Toelichting bij COM(2008)790 - Voorstel voor een richtlijn van de Raad (Euratom) houdende instelling van een gemeenschappelijk kader voor nucleaire veiligheid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doelstellingen van het voorstel



Deze ontwerp-richtlijn houdende instelling van een communautair kader voor nucleaire veiligheid heeft tot doel de procedure voor de instelling van een gemeenschappelijk EU-kader voor nucleaire veiligheid nieuw leven in te blazen door het bijwerken en vervangen van het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad (Euratom) houdende vaststelling van de fundamentele verplichtingen en algemene beginselen op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties[1], dat vervat zit in het oorspronkelijke maatregelenpakket inzake nucleaire veiligheid.

Gezien de hernieuwde belangstelling voor kernenergie in een aantal lidstaten, met het oog op de verlenging van de levensduur van talrijke centrales en de bouw van nieuwe centrales, komt dit gewijzigde voorstel op het juiste moment. Het spreekt vanzelf dat de effecten van stralingsincidenten zich niet beperken tot de landsgrenzen en niet alleen de gezondheid van de werknemers en de bevolking kunnen schaden, maar ook verreikende economische gevolgen kunnen hebben voor de energiesector. De vaststelling van bindende communautaire en op internationaal vlak goedgekeurde veiligheidsbeginselen voor nucleaire installaties zou voor alle EU-burgers een bijkomende garantie betekenen door grotere rechtszekerheid te bieden.

In deze context stoelt het gewijzigde wetgevingsvoorstel op a) de technische werkzaamheden van de West-Europese Associatie van kernregulators (WENRA) die in 2006 voor de bestaande nucleaire installaties werden afgerond, met de deelname van alle Europese regelgevingsinstanties voor nucleaire veiligheid, b) het beginsel dat enkel sterke en onafhankelijke regelgevingsinstanties de permanent veilige werking van kerncentrales in de EU kunnen garanderen en c) de vastlegging van de belangrijkste beginselen van de beschikbare internationale instrumenten in de communautaire wetgeving, met name het Verdrag inzake nucleaire veiligheid (VNV)[2], dat werd opgesteld onder de auspiciën van de Internationale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA), alsook de werkzaamheden inzake veiligheid van de IAEA[3].

De basisaanpak bestaat erin een reeks gemeenschappelijke beginselen op het gebied van nucleaire veiligheid, die al in het VNV zijn opgenomen, op communautair niveau vast te stellen en deze aan te vullen met extra veiligheidseisen voor nieuw te bouwen nucleaire installaties, waarbij de lidstaten ertoe worden aangespoord die te ontwikkelen overeenkomstig het beginsel van continue verbetering van de veiligheid, op basis van de door de WENRA ontwikkelde veiligheidsniveaus en in nauwe samenwerking met Europese Groep op hoog niveau voor nucleaire veiligheid en afvalbeheer (GHN). Uitgaande van de tien, door de GHN vastgestelde beginselen voor de controle op de nucleaire veiligheid, wordt de GHN het centrale contactpunt voor de samenwerking tussen de regelgevingsinstanties, belast met de veiligheid van de nucleaire installaties in de lidstaten, en zal die groep bijdragen tot de opbouw van een EU-kader voor nucleaire veiligheid.

De algemene doelstelling van het voorstel is de continue verbetering van de nucleaireveiligheidsniveaus in de Gemeenschap en de versterking van de rol van de regelgevingsinstanties. Het toepassingsgebied is het ontwerp, de keuze van de vestigingsplaats, de bouw, het onderhoud, de exploitatie en de ontmanteling van nucleaire installaties, waar uit hoofde van het wet- en regelgevingskader van de betrokken lidstaat de veiligheid in acht moet worden genomen. Het recht van elke lidstaat om al dan niet gebruik te maken van kernenergie blijft volledig gewaarborgd.

