Toelichting bij COM(2008)538 - Ondertekening door de EG van het Verdrag inzake bedingen van forumkeuze - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2008)538 - Ondertekening door de EG van het Verdrag inzake bedingen van forumkeuze. |
---|---|
bron | COM(2008)538 |
datum | 05-09-2008 |
1. Het Verdrag inzake bedingen van forumkeuze werd op 30 juni 2005 gesloten in het kader van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht. Het verdrag is bedoeld om partijen die betrokken zijn bij business-to-business overeenkomsten en internationale geschillen meer zekerheid en voorspelbaarheid te bieden door een optioneel wereldwijd gerechtelijk alternatief tot stand te brengen voor het bestaande arbitragesysteem.
2. Het sluiten van het verdrag door de Gemeenschap zou de rechtsonzekerheid voor de EU-ondernemingen die zaken doen buiten de EU, verkleinen door te garanderen dat de bedingen van forumkeuze in hun internationale handelsovereenkomsten worden geëerbiedigd en te garanderen dat de beslissingen van de in die bedingen aangewezen rechterlijke instanties voor erkenning in aanmerking zouden komen in de andere verdragsluitende partijen.
3. De Europese Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap over het verdrag onderhandeld op grond van een besluit van de Raad en het daaruit voortvloeiende verdrag is in overeenstemming met de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad.
Totstandbrenging van een gemeenschappelijke justitiële ruimte binnen de Gemeenschap
4. De Europese Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld een werkelijke Europese justitiële ruimte tot stand te brengen, die is gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen.
5. Het sluiten van het verdrag door de Gemeenschap zou de doelstellingen helpen bereiken van bestaande communautaire regels over erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, met name Verordening (EG) nr. 44/2001 de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (“de verordening Brussel I”), door in de Gemeenschap een geharmoniseerd stel regels vast te stellen ten aanzien van derde landen die partij zullen worden bij het verdrag.
Het Verdrag inzake bedingen van forumkeuze van 2005
6. Het doel van het verdrag is de internationale handel en investeringen te bevorderen via betere justitiële samenwerking door uniforme regels vast te stellen over op exclusieve forumkeuzebedingen gebaseerde rechterlijke bevoegdheid en over erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen van de in de verdragsluitende staten gekozen rechterlijke instanties. Het doel van het verdrag is de rechtszekerheid en voorspelbaarheid in de tenuitvoerlegging van beslissingen in verband met internationale handel te verbeteren.
7. Het verdrag streeft een evenwicht na tussen de noodzaak de partijen te waarborgen dat alleen de door hen gekozen rechterlijke instanties de zaak zullen behandelen en dat de daaruit voortvloeiende rechterlijke beslissing in het buitenland zal worden erkend en ten uitvoer gelegd, en de noodzaak staten toe te staan een aantal aspecten van hun beleid voort te zetten met name op het gebied van de bescherming van de zwakkere partijen, de bescherming tegen ernstige onbillijkheid in bepaalde situaties en de gewaarborgde inachtneming van bepaalde gronden voor exclusieve rechterlijke bevoegdheid van staten.
8. De verhouding tussen de bepalingen van het verdrag en bestaande en toekomstige communautaire bepalingen is vastgesteld in artikel 26, lid 6, van het verdrag, dat als volgt luidt:
“Dit verdrag laat de toepassing van de regels van een regionale organisatie voor economische integratie die partij bij dit verdrag is, onverlet, ongeacht of die vóór of na het verdrag zijn vastgesteld
a) wanneer geen van de partijen in een verdragsluitende staat verblijft die geen lid is van een regionale organisatie voor economische integratie;
b) wat de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen tussen lidstaten van de regionale organisatie voor economische integratie betreft.”
9. Bijgevolg doet het verdrag afbreuk aan de toepassing van de verordening Brussel I wanneer ten minste een van de partijen in een verdragsluitende staat verblijft, met uitzondering van de daarin vastgestelde regels inzake erkenning en tenuitvoerlegging.
10. Het verdrag biedt een regionale organisatie voor economische integratie de mogelijkheid om het verdrag samen met haar lidstaten te sluiten (artikel 29) of alleen, met het gevolg dat het voor haar lidstaten bindend wordt (artikel 30).
Voorstellen van de Commissie
11. Volgens de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie[1] vallen de kwesties van de internationale rechterlijke bevoegdheid en erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen met betrekking tot derde landen onder de exclusieve externe bevoegdheid van de Gemeenschap. Bijgevolg zal de Europese Gemeenschap het verdrag sluiten overeenkomstig artikel 30 daarvan.
12. Op grond van artikel 30 van het verdrag kan de Europese Gemeenschap bij de ondertekening, aanvaarding, goedkeuring of toetreding verklaren dat zij de bevoegdheid uitoefent over alle door het verdrag beheerste aangelegenheden en dat haar lidstaten geen partijen bij het verdrag zullen zijn, maar dat het verdrag voor die lidstaten wel bindend zal zijn. Gelet op het politieke belang voor derde landen van de ondertekening van het verdrag door de Gemeenschap, is het raadzaam een dergelijke verklaring af te leggen bij de ondertekening om te verduidelijken waarom de lidstaten van de Europese Gemeenschap, die de bevoegdheid aan de Europese Gemeenschap hebben overgedragen, het verdrag niet ondertekenen.
13. De Commissie heeft over het sluiten van het verdrag door de Europese Gemeenschap een effectbeoordeling gemaakt, die aan dit voorstel is gehecht. De conclusie van de effectbeoordeling is dat het sluiten van het verdrag bevorderlijk kan zijn voor de rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor Europese bedrijven ten aanzien van derde landen.
14. In de effectbeoordeling wordt er ook op gewezen dat het nodig zou kunnen zijn dat de Gemeenschap op grond van artikel 21 van het verdrag een verklaring aflegt en daardoor aangelegenheden van de werkingssfeer van het verdrag uitsluit die verband houden met verzekeringsovereenkomsten waarbij de verzekeringnemer in de EU woont en het risico, de verzekerde gebeurtenis of het verzekerde voorwerp of goed uitsluitend verband houdt met de EU, alsook aangelegenheden die verband houden met auteursrecht en naburige rechten wanneer de geldigheid van die rechten verband houdt met een lidstaat.
15. Verklaringen krachtens artikel 21 van het verdrag kunnen te allen tijde worden afgelegd. Dergelijke verklaringen worden best op het tijdstip van de sluiting van het verdrag door de Gemeenschap afgelegd, aangezien de haalbaarheid en de omvang van dergelijke uitsluitingen verder moeten worden onderzocht. Hiervoor zijn ook de besprekingen van de follow-up van het komende verslag van de Commissie over de toepassing van de verordening Brussel I van belang.