Toelichting bij COM(2005)586 - Naleving van vlaggenstaatverplichtingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2005)586 - Naleving van vlaggenstaatverplichtingen.
bron COM(2005)586 NLEN
datum 23-11-2005
ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel


Het voorstel van de Commissie past in een internationale en Europese context in volle ontwikkeling. Het voorstel is het resultaat van een algemene gedachtenwisseling over de verantwoordelijkheden van staten bij de tenuitvoerlegging van de internationale verdragen die zij geratificeerd hebben en die in werking zijn getreden. In het voorstel is ook rekening gehouden met de groeiende behoefte aan verdieping en correcte toepassing van de bestaande regels; het voorstel tracht de vastgestelde tekortkomingen in deze regels te verhelpen door voldoende wederzijdse bijstand en samenwerking tussen staten tot stand te brengen, met name door hen in staat te stellen hun praktijken en knowhow uit te wisselen. Met dit voorstel komt de Commissie ook tegemoet aan de verplichting om concreet invulling te geven aan artikel 3, lid 1, van Richtlijn 94/57/EG, waarin de conformiteitsverplichtingen van de vlaggenstaten reeds zijn vastgesteld. Het is dus niet de bedoeling nieuwe regels met nieuwe verplichtingen op te leggen, maar ervoor te zorgen dat de geldende regels ook daadwerkelijk leiden tot een verhoogde maritieme veiligheid en bescherming van de zeeën en van het milieu. Het is niet normaal dat het niveau van veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen sterk verschilt van de ene vlaggenstaat tot de andere, en dit ondanks het feit dat 164 IMO-lidstaten de verdragen inzake maritieme veiligheid en verontreiniging van schepen hebben geratificeerd en zich ertoe hebben verbonden deze toe te passen. Schepen die niet aan de normen beantwoorden maar die toch over de hele wereld blijven varen, vormen een permanent risico voor de Europese kusten en veroorzaken oneerlijke mededinging tussen ondernemingen voor maritiem vervoer. Dat dit nog steeds de trieste realiteit is, blijkt in 2003 uit de vaststellingen van de maritieme sector (Shipping Industry Guidelines on Flag State performance, Marisec 2003) en vooral van de ministers van 34 landen van de regio van de Stille en de Atlantische Oceaan die eind 2004 in Vancouver zijn bijeengekomen (Twee gezamenlijke ministerconferentie van de Protocollen van Parijs en Tokio over de controle van schepen door havenstaten: 'Het verantwoordelijkheidsbesef vergroten', interregionale actie om de exploitatie van niet aan de normen beantwoordende schepen te beëindigen – Canada (British Columbia), 2 en 3 november 2004). De scheepvaartsector van zijn kant heeft in zijn aanbevelingen voor de keuze van vlaggenstaat, die gericht zijn tot rederijen die eigenaar of exploitant zijn van koopvaardijschepen, gewezen op de verschillen tussen de vlaggenstaten. In hun gezamenlijke verklaring van Vancouver benadrukken de ministers dat "in sommige regio's nog steeds schepen worden geëxploiteerd die niet aan de normen beantwoorden. Er moeten derhalve andere stappen worden ondernomen om reders en exploitanten die hun activiteiten op onverantwoorde wijze blijven uitoefenen, zonder rekening te houden met de internationale regels en veiligheidspraktijken, tot de orde te roepen. Sedert de eerste conferentie, die in maart 1998 plaatshad, hebben zich een aantal ongevallen en verontrustende incidenten voorgedaan, met verlies aan mensenlevens en verontreiniging van de oceanen tot gevolg. Uit deze ongevallen en incidenten, die geleid hebben tot zware economische verliezen, schade aan het milieu en ongerustheid bij de bevolking, is duidelijk gebleken dat aanvullende maatregelen moeten worden genomen om de veiligheid te versterken en verontreiniging te voorkomen (…). Niet-conforme schepen worden meestal geëxploiteerd door mensen die commerciële voordelen nastreven op een manier die niet aan de internationale normen beantwoordt (...). Sommige overheidsinstanties van vlaggenstaten beseffen nog steeds niet dat het hun verantwoordelijkheid is erop toe te zien dat de schepen die hun vlag voeren voldoen aan de internationale verdragen. Deze instanties laten na om doeltreffend toezicht te houden op en controle uit te oefenen over de organisaties waaraan ze hun bevoegdheden hebben gedelegeerd, met name wanneer de prestaties van deze organisaties tot gevolg hebben dat de beoordelings-, inspectie- en certificeringstaken niet volledig en efficiënt worden uitgevoerd (…). Aangezien scheepsongevallen nog steeds frequent plaatsvinden, met verlies aan mensenlevens en verontreiniging tot gevolg, is het nodig aanvullende maatregelen te nemen om de algemene veiligheid van het zeevervoer te verbeteren en verontreiniging van het mariene milieu te voorkomen". Op het niveau van de Europese Unie vertalen deze opmerkelijke verschillen zich in sterk uiteenlopende