Toelichting bij COM(2007)330 - Machtigingen voor visserijactiviteiten van gemeenschappelijke vissersvaartuigen buiten de gemeenschappelijke wateren en de toegang van vaartuigen van derde landen tot de gemeenschappelijke wateren - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2007)330 - Machtigingen voor visserijactiviteiten van gemeenschappelijke vissersvaartuigen buiten de gemeenschappelijke wateren en de ... |
---|---|
bron | COM(2007)330 |
datum | 18-06-2007 |
·
Motivering en doel van het voorstel
Het voorstel strookt met het voorstel in het “Actieplan 2006-2008 voor een vereenvoudiging en verbetering van het gemeenschappelijk visserijbeleid” [1]. In het licht van de gewijzigde omstandigheden waarin de visserij buiten de communautaire wateren wordt uitgeoefend sinds de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 3317/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van algemene bepalingen inzake machtiging tot het verrichten van visserijactiviteiten in de wateren van een derde land in het kader van een visserijovereenkomst [2] en om te voldoen aan de internationale verplichtingen is het nodig een algemene communautaire regeling in te stellen inzake machtigingen voor alle visserijactiviteiten van communautaire vaartuigen buiten de communautaire wateren.
Daarnaast moeten ook de regels inzake de toegang van onder de vlag van een derde land varende vaartuigen tot de communautaire wateren, die momenteel in diverse rechtsteksten zijn vastgesteld, opnieuw worden omschreven en, voor zover dat dienstig is, worden afgestemd op de regels die gelden voor de communautaire vissersvaartuigen.
Als overal waar mogelijk elektronische gegevensuitwisseling in het bestuurlijke proces wordt ingevoerd, zal dit de snelheid van de procedures doen toenemen, de kwaliteit van de resultaten verbeteren, alle betrokken bestuursdiensten in staat stellen online of via de e-mail feedback te krijgen en de algemene efficiëntie van het bestuurlijke proces verhogen.
·
Algemene context
Het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) heeft niet alleen betrekking op de visserijactiviteiten in de communautaire wateren, maar ook op de visserijactiviteiten van communautaire vissersvaartuigen buiten die wateren. De visserijactiviteiten in de internationale wateren en in de wateren van derde landen zijn grotendeels geregeld in bilaterale of multilaterale overeenkomsten waarbij de Gemeenschap partij is. Om te voldoen aan de verplichtingen die uit deze overeenkomsten voortvloeien en om bij te dragen tot de doelstellingen van het GLB is het van belang dat er een duidelijk samenstel van regels is inzake de machtiging tot het verrichten van visserijactiviteiten en inzake het toezicht op die actviteiten door de lidstaten en de Commissie.
De communautaire vissersvloot is in de territoriale wateren van een 20-tal derde landen actief in het kader van bilaterale overeenkomsten tussen die landen en de Gemeenschap. Voor de meeste van die overeenkomsten moet de Gemeenschap een financiële bijdrage betalen. Dit is met name het geval voor de overeenkomsten met Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse staten, zoals bijvoorbeeld Gabon, Kaapverdië, Senegal, Mauritanië, Madagaskar, Mozambique, Mauritius, São Tomé en Principe, de Seychellen, Kiribati, Micronesië en de Salomonseilanden, maar bijvoorbeeld ook voor de overeenkomst met Groenland. Voor de overige “noordelijke overeenkomsten”, gesloten met Noorwegen, IJsland en de Faeroër, en de overeenkomst met Frans-Guyana hoeft de Gemeenschap dan weer geen financiële bijdrage te betalen, maar worden hoofdzakelijk visrechten verhandeld.
In de internationale wateren verricht de communautaire vloot visserijactiviteiten met inachtneming van de bepalingen van verschillende regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's): de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO), de Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (ICCAT), de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC), de Visserijcommissie voor het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC), de Commissie voor de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (WCPFC), de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR), de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM), de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) en de Visserijcommissie voor het zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (SEAFO).
