Toelichting bij COM(2005)687 - Goedkeuring van de toetreding van de EG tot de Akte van Genève van de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen of modellen van nijverheid, aangenomen te Genève op 2 juli 1999

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

Op 12 december 2001 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen (hierna 'de Gemeenschapsmodellenverordening' genoemd) vastgesteld[1].

Bij de Gemeenschapsmodellenverordening is het stelsel van het Gemeenschapsmodel ingevoerd, dat modellen op het hele grondgebied van de Gemeenschap dezelfde bescherming met dezelfde rechtsgevolgen biedt. Volgens de verordening kan een model worden beschermd door een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel als het op de bij de verordening bepaalde wijze voor het publiek beschikbaar is gesteld, dan wel door een ingeschreven Gemeenschapsmodel als het volgens de bij de verordening bepaalde procedure is ingeschreven.

Het beheer van het Gemeenschapsmodel is bij de verordening toevertrouwd aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen), hierna 'het HBIM' genoemd[2]. Op 1 januari 2003 heeft het Bureau de mogelijkheid geopend om vanaf 1 april 2003 aanvragen om een ingeschreven Gemeenschapsmodel in te dienen.

Op 23 december 2003 is de Akte van 1999 van de Overeenkomst van 's-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen of modellen van nijverheid, die op 2 juli 1999 in Genève is aangenomen (hierna 'de Akte van Genève' genoemd), in werking getreden. De Akte van Genève biedt ontwerpers de mogelijkheid om door middel van één internationale registratie bescherming in een aantal landen te verkrijgen. Ingevolge de Akte van Genève hoeft dus slechts één internationale aanvraag te worden ingediend bij het Internationaal Bureau van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom (WIPO), in plaats van een reeks aanvragen bij diverse nationale of regionale bureaus.

Dit voorstel is bedoeld om het stelsel van het Gemeenschapsmodel en het bij de Akte van Genève ingevoerde internationale stelsel van inschrijving aan elkaar te koppelen. Aldus kunnen ontwerpers één internationale aanvraag bij het Internationaal Bureau van de WIPO indienen, waarbij naast andere Verdragsluitende Partijen de Europese Gemeenschap kan worden aangewezen om bescherming uit hoofde van het stelsel van het Gemeenschapsmodel te verkrijgen.

1.

2. De Akte van Genève


Het stelsel van s-Gravenhage is gebaseerd op de Overeenkomst van s-Gravenhage betreffende de internationale registratie van tekeningen of modellen van nijverheid. Die overeenkomst bestaat uit verschillende akten: de Akte van Londen uit 1934, de Akte van s-Gravenhage uit 1960 en de Akte van Genève uit 1999. Deze drie akten staan los van elkaar en hebben elk hun eigen bepalingen. Verdragsluitende Partijen kunnen naar keuze partij worden bij één, twee of alle drie de akten. Zij worden automatisch lid van de Unie van s-Gravenhage, waarbij momenteel 42 staten zijn aangesloten, waaronder 12 EU-lidstaten[3].

Het stelsel van internationale modelregistratie is ontstaan om redenen van eenvoud en kostenbesparing. Het biedt eigenaars van modellen uit een Verdragsluitende Staat immers de mogelijkheid om met zo weinig mogelijk formaliteiten en kosten bescherming voor hun model te verkrijgen.

De internationale aanvraag hoeft slechts in één taal (Engels of Frans) te worden ingediend, waarbij slechts eenmaal taksen worden betaald. De aanvrager moet aangeven in welke Verdragsluitende Staten bescherming wordt aangevraagd. Een internationale aanvraag wordt in de regel rechtstreeks naar het Internationaal Bureau gezonden. Na ontvangst gaat het Internationaal Bureau na of de internationale aanvraag voldoet aan de vormvereisten, waarna het de aanvraag – of eigenlijk de registratie – bekendmaakt in het International Designs Bulletin (op de website van de WIPO). Na die bekendmaking moet elk nationaal bureau nagaan in welke internationale registraties het is aangewezen en vervolgens, voorzover dat in de nationale wetgeving is voorgeschreven, een 'grondig onderzoek' van de aanvraag verrichten.

De inhoudelijke aspecten van de bescherming (waaronder met name het grondige onderzoek dat elk bureau verricht en de voorwaarden en draagwijdte van de bescherming) worden dus volledig bepaald door de wetgeving van elke aangewezen Verdragsluitende Partij.