aanhoudingscijfers, afhankelijk van de vlag die de schepen voeren. Dit fenomeen wordt bevestigd door de controlegegevens van de havenstaten van het Memorandum van Parijs. Over de periode 2002-2004 schommelt het aanhoudingspercentage van de lidstaten met een aanzienlijke vloot tussen 1,1 en 7,3%. Ten gevolge van de uitbreiding van de Europese Gemeenschap is het gemiddelde aanhoudingspercentage van Europese schepen gevoelig toegenomen. In de periode 2002-2004 bedroeg dit 4,6% voor alle schepen van de 25 lidstaten, terwijl het gemiddelde van de 15 oude lidstaten slechts 2,9% bedroeg. De Commissie kan dus aan de hand van statistieken aantonen dat de verplichtingen van de vlaggenstaten de zwakke schakel vormen in de regelgeving inzake maritieme veiligheid. In de praktijk heeft het voorstel van de Commissie tot doel de twee belangrijkste tekortkomingen van de IMO (naast het gebrek aan een instantie die controle uitoefent over de toepassing van de IMO-regels) te verhelpen: - de aanzienlijke mate waarin elke partij bij het IMO-verdrag zelf mag bepalen van welke basisregels van de verdragen ze afwijkt of wordt vrijgesteld; - het niet-bindende karakter van de begeleidende maatregelen die in de vorm van IMO-resoluties zijn goedgekeurd, hoewel deze van essentieel belang worden geacht voor de doeltreffende toepassing van de genoemde verplichtingen. Deze tekortkomingen verklaren in grote mate het verschil in kwaliteit tussen de vlaggenstaten en beperken de wettelijke mogelijkheden (controle door de havenstaten) om actie te ondernemen tegen niet-conforme schepen. Daarom heeft dit voorstel tot doel de verplichtingen waaraan de lidstaten zich moeten houden in de hoedanigheid van vlaggenstaat, op te nemen in een communautaire richtlijn, rekening houdende met de toelichtingen van de IMO. Het beginsel dat de regels van de internationale verdragen inzake maritieme veiligheid moeten worden nageleefd, is al vermeld in artikel 3 van Richtlijn 94/57/EG. Dit betekent dat de lidstaten IMO-resolutie A.847 (20) 'Richtsnoeren ter ondersteuning van vlaggenstaten bij de toepassing van IMO-instrumenten' ten uitvoer moeten leggen. Aangezien deze resolutie niet erg gedetailleerd en soms onduidelijk is, heeft de IMO zich ertoe verbonden de richtsnoeren om te zetten in een code voor de tenuitvoerlegging van de verplichte instrumenten. Deze code is niet bindend voor de IMO-leden, net als de oorspronkelijke resolutie. De IMO heeft deze code ook aangevuld met een systeem voor de audit van de betrokken overheidsinstanties. Dit systeem heeft niet tot doel sancties op te leggen aan landen die hun verplichtingen als partij bij de IMO-verdragen niet of slechts gedeeltelijk naleven, maar hen te helpen hun prestaties bij de tenuitvoerlegging van de in de code opgesomde verdragen te verbeteren. De code en het auditsysteem zullen worden goedgekeurd tijdens de algemene vergadering van de IMO in november 2005. De Commissie heeft onmiddellijk lessen getrokken uit de internationale werkzaamheden, temeer daar de Raad zich ook al had uitgesproken over de te volgen werkwijze. In zijn conclusies van 6 december 2002 betreffende de te nemen maatregelen naar aanleiding van de schipbreuk van de Prestige steunt de Raad de werkzaamheden van de IMO voor het opstellen van een vlaggenstaatcode en een verplicht auditsysteem dat tot doel heeft te garanderen dat de vlaggenstaten hun verplichtingen uit hoofde van de internationale verdragen naleven. Dit politieke engagement van de Raad verklaart waarom het Verenigd Koninkrijk, Cyprus en Frankrijk zich al vrijwillig hebben aangeboden om in 2004 een audit van de onder hun vlag varende vloot te laten uitvoeren. Rekening houdende met de nieuwe richtsnoeren van de IMO, stelt de Commissie zich tot doel het gedeelte van de code dat betrekking heeft op vlaggenstaten om te zetten in Gemeenschapswetgeving en erop toe te zien dat de lidstaten hun internationale verplichtingen effectief en op gecoördineerde wijze naleven. Met haar voorstel voor een richtlijn wil de Commissie een communautaire impuls geven aan de totnogtoe gebrekkige ratificering van bepaalde internationale verdragen die een belangrijke invloed hebben op de maritieme veiligheid en de voorkoming van verontreiniging. Zij stelt ook voor een mechanisme op te zetten om, via de comitologieprocedure, te garanderen dat de normen en bepalingen waarvoor de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn, op geharmoniseerde wijze worden toegepast. Op langere termijn streeft de Commissie ernaar de vlaggen van de lidstaten aantrekkelijker te maken en van de Europese vloot een vloot van hoge kwaliteit te maken die concurrerend blijft ten opzichte van derde landen. Hiertoe biedt zij derde landen die een gelijkwaardige kwaliteit bieden de mogelijkheid om akkoorden te sluiten met de lidstaten van de Europese Gemeenschap in ruil voor toegang tot dezelfde voordelen als de lidstaten.

