Toelichting bij COM(1999)390 - Inleiding van de geschillenbeslechtingsprocedure ten aanzien van de Oekraïnse wet ter bevordering van de automobielproductie en aanverwante bepalingen in verband met de markt voor tweedehands automobielen door de benoeming van een bemiddelaar en houdende een voorstel aan de Samenwerkingsraad tot benoeming van een derde bemiddelaar overeenkomstig artikel 96, lid 3, van de partnerschapsovereenkomst tot goedkeuring van het ontwerp-mandaat van de bemiddelaars die worden aangewezen om het geschil te beslechten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. De Oekrai'nse overheid heeft in September 1997 een pakket wettelijke maatregelen goedgekeurd waarbij fiscale voordelen worden toegekend aan ondernemingen die zich verbinden tot een buitenlandse investering van minstens 150 miljoen US dollar en zich bereid verklaren de in Oekraine toegevoegde waarde te verhogen overeenkomstig een programma dat door de Oekrainse overheid is goedgekeurd. Deze belastingvoordelen gelden de facto voor een bepaalde buitenlandse onderneming die momenteel in de automobielsector in Oekraine investeert.

Deze zeer aanzienlijke voordelen bestaan in, onder meer, vrijstelling van alle invoerrechten op de door deze onderneming gebruikte materialen en onderdelen, vrijstelling van alle BTW op materialen en onderdelen en op de verkoop van automobielen in Oekraine, vrijstelling van de grondbelasting en van de bijdrage aan het innoveringsfonds van de staat en verlaging van de heffingsgrondslag voor de winstbelasting van de betrokken onderneming. Bovendien is er een andere bijzondere wet die de naamloze vennootschap AvtoZAZ de mogelijkheid geeft tot schuldamortisatie, met inbegrip van diverse belastingschulden en door de overheid gegarandeerde kredieten:

- de wet 'ter bevordering van de automobielproductie in Oekraine' (n. 535/97-VR), die op 19 september 1997 door het Oekrainse parlement werd goedgekeurd en sedert 23 oktober 1997 van toepassing is,

- de wet "betreffende de schuldamortisatie van de open naamloze vennootschap AvtoZAZ" (n. 482/97 VR) van 18 juli 1998,

- de wet "op de accijnzen en invoerrechten voor bepaalde voertuigen en banden voor deze voertuigen" (n. 217/96 VR van mei 96).

Voorts heeft Oekraine een verbod ingesteld op de invoer van tweedehands automobielen van meer dan vijf jaar oud en heeft dit land een minimum douanewaarde van 5.000 US dollar vastgesteld voor alle gebruikte automobielen. Deze bijkomende maatregelen hebben de invoer van tweedehands automobielen in Oekraine de facto onmogelijk gemaakt:

- de resoluties van het kabinet van ministers "betreffende wijzigingen van en aanvullingen op bepaalde resoluties van het kabinet van ministers van Oekraine" betreffende de invoer van tweedehands automobielen in Oekraine (146/98 van februari 1998).

2. De Europese Commissie heeft vastgesteld dat de vorengenoemde wetten en bepalingen van Oekraine betreffende de automobielsector in dit land op diverse punten onverenigbaar zijn met de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst en/of de WTO-bepalingen. In het bijzonder zijn deze wetten en voorschriften strijdig met artikel 10 (meestbegunstigingsclausule), artikel 15 (non-discriminatie) en artikel 49 (staatssteun) van de PSO, evenals met de artikelen I en III van de GATT (vermeld of opgenomen in de artikelen 10 en 15 van de PSO). De bepalingen betreffende de markt voor tweedehands automobielen zijn strijdig met artikel 14 van de PSO. De wet ter bevordering van de automobielproductie in Oekraine is niet alleen strijdig met de artikelen I en III van de

GATT doch ook met de WTO-Overeenkomst inzake de met de handel verband houdende investeringsmaatregelen (TRIM's). Deze wet moet namelijk worden beschouwd als een maatregel bedoeld in punt 1, a) van de enuntiatieve lijst in de bijlage bij de TRIM's-overeenkomst, die derhalve verboden is;

Het verbod op de invoer van tweedehands automobielen is eveneens onverenigbaar met de WTO-regels en in het bijzonder met artikel XI van de GATT (Algemene afschaffing van kwantitatieve beperkingen);

De minimum douanewaarde van 5.000 USD voor alle gebruikte automobielen is in strijd met artikel VII en de WTO-Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII (Douanewaarde).

3. De krachtens artikel 96 van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst ingeleide geschillenbeslechtingsprocedure heeft geen bevredigend resultaat opgeleverd.