Met dit communautaire kader voor de nucleaire veiligheid dienen meerdere operationele doelstellingen te worden verwezenlijkt, meer bepaald de versterking van de rol van de nationale regelgevingsinstanties, het leggen van de hoofdverantwoordelijkheid voor de veiligheid bij de vergunninghouder, onder het toezicht van de regelgevingsinstanties, de versterking van de onafhankelijkheid van de regelgevingsinstanties, het waarborgen van een hoog niveau van transparantie op het gebied van de veiligheid van nucleaire installaties, de invoering van beheersystemen, een regelmatig veiligheidstoezicht, de beschikbaarheid van deskundigheid inzake nucleaire veiligheid en het geven van prioriteit aan veiligheid.

Algemene context



De belangstelling voor kernenergie wordt momenteel opnieuw groter als gevolg van een aantal factoren.

De EU is de grootste opwekker van kernenergie ter wereld en beschikt over een volwassen nucleaire industrie, die de volledige brandstofcyclus overspant met haar eigen technologische basis en hoogopgeleide arbeidskrachten. Kernenergie is in vele EU-lidstaten de voornaamste koolstofarme energiebron en levert meer dan een derde van de door de EU opgewekte elektriciteit; bovendien is kernenergie een stabiele, betrouwbare bron gebleken die in vergelijking met aardolie en aardgas relatief goed beschermd is tegen prijsschommelingen. Het verdere gebruik van kernenergie zou dan ook bijdragen tot de continuïteit van de energievoorziening van de EU en tot een daling van de CO2-uitstoot. Er blijven evenwel nog een aantal problemen bestaan die moeten worden opgelost. Kernenergie vervult een belangrijke rol in de energiemix van de EU, ondersteund door een krachtige inzet voor onderzoek naar en het bevorderen van technologische ontwikkelingen die tot doel hebben de veiligheid nog verder te verhogen.

De continue verbetering van de veiligheid van nucleaire installaties is een basisvoorwaarde voor de aanvaarding van kernenergie door het publiek. Door voort te bouwen op de bestaande werkzaamheden, uitgevoerd onder de auspiciën van de IAEA, en die op te nemen in het communautaire kader zou een meerwaarde worden gecreëerd voor de nationale benaderingen. De koppeling van de nationale stelsels aan het communautaire stelsel zal voor alle nucleaire installaties in de uitgebreide EU een hoog veiligheidsniveau garanderen en zal de transparantie van de regelgevingsmechanismen in de EU vergroten. Op de lange termijn zal dit de bevolking meer vertrouwen geven in het besluitvormingsproces van de EU op het gebied van nucleaire veiligheid en zal dit rechtszekerheid creëren.

1.3. Bestaande communautaire instrumenten ter bevordering van de harmonisering van de nucleaire veiligheid op EU-niveau

Door de ontwikkeling van de Europese nucleaire industrie groeide de noodzaak van convergentie op communautair niveau om de harmoniseringsinspanningen van de lidstaten op veiligheidsgebied te ondersteunen. In de resolutie van de Raad van 22 juli 1975 betreffende technologische vraagstukken in verband met de veiligheid van kerninstallaties[4] werd erkend dat het tot de verantwoordelijkheden van de Commissie behoorde om op te treden als katalysator voor internationale initiatieven op het gebied van nucleaire veiligheid. Deze resolutie, die evenwel rekening houdt 'met de prerogatieven en verantwoordelijkheden van de nationale autoriteiten' , verwijst naar de onderlinge aanpassing van de veiligheidseisen in het kader van een wenselijke geharmoniseerde benadering op communautair niveau.

Tegen deze achtergrond keurde de Raad in 1992 een tweede resolutie goed[5]. Daarin bevestigde hij de intenties van de resolutie van 1975 en verzocht hij de lidstaten om zich in onderlinge coördinatie nog sterker in te spannen voor de harmonisering van de veiligheidsvraagstukken.

Bovendien is de steun voor de vaststelling van een communautaire wetgeving inzake nucleaire veiligheid in de loop van de jaren steeds duidelijk gebleken uit de resoluties van de Raad[6] en de verslagen van het Europees Parlement[7]. Tot nu toe werd evenwel geen bindende communautaire wetgeving op het gebied van nucleaire veiligheid goedgekeurd.