Algemene context


Er zij op gewezen dat de code voor de toepassing van de verplichte IMO-instrumenten de concrete invulling en aanvulling is van IMO-resolutie A.847 (20) 'Richtsnoeren ter ondersteuning van vlaggenstaten bij de toepassing van IMO-instrumenten' en dat de maritieme instanties van de lidstaten krachtens artikel 3, lid 1, van Richtlijn 94/57/EG nu reeds verplicht zijn op te treden in het kader van het proces voor de inspectie en certificering van hun schepen, overeenkomstig de relevante bepalingen van de bijlage en het aanhangsel bij die resolutie. Wat de verantwoordelijkheid van de vlaggenstaten betreft, veroorzaken de tekortkomingen op het vlak van de toepassing en naleving van de verplichte instrumenten door bepaalde lidstaten diverse soorten verstoringen: - economische verstoringen tussen staten die goed toezicht houden op de schepen die het recht hebben gekregen onder hun vlag te varen en staten die daar minder zorgvuldig mee omgaan. De graad van toezicht heeft gevolgen voor de kosten van het onderhoud van het schip; - sociale verstoringen: de gebrekkige naleving van de internationale verplichtingen door vlaggenstaten heeft gevolgen voor de werkgelegenheid van minder gekwalificeerde en dus ook minder dure bemanningsleden. Dit geeft aanleiding tot een belangrijke vorm van sociale dumping en verlies aan werkgelegenheid voor gekwalificeerd personeel. Bovendien wordt een loopbaan als zeevarende daardoor steeds minder aantrekkelijk, net nu de Gemeenschapswetgeving inzake maritieme veiligheid voorschrijft dat veiligheidsbeheersystemen aan boord door gekwalificeerd personeel ten uitvoer moeten worden gelegd en dat de kwalificaties van zeevarenden en de controle van certificaten moeten worden erkend (richtlijn 2001/25/EG); - ten slotte hebben deze economische en sociale kwesties een direct effect op de bescherming van het milieu. Niet-conforme schepen met ondergekwalificeerde bemanningen verhogen immers het risico van verlies aan mensenlevens op zee en van schade aan het milieu en de daaraan verbonden herstelkosten.

Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied


De tenuitvoerlegging van IMO-resolutie A. 847(20) is uitdrukkelijk vereist bij artikel 3, lid 1, van Richtlijn 94/57/EG.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU


Dit voorstel is de ontbrekende schakel in de keten van wetgevingsinstrumenten op het gebied van maritieme veiligheid. Het ligt in de lijn van de ambitie van de lidstaten om een communautair systeem op te zetten voor de controle van de verplichtingen die zij moeten naleven uit hoofde van de internationale instrumenten waar ze partij bij zijn, met name via de omzetting in Gemeenschapswetgeving van de code betreffende de tenuitvoerlegging van de verantwoordelijkheden van vlaggenstaten en het auditprogramma. Al deze elementen samen dragen bij tot een versterking van de positie van de Europese Unie op internationaal niveau.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



Raadpleging van belanghebbende partijen



Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten


In mei 2004 en in februari 2005 heeft de Commissie vertegenwoordigers van de lidstaten en de maritieme sector geraadpleegd en hun werkdocumenten met gedetailleerde vragen over de geplande projecten voorgelegd. De Commissie heeft de geraadpleegden overigens verzocht schriftelijk en gedetailleerd commentaar te geven. De geraadpleegden van de maritieme sector vertegenwoordigen de belangen van de reders, scheepsbevrachters, oliemaatschappijen, haveninstanties, classificatiebureaus, verzekeraars, scheepswerven, loodsen en zeevarenden. Het gaat meestal om beroepsorganisaties op Europees en soms op internationaal niveau. Volgens de lidstaten brengt de naleving van de vlaggenstaatverplichtingen directe (gekwalificeerde inspecteurs, het opzetten van administratieve systemen, gekwalificeerde auditors) en indirecte kosten (sommige landen vertrouwen de controles en de certificering aan classificatiebureaus toe) met zich mee. De lidstaten die deze normen al toepassen zijn het er echter over eens dat de investeringskosten ruimschoots worden gecompenseerd door de stroomlijning van hun activiteiten en op termijn door schaalvoordelen. Op basis van de raadplegingen en van diverse studies is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de code voor de tenuitvoerlegging van de IMO-instrumenten die vlaggenstaten verplicht moeten toepassen, in een richtlijn moet worden opgenomen. De effectbeoordeling (SEC(2005) 1497) bevat gedetailleerde informatie over de geplande opties en de keuze van wetgevingsinstrument. De conclusie van de effectbeoordeling was dat de voorgestelde regelgeving opportuun is.

Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden


De vertegenwoordigers van de sector stonden gunstig tegenover het initiatief van de Commissie maar maanden toch aan tot voorzichtigheid omdat dit initiatief alleen de vlaggenstaten ondersteunt die ook lidstaat van de Europese Unie zijn. De sector heeft de Commissie ook gevraagd de resultaten van de werkzaamheden van de IMO op dit gebied zo getrouw mogelijk om te zetten. De Commissie heeft rekening gehouden met deze algemene of specifieke verzoeken. De teksten van de IMO zijn als bijlage bij het voorstel voor een richtlijn gevoegd en de Commissie heeft voorgesteld sommige bepalingen van deze teksten verplicht te stellen voor de lidstaten. Voorts worden ook stimulansen toegekend aan schepen die onder een van de Europese vlaggen varen; concreet betekent dit dat de havenstaat uiteindelijk minder strenge controles zal uitvoeren van schepen die varen onder de vlag van Europese landen die hun verplichtingen nakomen. Onder voorbehoud van externe overeenkomsten kunnen derde landen dezelfde voordelen genieten als ze dezelfde resultaten op het vlak van kwaliteit behalen. Lidstaten die geaudit worden kunnen, indien zij dit wensen, hulp van de Commissie krijgen (voorbereiding en uitvoering van de audit).

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid



Betrokken wetenschaps- en kennisgebieden


Maritieme veiligheid, beveiliging van mensenlevens en milieubescherming.

Gebruikte methode


De gebruikte methode is dezelfde als die welke door de Internationale Maritieme Organisatie wordt gebruikt, namelijk een zelfbeoordeling van de prestaties van de vlaggenstaten. De lidstaten hebben ermee ingestemd dat voor de zelfbeoordelingen van hun vlag aanvullende criteria gelden en dat ze op Europees niveau aan een grondiger analyse worden onderworpen.

