan de eco-designvereisten voldoen, verminderen.

Naast deze wetgevingsmaatregelen voert de Gemeenschap programma's uit die ertoe moeten bijdragen de communautaire wetgeving te implementeren. Het Programma Intelligente energie - Europa is een niet-technologisch programma van de Gemeenschap op energiegebied dat gericht is op de verwijdering van niet-technische hinderpalen, het scheppen van marktkansen en sensibilisering.

Bij een beoordeling vooraf van het vervolgprogramma voor 'Intelligente energie - Europa' bleek dat het lopende programma kosteneffectief is en dat het nieuwe programma voor continuïteit moet zorgen.

Het is dan ook de bedoeling dat het 'Programma Intelligente energie - Europa' in het kader van het KCI de strategie en de doelstellingen op het gebied van duurzame energie die op communautair niveau zijn overeengekomen, sneller ten uitvoer brengt, met name door: vergemakkelijking van de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het regelgevend kader voor energie, verhoging van het niveau van de investeringen in nieuwe, optimaal presterende technologieën en toename van de toepassing van en de vraag naar energie-efficiëntie, duurzame energiebronnen en energiediversificatie, ook in het vervoer, door verdere bewustwording en kennis bij de belangrijkste actoren in de EU. Het programma zal ertoe bijdragen de kloof te overbruggen tussen de succesvolle demonstratie van innovatieve technologieën en de daadwerkelijke introductie van deze technologieën op de markt, teneinde deze op grote schaal toe te passen. Ook zal het bijdragen tot versterking van de administratieve capaciteit om de strategie en het beleid verder te ontwikkelen en bestaande regelgeving ten uitvoer te leggen, met name in de nieuwe lidstaten. Verder beoogt het programma duurzame economische groei met nieuwe banen, een grotere sociale coherentie en een betere levenskwaliteit, terwijl de verspilling van natuurlijke hulpbronnen moet worden voorkomen.

Het programma zal uit drie specifieke gebieden bestaan: i) energie-efficiëntie en rationeel gebruik van energie, met name in de bouwnijverheid en de industrie ('SAVE'); ii) nieuwe en duurzame energiebronnen voor de gecentraliseerde en gedecentraliseerde productie van elektriciteit en warmte en de toepassing ervan in de lokale omgeving en in energiesystemen ('ALTENER'); iii) energieaspecten van het vervoer, diversificatie van brandstoffen, bijvoorbeeld door nieuw ontwikkelde en duurzame energiebronnen, en duurzame brandstoffen en energie-efficiëntie in het vervoer ('STEER'). Bovendien worden in het kader van het programma horizontale initiatieven gefinancierd, waarbij energie-efficiëntie en duurzame energiebronnen in diverse sectoren van de economie worden geïntegreerd en/of waarbij allerlei instrumenten, middelen en actoren binnen dezelfde actie of hetzelfde project worden gecombineerd.

De internationale dimensie van het Programma Intelligente energie ('COOPENER') zal worden voortgezet in het kader van de nieuwe instrumenten voor buitenlandse hulp die de Commissie in september 2004 heeft voorgesteld[29].

Twee belangrijke soorten projecten zullen worden ondersteund: enerzijds stimulerings- en verspreidingsprojecten, die gunstige algemene voorwaarden voor duurzame energietechnologieën zouden moeten bevorderen, zoals administratieve structuren, algemene bewustmaking, horizontale en verticale samenwerking en netwerkvorming en een betere implementatie van het regelgevend kader; anderzijds markttoepassingsprojecten, waarbij het gebruik van nieuwe duurzame energietechnologieën systematisch wordt gestimuleerd.

Wat de uitvoering en beheer van het programma betreft, overweegt de Commissie het mandaat van het onlangs opgerichte Uitvoerend agentschap voor intelligente energie te verlengen en de taken in verband met het programmabeheer waarbij geen politieke keuzes behoeven te worden gemaakt, aan deze instantie te delegeren.

5.

BEHEER VAN HET NIEUWE KADERPROGRAMMA VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN EN INNOVATIE


Hoewel de programma's die deel uitmaken van het KCI, elk hun eigen beheerscomité en hun eigen werkprogramma krijgen, biedt het KCI wel een coherente aanpak van de overkoepelende doelstellingen. De uitvoeringsinstrumenten zijn vaak bestemd voor meer dan een programma, wat de duidelijkheid voor de gebruikers ten goede komt. Het KCI wordt daarom eenvoudiger dan de huidige regelingen met hun vele financieringsprogramma's en instrumenten.