Het onderzoek kan tot gevolg hebben dat het betrokken bureau het Internationaal Bureau meedeelt dat bescherming voor zijn grondgebied geweigerd is. Een internationale registratie mag echter niet worden geweigerd met het argument dat niet aan de vormvereisten wordt voldaan. Die vereisten worden namelijk geacht te zijn nageleefd omdat het Internationaal Bureau de aanvraag heeft onderzocht.

Na de internationale registratie heeft deze in elk van de aangewezen landen dezelfde rechtsgevolgen als wanneer zij daar rechtstreeks plaatsgevonden had. De internationale registratie is dus qua draagwijdte van de bescherming en tenuitvoerlegging gelijkwaardig aan een nationaal recht. Tegelijkertijd is de instandhouding van de bescherming dankzij de internationale registratie eenvoudiger: Er is slechts één vernieuwingsaanvraag nodig en eventuele wijzigingen (bv. van eigenaar of adres) kunnen via een simpele procedure worden verwerkt.

Met de Akte van Genève van 1999 werd een tweeledig doel nagestreefd:

- het stelsel van s-Gravenhage moest aantrekkelijker worden voor aanvragers en tot nieuwe leden worden uitgebreid. Daartoe zijn met de Akte van 1999 een aantal aspecten in het stelsel ingevoerd om toetreding tot de Unie van s-Gravenhage voor landen die stelsels voor het onderzoeken van modellen beheren (zoals de Verenigde Staten en Japan) te vergemakkelijken;

- er is een koppeling aangebracht tussen het internationale registratiestelsel en regionale stelsels door internationale organisaties de gelegenheid te geven partij bij de Akte te worden.

Dankzij deze tweede doelstelling kan de Europese Gemeenschap tot het stelsel van 's-Gravenhage toetreden. Het grondgebied van de EU wordt dan voor de toepassing van de Akte van Genève als één land beschouwd, waarvoor de regeling voor het Gemeenschapsmodel als 'nationale' wetgeving geldt. Het HBIM wordt belast met het grondige onderzoek van internationale aanvragen waarin de Gemeenschap is aangewezen.

Het stelsel van het Gemeenschapsmodel en het internationale registratiestelsel van de Akte van s-Gravenhage vullen elkaar aan. Het stelsel van de Gemeenschap biedt een volledig, uniform regionaal registratiestelsel voor modellen voor het hele grondgebied van de Europese Unie. De Overeenkomst van s-Gravenhage is een verdrag voor het centraliseren van de procedures voor het verkrijgen van modelbescherming op het grondgebied van de aangewezen Verdragsluitende Partijen.

Het stelsel van de Akte van Genève is op 1 april 2004 volledig operationeel geworden. Op die datum is zowel de Akte van Genève als de gemoderniseerde gemeenschappelijke regeling krachtens de Overeenkomst van 's-Gravenhage, die de hele procedure eenvoudiger maakt, van kracht geworden.

Rechtsgrondslag



Een besluit van de Gemeenschap tot toetreding tot de Akte van Genève moet worden gebaseerd op artikel 308 van het EG-Verdrag, de bepaling die ook als rechtsgrondslag dient voor de gemeenschappelijke regels (de Gemeenschapsmodellenverordening). Ook moet worden verwezen naar artikel 300 van het Verdrag, waarin het sluiten van akkoorden tussen de Europese Gemeenschap en één of meer staten of internationale organisaties is geregeld.

Een soortgelijke exercitie op het gebied van de intellectuele eigendom die onlangs tot stand is gekomen, is Besluit 2003/793/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot goedkeuring van de toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken, aangenomen te Madrid op 27 juni 1989[4]. Dat besluit is gebaseerd op artikel 308, juncto artikel 300, lid 2, tweede volzin, en lid 3, eerste alinea, van het EG-Verdrag.

2.

4. Procedure voor toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Akte van Genève


Krachtens artikel 27, lid 1, onder ii), van de Akte van Genève kan een intergouvernementele organisatie partij worden bij de Akte als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

– ten minste een van de lidstaten van de internationale organisatie is lid van de WIPO;

– de organisatie beheert een bureau waarbij de bescherming van tekeningen of modellen van nijverheid kan worden verkregen met rechtsgevolg op het grondgebied waarop het oprichtingsverdrag van de intergouvernementele organisatie van toepassing is;

– het bureau van die organisatie maakt niet het voorwerp uit van een kennisgeving ingevolge artikel 19 van de Akte van Genève.