1.4. Samenhang van het voorstel met andere beleidsmaatregelen en doelstellingen van de Unie

Het Europees Hof van Justitie erkende in zijn arrest in zaak C-29/99 het intrinsieke verband tussen stralingsbescherming en nucleaire veiligheid: er 'behoeft ter afbakening van de bevoegdheid van de Gemeenschap geen artificieel onderscheid te worden gemaakt tussen de gezondheidsbescherming van de bevolking en de veiligheid van de bronnen van ioniserende straling'. Het Hof heeft ook bevestigd dat de Commissie over de bevoegdheid beschikt om aanbevelingen te maken ter harmonisering van de maatregelen die zijn vereist krachtens de artikelen 18 en 19 van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid betreffende het ontwerp, de bouw en de exploitatie van nucleaire installaties, die door de lidstaten kunnen worden gebruikt om maatregelen te treffen met het oog op de inachtneming van de basisveiligheidsnormen. Een communautaire benadering inzake nucleaire veiligheid zou bijdragen tot de volledige verwezenlijking van de doelstellingen van het communautaire acquis op het gebied van stralingsbescherming, met name de bescherming van de werknemers en de bevolking tegen de gevaren van ioniserende straling, zonder daarbij de nuttige toepassingen van handelingen die met blootstelling aan straling gepaard gaan, al te zeer te beperken.

1.5. Oorspronkelijk maatregelenpakket inzake nucleaire veiligheid

Op 30 januari 2003, na het advies van de overeenkomstig artikel 31 van het Euratom-Verdrag ingestelde groep van deskundigen, heeft de Commissie twee voorstellen voor een richtlijn goedgekeurd die respectievelijk betrekking hadden op de veiligheid van nucleaire faciliteiten en het beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval[8].

Na het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 26 maart 2003 werden beide voorstellen ingediend bij de Raad. In overeenstemming met de procedure van artikel 31 van het Euratom-Verdrag verzocht de Raad het Parlement een advies uit te brengen. De adviezen met betrekking tot de voorstellen werden goedgekeurd op de plenaire zitting van 13 januari 2004.

Tegelijkertijd werden beide voorstellen binnen de Raad besproken onder het Italiaanse en Ierse voorzitterschap. Aangezien geen meerderheid kon worden gevonden voor de goedkeuring of de verwerping van beide voorstellen, werd overeengekomen de conclusies van de Raad bij consensus op te stellen. De conclusies betreffende nucleaire veiligheid en veilig beheer van afgewerkte kernsplijtstof en radioactieve afvalstoffen werden door de Raad goedgekeurd in juni 2004[9] en hebben geleid tot de oprichting van de Groep nucleaire veiligheid van de Raad. In het verslag van de effectbeoordeling[10] dat bij dit voorstel werd gevoegd, wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de procedurele aspecten van het oorspronkelijke maatregelenpakket inzake nucleaire veiligheid.

Het bestaande voorstel voor een richtlijn betreffende de veiligheid van nucleaire faciliteiten zal worden ingetrokken en wordt vervangen door het nieuwe voorstel.

1.

Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling



2.1. Raadplegingen van de belanghebbenden over de noodzaak van een communautair wetgevend kader inzake nucleaire veiligheid

Dit gewijzigde voorstel is het resultaat van een uitgebreide en doorlopende raadplegingsprocedure die in 2004 onder het Ierse voorzitterschap is opgestart. De Groep nucleaire veiligheid van de Raad, de Groep op hoog niveau en het Europees kernenergieforum hebben hun werkzaamheden op dit gebied voortgezet.

Bij de opstelling van het oorspronkelijke maatregelenpakket inzake nucleaire veiligheid werden de belanghebbenden op initiatief van de Commissie uitgebreid geraadpleegd over de instelling van een wetgevend kader inzake nucleaire veiligheid, bovenop de raadplegingen die voortvloeiden uit de in het Euratom-Verdrag vastgestelde wetgevingsprocedure (de adviezen van de deskundigengroep die werd ingesteld overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag en van het Europees Economisch en Sociaal Comité). Ook internationale organisaties zoals de IAEA en het Agentschap voor Kernenergie (NEA) van de OESO werden geraadpleegd. De Commissie maakte ook van haar deelname aan diverse internationale vergaderingen gebruik om haar plannen voor EU-regelgeving op het gebied van nucleaire veiligheid voor te stellen.