Omdat het formele overleg (overeenkomstig artikel 97 van de PSO) in maart 1998 geen bevredigend resultaat had opgeleverd, heeft de Gemeenschap het geschil op 23.12.98 krachtens artikel 96, lid 1, van de PSO naar de Samenwerkingsraad verwezen, zoals tijdens de vergadering van de Samenwerkingsraad van 9 juni 1998 was overeengekomen, en heeft zij de Samenwerkingsraad overeenkomstig artikel 96, lid 2, van de PSO een ontwerp-aanbeveling voorgelegd.

Oekraine heeft in zijn antwoord van 29 januari 1999 informatie verstrekt over bepaalde elementen die door de Commissie bij eerder overleg aan de orde waren gesteld, te weten de plaatselijk toegevoegde waarde en de vrijstelling van BTW en accijns op de verkoop. Oekraine verbindt zich ertoe zijn wetgeving op deze punten voor einde 2000 aan te passen door de clausule inzake de plaatselijk toegevoegde waarde te schrappen en de vrijstelling van BTW en accijns op de verkoop tot alle automobielen uit te breiden. Voorts werd medegedeeld (in het door Oekraine opgestelde document van 20 april betreffende de markttoegang, ter voorbereiding van de Samenwerkingsraad) dat een ontwerp-document in verband met de opheffing van de minimum douanewaarde in voorbereiding was. Andere punten komen evenwel niet aan de orde, zoals de vrijstelling van invoerrechten op ingevoerde inputs, de vrijstelling van BTW op ingevoerde inputs en het verbod op de invoer van tweedehands automobielen, alsmede bepaalde andere belastingvrijstellingen (vrijstelling van grondbelasting, vrijstelling van winstbelasting, vrijstelling van de bijdrage aan het innovatiefonds van de staat).

Stand van zaken met betrekking tot de belangrijkste litigieuze kwesties :

- plaatselijk toegevoegde waarde, vrijstelling van BTW op de verkoop : Oekraine heeft zijn toezegging om deze wet in december 2000 te wijzigen bevestigd (tijdens het overleg van 19 maart), doch met het verzoek van de EU om dit op een eerdere datum te doen werd geen rekening gehouden (deze toezegging zal echter zo spoedig mogelijk in concrete maatregelen vertaald moeten worden opdat de procedure in verband met de toetreding van Oekraine tot de WTO geen vertraging oploopt).

Wat het voorstel van Oekraine betreft om de vrijstelling van BTW op de verkoop tot alle automobielen uit te breiden, heeft de Commissie erop gewezen dat de toepassing van een redelijke niet-discriminatoire BTW op alle ingevoerde en plaatselijk vervaardigde voertuigen meer in overeenstemming zou zijn met de wensen van de internationale donateurs met betrekking tot de herstructurering van het Oekrainse belastingsysteem en, bovendien, verenigbaar met de bepalingen van de PSO. Het voorstel de vrijstelling van BTW op de verkoop tot alle automobielen uit te breiden zou namelijk strijdig kunnen zijn met de aanbevelingen van het IMF en de Commissie ten aanzien van het begrotingsevenwicht. Bovendien komt deze aanpassing kennelijk niet tot uitdrukking in de door de overheid opgestelde ontwerp-belastingwet.

- subsidies : Oekraine voert aan dat, aangezien de clausule in verband met de plaatselijk toegevoegde waarde werd geschrapt (op dit ogenblik is deze clausule nog steeds van toepassing, doch zij wordt hopelijk tegen december 2000 geschrapt overeenkomstig de toezegging van 1 februari 1999), subsidies niet langer verboden zijn en dat hiertegen enkel maatregelen kunnen worden genomen indien wordt aangetoond dat zij nadelige gevolgen hebben. Bovendien zou deze kwestie irrelevant zijn omdat Oekraine geen automobielen uitvoert naar de EU. De Commissie is het hier niet mee eens omdat als gevolg van de discriminatoire voordelen daadwerkelijk schade wordt toegebracht aan de verkoop van voertuigen uit de EG op de markt van Oekraine. Dit is derhalve de kern van het probleem. Deze subsidies zijn dientengevolge strijdig met artikel 49 van de PSO.

- meestbegunstigingsclausule (vrijstelling van douanerechten) op ingevoerde inputs/onderdelen : Oekraine voert aan dat deze voordelen niet specifiek zijn omdat geen bepaald land van oorsprong wordt genoemd en dat de conclusies van het "Indonesia panel" van de GATT ongeldig zijn. Oekraine merkt in zijn antwoord op dat de invoer van onderdelen uit alle landen van oorsprong voor de vrijstelling van invoerrechten in aanmerking komt. De Commissie blijft echter bij haar standpunt dat er een de facto een inbreuk is op artikel 1 van GATT 1994. Dit werd bevestigd door het 'Indonesia panel' dat van mening was dat de belasting- en tariefvoordelen strijdig zijn met artikel I, lid 1, omdat zij niet onvoorwaardelijk gelden voor alle soortgelijke producten. De Oekrainse wet bepaalt dat de vrijstelling van invoerrechten van toepassing is bij de invoer van goederen die worden gebruikt in het productieproces van de onderneming die automobielen en onderdelen daarvoor vervaardigt met een investering van minstens 150 miljoen dollar (artikel 2). Dit is strijdig met de bevindingen van het vorengenoemde 'Indonesia panel'.