Naast de activiteiten die bij deze overeenkomsten zijn geregeld, verrichten de communautaire vissersvaartuigen ook visserijactiviteiten in volle zee, waarvoor geen enkele specifieke overeenkomst geldt.
De visserijactiviteiten worden beheerd via machtigingen die aan de betrokken vaartuigen worden verleend. De soort van de af te geven machtiging en de procedures verschillen naargelang van de betrokken overeenkomst.
Bij bilaterale overeenkomsten is het derde land verantwoordelijk voor de afgifte van de machtigingen. Nadat de overeenkomst is gesloten en de Raad de rechten over de lidstaten heeft verdeeld, stuurt de Commissie de aanvragen door naar het derde land en licht zij nadien de lidstaten in over de afgegeven machtigingen. De administratieve procedures die voor deze soort van overeenkomsten in de lidstaten en bij de Commissie moeten worden gevolgd, zijn vaak zwaar en vereisen de opstelling van gedetailleerde dossiers voor elk betrokken vaartuig. Als in de overeenkomst is bepaald dat de Gemeenschap een financiële bijdrage betaalt, brengt dit extra administratief werk met zich voor het berekenen van de visrechten, de foutenregistratie, enz. Een 400-tal communautaire vissersvaartuigen delen jaarlijks 1 600 vismachtigingen in het kader van dergelijke overeenkomsten. Bij overeenkomsten zonder financiële bijdrage komen vaak quotaoverdrachten voor, waarvoor nieuwe machtigingen moeten worden aangevraagd. Ongeveer 850 communautaire vissersvaartuigen delen 1 600 machtigingen in het kader van deze soort van overeenkomsten.
De verlening van machtigingen om te vissen overeenkomstig de bepalingen van een ROVB wordt meestal gecoördineerd door het secretariaat van de betrokken ROVB. Over het algemeen zijn de procedures eenvoudiger. In de meeste gevallen vindt de verlening van de machtigingen plaats door de opstelling van een lijst van gemachtigde vaartuigen, die naar het secretariaat van de ROVB wordt gestuurd. De procedures voor de verschillende ROVB’s zijn evenwel niet geharmoniseerd. Momenteel zijn ongeveer 8 000 communautaire vissersvaartuigen gemachtigd (13 000 machtigingen) om te vissen overeenkomstig de bepalingen van een ROVB.
Aan vaartuigen die de vlag van een derde land voeren kan toegang tot de communautaire wateren worden verleend. Nu zijn er 250 vaartuigen visgerechtigd en meestal gaat het om Noorse vaartuigen die in de communautaire wateren mogen vissen in het kader van een jaarlijkse overeenkomst tussen Noorwegen en de Gemeenschap. De procedure voor het machtigen van vaartuigen van derde landen om in de communautaire wateren te vissen is anders dan bij de bovengenoemde activiteiten. Voor deze soort van machtigingen is de Commissie de voor afgifte bevoegde instantie, en de regels en voorschriften zijn vastgesteld in de regelgeving van de Gemeenschap en niet gebaseerd op bepalingen die voortvloeien uit de betrokken overeenkomsten.
·
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
De huidige bepalingen inzake de machtiging van communautaire vissersvaartuigen om te vissen buiten de communautaire wateren zijn vastgesteld in een groot aantal verschillende rechtsteksten. Verordening (EG) nr. 3317/94 bevat de algemene bepalingen met betrekking tot de procedure die moet worden gevolgd om aanvragen aan derde landen te doen toekomen.
Naast deze procedurebepalingen zijn er diverse specifieke voorschriften voor het verlenen van een machtiging om te vissen in het kader van bilaterale visserijovereenkomsten en overeenkomstig de bepalingen van regionale organisaties voor visserijbeheer, zoals bijvoorbeeld die in Verordening (EEG) nr. 2847/1993 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid [3], in Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn [4] en in tal van verordeningen van de Raad tot vaststelling van bepalingen betreffende bilaterale visserijovereenkomsten en betreffende ROVB’s.