Belangrijkste geraadpleegde organisaties en deskundigen


De deskundigheid van het Europees Agentschap voor de maritieme veiligheid is vereist.

Ontvangen en gebruikte adviezen


Men was het er unaniem over eens dat zich ernstige risico's kunnen voordoen, met onomkeerbare gevolgen.

De ontvangen adviezen zijn opgenomen in het verslag van het MARE-comité van het Europees Parlement, dat kan worden geraadpleegd op de volgende website: www.europarl.eu.int/tempcom/mare/default_en

Wijze waarop het deskundigenadvies beschikbaar is gemaakt voor het publiek


Via de website van het Agentschap: www.emsa.eu.int/end802

Effectbeoordeling


Twee opties zijn in overweging genomen: individuele maatregelen van de lidstaten en een voorstel voor een richtlijn over de conformiteitsverplichtingen van de vlaggenstaten. Wat optie 1 betreft, heeft de beoordeling van de economische, sociale en ecologische gevolgen geleid tot de conclusie dat individuele maatregelen van lidstaten, of ze nu streng of versnipperd zijn (en zeker het niet nemen van maatregelen), niet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen in de hele Gemeenschap en niet dezelfde toegevoegde waarde hebben als een communautaire maatregel, namelijk de homogene toepassing van een door de IMO opgesteld internationaal regelgevingskader in de Unie. Individuele maatregelen kunnen bovendien leiden tot veiligheids- en beschermingsniveaus die verschillen van de ene vlaggenstaat tot de andere en derhalve tot een verstoring van het economisch evenwicht. Na analyse van de tweede optie is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de omzetting van de IMO-code in Gemeenschapswetgeving geen nieuwe verplichtingen voor de lidstaten met zich meebrengt, voorzover hun maritieme instanties de verbintenissen naleven die ze in de internationale overeenkomsten zijn aangegaan. Deze maatregel vertaalt zich dus niet in een aanvullende financiële last, maar brengt wel belangrijke voordelen met zich mee voor de maritieme veiligheid, het milieu en de sociale voorwaarden voor zeevarenden.

De Commissie heeft conform haar wetgevings- en werkprogramma een effectbeoordeling uitgevoerd, waarvan het verslag kan worden geraadpleegd op de website van de Commissie: europa.eu.int/comm/secretariat_general/impact

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregelen


Het voorstel voorziet in versterking van de veiligheid op zee, de bescherming van de zeevarenden en de milieubescherming door de vlaggenstaten nadrukkelijker te wijzen op hun verantwoordelijkheden en verplichtingen op internationaal niveau. Deze verantwoordelijkheid geldt zowel vóór als na de toekenning van de vlag. Concreet betekent dit dat de vlaggenstaten de bepalingen van de code voor de toepassing van de verplichte IMO-instrumenten verplicht moeten naleven en dat een programma voor de audit van de vlaggenstaten moet worden opgesteld.

Rechtsgrondslag


Het voorstel is gebaseerd op artikel 80, lid 2, van het Verdrag en op artikel 3, lid 1, van Richtlijn 94/57/EG.

Subsidiariteitsbeginsel


Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voorzover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.

De toekenning van de vlag blijft een bevoegdheid van de lidstaten, maar de voorwaarden voor de toekenning en het behoud van de vlag zijn vastgesteld in internationale verdragen die door de lidstaten zijn geratificeerd. De geharmoniseerde toepassing van deze regels voor de toekenning en het behoud van de vlag valt onder de bevoegdheid van de Gemeenschap aangezien er geen internationaal systeem voor de controle van deze toepassing bestaat. Het is niet voldoende dat één lidstaat maatregelen neemt om het doel te bereiken omdat maritiem vervoer van nature internationaal is en omdat de uit internationale instrumenten voortvloeiende verplichtingen die tot doel hebben goedkope vlaggen te bestrijden, geen resultaat zouden opleveren wanneer alle lidstaten individueel handelen.

Individuele maatregelen van de lidstaten zouden in strijd zijn met Richtlijn 94/57/EG, waarin vermeld staat dat Resolutie A 847 (20) van de IMO, die de basis van dit voorstel vormt, op Gemeenschapsniveau ten uitvoer moet worden gelegd.