Bijvoorbeeld:

- De communautaire financiële instrumenten bieden steun aan MKB-bedrijven in traditionele sectoren en aan MKB-bedrijven die investeren in ICT, innovatie en milieutechnologieën.

- De diensten ter ondersteuning van het bedrijfsleven en de innovatie spelen een belangrijke rol bij de informatieverstrekking aan het MKB over de werking van de interne markt en de kansen die zij biedt. Verder zorgen zij voor de feedback van het MKB ten behoeve van de beleidsontwikkeling en van effectbeoordelingen en helpen zij ondernemingen bij grensoverschrijdende samenwerking. Maar ook verspreiden zij de nodige informatie over op innovatie gerichte beleidsvoornemens, wetgeving en ondersteunende programma's, bevorderen zij de exploitatie van de resultaten van onderzoekprogramma's en treden zij als bemiddelaar op bij de overdracht van technologie en kennis en bij het opbouwen van partnerschappen tussen innoverende bedrijven[30].

- De vorming van netwerken tussen belanghebbenden is een centraal thema in het programma. Het vergemakkelijkt de overdracht van kennis en ideeën, wat een van de belangrijkste voorwaarden voor innovatie is.

Het is de bedoeling dat sommige taken in verband met specifieke programma's voor de Commissie worden beheerd door nieuwe en/of bestaande, maar aangepaste, uitvoerende agentschappen. Dit geldt met name voor de projecten op energiegebied, die zullen worden beheerd en uitgevoerd door het uitgebreide 'Uitvoerend agentschap voor intelligente energie'. Het beheer van de financiële instrumenten van de Gemeenschap voor het MKB blijft hoofdzakelijk in handen van het EIF. In voorkomend geval wordt ook samengewerkt met internationale ontwikkelingsbanken, zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO).

Samenhang met ander communautair beleid



6.

Het KCI, de structuurfondsen en de plattelandsontwikkeling


De regionale dimensie is van wezenlijk belang voor de verbetering van het concurrentie- en innovatievermogen in Europa. Het door de Commissie voorgestelde nieuwe cohesiebeleid wil hardnekkige regionale dispariteiten op deze gebieden aanpakken door concurrentievermogen en innovatie expliciet als centrale basis voor interventies van de structuurfondsen in het kader van de doelstellingen 'Convergentie' en 'Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid' te maken. Bovendien zal de Commissie een voorstel doen voor Communautaire strategische richtsnoeren inzake coherentie, waarin wordt uiteengezet hoe de nationale en regionale autoriteiten die voor het beheer van de structuurfondsen verantwoordelijk zijn, rekening dienen te houden met de prioriteiten van de EU, waaronder concurrentievermogen en innovatie. Deze richtsnoeren vormen een goede gelegenheid er bij de beheersinstanties op aan te dringen te zorgen voor investeringen die aansluiten op het EU-beleid inzake concurrentievermogen en innovatie. Om deze doelstellingen efficiënt en effectief te verwezenlijken, moeten interventies worden gebaseerd op begrip voor de behoeften van het MKB, doeltreffend beleid ter bevordering van ondernemingen en ondernemerschap, innovatie en het gebruik van ICT, investeringen in milieutechnologieën, energiegebruik, goede werkwijzen ten aanzien van instrumenten inzake eigen en vreemd vermogen en overdracht van technologie.

Soortgelijke overwegingen gelden voor veel interventies van het nieuwe plattelandsontwikkelingsbeleid. Wanneer het zijn belangrijkste doelstellingen - een beter concurrentievermogen van de voedingsmiddelenketen, duurzaam grondbeheer, economische diversificatie en plaatselijke ontwikkeling - nastreeft, draagt het bij tot duurzame ontwikkeling, groei en werkgelegenheid in plattelandsgebieden overal in de EU. Het accent ligt vooral op innovatie. De meeste ondernemingen in plattelandsgebieden behoren tot het MKB; veel van deze bedrijven zijn kleine of micro-ondernemingen waarvoor de toegang tot innovatie en ICT van vitaal belang is.