Voorts zijn er met betrekking tot de visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van derde landen in de communautaire wateren bepalingen vastgesteld in titel VI van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en in de jaarlijkse TAC- en quotaverordening.
Dit voorstel is bedoeld om de bestaande bepalingen op elkaar af te stemmen en Verordening (EG) nr. 3317/94 en sommige bepalingen van de bovengenoemde verordeningen in te trekken. De specifieke bepalingen die in het kader van de verschillende overeenkomsten van toepassing zijn en geen rechtstreeks verband houden met de procedure en de voorschriften inzake de machtiging om te vissen, zullen van kracht blijven.
·
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU
Het voorstel zal de doelstellingen van het GVB dienen en de Gemeenschap in staat stellen haar internationale verplichtingen beter na te komen.
Inhoudsopgave
·
Raadpleging van belanghebbende partijen
Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten
De Commissie heeft verschillende malen vergaderd met de nationale bestuursdiensten. Er is ook overleg geweest met het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA).
Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden
De geraadpleegde partijen steunen de voorstellen van de Commissie om de procedures voor het beheer van de vismachtigingen te verduidelijken, te vereenvoudigen en te verbeteren.
Het voorstel om voor een betere naleving van de internationale verplichtingen te zorgen kreeg ruime steun. Sommige leden van het RCVA hebben uiting gegeven aan hun bezorgdheid over de toepassing van sancties voor minder ernstige overtredingen en over de bevoegdheden die de Commissie zou krijgen om te weigeren aanvragen door te sturen.
·
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden
Beheerders van vismachtigingen in de nationale bestuursdiensten en bij de Commissie.
Gebruikte methode
Er werden verschillende vergaderingen met deskundigen gehouden.
Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen
Beheerders van vismachtigingen: bestuursambtenaren van de lidstaten en de Commissie.
Ontvangen en gebruikte adviezen
Bij de vaststelling van de inhoud van de voorgestelde verordening is rekening gehouden met alle beschikbare expertise.
Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek
De meningen en adviezen van de deskundigen hadden betrekking op bestuurstaken. Zij werden niet voor het publiek beschikbaar gemaakt.
·
Effectbeoordeling
Deze verordening heeft tot doel de procedures voor het beheer van de vismachtigingen te vereenvoudigen en te verbeteren.
De toepassing ervan zal de dagelijkse werkzaamheden van de nationale bestuursdiensten en van de Commissie in grote mate vereenvoudigen. De verordening stelt duidelijke regels en één enkele procedure voor het beheer van alle vismachtigingen in en regelt de algemene verdeling van de bevoegdheden tussen de Commissie en de lidstaten.
Zij zal de werklast niet alleen voor de bestuursambtenaren, maar ook voor de vissers beperken, vooral door een grotere informatisering en automatisering van bepaalde procedures. Gezien het grote aantal machtigingen voor communautaire vissersvaartuigen dat de nationale bestuursdiensten en de Commissie elk jaar moeten verwerken, zal deze verordening een betere coördinatie van de werkzaamheden mogelijk maken en de dagelijkse taken van deze bestuursdiensten aanzienlijk vereenvoudigen.
Door de invoering van machtigingscriteria, sancties en een betere rapportering van de vangsten en de visserijinspanningen zal de verordening een betere naleving van de voorschriften door de vissers en een betere handhaving van de GVB-regels vergemakkelijken.
·
Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)
De voorgestelde verordening stelt algemene bepalingen en voorwaarden vast voor het doorsturen van de machtigingsaanvragen. Hierdoor zullen de lidstaten en de vissers duidelijk weten aan welke voorwaarden zij moeten voldoen en zal de Commissie het doorsturen van de aanvragen efficiënter en doeltreffender kunnen beheren. De toepassing van deze verordening zal de dagelijkse werkzaamheden van de nationale bestuursdiensten en van de Commissie vereenvoudigen. De verordening stelt duidelijke regels en één enkele procedure voor het beheer van alle vismachtigingen in en regelt de algemene verdeling van de bevoegdheden tussen de Commissie en de lidstaten.