De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt.

Tijdens het onderzoek van de zelfbeoordelingen van de lidstaten (Self Assessment Form) met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomsten waar de lidstaten partij bij zijn, zijn talrijke verschillen tussen de lidstaten aan het licht gekomen die gevolgen hebben voor de veiligheid van de scheepvaart. De verschillen hebben vooral betrekking op de controle van de classificatiebureaus, op de behandeling van ongevallen, op de structuur van de maritieme instanties en op het opzetten van een kwaliteitssysteem. Het is dan ook noodzakelijk dat de Europese Unie actie onderneemt, met name wat de methodes en praktijken betreft.

In het voorstel voor een richtlijn worden de lidstaten aangemoedigd om de internationale verdragen te ratificeren; dit kan beter door de lidstaten dan door de Gemeenschap worden gedaan, omdat de Gemeenschap niet exclusief bevoegd is op de door deze verdragen bestreken gebieden. Het voorstel voorziet ook in het opzetten van een kwaliteitssysteem door de nationale maritieme instanties. In het voorstel zijn kwaliteitsdoelstellingen vastgesteld, maar de lidstaten mogen zelf kiezen hoe ze deze doelstellingen zullen verwezenlijken: aan de hand van ISO-norm 90001:2000 of aan de hand van gelijkwaardige normen. Alleen de lidstaten zijn in staat een kwaliteitssysteem op te zetten dat beantwoordt aan de normen die het beste geschikt zijn voor hun maritieme instanties, maar ze moeten wel de vastgestelde doelstellingen verwezenlijken.

Het voorstel omvat ook een audit van de vlaggen van de lidstaten; de lidstaten mogen zelf kiezen wanneer deze audit plaatsvindt en of ze zich door de Commissie laten bijstaan.

Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheidsbeginsel


Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

De lidstaten hebben zich ertoe verbonden de IMO-bepalingen inzake de verantwoordelijkheden van vlaggenstaten ten uitvoer te leggen en een audit van hun vlag te laten uitvoeren door de IMO. De reactie van de Commissie staat dus in verhouding tot de verwachtingen van de lidstaten.

Bovendien brengt de tenuitvoerlegging van de voorgestelde richtlijn geen extra kosten met zich mee voor de lidstaten want het betreft een rationalisering van de uitgaven van de maritieme instanties. Gebruik maken van de middelen waarin het Verdrag voorziet biedt bepaalde garanties, namelijk dat de lidstaten van de Europese Unie hun verplichtingen als vlaggenstaat op kwalitatieve en geharmoniseerde wijze zullen naleven.

Keuze van instrumenten



Voorgesteld instrument: richtlijn.

Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn. De IMO-verplichtingen dienen om twee redenen te worden omgezet in Gemeenschapswetgeving: enerzijds bevat het internationaal maritiem recht geen controle- en sanctiemechanismen en anderzijds zijn grote verschillen in kwaliteit vastgesteld tussen de Europese vlaggen. Omdat alle lidstaten partij zijn bij de IMO-verdragen, hebben zij de regels van de code voor de toepassing van de verplichte IMO-instrumenten in nationale wetgeving omgezet of worden zij geacht dit te doen. Een richtlijn is het aangewezen instrument omdat de Commissie de lidstaten voorstelt, voorzover nodig, de in de code bedoelde verdragen te ratificeren en een kwaliteitscontrolesysteem op te zetten. Andere instrumenten, zoals eenvoudige samenwerking tussen de lidstaten, zouden niet geschikt zijn. De lidstaten hebben de in de code bedoelde verdragen inzake de tenuitvoerlegging van de verplichte IMO-instrumenten immers al geratificeerd. Zij moeten nu een kwalitatieve stap zetten op weg naar harmonisering en controle op de tenuitvoerlegging van deze verplichte internationale instrumenten. Op internationaal niveau, en met name binnen de Internationale Maritieme Organisatie, bestaat er geen enkel middel om de uitvoering van de internationale verdragen af te dwingen en om eventuele tekortkomingen in de uitvoering te bestraffen. De Commissie benadrukt dat de lidstaten die er via hun nationale wetgeving op toezien dat hun vlaggenstaatverplichtingen effectief worden nageleefd, geen nieuwe wetgeving moeten aannemen. Het volstaat dat ze, in het kader van artikel 19 van de richtlijn, de Commissie in kennis stellen van hun bestaande wetgeving en een kopie ervan aan de Commissie verstrekken.