Het Europees kernenergieforum, dat in 2007 werd opgericht en de belangrijkste besluitvormers en organisaties op nationaal en EU-niveau bij elkaar brengt, heeft al bijgedragen tot een beter inzicht in de gemeenschappelijke benaderingen die nodig zijn voor de verdere verbetering van de veiligheid van nucleaire installaties. In de conclusies van de kernenergieforums die in 2008 in Praag en Bratislava plaatsvonden, werd de nadruk gelegd op de sterke steun van het forum voor de invoering van Europese wetgeving inzake nucleaire veiligheid op basis van 'gemeenschappelijke, fundamentele veiligheidsbeginselen voor nucleaire installaties'.

Voorts leverden de resultaten van de activiteiten van de verschillende deskundigengroepen inzake nucleaire veiligheid de technische grondslag voor de basisbeginselen die worden voorgesteld in dit ontwerp voor een herziene richtlijn. Met de medewerking van deskundigengroepen die zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de veiligheidsinstanties van de lidstaten werden op EU-niveau verschillende soorten activiteiten en verschillende activiteitenniveaus opgezet die actief hebben bijgedragen tot de harmonisering van de praktijken op het gebied van nucleaire veiligheid.

2.2. Overzicht van de deskundigengroepen voor de harmonisering van de benaderingen inzake nucleaire veiligheid op EU-niveau

2.2.1. Nuclear Regulators' Working Group (NRWG) en Reactor Safety Working Group (RSWG)

Om de doelstellingen van de resolutie van de Raad van 1975 betreffende de technologische problemen van nucleaire veiligheid te kunnen verwezenlijken, stelde de Commissie twee deskundigengroepen samen die zich over de veiligheid van nucleaire installaties moesten buigen. De NRWG, die voor het laatst bijeen is gekomen in juni 2005, bestaat uit vertegenwoordigers van de voor nucleaire aangelegenheden bevoegde regelgevingsinstanties van de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten uit Centraal- en Oost-Europa. De RSWG, die bestond uit vertegenwoordigers van alle regelgevingsinstanties en de industrie in de EU, werd in 1998 opgeheven.

2.2.2. CONCERTation on European Regulatory Tasks (CONCERT)

De in 1992 opgerichte 'CONCERT Group' was een forum dat nucleaire regelgevingsinstanties uit de EU, Centraal- en Oost-Europese landen en Nieuwe Onafhankelijke Staten bijeen bracht en dat tot doel had ervaringen te delen en de bijstand en samenwerking in het algemeen te bevorderen. De groep is voor het laatst bijeengekomen in 2005.

2.2.3. WENRA

Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan de activiteiten van de WENRA, een organisatie die is samengesteld uit de hoofden en hooggeplaatste medewerkers van de nucleaire regelgevingsinstanties van 17 Europese landen.

Met het oog op de harmonisering van de benaderingen inzake veiligheid werden twee werkgroepen ingesteld die tot taak hadden de huidige situatie en de verschillende veiligheidsbenaderingen te analyseren, de regelgeving in de verschillende landen te toetsen aan de veiligheidsnormen van de IAEA, de verschillen vast te stellen en een voorstel te formuleren om de verschillen weg te werken zonder aan veiligheid in te boeten.

In januari 2006 werden verslagen over de referentieniveaus voor de veiligheid gepubliceerd, die vervolgens in 2007 en 2008[11] werden herzien. De leden van de WENRA hebben vele gemeenschappelijke veiligheidsreferentieniveaus voor kernreactoren vastgesteld met het oog op een zekere harmonisatie van de nationale eisen tegen 2010. Elk initiatief van de Gemeenschap op het gebied van de nucleaire veiligheid kan voordeel halen uit de technische vooruitgang die binnen de WENRA is bereikt. Bovendien werden de verslagen van de WENRA betreffende de harmonisering van de veiligheidsbenaderingen voor kerncentrales geëvalueerd door de Groep nucleaire veiligheid, die tot de volgende conclusie kwam: 'De methodologie van de WENRA is een systematische, gedocumenteerde en logische benadering van harmonisering'.

