Toelichting bij COM(2006)748 - Intrekking van richtlijn 71/304/EEG betreffende de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten op het gebied van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en van de gunning van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken door bemiddeling van agentschappen of filialen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Met dit voorstel wordt beoogd bij te dragen tot de vereenvoudiging van het acquis communautaire door een achterhaalde richtlijn in te trekken.

Algemene context


Na de aanneming van haar mededeling betreffende de modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire[1] heeft de Commissie het analytisch onderzoek van het acquis geïntensiveerd om na te gaan of er wetgevingsbesluiten achterhaald waren en bijgevolg konden worden ingetrokken in het belang van de vereenvoudiging. Een van de besluiten die in dit verband werden onderzocht, was Richtlijn 71/304/EEG van de Raad van 26 juli 1971 betreffende de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten op het gebied van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken en van de gunning van overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken door bemiddeling van agentschappen of filialen[2]. Richtlijn 71/304/EEG, die uitsluitend van toepassing is op de uitvoering van werken[3], verplicht de lidstaten er in de eerste plaats toe de beperkingen op te heffen "… ten aanzien van de toegang tot, de gunning van, de uitvoering van of de deelneming aan de uitvoering van opdrachten voor de uitvoering van werken voor rekening van de Staat, de territoriale lichamen en de publiekrechtelijke rechtspersonen". De opheffing van deze beperkingen komt ten goede aan economische subjecten die rechtstreeks of door bemiddeling van agentschappen of filialen als dienstverrichter optreden. In de richtlijn wordt een aantal op te heffen beperkingen opgesomd, zoals de bepalingen die de entiteiten die een opdracht voor de uitvoering van werken of een concessieovereenkomst voor het verrichten van dienstprestaties of de uitvoering van werken gunnen, ertoe verplichten bij de keuze van hun subcontractanten een discriminerende behandeling toe te passen[4], of het voorbeeld van de technische specificaties die een discriminerende werking hebben. De richtlijn legt de lidstaten tevens de verplichting op erop toe te zien dat buitenlandse ondernemers dezelfde toegang hebben tot kredieten, steunmaatregelen en subsidies als binnenlandse en dat buitenlandse ondernemers 'onbeperkt en in ieder geval onder dezelfde voorwaarden als de eigen onderdanen over de voorzieningsmogelijkheden beschikken, waarop de Staat controle kan uitoefenen en waarover zij moeten beschikken om hun opdracht te kunnen uitvoeren'[5]. Deze richtlijn bestaat derhalve uit twee delen. Het eerste deel slaat op de procedure voor het plaatsen van overheidsopdrachten, die thans wordt geregeld bij de Richtlijnen 2004/18/EG en 2004/17/EG[6]. Het tweede deel betreft de niet-discriminerende toegang tot werken in het algemeen en heeft rechtstreeks betrekking op de toepassing van de artikelen 43 en 49 van het EG-Verdrag vóór of na van het doorlopen van de aanbestedingsprocedure. Het eerste deel is achterhaald door de na de vaststelling van deze richtlijn van 1971 uitgevaardigde wetgevingsbesluiten betreffende overheidsopdrachten, waarvan de laatste de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG zijn. Wat het tweede deel betreft, zij erop gewezen dat de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake het vrij verrichten van diensten sterk is geëvolueerd sinds Richtlijn 71/304/EEG in werking is getreden[7]. Zo is duidelijk gemaakt dat artikel 49 van het EG-Verdrag alle zonder onderscheid geldende maatregelen verbiedt die de uitoefening van de vrijheid van dienstverrichting kunnen belemmeren[8]. Artikel 49 van het EG-Verdrag heeft bijgevolg voortaan een ruimere werkingssfeer dan artikel 3 van Richtlijn 71/304/EEG. Er mag dus worden geconcludeerd dat Richtlijn 71/304/EEG haar bestaansreden heeft verloren en derhalve mag worden ingetrokken zonder dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de rechten van de economische subjecten.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


Het gebied waarop het voorstel betrekking heeft, valt niet alleen onder het Verdrag (met name de artikelen 43 en 49), maar wordt thans ook bestreken door Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten[9] en Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten[10].

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie


Niet van toepassing.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Onnodig, aangezien de rechten van de economische subjecten en de plichten van de aanbestedende diensten en entiteiten ongewijzigd blijven.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling


Onnodig, aangezien de rechten van de economische subjecten en de plichten van de aanbestedende diensten en entiteiten ongewijzigd blijven.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)


Het voorstel voorziet in de intrekking van Richtlijn 71/304/EEG, die achterhaald is als gevolg van de ontwikkeling van de jurisprudentie en de wetgeving op het gebied van overheidsopdrachten.

Rechtsgrondslag


Artikel 47, lid 2, en de artikelen 55 en 95 van het Verdrag.

Subsidiariteitsbeginsel


Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

de formele intrekking van een richtlijn waarvan de geldigheid niet beperkt is in de tijd, kan slechts geschieden door de aanneming van een wetgevingsbesluit;

de intrekking zal geen financiële gevolgen hebben.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld(e) instrument(en): richtlijn.

Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Mutatis mutandis is het voorstel op dezelfde Verdragsbepalingen gebaseerd als de in te trekken richtlijn. Deze rechtsgrondslagen schrijven de keuze van een richtlijn voor.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel voorziet in een vereenvoudiging van de wetgeving.

Het acquis communautaire zal geen wetgevingsbesluit meer bevatten dat overbodig is geworden.

Europese Economische Ruimte


De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

F-

1. 2006/0249 (COD)