Toelichting bij COM(2008)614 - Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad Voor de EER relevante tekst - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2008)614 - Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging ... |
---|---|
bron | COM(2008)614 |
datum | 08-10-2008 |
Motivering en doel van het voorstel
Het voorstel is een van de resultaten van de herziening van het consumentenacquis, die een aantal richtlijnen op het gebied van consumentenbescherming bestrijkt. Deze herziening is gestart in 2004, met het doel het bestaande regelgevende kader te vereenvoudigen en te completeren. Het overkoepelende doel van deze herziening is een echte interne markt voor 'business-to-consumer'-handel (b2c) tot stand te brengen en daarbij, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, het juiste evenwicht te vinden tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. De richtlijnen die momenteel herzien worden, bevatten minimumclausules betreffende harmonisatie, hetgeen betekent dat de lidstaten ook striktere regels inzake consumentenbescherming kunnen handhaven of invoeren. De lidstaten hebben uitvoerig gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Dit heeft geleid tot een versnipperd regelgevend kader in de Gemeenschap, hetgeen aanzienlijke nalevingskosten veroorzaakt voor bedrijven die grensoverschrijdend handel willen drijven. De collisieregels zoals die bijvoorbeeld zijn opgenomen in de Verordening inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst ("Rome I") bieden geen oplossing voor dit probleem. Volgens Rome I kunnen consumenten die een overeenkomst aangaan met een buitenlandse handelaar daardoor niet de bescherming verliezen die zij genieten op grond van bepalingen waarvan niet bij overeenkomst kan worden afgeweken van hun eigen land. Voor de interne markt heeft deze versnippering tot gevolg dat bedrijven minder geneigd zijn om grensoverschrijdend aan consumenten te verkopen, wat weer in het nadeel van de consumenten is. Als consumenten niet in staat zijn om gebruik te maken van concurrerende grensoverschrijdende aanbiedingen, profiteren zij niet volledig van de voordelen van de interne markt, in termen van meer keuze en lagere prijzen. Het blijkt dat de consument weinig vertrouwen heeft in grensoverschrijdende handel. Een van de redenen van dit verschijnsel is de versnippering van het consumentenacquis. De versnippering en het variabele niveau van consumentenbescherming bemoeilijken pan-Europese voorlichtingscampagnes over de rechten van consumenten en de toepassing van mechanismen voor alternatieve geschillenbeslechting. Het doel van het voorstel is bij te dragen tot het beter functioneren van de b2c-interne markt door vertrouwen van de consument in de interne markt te versterken en de terughoudendheid van het bedrijfsleven inzake grensoverschrijdende handel te verminderen. Dit algemene doel moet bereikt worden door de versnippering aan te pakken, het regelgevend kader te stroomlijnen en consumenten een hoog gemeenschappelijk niveau van consumentenbescherming te bieden, alsmede adequate informatie over hun rechten en hoe zij daar gebruik van kunnen maken. Met het oog daarop zal de Commissie een proces op gang brengen om vast te stellen wat de meest geëigende manier is om consumenten op het verkooppunt te informeren over hun grondrechten.
Algemene context
De naleving van het versnipperde consumentenacquis brengt voor het bedrijfsleven aanzienlijke kosten met zich. Uit onderzoeken is gebleken dat voor de meeste handelaren deze nalevingskosten een belangrijke barrière vormen voor grensoverschrijdende handel en hen ervan weerhouden om grensoverschrijdend te verkopen, in het bijzonder aan consumenten in kleinere lidstaten. Wanneer geen wetgevende initiatieven op communautair niveau worden genomen, zullen deze kosten verder worden doorgegeven aan consumenten in de vorm van hogere prijzen; in het ongunstigste geval zullen bedrijven blijven weigeren om grensoverschrijdend te verkopen of consumenten geografisch discrimineren op basis van het land waar zij wonen. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 16 juli 2007 aanbevolen wetgevende actie te ondernemen en een voorkeur geuit voor goedkeuring van een instrument in de vorm van een horizontale richtlijn gebaseerd op volledige doelgerichte harmonisatie. In haar mededeling 'Een interne markt voor het Europa van de 21ste eeuw' van 20 november 2007 verklaarde de Commissie dat de interne markt betere resultaten en tastbare voordelen moet opleveren voor consumenten en kmo's.