2.2.4. Groep nucleaire veiligheid (WPNS)

In navolging van de conclusies van de Raad van 2004 inzake nucleaire veiligheid en het veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval, die een oproep bevatten voor een ' uitgebreide raadpleging ' van de betrokken partijen, werd een brede raadpleging opgezet om nieuwe instrumenten te vinden die op een doeltreffender wijze kunnen bijdragen tot een verdere verbetering van de nucleaire veiligheid en van de veiligheid van het beheer van verbruikte splijtstof en radioactieve afvalstoffen, in het kader van het Euratom-Verdrag en in overeenstemming met de beginselen van 'betere wetgeving'. Dit heeft geleid tot de oprichting van de Groep nucleaire veiligheid[12].

Het eindverslag van de Groep nucleaire veiligheid[13], dat algemene conclusies en aanbevelingen bevat, werd door de Raad op 13 december 2006 goedgekeurd. In de verslagen van de drie subgroepen[14] worden de methodiek, de organisatie van de werkzaamheden en de verzameling van gegevens, alsook de resultaten van de gegevensverzameling gedetailleerd uiteengezet en worden de conclusies en aanbevelingen gemotiveerd. In totaal namen 70 deskundigen van de lidstaten en de Commissie deel aan de activiteiten van de Groep nucleaire veiligheid. De conclusies van deze verslagen bieden een solide technische achtergrond voor de benadering die wordt vooropgesteld in het huidige voorstel voor een richtlijn houdende instelling van een communautair kader voor nucleaire veiligheid.

2.2.5. Groep op hoog niveau (GHN)

Op 10 januari 2007 keurde de Commissie het ontwerp voor een programma van indicatieve aard inzake kernenergie goed. Dat ontwerp voorzag in de oprichting van een groep op hoog niveau voor nucleaire veiligheid, afvalbeheer en ontmanteling. Dit voorstel werd door al de hoogste EU-fora goedgekeurd en gesteund (zoals blijkt uit de conclusies van de Europese Raad van Brussel van maart 2007[15], de conclusies van de Raad van mei 2007 inzake nucleaire veiligheid en het veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval[16] en het verslag van het Europees Parlement van 2007 betreffende 50 jaar Europees kernenergiebeleid[17]).

De groep op hoog niveau werd in juli 2007 geformaliseerd bij Beschikking 2007/530/Euratom van de Commissie[18]. Krachtens deze beschikking dient de groep op hoog niveau de EU-instellingen bij te staan bij de geleidelijke totstandbrenging van een onderlinge overeenstemming en uiteindelijk ook van Europese voorschriften voor de veiligheid van nucleaire installaties en de veiligheid van het beheer van verbruikte splijtstof en radioactieve afvalstoffen.

De groep op hoog niveau is samengesteld uit de hoofden van de nationale regelgevingsinstanties of toezichthouders voor nucleaire veiligheid van de 27 lidstaten. Door de oprichting van de groep op hoog niveau worden de technische werkzaamheden van de WENRA in een formeler kader uitgebreid, in samenwerking met vertegenwoordigers van de EU-landen die geen kernenergie gebruiken.

De voorgestelde ontwerprichtlijn voorziet in specifieke regels voor de initiatieven die de groep op hoog niveau moet uitvoeren; deze initiatieven zullen een cruciale rol vervullen bij de vaststelling van instrumenten om de nucleaire veiligheid in de gehele Gemeenschap te handhaven en nog te verbeteren. Daarom zal de Commissie het oorspronkelijke mandaat van de groep, zoals vastgesteld bij Beschikking 2007/530/Euratom van de Commissie en na de goedkeuring door de Raad van deze richtlijn, wijzigen om rekening te houden met zijn verantwoordelijkheden ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de richtlijn.

Effectbeoordeling



De begeleidende effectbeoordeling actualiseert de effectbeoordeling die werd uitgevoerd in het kader van het vorige voorstel inzake nucleaire veiligheid dat deel uitmaakte van het maatregelenpakket inzake nucleaire veiligheid[19] en stoelt op de technische conclusies en aanbevelingen van de verslagen van de Groep nucleaire veiligheid, alsook op de verplichtingen en eisen van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid en de beginselen van de Safety Fundamentals van de IAEA.

