Toelichting bij COM(2007)523 - Afwijking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, wat betreft de braaklegging voor 2008

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



De redenen voor het indienen van dit voorstel zijn te vinden in de situatie op de markt voor granen. Het doel ervan is de landbouwers de mogelijkheid te bieden om de met braakleggingstoeslagrechten gepaard gaande hectaren te gebruiken voor landbouwdoeleinden, met name voor de productie van aanvullende hoeveelheden graan die de gespannen marktsituatie kunnen helpen verlichten.

Algemene context



De markt voor granen wordt aan het begin van het verkoopseizoen 2007/2008 gekenmerkt door historisch hoge prijzen.

Het lage niveau van de voorraden van de Europese Unie aan het einde van het verkoopseizoen 2006/2007 was terug te voeren op een onverwacht matige oogst in 2006 (266 miljoen ton) als gevolg van ongunstige weersomstandigheden in de oogstperiode. De interventievoorraden zijn tijdens het verkoopseizoen aanzienlijk geslonken, van 14 miljoen ton tot 2,5 miljoen ton, en bestaan vooral uit in Hongarije opgeslagen maïs. De hoeveelheid die voor interventie werd aangeboden, is nauwelijks het vermelden waard. Meer dan 8 miljoen ton (waaronder 2,9 miljoen ton tarwe, 3,4 miljoen ton maïs, 1,4 miljoen ton gerst en ca. 395 000 ton rogge) is uit de interventie gehaald en op de interne markt ter beschikking gesteld. De ramingen van de particulier opgeslagen voorraden variëren, maar alle analisten zijn het erover eens dat deze in 2006/2007 aanzienlijk zijn geslonken. De invoer van granen in de EU-27 wordt geraamd op 12,4 miljoen ton (10 miljoen ton in 2005/2006) en de uitvoer op 19,1 miljoen ton (24,9 miljoen ton in 2005/2006). Ondanks de zeer ongunstige euro/dollarkoers kon zonder restitutie worden geëxporteerd.

Het droge en ongewoon warme weer in april van dit jaar zal het opbrengstpotentieel waarschijnlijk een zware klap hebben toegebracht. Deze negatieve factor werd gedeeltelijk goedgemaakt door de weldoende regen die in mei over de westelijke lidstaten trok, maar in het zuidoosten van Europa bleef het warm en droog, met name in Roemenië en Bulgarije, waar een nooit geziene droogte heerste. De voorlopige oogstramingen voor 2007 liggen nog steeds dicht in de buurt van het niveau van vorig jaar, wat betekent dat de particulier opgeslagen voorraden in de EU tegen het einde van het verkoopseizoen 2007/2008 verder zullen dalen. Op mondiaal niveau wordt verwacht dat de voorraden aan het einde van het verkoopseizoen 2007/2008 een historisch laag niveau zullen bereiken, met name in de voornaamste exporterende landen.

In dit verband zij erop gewezen dat wanneer de EU in 2008 een 'normale' oogst binnenhaalt, conform de voor de oogstcijfers geldende tendensen en mét toepassing van de voorgestelde afwijking voor de braaklegging in de Europese Unie voor 2008, de particulier opgeslagen voorraden slechts gedeeltelijk zullen kunnen worden aangevuld en de totale voorraden aan het eind van het verkoopseizoen 2008/2009 kleiner zullen zijn dan de voorraden aan het begin van het huidige verkoopseizoen. De combinatie van een slechte oogst in 2008 en een braakleggingspercentage van 10 % kan een ernstig gevaar betekenen voor de interne markt.

De braaklegging werd als aanbodcontrolerend beheersinstrument ingevoerd toen de potentiële graanproductie in de Europese Unie de afzetmogelijkheden op de markt overschreed, en werd met ingang van 1988/1989 op vrijwillige basis toegepast. Na de hervorming van 1992 werd de regeling verplicht; onder de algemene regeling vallende producenten moesten een bepaald percentage van de door hen opgegeven oppervlakte braakleggen om in aanmerking te komen voor rechtstreekse betalingen. Naar aanleiding van de hervorming van 2003 kregen zij braakleggingstoeslagrechten, die elk recht geven op een betaling indien zij gepaard gaan met een voor dat recht in aanmerking komende hectare uit productie genomen grond.