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Het voorstel is gericht op herziening van Richtlijn 85/577/EEG betreffende buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, Richtlijn 97/7/EG betreffende op afstand gesloten overeenkomsten, en Richtlijn 1999/44/EG betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen. Deze vier richtlijnen regelen de contractuele rechten van consumenten. Het voorstel combineert deze vier richtlijnen in één enkel horizontaal instrument dat de gemeenschappelijke aspecten op systematische wijze regelt, de bestaande regels vereenvoudigt en bijwerkt, inconsistenties wegneemt en hiaten opvult. Het voorstel volgt niet dezelfde minimumharmonisatiebenadering als de vier bestaande richtlijnen (d.w.z. lidstaten kunnen striktere nationale regels handhaven of invoeren dan die in de richtlijnen); in plaats daarvan is gekozen voor een benadering van volledige harmonisatie (d.w.z. lidstaten mogen geen bepalingen handhaven of invoeren die afwijken van die van de richtlijn).
Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie
Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt bevat enkele basisvoorschriften inzake informatieverstrekking waaraan handelaren moeten voldoen voordat er een overeenkomst kan worden gesloten. Ook de Richtlijnen 85/577/EEG, 97/7/EG en 99/44/EEG bevatten enkele voorschriften betreffende informatie. Overeenkomstig de algemene doelstelling van betere regelgeving zorgt het voorstel voor consistentie tussen deze verschillende richtlijnen en regelt het de juridische gevolgen van niet-naleving van dergelijke voorschriften. Het doel van het voorstel is een hoog niveau van consumentenbescherming in consumentenovereenkomsten te bereiken. Het voorstel is dan ook in overeenstemming met de grondrechten, met name met artikel 38 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Het voorstel sluit ook aan bij de grondbeginselen van het EG-Verdrag, zoals het vrije verkeer van goederen en de vrijheid van dienstverlening, die niet beperkt zullen worden door striktere nationale regels op het door de richtlijn geharmoniseerde terrein, behalve wat betreft de noodzakelijke en evenredige maatregelen die lidstaten eventueel kunnen nemen om redenen van openbaar beleid, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de bescherming van het milieu, overeenkomstig het Gemeenschapsrecht.
Inhoudsopgave
Raadpleging van belanghebbende partijen
Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten
De Commissie heeft op 8 februari 2007 het Groenboek over de herziening van het consumentenacquis goedgekeurd, waarin de initiële bevindingen van de Commissie worden samengevat; dit groenboek gaf de aanzet tot een openbare raadpleging over met name de thema's die in alle vier genoemde richtlijnen aan de orde komen (m.a.w. de horizontale kwesties). Het groenboek leidde tot reacties van een grote verscheidenheid van betrokken partijen, waaronder vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en van de consumenten, het Europees Parlement, de lidstaten, en academici en juristen. De Commissie heeft ook twee raadplegingsdocumenten gepubliceerd over Richtlijn 97/7/EG en Richtlijn 85/577/EEG die ingaan op de specifieke (verticale) thema's van deze richtlijnen. Alle belanghebbenden werden uitgenodigd om hun reacties vóór respectievelijk 21 november 2006 en 4 december 2007 aan de Commissie toe te zenden. De Commissie ontving respectievelijk 84 en 62 reacties van relevante stakeholders. De resultaten van deze twee specifieke raadplegingen zijn te vinden op de volgende website: ec.europa.eu/consumers/rights/gen_rights_en De Commissie heeft verder op 14 november 2007 een conferentie voor belanghebbenden georganiseerd. Op 20 december 2007 zond de contractant van de Commissie twee vragenlijsten (een voor bedrijven en een voor consumenten) aan belanghebbende partijen. De huidige problemen en de geplande aanpassingen van de wetgeving, met de verschillende opties, zijn besproken met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en van de consumenten, die in het kader van in februari 2008 gehouden workshops uitgenodigd werden om hun mening te geven over de waarschijnlijke gevolgen van de afzonderlijke opties.
Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden
De meeste respondenten drongen in hun reacties op het groenboek aan op invoering van een horizontaal wetgevend instrument dat van toepassing zou moeten zijn op zowel binnenlandse als grensoverschrijdende transacties, en gebaseerd op volledige doelgerichte harmonisatie; d.w.z. gericht op die problemen die voor het bedrijfsleven wezenlijke belemmeringen van de handel betekenen en/of consumenten ervan weerhouden grensoverschrijdende aankopen te doen. Een dergelijk horizontaal wetgevend instrument zou naar de mening van de meerderheid van de respondenten gecombineerd moeten worden met verticale herzieningen van de bestaande sectorspecifieke richtlijnen (bijvoorbeeld van de richtlijnen betreffende timesharing en pakketreizen). Er was veel steun voor aanscherping en systematisering van het consumentenacquis, bijvoorbeeld door invoering van gemeenschappelijke definities van de begrippen consumenten, handelaren en levering, geharmoniseerde regels betreffende het recht op informatie en het herroepingsrecht, en invoering op communautair niveau van een 'zwarte lijst' van oneerlijke bedingen in overeenkomsten (bedingen die a priori verboden zijn) en een 'grijze' lijst van bedingen die aanleiding zijn tot een vermoeden van oneerlijke praktijken, in plaats van de huidige louter indicatieve lijst.
Deze openbare raadpleging op internet over het groenboek vond plaats van 8.2.2007 tot 15.5.2007. De Commissie ontving 307 reacties. De resultaten zijn te vinden op ec.europa.eu/consumers/rights/cons_acquis_en.
Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.
Effectbeoordeling
Zes verschillende opties werden onderworpen aan een effectbeoordeling. Alle beleidsopties nemen de dit jaar vastgestelde Rome I-verordening als uitgangspunt. Beleidsoptie 1 is de status quo-optie: de minimale harmonisatie van het consumentenacquis wordt gehandhaafd. Het economisch effect van deze optie is negatief. Het centrale probleem van de versnippering van het regelgevend kader blijft bestaan. Beleidsoptie 2 is een niet-wetgevende optie: communautaire financiering voor bewustmakingscampagnes en zelfregulering. Dit zou, als geïsoleerd pakket maatregelen, geen enkel positief effect hebben, aangezien het centrale probleem van juridische versnippering zou blijven bestaan, tenzij de gedragscodes gebaseerd zouden zijn op de hoogste gemeenschappelijke normen en de gehele Gemeenschap zouden bestrijken. Beleidsoptie 3 omvat vier wetgevingsvoorstellen die gebaseerd zijn op het beginsel van volledige harmonisatie en die in een horizontaal instrument verwerkt zouden kunnen worden. Deze optie is gericht op een beperkt aantal inconsistenties in de communautaire wetgeving. Definities die duidelijker en meer up to date zijn, vereenvoudigen de wetgeving maar leveren slechts een zeer beperkte bijdrage in termen van het beter functioneren van de interne markt, het verlichten van de lasten voor het bedrijfsleven en het versterken van het vertrouwen van de consument. Beleidsoptie 4 omvat 16 wetswijzigingen op basis van volledige harmonisatie en in combinatie met de vier onder beleidsoptie 3 voorgestelde wetswijzigingen. Deze optie gaat in op alle relevante kwesties inzake consumentenbescherming waarmee handelaren rekening moeten houden bij het ontwerpen van hun reclamemateriaal, bij het opstellen van hun standaardbedingen en bij contacten met consumenten. Volledige harmonisatie van deze punten zou de administratieve kosten voor de grensoverschrijdende directe handel en handel op afstand aanzienlijk omlaag brengen en zou een positief effect hebben op het functioneren van de interne markt. Dergelijke wetswijzigingen zijn relevant voor het vertrouwen van de consument in grensoverschrijdende transacties. Bovendien omvat deze beleidsoptie een aanpassing van de wetgeving aan nieuwe ontwikkelingen op de markt. Deze beleidsoptie heeft positieve economische gevolgen, versterkt het vertrouwen van de consument en verbetert de kwaliteit van de wetgeving. Beleidsoptie 5 omvat drie wetgevende voorstellen die gebaseerd zijn op volledige harmonisatie en nieuwe consumentenrechten toekennen, in aanvulling op de 20 wetgevingswijzigingen van de beleidsopties 3 en 4. Het negatieve effect op de kosten voor het bedrijfsleven en op het goede functioneren van de interne markt lijken minder zwaar te wegen dan de voordelen die dit voor consumenten zou brengen. Beleidsoptie 6 omvat de wetgevende voorstellen van de beleidsopties 3 en 4 plus een internemarktclausule die van toepassing is op de niet volledig geharmoniseerde aspecten. De internemarktclausule zou partijen bij een overeenkomst, voor die aspecten die onder de clausule vallen, de mogelijkheid bieden om te kiezen voor het recht van onverschillig welke lidstaat, ook wanneer dat recht een lager niveau van consumentenbescherming biedt dan het recht van het land waar de consument woont. Aangezien een dergelijke clausule strijdig zou zijn met artikel 6 van Rome I, zou een wetgevingswijziging noodzakelijk zijn, die een belangrijke aanpassing van het beleid zou betekenen, slechts enkele maanden na vaststelling van Rome I; die verordening bevat overigens een herzieningsclausule (verslag in 2013). Bovendien wordt deze beleidsoptie weliswaar ondersteund door het bedrijfsleven, maar de grote meerderheid van de lidstaten en alle consumentenorganisaties hebben zich ertegen verzet in hun reacties op het groenboek. Deze optie zou bepaalde barrières in de regelgeving van de interne markt wegnemen en de lasten voor het bedrijfsleven verlichten, maar zou anderzijds het probleem van de rechtsonzekerheid afwentelen op de consumenten, wat het vertrouwen van de consumenten negatief zou beïnvloeden; dit zou ook problemen opleveren voor nationale rechtbanken en met het toezicht op de naleving belaste instanties, die het recht van een andere lidstaat zouden moeten toepassen.