Regio's die voor de convergentiedoelstelling van de structuurfondsen in aanmerking komen, worden aangemoedigd deel te nemen aan uitwisselingen die in het kader van het KCI worden georganiseerd, zodat hun specifieke situatie in aanmerking wordt genomen bij de vaststelling van goede werkwijzen die aan hun behoeften zijn aangepast.

Wanneer het KCI op deze gebieden optimale werkwijzen en uitmuntendheid vaststelt en bevordert, zouden de nationale en regionale autoriteiten in het ideale geval de cohesiefondsen en het nieuwe plattelandsontwikkelingsfonds als belangrijkste instrument moeten gebruiken om het niveau van de achterblijvers op te krikken door het concurrentievermogen en de innovatie in de regio te stimuleren en daardoor de dispariteiten te verkleinen. De regionale instanties ontwikkelen voorstellen voor regionale financiering, zodat zij rekening kunnen houden met hun eigen behoeften en ambities (overeenkomstig de versterkte beginselen van subsidiariteit en evenredigheid). Daarom moet ervoor worden gezorgd dat het cohesiebeginsel niet in het gedrang komt en dat men niet handelt in strijd met de op het bottom-upbeginsel gebaseerde governancestructuur van de structuurfondsen. Het KCI moet de lidstaten en regio's evenwel actief aanmoedigen ervoor te zorgen dat door het EFRO en het EARDF gesteunde maatregelen geënt worden op in het kader van KCI-acties ontwikkelde en vastgestelde voorbeelden van optimale werkwijzen, met name door netwerkvorming.

7.

Het KCI en het KP7-OTO


Concurrentievermogen en innovatie in Europa worden niet alleen door het Zevende kaderprogramma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (KP7-OTO) gesteund, maar ook door het KCI. Deze programma's vullen elkaar aan en versterken elkaar bij hun ondersteuning van de doelstellingen van Lissabon.

Het KCI bestrijkt zowel de technologische als de niet-technologische aspecten van innovatie. Wat de technologische innovatie betreft, richt het zich met name op het laatste deel van het onderzoek- en innovatieproces. Meer in het bijzonder bevordert het kaderprogramma diensten in verband met de overdracht en het gebruik van innovatieve technologieën, projecten voor de implementatie en de introductie op de markt van bestaande nieuwe technologieën op gebieden als ICT, energie en milieubescherming[31] en de ontwikkeling en coördinatie van nationale en regionale programma's en beleidsmaatregelen op het gebied van innovatie. Ook zal het de beschikbaarheid van externe financieringsbronnen en de toegang van innovatieve MKB-bedrijven tot deze financieringsbronnen verbeteren, ook voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten, en de deelneming van het MKB aan het KP7-OTO bevorderen.

Het KP7-OTO zal in versterkte mate steun blijven geven voor transnationale samenwerking op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie, met name wanneer het gaat om de samenwerking tussen ondernemingen en openbare onderzoeksinstellingen, voor specifieke OTO-programma's ten behoeve van het MKB en voor de mobiliteit van onderzoekers tussen bedrijven en universiteiten. Daarbij zal meer aandacht worden besteed aan de technologische innovatiebehoeften van de industrie en er zullen nieuwe acties worden geïntroduceerd in de vorm van gezamenlijke technologische initiatieven op kerngebieden van industrieel belang. Ook zullen de verspreiding en het gebruik van onderzoeksresultaten binnen projecten en op specifieke thematische gebieden en de coördinatie van nationale programma's en beleidsmaatregelen op onderzoeksgebied worden bevorderd. Steun voor transnationale samenwerking tussen op onderzoek gerichte regionale clusters vormen een aanvulling op soortgelijke activiteiten van het KCI, waarbij regionale acties en beleidsmaatregelen op het gebied van innovatie centraal staan.

8.

Het KCI en levenslang leren


Zonder onderwijs en opleiding is het niet mogelijk de vaardigheden en kennis van Europa's menselijk kapitaal die voor innovatie noodzakelijk zijn, up to date te houden. Hoogopgeleide arbeidskrachten reageren beter op de snel veranderende vraag van het bedrijfsleven en passen zich in een nieuwe werkkring gemakkelijker aan. Ook dragen onderwijs en opleiding bij aan de verspreiding van de kennis en aan het proces waarbij organisaties van hun ervaringen leren en hun werkwijzen, producten en diensten verbeteren. Europa heeft behoefte aan meer en betere investeringen in onderwijs en opleiding. Wanneer het voorstel voor een 'Integraal actieprogramma op het gebied van levenslang leren'[32] eenmaal is goedgekeurd, zal dit programma ondernemerschap helpen bevorderen, bij- en nascholing ondersteunen en organisaties helpen lerende organisaties te worden.