Het percentage voor de verplichte braaklegging werd oorspronkelijk jaarlijks bepaald, tot in 1999/2000, toen het in het belang van de vereenvoudiging permanent op 10 % werd vastgesteld. In de lidstaten die geopteerd hebben voor de bedrijfstoeslagregeling (Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije, Litouwen, Letland, Estland, Cyprus, Bulgarije en Roemenië) zijn de landbouwers vrijgesteld van de braakleggingsverplichting.

Het areaal dat momenteel in de Europese Unie onder de verplichte braaklegging valt, bedraagt 3,8 miljoen hectare. Indien het braakleggingspercentage op 0 % wordt vastgesteld, zou 1,6 tot 2,9 miljoen hectare weer in productie kunnen worden genomen. Op basis van de gemiddelde opbrengsttendensen zou op deze grond wellicht ca. 10 miljoen graan voor de markt kunnen worden geproduceerd. Gaat men uit van een scenario waarin boeren beslissen zoveel mogelijk vrijgekomen grond te gebruiken voor de productie van graan in plaats van andere gewassen (vooral oliehoudende zaden) kan deze hoeveelheid stijgen tot 17 miljoen ton.

De vaststelling van het braakleggingspercentage op 0 % verplicht landbouwers niet de betrokken grond weer in productie te nemen. Zij kunnen deze op vrijwillige basis braak laten liggen en milieumaatregelen blijven toepassen. De randvoorwaarden gelden voor alle akkerbouwgrond.

Tot slot heeft de braakleggingsregeling, die weliswaar als marktmaatregel werd ingevoerd, in een groot aantal regio's ook gunstige gevolgen gehad voor het milieu. Terecht kan daarom de vraag worden gesteld hoe het behoud van deze voordelen kan worden gegarandeerd wanneer de verplichte langetermijnbraaklegging eenmaal is afgeschaft. De Commissie zal zich over deze kwestie buigen in het kader van de hervorming van het GLB in 2008.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied



Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU



Om een permanent geldend besluit te kunnen nemen, dient te worden geanalyseerd hoe en met welke middelen het wegvallen van de positieve bijwerkingen van braaklegging voor het milieu kan worden opgevangen.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Het voorstel werd aangekondigd aan de ministers van landbouw tijdens de Landbouwraad van 16 juli 2007 en er werd een persbericht gepubliceerd. De belangrijkste Europese verenigingen van landbouwers, het bedrijfsleven en de handel hebben hun steun voor het voorstel uitgesproken[1].

Gezien de ernstige marktsituatie moet dringend een besluit worden genomen. De landbouwers dienen daarvan op de hoogte te worden gebracht vóór zij beslissen over de inzaai in het najaar van 2007.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Er hoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling



Niet van toepassing.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel



Doel van dit voorstel is het percentage voor de verplichte braaklegging voor 2008 vast te stellen op 0 %.

In het kader van de werking van de bedrijfstoeslagregeling houdt de maatregel in dat om het even welke voor braakleggingstoeslagrechten in aanmerking komende hectare recht geeft op het bedrag dat overeenstemt met die braakleggingstoeslagrechten terwijl de braakgelegde grond toch voor landbouwdoeleinden mag worden gebruikt.

Rechtsgrondslag



Artikel 37, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

Subsidiariteitsbeginsel



Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheidsbeginsel



Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, aangezien een slecht graanoogst in 2008 een ernstig gevaar voor de interne markt kan betekenen.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: verordening van de Raad.Andere instrumenten zouden om de volgende reden ongeschikt zijn: een verordening moet gewijzigd worden bij een verordening.

3.

Gevolgen voor de begroting



Uitgaande van de voor de oogstcijfers geldende tendensen wordt niet verwacht dat de verlaging van het percentage voor braaklegging tot 0 % zal leiden tot een stijging van de interventievoorraden tijdens het verkoopseizoen 2008/2009. Gezien de huidige krapte op de markt, de hoge marktprijzen en de vooruitzichten zal het voorstel er waarschijnlijk niet toe leiden dat extra interventievoorraden worden opgebouwd en daarvoor in de begrotingsjaren 2009 en 2010 begrotingsmiddelen moeten worden ingezet.

4.

Aanvullende informatie



Vereenvoudiging



Het voorstel voorziet in een vereenvoudiging van de administratieve procedures voor de (nationale of Europese) overheidsinstanties.

Het voorstel is onder referentienummer 2007/AGRI/052 opgenomen in het werk- en wetgevingsprogramma van de Commissie.