In de effectbeoordeling worden vier beleidsopties geanalyseerd: Beleidsoptie 0 bestaat erin de huidige situatie onveranderd te laten; beleidsoptie 1 behelst de opstelling van communautaire wetgeving houdende instelling van gemeenschappelijke veiligheidsnormen voor de bestaande nucleaire installaties; beleidsoptie 2 omvat de tenuitvoerlegging van communautaire wetgeving waarin enkel een gemeenschappelijk kader wordt vastgesteld met het oog op het bereiken en handhaven van een uniform hoog niveau van nucleaire veiligheid in de hele Gemeenschap, op basis van de algemeen erkende beginselen inzake nucleaire veiligheid en waarbij de tenuitvoerleggingsmaatregelen verder worden uitgewerkt door de GHN; beleidsoptie 3 is gebaseerd op een reeks internationaal erkende beginselen inzake nucleaire veiligheid (aanpak voorgesteld onder beleidsoptie 2), die worden aangevuld met extra veiligheidseisen voor nieuwe kernreactoren, waarbij de lidstaten ertoe worden aangespoord die te ontwikkelen overeenkomstig het beginsel van continue verbetering van de veiligheid, op basis van de door de WENRA ontwikkelde veiligheidsniveaus en in nauwe samenwerking met de GHN. Uit de evaluatie van de opties is gebleken dat beleidsoptie 3 de meest efficiënte oplossing is voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke, communautaire benadering inzake nucleaire veiligheid.

2.

Juridische elementen van het voorstel



Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)



Dit voorstel heeft tot doel de procedure voor vaststelling van een gemeenschappelijk EU-kader inzake nucleaire veiligheid nieuw leven in te blazen teneinde in de gehele Gemeenschap een hoog, vergelijkbaar veiligheidsniveau van nucleaire installaties te bereiken en te handhaven door de vervanging van het oorspronkelijke voorstel ter zake, dat deel uitmaakt van het maatregelenpakket inzake nucleaire veiligheid. Het voorstel stoelt op de bepalingen van het VNV, dat een nauwkeurig juridisch kader afbakent dat de basis vormt van een geharmoniseerd stelsel inzake nucleaire veiligheid en waarbij Euratom en alle EU-lidstaten verdragsluitende partij zijn.

Rechtsgrondslag



De artikelen 31 en 32 van het Euratom-Verdrag vormen de rechtsgrondslag van dit voorstel. Artikel 31 beschrijft de procedure voor het vaststellen van de in artikel 30 bedoelde basisnormen voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking en de werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren. Krachtens artikel 32 kunnen die basisnormen worden aangevuld volgens de procedure van artikel 31.

Subsidiariteit en evenredigheid



Kernenergie speelt een belangrijke rol bij de overgang naar een koolstofarme economie en vermindert de afhankelijkheid van de EU van externe leveranciers van energiebronnen. Het is aan de lidstaten om te kiezen of zij kernenergie al dan niet opnemen in hun energiemix. De rol van de Europese Unie is te waarborgen dat deze energiebron ontwikkeld wordt met inachtneming van de meest stringente veiligheidsnormen.

Alle EU-lidstaten zijn verdragsluitende partij bij het VNV, dat een internationaal erkend, gemeenschappelijk platform vormt voor de ontwikkeling van de nucleaire veiligheid. De EU-lidstaten hebben al maatregelen ten uitvoer gelegd om in de EU een hoog niveau van nucleaire veiligheid te bereiken. Door de verschillende historische achtergronden, de uiteenlopende rechtskaders, de diverse soorten en het verschillende aantal reactoren alsook door de onderscheiden regelgevingsbenaderingen werden op het vlak van nucleaire veiligheid tot dusverre geen gemeenschappelijke regels vastgesteld die gelden voor de gehele Gemeenschap.