3.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap.

4.

Aanvullende informatie



Simulatie, proefperiode en overgangsperiode

Voor de voorgestelde richtlijn is of zal in een overgangsperiode worden voorzien.

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling



Het voorstel bevat een herzieningsbepaling.

Transponeringstabel


De lidstaten delen de Commissie de tekst van de nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijn mee, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Europese Economische Ruimte


De voorgestelde maatregelen betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.

Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel


In artikel 1 is het doel vastgesteld: garanderen dat de regelgeving van de lidstaten in overeenstemming is met de IMO-verdragen, de veiligheid verbeteren en voorkomen dat schepen die onder de vlag van een lidstaat varen het milieu verontreinigen. Artikel 2 bevat een lijst met definities van de in het voorstel voor een richtlijn gebruikte termen, concepten en verwijzingen. Het doel van artikel 3 is te garanderen dat het internationale kader waarbij de verplichtingen van de vlaggenstaten uit hoofde van de IMO-verdragen zijn geregeld, ten uitvoer wordt gelegd; voorts worden de lidstaten in dit artikel verzocht partij te worden bij die verdragen. In artikel 4 wordt herhaald dat de instanties van de vlaggenstaten over voldoende middelen en adequate procedures moeten beschikken. In artikel 5 is gepreciseerd welke verplichtingen moeten worden nageleefd en welke procedures moeten worden gevolgd vóór en tijdens de registratie van een schip onder de vlag van een lidstaat van de Europese Unie. De verplichte bepalingen van de code om te garanderen dat de inspecties worden geharmoniseerd en dat de schepen op basis van de toepasselijke IMO-regels worden gecertificeerd, zijn overgenomen in artikel 6. In artikel 7 wordt verduidelijkt welke verplichtingen vlaggenstaten moeten naleven om de erkende organisaties waaraan ze hun statutaire taken inzake scheepsinspectie en -certificering hebben gedelegeerd, efficiënt en permanent te controleren. In artikel 8 is bepaald welke verplichtingen landen moeten naleven tegenover het personeel dat betrokken is bij werkzaamheden in verband met veiligheid en voorkoming van verontreiniging, en zijn de verhoudingen tussen de personeelsleden vastgesteld. Artikel 9 verplicht de lidstaten om ongevallen op zee of verontreinigingsincidenten te onderzoeken. Artikel 10 verplicht de lidstaten hun schepen te bemannen met voldoende personeel van goede kwaliteit en stelt de toepassing van IMO-resolutie A.890 (21) met betrekking tot de beginselen van minimumbemanningssterkte verplicht. In artikel 11 worden een aantal begeleidende maatregelen opgesomd. Artikel 12 verplicht de lidstaten elk jaar de prestaties van hun vlag te beoordelen en bij te sturen. Artikel 13 beoogt de invoering van een onafhankelijke audit van de instantie van de vlaggenstaat en erkent het door de IMO ontwikkeld auditprogramma. Artikel 14 verplicht de lidstaten hun maritieme instantie aan een ISO-certificering te onderwerpen om een kwaliteitslabel te krijgen. Artikel 15 voorziet in de mogelijkheid om samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met derde landen. In artikel 16 is bepaald dat de lidstaten essentiële gegevens moeten meedelen aan de Commissie zodat deze de toepassing van de richtlijn kan beoordelen en een verslag kan opstellen. Artikel 17 verschaft de Commissie de mogelijkheid om de richtlijn te wijzigen naar aanleiding van beslissingen die door het IMO en de Internationale Arbeidsorganisatie worden genomen. Artikel 18 vertrouwt de in diverse artikelen van de richtlijn bedoelde uitvoerende taken toe aan het comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS). In de artikelen 19 en 20 zijn de termijnen voor de omzetting en de inwerkingtreding van de bepalingen van de richtlijn vastgesteld.

F-

1. .