Toelichting bij COM(2005)119-1 - Zevende kaderprogramma van de EG voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007 tot 2013)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. CONTEXT VAN HET VOORSTEL

De politieke context en doelstellingen betreffende dit voorstel zijn opgenomen in de tegelijkertijd door de Commissie ingediende Mededeling “Bouwen aan de EOR van kennis voor groei”[1].

Kennis staat centraal in de Lissabon-agenda, en onderbouwt alle elementen ervan. Onderzoek en technologie zijn, samen met onderwijs en innovatie, de componenten van de “kennisdriehoek”.

Om de “meest dynamische en concurrerende kenniseconomie in de wereld” te worden en bovendien het “Europese model” te behouden, moet Europa zijn onderzoeksinspanning verhogen tot 3% van het BBP van de EU en zijn capaciteiten op dit gebied beter benutten door het omzetten van wetenschappelijke resultaten in nieuwe producten, procédés en diensten.

Aan de zijde van de lidstaten en in nauwe samenwerking ermee moet de EU, beginnend met het kaderprogramma voor onderzoek, haar wettelijke en financiële instrumenten mobiliseren voor dit doel.

2. VOORAFGAAND OVERLEG

Bij de opstelling van de onderhavige voorstellen heeft de Commissie, in het kader van breed overleg, rekening gehouden met de zienswijzen die door de andere EU-instellingen, met name het Europees Parlement en de lidstaten, en door veel stakeholders, inclusief de wetenschappelijke wereld en industrie, zijn geformuleerd.

Dit voorstel steunt ook op een grondige effectbeoordeling. Deze effectbeoordeling werd gebaseerd op inbreng van stakeholders, interne en externe evaluaties en andere studies, en bijdragen van erkende Europese experts op het gebied van evaluatie en effectbeoordeling. De bevinding van de beoordeling was dat Europa geconfronteerd wordt met veel economische, sociale en ecologische uitdagingen die mede door wetenschap en technologie kunnen worden aangepakt; dat het Europese wetenschappelijke en technologische systeem evenwel zwakke plekken heeft; en dat de EU onderzoek met succes ondersteund heeft via vroegere kaderprogramma's.

3. JURIDISCHE ASPECTEN

Het voorstel voor het EG-kaderprogramma, dat de periode 2007-2013 bestrijkt, is gebaseerd op titel XVIII van het Verdrag, artikelen 163 tot 171, die voorziet in een EU-onderzoeksbeleid en de financiële instrumenten ervan, met name het meerjarenkaderprogramma voor onderzoek.

Teneinde de excellentie te versterken en het gemiddelde niveau van het onderzoek in Europa op te trekken, is het basisprincipe het stimuleren, organiseren en benutten van alle vormen van samenwerking in onderzoek, gaande van samenwerking bij gezamenlijke projecten en netwerken tot de coördinatie van nationale onderzoeksprogramma’s, concurrentie op Europees niveau alsmede de gezamenlijke uitvoering van grote technologie-initiatieven en de gemeenschappelijke ontwikkeling van infrastructuren van Europese dimensie en van Europees belang.

Wegens de stijgende kosten van onderzoek en de noodzaak om kritische massa’s van mankracht en middelen samen te brengen alsmede op te voorschijn komende behoeften of het best op Europees niveau te dekken behoeften in te spelen, is de omvang van de actie evenredig met het volume van de behoeften in de EU-25.

Teneinde het effect van de financiële steun van de EU te maximaliseren, worden onder het zevende kaderprogramma de verbanden en complementariteiten met zowel de nationale activiteiten en beleidslijnen als met andere EU-acties en –financieringsbronnen versterkt.

4. BUDGETTAIRE IMPLICATIE

Het bijgevoegde “financieel memorandum bij het besluit” behandelt de budgettaire implicaties en de mankracht en administratieve middelen.

1.

Vereenvoudiging



Een hoofdkenmerk van het zevende kaderprogramma is een belangrijke vereenvoudiging van de werking ervan ten opzichte van de vorige kaderprogramma's. De in dit verband beoogde maatregelen worden beschreven in het werkdocument betreffende uitvoering dat het voorstel begeleidt. Deze hebben betrekking op de gehele financieringscyclus, inclusief de vereenvoudiging van financieringssystemen, administratieve en financiële regels en procedures alsmede de leesbaarheid en gebruikersvriendelijkheid van documenten. De Commissie is voornemens onder haar verantwoordelijkheid activiteiten te externaliseren die een groot aantal kleine verrichtingen genereren. Een uitvoerend agentschap wordt met name belast met het beheer van de Marie Curie-acties, de ondersteuning van KMO’s alsmede administratieve taken in verband met andere onderzoeksprojecten, inclusief collaboratieve onderzoeksprojecten. Deze benadering wordt tevens gevolgd voor de uitvoering van de activiteiten van de Europese Onderzoeksraad (ERC).

6. INHOUD

Het zevende kaderprogramma wordt georganiseerd volgens vier specifieke programma’s, die overeenstemmen met vier belangrijke doelstellingen van het Europese onderzoeksbeleid:

- Samenwerking

Er wordt steun verleend voor de hele waaier van in transnationaal samenwerkingsverband uitgevoerde onderzoeksactiviteiten, gaande van collaboratieve projecten en netwerken tot de coördinatie van onderzoeksprogramma’s. Internationale samenwerking tussen de EU en derde landen is een integrerend onderdeel van deze actie.

- Ideeën

Er wordt op alle wetenschappelijke en technologische gebieden, inclusief op het gebied van engineering, sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen, een autonome Europese Onderzoeksraad opgericht ter ondersteuning van door onderzoekers aangestuurd “grensverleggend onderzoek” dat wordt uitgevoerd door individuele teams die concurreren op Europees niveau.

- Mensen

De “Marie Curie-acties” genoemde activiteiten ter ondersteuning van de opleiding en loopbaanontwikkeling van onderzoekers worden versterkt, met een betere focus op sleutelaspecten van vaardigheden en loopbaanontwikkeling en versterkte koppelingen met nationale systemen.

- Capaciteiten

Er wordt steun verleend voor sleutelaspecten van Europese onderzoeks- en innovatiecapaciteiten: onderzoeksinfrastructuren; onderzoek ten behoeve van KMO's; regionale door onderzoek aangestuurde clusters; ontsluiting van het volledige onderzoekspotentieel in de “convergentieregio’s” van de EU; kwesties op het gebied van “wetenschap in de maatschappij”; “horizontale” activiteiten voor internationale samenwerking.

Via deze vier specifieke programma’s wordt ernaar gestreefd de totstandbrenging van Europese kernen van excellentie mogelijk te maken.

Bovendien is er een specifiek programma voor de niet-nucleaire acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek.

Het programma Samenwerking wordt georganiseerd volgens subprogramma’s, die zoveel mogelijk operationeel autonoom zijn, maar tegelijkertijd coherentie en consistentie vertonen en gezamenlijke, themaoverschrijdende benaderingen van onderzoeksthema’s van gemeenschappelijk belang mogelijk maken.

Voor het onderdeel “Samenwerking” zijn de volgende negen thema’s vastgesteld:

- Gezondheid;

- Voeding, landbouw en biotechnologie;

- Informatie- en communicatietechnologieën;

- Nanowetenschappen, nanotechnologieën, materialen en nieuwe productietechnologieën;

- Energie;

- Milieu (inclusief klimaatverandering);

- Vervoer (inclusief luchtvaart);

- Sociaal-economische wetenschappen en geesteswetenschappen;

- Veiligheid en ruimte vaart.