Door de benadering van het huidige voorstel kunnen lidstaten het subsidiariteitsbeginsel ten volle benutten aangezien het een juridisch kader voor nucleaire veiligheid creëert zonder normatief te zijn wat de precieze invulling ervan betreft. Bovendien heeft de richtlijn tot doel de rol en de onafhankelijkheid van de nationale regelgevingsinstanties te versterken door hun bevoegdheden uit te breiden en hen meer gewicht te geven bij de tenuitvoerlegging van de overeengekomen maatregelen. Krachtens de richtlijn wordt het beginsel van de nationale verantwoordelijkheid voor de veiligheid van nucleaire installaties volledig in acht genomen. De lidstaten worden er bij de bouw van nieuwe kernreactoren immers toe aangespoord aanvullende veiligheidseisen op te leggen overeenkomstig het beginsel van continue verbetering van de veiligheid, dit op basis van de door de WENRA uitgewerkte referentieveiligheidniveaus en in nauwe samenwerking met de HLG. Voorts behouden de lidstaten het recht om op nationaal niveau stringentere veiligheidsmaatregelen te eisen dan waarin in de ontwerp-richtlijn is voorzien.

3.

Belangrijkste bepalingen van het voorstel



4.1. Verantwoordelijkheid en kader voor de veiligheid van nucleaire installaties (artikel 3)

Het artikel betreffende de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van nucleaire installaties is gebaseerd op een van de basisbeginselen van nucleaire veiligheid, dat tevens is vastgesteld in artikel 9 van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid: de hoofdverantwoordelijkheid voor de veiligheid van nucleaire installaties, gedurende hun hele levensduur, ligt bij de vergunninghouder, onder toezicht van de regelgevingsinstantie. Bovendien worden de veiligheidsmaatregelen en -controles die in een nucleaire installatie moeten worden uitgevoerd, uitsluitend door de regelgevingsinstantie vastgelegd en door de vergunninghouder uitgevoerd.

Conform de tweede alinea moeten de lidstaten een wettelijk en regelgevingskader inzake nucleaire veiligheid vaststellen en in stand houden. Alle lidstaten voldoen al aan deze bepaling en er worden dan ook geen problemen verwacht voor de tenuitvoerlegging ervan.

4.2. Regelgevingsinstanties (artikel 4)

De tekst versterkt de rol en de onafhankelijkheid van de nationale regelgevingsinstanties door hun bevoegdheden uit te breiden. Teneinde autonome beslissingen te bevorderen die de voorrang geven aan de veiligheid van nucleaire installaties, moet de daadwerkelijke onafhankelijkheid worden gewaarborgd van de regelgevingsinstantie van alle organisaties die als taak hebben nucleaire installaties te bevorderen of te exploiteren en hun maatschappelijke voordelen in het licht te stellen. De regelgevingsinstantie moet goed worden behoed voor ongewenste beïnvloeding. Een soortgelijke bepaling is reeds opgenomen in het VNV (artikel 8, lid 2). De regelgevingsinstantie, voorzien van een afdoende autoriteit, deskundigheid en financiële en personele middelen om haar rol te spelen en haar verplichtingen na te komen, zal worden belast met het toezicht op en het opstellen van regelgeving inzake de veiligheid van nucleaire installaties, alsook met het toezicht op de toepassing van de veiligheidsvoorschriften.

De regelgevingsinstanties zullen verantwoordelijk zijn voor het toekennen van vergunningen en het toezicht op de toepassing van de daarin vervatte regels met betrekking tot de keuze van de vestigingsplaats, het ontwerp, de bouw, de inbedrijfstelling, de bedrijfsvoering en de buitenbedrijfstelling/ontmanteling van nucleaire installaties.

De regelgevingsinstantie heeft tot taak te waarborgen dat de vergunninghouder over voldoende vakbekwaam personeel beschikt om de installaties te exploiteren.

Teneinde de regelgevingsinfrastructuur continu te verbeteren, worden de regelgevingsinstanties en de nationale regelgevingsstructuur op gezette tijden onderworpen aan internationale peer reviews .

In het kader van deze bepaling zullen de nationale regelgevingsinstanties en regelgevingssystemen geregeld worden onderworpen aan internationale peer review -opdrachten door de International Regulatory Review Service (IRRS) van de IAEA en moeten zij zich ertoe verbinden ten minste om de tien jaar een zelfbeoordeling te maken.