De Europese Gemeenschap voldoet aan die voorwaarden. Om te beginnen zijn alle lidstaten lid van de WIPO. Ten tweede beheert het HBIM het bij Verordening nr. 6/2002 ingevoerde stelsel van het Gemeenschapsmodel. Ten derde maakt het HBIM geen voorwerp uit van een kennisgeving ingevolge artikel 19 van de Akte van Genève[5].

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de Akte van Genève moet een staat of internationale organisatie een akte van toetreding neerleggen als hij of zij de Akte niet heeft ondertekend. De Gemeenschap heeft de Akte van Genève niet ondertekend en moet daarom een akte van toetreding neerleggen. Volgens artikel 27, lid 3, onder a), is de datum van vankrachtwording van de neerlegging van een akte van toetreding de datum waarop deze akte wordt neergelegd. Zoals bepaald in artikel 28, lid 3, onder b), wordt de akte dan drie maanden na de datum waarop de akte van toetreding is neergelegd van kracht.

3.

5. In het kader van de toetreding van de Gemeenschap tot de Akte van Genève af te leggen verklaringen


Overeenkomstig de Akte van Genève en het gemeenschappelijk reglement van uitvoering van de Akte van Genève, de Akte van Londen en de Akte van s-Gravenhage van de Overeenkomst van s-Gravenhage kunnen of moeten Verdragsluitende Staten bepaalde verklaringen over de toepassing van het internationale registratiestelsel doen. Verklaringen in de akte van toetreding worden van kracht op de datum waarop de Verdragsluitende Partij door de Akte gebonden wordt.

De Commissie stelt voor dat over de volgende aangelegenheden verklaringen aan de directeur-generaal van de WIPO worden gericht.

i) Artikel 4, lid 1, onder a), van de Akte van Genève bepaalt dat de internationale aanvraag, naar keuze van de aanvrager, hetzij rechtstreeks bij het Internationaal Bureau, hetzij door tussenkomst van het bureau van de Verdragsluitende Partij van de aanvrager kan worden ingediend. Volgens artikel 4, lid 1, onder b), kan echter elke Verdragsluitende Partij kennisgeving doen van het feit dat door tussenkomst van haar bureau geen internationale aanvragen kunnen worden ingediend.

Eenvoud is het belangrijkste kenmerk van het stelsel van 's-Gravenhage en het maakt eigenlijk weinig uit waar het bureau gevestigd is waarbij de aanvragen moeten worden ingediend. Het is om dubbel werk te voorkomen dan ook beter als de Europese Gemeenschap niet de mogelijkheid geeft om aanvragen bij het HBIM in te dienen. Rechtstreekse indiening bij de WIPO verdient ook de voorkeur om bij de aanvragers verwarring te voorkomen tussen aanvragen voor de registratie van een Gemeenschapsmodel en aanvragen voor internationale registratie. Wat betreft de betaling van de basistaks voor een internationale aanvraag zou de zaak alleen nog maar ingewikkelder worden, want die moet hoe dan ook rechtstreeks aan het Internationaal Bureau worden betaald en wel op het moment van indiening van de aanvraag. Als de aanvragers dat bedrag per vergissing aan het HBIM betalen, moet het weer worden teruggestort.

Veelzeggend is ook dat de WIPO op dit moment geen aanvragen ontvangt via nationale bureaus van Verdragsluitende Partijen die daartoe wel de mogelijkheid bieden[6].

ii) Artikel 7 van de Akte van Genève bepaalt dat de voorgeschreven taksen een voor elke aangewezen Verdragsluitende Partij te betalen standaard-aanwijzingstaks omvatten. Verder kan elke Verdragsluitende Partij die een intergouvernementele organisatie is, verklaren dat voor elke aanvraag en elke vernieuwing van een internationale registratie waarbij zij wordt aangewezen, de standaard-aanwijzingstaks wordt vervangen door een individuele aanwijzingstaks, waarvan het bedrag wordt aangegeven in de verklaring en kan worden gewijzigd in latere verklaringen. Dit bedrag mag echter niet hoger zijn dan het bedrag dat de genoemde Verdragsluitende Partij van een aanvrager zou mogen ontvangen voor een nationale aanvraag en vernieuwing, verminderd met de besparingen die voortvloeien uit de internationale procedure. De aanwijzingstaks wordt door het Internationaal Bureau aan de desbetreffende Verdragsluitende Partij overgemaakt[7].

De keuze tussen de standaard-aanwijzingstaks en de individuele taks heeft financiële consequenties voor het HBIM. Daarom moet de Europese Gemeenschap van deze mogelijkheid gebruikmaken en haar eigen individuele aanwijzingstaks vaststellen.