De Commissie heeft conform haar wetgevings- en werkprogramma een effectbeoordeling uitgevoerd, waarvan het verslag kan worden geraadpleegd op: ec.europa.eu/consumers/rights/cons_acquis_en.
Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)
Het doel van het voorstel is bij te dragen tot het goede functioneren van de b2c-interne markt en een hoog gemeenschappelijk niveau van consumentenbescherming te bereiken door de belangrijkste voor de interne markt relevante aspecten van het recht dat van toepassing is op consumentenovereenkomsten volledig te harmoniseren.
Rechtsgrondslag
Artikel 95 van het Verdrag.
Subsidiariteitsbeginsel
Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.
Het probleem van de versnippering van de regelgeving kan niet door de lidstaten afzonderlijk worden opgelost, aangezien het juist de uiteenlopende tenuitvoerlegging door de lidstaten van de minimumharmonisatieclausules in de bestaande richtlijnen is die aan de wortel van het probleem ligt. Het op ongecoördineerde wijze aanpakken van nieuwe marktontwikkelingen, lacunes in de regelgeving en inconsistenties in de communautaire consumentenwetgeving leidt tot meer versnippering en verergert het probleem. Alleen een gecoördineerd optreden van de Gemeenschap kan dit probleem oplossen en daardoor een bijdrage leveren aan de voltooiing van de interne markt.
Ongecoördineerde maatregelen door individuele lidstaten zouden de interne markt niet in staat stellen om de gewenste resultaten op te leveren ten behoeve van zowel het bedrijfsleven – met name kmo's – als de consumenten. Dergelijk ongecoördineerd optreden zou geen gebruik maken van het potentieel van de b2c-interne markt, met name van het aanzienlijke groeipotentieel van de grensoverschrijdende verkoop op afstand, waarvan kmo's rechtstreeks zouden kunnen profiteren. Ook zouden de consumenten dan niet in staat zijn om optimaal te profiteren van de voordelen van de interne markt, met meer keuze en gunstigere prijzen door grensoverschrijdende aanbiedingen. Tenslotte zou het de ontwikkeling van concurrerende ondernemingen belemmeren, met name van kmo's die in de gehele Gemeenschap actief willen worden.
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende redenen beter door een optreden van de Gemeenschap worden verwezenlijkt.
Het voorstel is gebaseerd op volledige harmonisatie van het communautaire recht dat van toepassing is op consumentenovereenkomsten. Het positieve effect op de detailhandel zou aanzienlijk zijn. Zoals blijkt uit de effectbeoordeling zouden ook de besparingen qua verlichting van de administratieve lasten voor ondernemingen die grensoverschrijdend willen verkopen, aanzienlijk zijn. Het voorstel betreft invoering van één pakket regels dat een hoog gemeenschappelijk niveau van consumentenbescherming in de hele Gemeenschap moet garanderen en dat handelaren in staat moet stellen om te verkopen aan consumenten in alle 27 lidstaten, op dezelfde basis als in eigen land, met bijvoorbeeld dezelfde standaardbedingen en hetzelfde informatiemateriaal. Het voorstel zou dus de nalevingskosten voor handelaren aanzienlijk beperken en tegelijkertijd consumenten een hoog niveau van bescherming bieden. De discrepantie tussen de groei van de binnenlandse verkoop en die van de grensoverschrijdende verkoop is met name significant bij de verkoop via internet, waar een aanzienlijk potentieel voor verdere groei bestaat. Dit voorstel zou dus een van de belangrijkste tastbare verworvenheden van de b2c-interne markt kunnen opleveren.