4.3. Transparantie (artikel 5)

De bepalingen van artikel 5 zijn bedoeld om de toegang tot betrouwbare informatie te garanderen en het voor het publiek mogelijk te maken deel te nemen aan een transparant besluitvormingsproces.

4.4. Veiligheidseisen en -voorschriften voor nucleaire installaties (artikel 6)

Krachtens artikel 6 wordt de verplichting van de lidstaten om te voldoen aan de safety fundamentals van de IAEA[20] herhaald en versterkt, en moeten zij de op internationaal niveau overeengekomen verplichtingen en eisen van het Verdrag inzake nucleaire veiligheid in acht nemen.

Bovendien worden de lidstaten, wat de veiligheid van nieuwe kernreactoren betreft, ertoe aangespoord aanvullen veiligheidmaatregelen vast te stellen overeenkomstig het beginsel van continue verbetering van de veiligheid op basis van de door de WENRA ontwikkelde veiligheidsniveaus en in nauwe samenwerking met de HLG.

Tegen deze achtergrond dient te worden benadrukt dat, zodra de Raad zich met de tekst van de richtlijn akkoord heeft verklaard, de Commissie het mandaat van de Groep op hoog niveau, als vastgesteld in de beschikking van de Commissie tot oprichting van die groep, dienovereenkomstig zal aanpassen.

4.5. Verplichtingen van de vergunninghouder (artikel 7)

In dit artikel wordt een opsomming van de verplichtingen van de vergunninghouders gegeven om te voldoen aan de eisen van artikel 6 en wordt hun opdracht omschreven om goede beheersystemen vast te stellen en ten uitvoer te leggen en over adequate financiële en personele middelen te beschikken ter waarborging van de nucleaire veiligheid.

4.6. Toezicht (artikel 8)

De regelgevingsinstanties dienen de evaluaties van de nucleaire veiligheid, de desbetreffende controles en de handhavingsacties uit te voeren gedurende de gehele levensduur van installaties. Ook dat is een gezamenlijk overeengekomen beginsel. Om de Europese regelgevingsinstanties meer bewegingsruimte te geven, voorziet deze richtlijn in een uitbreiding van de regelgevende bevoegdheden ten behoeve van de veiligheid. In het geval van ernstige of herhaalde overtredingen van de veiligheidsvoorschriften zullen de regelgevingsinstanties bevoegd zijn om de exploitatievergunning in te trekken en de exploitatie van eender welke nucleaire installatie stil te leggen wanneer zij menen dat de veiligheid niet ten volle gewaarborgd is. De evaluatie- en controleverplichting voor de veiligheid zit ook vervat in artikel 14 van het VNV.

4.7. Deskundigheid inzake nucleaire veiligheid (artikel 9)

De beschikbaarheid van deskundigen op het gebied van nucleaire veiligheid is een uiterst belangrijk aspect dat steeds weer aan bod komt op internationale bijeenkomsten in verband met nucleaire veiligheid. De afgelopen tientallen jaren werden onvoldoende specialisten opgeleid. Daardoor is er ook een vergrijzingsprobleem bij het veiligheidspersoneel en de veiligheidscontroleurs, van wie velen binnenkort met pensioen zullen gaan. Dit is een van de gebieden waarop de Gemeenschap transnationale samenwerking en opleiding kan bevorderen. De verplichting ervoor te zorgen dat voldoende en gekwalificeerd personeel beschikbaar is, werd ook vastgesteld in artikel 11, lid 2, van het VNV.

4.8. Voorrang voor veiligheid (artikel 10)

Overeenkomstig het beginsel 'voorrang voor veiligheid' kunnen de lidstaten op nationaal niveau stringentere veiligheidsmaatregelen opleggen dan die waarin de ontwerprichtlijn voorziet.

5. CONCLUSIE

De Raad wordt derhalve verzocht:

zijn goedkeuring te hechten aan het bijgevoegde gewijzigde voorstel voor een richtlijn van de Raad (Euratom) tot instelling van een communautair kader voor nucleaire veiligheid.