Daarbij moeten een aantal factoren in aanmerking worden genomen. De taksen moeten hoog genoeg zijn om de kosten van de procedures voor de in de EU aangevraagde modelbescherming te dekken. Het gaat hier niet alleen om de kosten van het onderzoek van de modellen door het HBIM maar ook om ongeldigverklaringen en beroepsprocedures. Om het bedrag te kunnen vaststellen moet eerst een financiële analyse worden gemaakt. Daartoe moeten de belangrijkste voorwaarden voor toetreding tot de Overeenkomst van 's-Gravenhage grondig worden bestudeerd. Ook moet de Commissie een nauwkeuriger beeld hebben van het mogelijke aantal ongeldigverklaringen en beroepsprocedures naar aanleiding van internationale aanwijzingen, om te kunnen beoordelen hoeveel werk dit voor het HBIM meebrengt.

Aan de hand van die gegevens zal de Commissie een voorstel tot wijziging doen van de taksenverordening, waarin de hoogte en opbouw zijn vastgelegd van de taksen die voor de aanwijzing van de Europese Gemeenschap krachtens de Akte van Genève moeten worden betaald.

iii) Krachtens artikel 17, lid 3, onder c), van de Akte van Genève moet elke Verdragsluitende Partij de directeur-generaal kennisgeving doen van de in haar wetgeving voorziene maximum tijdsduur van bescherming. Overeenkomstig artikel 12 van de Gemeenschapsmodellenverordening kan de bescherming maximaal 25 jaar duren. De Europese Gemeenschap zal hiervan kennisgeving doen aan de directeur-generaal.

Andere verklaringen waarin de Akte van Genève of het gemeenschappelijk reglement van uitvoering voorzien zijn niet nodig of wenselijk. Een aantal van die verklaringen is niet relevant voor de Europese Gemeenschap omdat zij betrekking hebben op specifieke aspecten van nationale wetgeving die in de Gemeenschapsmodellenverordening niet voorkomen of daar niet voor gelden, of omdat zij alleen van belang zijn voor bureaus die onderzoeken verrichten[8]. De mogelijke verklaringen over de rechtsgevolgen van een wijziging van eigendom en de uitwisseling van documenten vereisen een nadere toelichting.

- Volgens artikel 16, lid 2, van de Akte van Genève kan een Verdragsluitende Partij de directeur-generaal van de WIPO in een verklaring ervan kennisgeving doen dat een inschrijving van een wijziging van eigendom in het internationale register niet dezelfde rechtsgevolgen heeft als wanneer deze inschrijving zou zijn gedaan in het register van de Verdragsluitende Partij zolang die Partij de desbetreffende verklaring of documenten niet heeft ontvangen. Om echter het internationale stelsel zo eenvoudig en efficiënt mogelijk te houden moet de Gemeenschap van een dergelijke verklaring afzien. Het internationale register zal in de EU dus volledig en rechtstreeks doorwerken.

- Volgens artikel 10, lid 5, onder a), van de Akte van Genève kan het bureau van elke Verdragsluitende Partij het Internationaal Bureau ervan in kennis stellen dat het onmiddellijk na de registratie een afschrift wenst te ontvangen van elke internationale registratie waarin het is aangewezen en van alle relevante verklaringen, documenten en specimens die de internationale registratie vergezellen. Voor de Gemeenschap zijn die afschriften niet nodig omdat het onderzoek naar de weigeringsgronden (openbare orde, goede zeden, omschrijving van het model) kan worden uitgevoerd aan de hand van de bekendmaking van de internationale registraties door het Internationaal Bureau. Het HBIM hoeft dus geen complete dossiers van de WIPO te ontvangen.

Artikelsgewijze toelichting



4.

Artikel 1


Artikel 1 behelst de goedkeuring van de Akte van Genève door de Raad. De tekst van de Akte van Genève is in alle officiële talen van de Europese Gemeenschap aan het besluit gehecht.

5.

Artikel 2


Artikel 2, lid 1, bepaalt dat de voorzitter van de Raad de akte van toetreding na vaststelling van het besluit neerlegt bij de directeur-generaal van de WIPO, overeenkomstig artikel 27 van de Akte van Genève. Om complicaties bij de uitvoering van de Akte van Genève in de Gemeenschap te vermijden is verder bepaald dat de akte van toetreding kan worden vastgesteld zodra de Raad en de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen hebben vastgesteld (een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen, een verordening van de Commissie tot wijziging van de uitvoeringsverordening (EG) nr. 2245/2002 en een verordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2246/2002 betreffende de taksen.