- het verbod op de invoer van tweedehands automobielen: op dit gebied werd geen vooruitgang geboekt. Het voorstel van Oekraine een groep van technische deskundigen op te richten om de gevaren voor het milieu en de veiligheid te onderzoeken die verbonden zijn aan de invoer in Oekraine van automobielen van meer dan vijf jaar oud lijkt de Commissie geen geschikte maatregel aangezien het niet gaat om een technische kwestie in verband met het milieu en de veiligheid maar om een handelspolitieke maatregel. De beweerde veiligheids- en milieuaspecten zijn in dit geval niet doorslaggevend. Over deze kwestie werd bovendien tijdens eerder overleg reeds uitvoerig van gedachten gewisseld. Dit voorstel zou de oplossing van het geschil derhalve alleen maar vertragen.

- Andere belastingvrijstellingen (vrijstelling van grondbelasting, vrijstelling van winstbelasting, vrijstelling van de bijdrage aan het innovatiefonds van de staat). Oekraine is van mening dat deze belastingvrijstellingen niet strijdig zijn met de GATT/WTO-regels. De Commissie onderstreept dat deze voorzieningen strijdig zijn met artikel 49 van de PSO en wijst erop dat Oekrai'ne geen overheidssteun meer mag verlenen die de mededinging verstoort of dreigt te verstoren indien deze gevolgen heeft voor het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Oekraine. Deze voordelen zijn steunmaatregelen van de staat in de zin van artikel 87 (ex 92) van het EG-Verdrag omdat zij een bepaalde onderneming ten goede komen en bestaan in toegekende voordelen en door de staat gederfde inkomsten.

4. Standpunt van de Commissie :

De laatste verbale nota van Oekraine van 24 april 1999, na het nieuwe overleg van 19 maart 1999, voert geen enkel belangrijk nieuw element aan dat kan bijdragen tot de oplossing van het geschil. Deze nota reikt geen oplossing aan voor diverse problemen zoals de vrijstelling van invoerrechten op ingevoerde inputs, de vrijstelling van BTW op ingevoerde inputs, het verbod op de invoer van tweedehands automobielen en andere belastingvrijstellingen (vrijstelling van grondbelasting, vrijstelling van winstbelasting, vrijstelling van de bijdrage aan het innovatiefonds van de staat). Bovendien werd geen rekening gehouden met de laatste compromisvoorstellen van de diensten van de Commissie.

Voorts zij opgemerkt dat Oekraine tot nog toe geen concrete maatregelen heeft genomen voor de tenuitvoerlegging van de aanbeveling van de EU van 8.12.1998 en dat alle voorstellen slechts toezeggingen zijn dat in het jaar 2000 maatregelen zullen worden genomen.

5. Aangezien geen verdere vorderingen zijn gemaakt, stelt de Commissie voor de tijdens de Samenwerkingsraad van 26 april aangekondigde geschillenbeslechtingsprocedure in te leiden en een EG-bemiddelaar te benoemen overeenkomstig artikel 96, lid 3, van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst.

6. De Commissie stelt derhalve drie personen voor waarvan er een als bemiddelaar namens de EG dient te worden benoemd. De twee andere dienen door de EG als mogelijke derde bemiddelaar aan de Samenwerkingsraad te worden voorgesteld. De voorgestelde bemiddelaars zijn :

1.

- Dr. M.Schuette, Cabinet Bruckhaus-Westrick-Heller-Lober (Brussel)


2.

- Me. Jack Bussy, Cabinet BDLT (Parijs)


3.

- Me M.Merolla, Cabinet Bonelli-Erede-Pappalardo (Brussel)


4.

- De Raad wordt derhalve verzocht:


- zijn goedkeuring te hechten aan het voorgestelde besluit tot inleiding van de geschillenbeslechtingsprocedure ten aanzien van de Oekrainse wet ter bevordering van de automobielproductie en aanverwante bepalingen in verband met de markt voor tweedehands automobielen die tijdens de Samenwerkingsraad van 26 april werd aangekondigd en een bemiddelaar te benoemen overeenkomstig artikel 96, lid 3, van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst,

- het ontwerp-mandaat van de bemiddelaars goed te keuren ten einde het geschil te beslechten,

- namens de Gemeenschap het in bijlage I opgenomen ontwerp-schrijven aan de Voorzitter van de Samenwerkingsraad, waarin kennis wordt gegeven van de benoeming van een EG-bemiddelaar, te ondertekenen.