De versnippering van de regelgeving als gevolg van het gebruik door de lidstaten van de minimumharmonisatieclausules in de genoemde richtlijnen is aan het licht gebracht door een vergelijkende juridische analyse van de tenuitvoerlegging van het consumentenacquis in alle 27 lidstaten. Deze analyse is gepubliceerd op de website: ec.europa.eu/consumers/rights/cons_acquis_en#comp. Een Eurobarometer-enquête van 2008 wijst erop dat deze versnippering een belangrijke barrière voor de grensoverschrijdende handel vormt.
De reikwijdte van het voorstel blijft beperkt tot regels inzake consumentenbescherming in overeenkomsten tussen handelaren en consumenten. Het behelst volledige harmonisatie van alle aspecten van de consumentenbescherming die relevant zijn voor grensoverschrijdende handel, d.w.z. de aspecten die van belang zijn voor handelaren bij het opstellen van hun standaardbedingen in overeenkomsten en bij het ontwerpen van informatiemateriaal, en ook voor het managen van hun bedrijf (bv. management van geretourneerde goederen bij verkoop op afstand of rechtstreekse verkoop).
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. De Commissie erkent dat de aanpak van volledige harmonisatie op het terrein van consumentenbescherming, die met de richtlijn betreffende oneerlijke handelspraktijken met succes in praktijk is gebracht, een nieuw begin betekent op het terrein van de contractuele rechten van consumenten. Dat betekent dat er een passende communicatiestrategie nodig is om de gevolgen en voordelen van het voorstel toe te lichten. Naast de interinstitutionele dialoog met het Parlement en de Raad wil de Commissie in de komende maanden ook actief de discussie aangaan met alle betrokken partijen in de verschillende lidstaten.
Evenredigheidsbeginsel
Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
Het voorstel regelt alleen de voornaamste aspecten van het recht dat van toepassing is op consumentenovereenkomsten, en raakt niet aan meer algemene concepten van het verbintenissenrecht, zoals bijvoorbeeld de bevoegdheid om een overeenkomst te sluiten of de toekenning van schadevergoeding. Het voorstel is van toepassing op zowel binnenlandse als grensoverschrijdende overeenkomsten, overeenkomstig de resultaten van de discussie over het groenboek. Het opnemen van binnenlandse transacties in de werkingssfeer staat in verhouding tot de doelstelling van vereenvoudiging van het communautair regelgevend kader, aangezien aldus een dubbele wettelijke regeling vermeden wordt, hetgeen zou leiden tot verdere versnippering en verstoringen van de concurrentie tussen ondernemingen die alleen in eigen land handel drijven en ondernemingen die zowel binnenslands als grensoverschrijdend actief zijn.
De administratieve belasting voor overheden zou minimaal zijn en zou alleen bestaan in het aan de Commissie melden van nationale jurisprudentie inzake oneerlijke bedingen in overeenkomsten, in de context van een comitologieprocedure. De handelaren in de Gemeenschap die grensoverschrijdend zaken willen doen, zouden aanzienlijk lagere administratieve kosten hebben als gevolg van de volledige harmonisatie. Enkele van de ondernemingen die alleen binnenslands handel drijven en geen gebruik willen maken van de voordelen van de interne markt, zouden een minimaal nadeel ondervinden door de geringe en eenmalige kosten van aanpassing aan de wijzigingen van de regelgeving. Voor detailhandelaren die direct contact met hun klanten hebben, valt een minimale extra belasting te verwachten voor specifieke vormen van 'face-to-face'-handel, zoals tweedehandswinkels die als tussenpersoon voor consumenten optreden. Als het voorstel de consumentenbescherming bevordert en de concurrentie in de detailhandel stimuleert door meer grensoverschrijdend aanbod, is dat in het voordeel van de consumenten, die kunnen profiteren van meer keuze, betere kwaliteit en lagere prijzen.
Keuze van instrumenten
Voorgestelde instrumenten: richtlijn.
Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn. Het probleem van de versnippering van het regelgevend kader in de Gemeenschap kan alleen worden opgelost door een wetgevend initiatief op communautair niveau. Zelfregulering of mederegulering zou geen oplossing bieden voor het probleem van deze versnippering. Een richtlijn geniet de voorkeur boven een verordening aangezien de omzetting ervan een soepelere tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht in het bestaande nationale verbintenissenrecht of in gedragscodes voor de handel mogelijk zou maken. Een richtlijn zou de lidstaten de noodzakelijke beoordelingsmarge laten om nationale juridische concepten en basisbeginselen van het nationale verbintenissenrecht te kunnen handhaven, voor zover die verenigbaar zijn met de doelstellingen van het wetgevende voorstel van de Gemeenschap. In tegenstelling tot wat het geval is bij een verordening kan de tenuitvoerlegging van een richtlijn leiden tot één enkel coherent pakket van wetgeving op nationaal niveau dat handelaren eenvoudiger kunnen toepassen en interpreteren, op de naleving waarvan de autoriteiten gemakkelijker kunnen toezien, en dat beter aansluit bij het subsidiariteitsbeginsel.
De kosten van het geplande Comité voor oneerlijke bedingen omvatten het salaris van één ambtenaar, geraamd op 117 000 euro, voor de ondersteuning van de comitologieprocedure. Verder zijn er de kosten van de plenaire sessies met één deelnemer uit elk van de 27 lidstaten: drie vergaderingen per jaar, geraamd op 20 000 euro per vergadering.
Vereenvoudiging
Het voorstel voorziet in vereenvoudiging van wetgeving.
Het voorstel betekent een aanzienlijke vereenvoudiging van het consumentenacquis. Door samenvoeging van vier richtlijnen worden de gemeenschappelijke aspecten systematisch geordend en worden overlappingen en inconsistenties geëlimineerd. Het voorstel regelt gemeenschappelijke punten zoals de definities, een verplicht minimum van precontractuele informatie, en regels betreffende de contractuele aspecten van verkoop, die nu over meerdere richtlijnen verdeeld zijn.
Het voorstel is opgenomen in het programma van de Commissie voor de modernisering en vereenvoudiging van het acquis communautaire en in het wetgevings- en werkprogramma van de Commissie, onder referentie 2008/SANCO/001.
Intrekking van bestaande wetgeving
De vaststelling van het voorstel heeft de intrekking van bestaande wetgeving tot gevolg.
Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling
Het voorstel bevat een herzieningsclausule.
Transponeringstabel
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijn mee, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Europese Economische Ruimte
De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet daarom worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.
Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel
Hoofdstuk I bevat de gemeenschappelijke definities van onder andere 'consument' en 'handelaar' en legt het beginsel van volledige harmonisatie vast. Hoofdstuk II gaat in op de informatie die handelaren minimaal dienen te verstrekken vóór sluiting van consumentenovereenkomsten, en bevat een informatieverplichting voor tussenpersonen die namens consumenten overeenkomsten sluiten. Hoofdstuk III, dat alleen geldt voor op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten, bevat een aantal specifieke voorschriften inzake informatie en regelt het herroepingsrecht (duur, uitoefening en effecten) op consistente wijze. Hier wordt ook verwezen naar een standaardformulier voor herroeping, dat is bijgevoegd in bijlage I, deel B. Hoofdstuk IV verduidelijkt de bepalingen van Richtlijn 99/44/EG. Het principe dat de handelaar aansprakelijk blijft jegens de consument voor een periode van twee jaar wanneer de goederen niet in overeenstemming zijn met de overeenkomst, blijft gehandhaafd. Er wordt een nieuwe regel ingevoerd dat het risico van verlies of beschadiging van de goederen pas overgaat op de consument wanneer hijzelf of een door hem aangewezen derde persoon, die niet de vervoerder is, de goederen daadwerkelijk in bezit heeft. In Hoofdstuk V worden in grote lijnen de bepalingen van Richtlijn 93/13/EEG overgenomen. Het gaat daarbij om oneerlijke bedingen in overeenkomsten waarover niet afzonderlijk onderhandeld is, zoals standaardbedingen. Oneerlijke bedingen zijn bedingen die het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van consumenten en die van handelaren in aanzienlijke mate verstoren ten nadele van de consument en daarom niet bindend zijn voor consumenten. Om te zorgen voor rechtszekerheid bevat de richtlijn twee lijsten van oneerlijke bedingen. Bijlage II bevat een lijst van bedingen die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd. Bijlage III bevat een lijst van bedingen die als oneerlijk worden beschouwd tenzij de handelaar het tegendeel bewijst. Deze lijsten zijn van toepassing in alle lidstaten en kunnen alleen gewijzigd worden via de in de richtlijn bepaalde comitologieprocedure.
- 2008/0196 (COD)