Lid 2 noemt de verklaringen die in de akte van toetreding worden gedaan.

6.

Artikel 3


Na toetreding tot de Akte van Genève wordt de Europese Gemeenschap lid van de Algemene Vergadering van de Unie van 's-Gravenhage (artikelen 20 en 21 van de Akte van Genève). Dit houdt bijvoorbeeld in dat de Gemeenschap in plaats van haar lidstaten aan de stemming kan deelnemen, met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal lidstaten die Partij zijn bij de Akte, en dat de Gemeenschap niet aan de stemming deelneemt als een van haar lidstaten zijn stemrecht uitoefent, en omgekeerd.

De Algemene Vergadering heeft onder andere tot taak alle vraagstukken te behandelen betreffende de instandhouding en de ontwikkeling van de Unie en de toepassing van de Akte van Genève, richtlijnen te verstrekken betreffende de voorbereiding van de herzieningsconferenties en besluiten te nemen over de bijeenroeping van deze conferenties, alsmede het gemeenschappelijk reglement van uitvoering van de Akte van Genève te wijzigen.

Overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag vertegenwoordigt de Commissie de Gemeenschap in de Algemene Vergadering van de Unie van 's-Gravenhage. Vertegenwoordigers van het HBIM kunnen deel uitmaken van de delegaties van de Europese Gemeenschap.

Gezien het bovenstaande en om onnodig zware procedures bij toekomstige zittingen van de Algemene Vergadering van de Unie van 's-Gravenhage te vermijden, is in artikel 3, lid 1, van het voorstel opgenomen dat de Raad de Commissie machtigt om de Gemeenschap in zittingen van de Algemene Vergadering te vertegenwoordigen en namens de Gemeenschap te onderhandelen over aangelegenheden waarvoor de Algemene Vergadering krachtens artikel 21 van de Akte van Genève bevoegd is. Artikel 3, lid 2, bepaalt dat het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen, wordt voorbereid door de Commissie en de lidstaten in de bevoegde groep van de Raad of in de ad-hocvergaderingen die in de loop van de werkzaamheden in het kader van de WIPO worden belegd.

7.

7. Verdere in het kader van de toetreding van de Gemeenschap tot de Akte van Genève te nemen maatregelen


Toetreding van de Gemeenschap tot de Akte van Genève vereist een aantal uitvoeringsmaatregelen op communautair niveau.

Ten eerste moet de Gemeenschapswetgever regels vaststellen om het stelsel van het Gemeenschapsmodel aan het stelsel van internationale aanvragen uit hoofde van de Akte van Genève aan te passen. Voorgesteld wordt dat de maatregelen om de toetreding van de Gemeenschap tot de Akte van Genève ten uitvoer te leggen, worden opgenomen in de Gemeenschapsmodellenverordening door wijziging van de huidige bepalingen daarvan en toevoeging van een nieuwe titel 'Internationale inschrijving van modellen'.

Ten tweede moeten de uitvoeringsbepalingen in verband met de toetreding tot de Akte van Genève worden gewijzigd. Daartoe moet Verordening (EG) nr. 2245/2002 van de Commissie van 21 oktober 2002 tot uitvoering van de Gemeenschapsmodellenverordening worden gewijzigd[9].

Ten derde moet Verordening (EG) nr. 2246/2002 van de Commissie van 16 december 2002 inzake de aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) te betalen taksen voor de inschrijving van Gemeenschapsmodellen[10] worden gewijzigd. In de gewijzigde taksenverordening moet het systeem van individuele taksen voor internationale registraties worden ingesteld, overeenkomstig de bij dit besluit gevoegde verklaring.

Aangezien de Gemeenschap drie maanden na de neerlegging van de akte van toetreding door de Akte van Genève gebonden wordt, moeten de benodigde uitvoeringsmaatregelen in werking treden voordat die periode is verstreken.

8.

8. Conclusie


Gezien het bovenstaande wordt de Raad verzocht bijgaand besluit tot goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van de Akte van Genève vast te stellen en zijn voorzitter te machtigen de akte van toetreding tot de Akte van Genève neer te leggen bij de directeur-generaal van de WIPO, alsmede de Commissie te machtigen de Gemeenschap te vertegenwoordigen op de zittingen van de Algemene Vergadering van de Unie van 's-Gravenhage die onder auspiciën van de WIPO worden gehouden en namens de Gemeenschap onderhandelingen te voeren over en goedkeuring te verlenen aan zaken die onder de bevoegdheid van de Algemene Vergadering vallen.