Ook voor het Europees Sociaal Fonds (ESF) is de ondersteuning van systemen voor levenslang leren een prioriteit, en wel als onderdeel van zijn prioritaire doelstelling het aanpassingsvermogen van werkenden en ondernemingen te vergroten, met name door bevordering van meer investeringen in menselijke hulpbronnen door ondernemingen, en met name MKB-bedrijven, en werkenden.

Het KCI, het ESF en het programma voor levenslang leren, met name de maatregelen in het kader van Leonardo da Vinci, versterken elkaar dus.

Bij de acties ter ondersteuning van computervaardigheden zal rekening worden gehouden met de beleidswerkzaamheden inzake basisvaardigheden die onder auspiciën van 'Onderwijs en opleiding 2010' worden uitgevoerd, en de steun die in het kader van het 'Programma voor levenslang leren' voor computervaardigheden wordt gegeven.

9.

Het KCI en de trans-Europese netwerken


Voor het concurrentievermogen en de sociaal-economische coherentie in de Europese Unie is het van vitaal belang dat de trans-Europese netwerken voor vervoer, energie en telecommunicatie voltooid en ten uitvoer gelegd worden. Wil het MKB op de interne markt succes hebben, dan is toegang tot de netwerken van het hoogste belang, zoals ook blijkt uit artikel 154 van het Verdrag. Het KCI en het beleid inzake trans-Europese netwerken versterken elkaar doordat zij ertoe bijdragen het concurrentievermogen van het bedrijfsleven te stimuleren; het 'Programma Intelligente energie - Europa' geeft bijvoorbeeld steun aan een rationeler, efficiënter en duurzamer energiegebruik door administratieve, communicatieve en andere niet-technologische hinderpalen op te sporen en te verwijderen. Zo vergemakkelijkt het KCI de interconnectie met en de toegang tot het trans-Europese energienetwerk.

10.

Raadpleging en effectbeoordeling


Over het voorstel van de Commissie voor het KCI is een effectbeoordeling opgesteld. Ook is er een openbare raadpleging gehouden. Tussen december 2004 en februari 2005 zijn aan de hand van een raadplegingsdocument de standpunten van de belanghebbenden over het voorgestelde KCI verzameld. Centraal hierin stonden de voordelen en de toegevoegde waarde van het samenvoegen van de verschillende elementen in een enkel programma en de relatie van dit programma met andere communautaire maatregelen inzake concurrentievermogen en innovatie. Daarnaast werden de belanghebbenden over enkele specifieke componenten van het KCI afzonderlijk geraadpleegd.

Het idee om een kader voor acties ter bevordering van het concurrentievermogen en innovatie te scheppen, kreeg overal een positief onthaal, hoewel sommigen vreesden dat de identiteit, de zichtbaarheid en het politieke zwaartepunt van de specifieke programma's zouden verwateren. De hoofddoelstellingen van het programma kregen een overweldigende steun; dit gold met name de ondersteuning van innovatie. De respondenten waren het erover eens dat er duidelijk behoefte was aan Europese interventies op deze gebieden, ook al zijn de lidstaten hiervoor in eerste instantie verantwoordelijk. De meeste belanghebbenden zien in het voorgestelde kaderprogramma een mogelijkheid de programma's die er deel van uitmaken gebruikersvriendelijker te maken en gemakkelijker toegankelijk voor het MKB.

Uit het raadplegingsproces kwamen veel nuttige commentaren en voorstellen naar voren. Deze betroffen evenwel meer de programmering en de uitvoering dan het besluit zelf; te zijner tijd zal er rekening mee worden gehouden.