Het voorstel zal ook het vereiste rechtskader bieden voor vereenvoudigde en uniforme elektronische gegevenstransmissie en voor de verbetering van de rapportering. Een dergelijke uitwisseling is niet alleen nodig om de technische ontwikkeling bij te houden, maar ook om de procedures te versnellen en tegelijk het risico van fouten tijdens het hele proces te verminderen. Door een dergelijk systeem zullen de Commissie en de lidstaten en, in voorkomend geval, de vissers in elke fase van het proces online of via de e-mail feedback kunnen krijgen en zal de algemene efficiëntie van het administratieve proces verhogen.
Het voorstel brengt niet alleen wijzigingen in het administratieve proces aan, maar zal, door de invoering van machtigingscriteria, sancties en een betere rapportering van de vangsten en de visserijinspanningen, betere waarborgen bieden voor de naleving van de regels door de vissers en voor een betere handhaving van de GVB-regels. De verordening verbiedt het verlenen van machtigingen voor vaartuigen die het voorafgaande jaar niet aan hun verplichtingen hebben voldaan of die door een ROVB op de lijst zijn geplaatst van de “IUU-vaartuigen”, dit zijn vaartuigen die betrokken waren bij illegale, niet-aangegeven en niet-gereglementeerde visserij (illegal, unreported and unregulated fishing – IUU).
Voorts wordt de inachtneming van de internationale verplichtingen in het kader van de verschillende overeenkomsten verbeterd door de invoering van maatregelen die de lidstaten ertoe verplichten het vissen te verbieden aan vaartuigen die bij een ernstige overtreding zijn betrokken of op een IUU-lijst zijn geplaatst.
Om ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoen aan hun verplichtingen tot rapportering over de visserijactiviteiten die in het kader van overeenkomsten plaatsvinden, wordt de handhaving van deze voorschriften door de Commissie verbeterd doordat de Commissie het recht krijgt te weigeren aanvragen van een lidstaat door te sturen zolang die lidstaat niet volledig aan zijn rapporteringsverplichtingen heeft voldaan.
Daarnaast moet de Commissie, om overmatig gebruik van visrechten te voorkomen, in staat worden gesteld te weigeren machtigingsaanvragen door te sturen als de voor de betrokken lidstaat beschikbare vangstmogelijkheden duidelijk ontoereikend zijn voor het aantal aangevraagde machtigingen.
Ten slotte moet, om een zo groot mogelijke benutting te garanderen van de vangstmogelijkheden waarover de Gemeenschap beschikt, een soort van mechanisme worden ingevoerd dat het mogelijk maakt de vismachtigingen tijdelijk te herverdelen als de vangstmogelijkheden worden onderbenut.
·
Rechtsgrondslag
Gelet op het brede toepassingsgebied van de verordening en gezien het belang van deze tekst voor de werking van het GVB in de internationale context wordt als rechtsgrond artikel 37 van het Verdrag genomen.
·
Subsidiariteitsbeginsel
Dit voorstel valt binnen de werkingssfeer van het GVB, waarvoor uitsluitend de Gemeenschap bevoegd is. Het subsidiariteitsbeginsel is dus niet van toepassing.
·
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:
· het stelt de Gemeenschap in staat aan haar internationale verplichtingen te voldoen;
· het streeft naar een eerlijke verdeling van de financiële en administratieve lasten over alle actoren.
·
Keuze van instrumenten
Aangezien het om een sector gaat waarvoor uitsluitend de Gemeenschap bevoegd is en de voorschriften rechtstreeks en gelijktijdig door alle betrokken actoren moeten worden toegepast, wordt gekozen voor een verordening als rechtsinstrument.
Er zijn geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.