Subsidiariteit en evenredigheid



Overeenkomstig de rechtsgronden van het KCI worden de vastgestelde uitdagingen op evenredige wijze en in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel aangepakt[33]. Voor alle gebieden waarop het KCI van toepassing is, delen de lidstaten en de Gemeenschap de verantwoordelijkheid[34]. Het KCI wordt alleen toegepast wanneer het gebruik van communautaire instrumenten ter verbetering van de resultaten op nationaal of subnationaal niveau of voor het bereiken van de communautaire doelen aantoonbaar een toegevoegde waarde voor Europa heeft. De voor de onderdelen van het KCI opgerichte beheerscomités zien erop toe dat de door het KCI ondersteunde activiteiten in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de lidstaten. Voor de evenredigheid zal met name worden gezorgd door de interventies te richten op aspecten waar de markt tekortschieten.

De programma-instrumenten zijn ook in overeenstemming met het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel:

- De communautaire financiële instrumenten voor het MKB geven de nationale instrumenten een extra hefboomeffect omdat ze door de AAA-rating van het EIF worden gesteund. De evenredigheid van deze instrumenten wordt verzekerd door via op de markt aanwezige intermediairs voor een hefboomeffect te zorgen. Er worden problemen aangepakt die ondanks de integratie van de markt voor financiële diensten blijven optreden als gevolg van erkend, hardnekkig marktfalen. De instrumenten vormen een aanvulling op andere (op de eigen middelen gebaseerde) interventies van het EIF en op activiteiten van andere internationale financiële instellingen. Door de Europese dimensie worden goede werkwijzen in verband met deze instrumenten verspreid en worden gecoördineerde activiteiten gestimuleerd. In veel lidstaten zijn er op dit gebied tekortkomingen en levert de toegang tot een geschikte financiering nog steeds een obstakel op voor ondernemerschap, innovatie, de ontwikkeling van de informatiemaatschappij en de ontwikkeling en toepassing van milieutechnologieën.

- De communautaire steun voor diensten ter ondersteuning van het bedrijfsleven en de innovatie in Europa helpen de partnerorganisaties in de lidstaten het MKB meer van deze diensten te verstrekken en de samenwerking tussen bedrijven in de EU te bevorderen. Wanneer de steun overal op dezelfde manier gestructureerd is, kunnen de afzonderlijke centra gedecentraliseerde informatie- en adviesdiensten aanbieden. De proportionaliteit wordt verzekerd door de samenwerking met partnerorganisaties die goed in het economisch leven van hun regio zijn geïntegreerd.

- Acties inzake beleidsontwikkeling, zoals de uitwisseling van ervaringen, benchmarking en de coördinatie van nationaal beleid, helpen de autoriteiten de aanpak van de voorwaarden voor ondernemerschap, MKB-ontwikkeling, innovatie, eco-innovatie en de ontwikkeling en invoering van ICT in hun beleid te verbeteren. Deze uitwisseling van ervaringen, die deel uitmaakt van de open coördinatiemethode, wordt gebruikt als middel om de nationale autoriteiten te helpen hun eigen beleidsverantwoordelijkheden te verbeteren. In aansluiting hierop zijn partnerschappen mogelijk, waarvan de toegevoegde waarde voor de Gemeenschap voortkomt uit hun grensoverschrijdende aard.

- De belangrijkste steun voor bedrijfsinnovatieprojecten in Europa vloeit voort uit nationale en regionale programma's. Juist door hun nationale en regionale versplintering kunnen ze evenwel geen gebruik maken van het creatieve potentieel dat in andere EU-landen beschikbaar is. Dit probleem wordt aangepakt door steun te verlenen voor samenwerking tussen nationale en regionale programma's voor bedrijfsinnovatie, met name door uitwisselingen en de bevordering van optimale werkwijzen.

- Projecten voor gezamenlijke rekening, zoals implementatie-, proef- en markttoepassingsprojecten, hebben ten doel innovatie, de vorming van netwerken tussen belanghebbenden en de overdracht en introductie van nieuwe technologieën op de markt te stimuleren, vaak op grensoverschrijdende basis. De financiële steun voor deze projecten wordt gebaseerd op de toegevoegde waarde van de actie voor de Gemeenschap en in overeenstemming met de doelstellingen en het werkprogramma van het desbetreffende programma.

11.

Budgettaire consequenties


Het 'financieel memorandum' bij dit besluit vermeldt de indicatieve gevolgen voor de begroting. Het besluit is in overeenstemming met de financiële programmering voor het tijdvak 2007-2013, zoals voorgesteld door de Commissie[35].