Toelichting bij SEC(2002)595 - Wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen die vereist zijn voor de goede werking van de douane-unie Ontwerp voor een gemeenschappelijk standpunt van de EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Vorstendom Andorra bepaalt dat Andorra voor producten die onder de douane-unie vallen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in de Gemeenschap op douanegebied van toepassing zijn en die nodig zijn voor de goede werking van de douane-unie dient vast te stellen. Voorts moeten bepalingen worden vastgesteld voor wederzijdse bijstand tussen de partijen inzake de invordering van schuldvorderingen.

2. Om deze redenen moet worden besloten welke bepalingen Andorra moet vaststellen, en moet waar nodig in uitvoeringsregelingen voor het Vorstendom Andorra worden voorzien. Dit besluit dient daarom de toepassingsbepalingen voor de douane-unie vast te stellen en in de noodzakelijke mechanismen te voorzien.

3. De bepalingen van de bijlage bij Besluit nr. 2/91 van het Gemengd Comité EEG-Andorra moeten worden aangepast aan de bepalingen die in de Gemeenschap van toepassing zijn. Besluit nr. 2/91 moet daarom worden gewijzigd. Met het oog op de duidelijkheid dient de tekst van Besluit nr. 2/91 in zijn geheel te worden vervangen door een nieuwe tekst.

4. De bepalingen van Besluit nr. 1/96 van het Gemengd Comité EG-Andorra van 1 juli 1996 betreffende bepaalde methoden van administratieve samenwerking ter uitvoering van de overeenkomst en betreffende het douanevervoer van goederen tussen de Gemeenschap en Andorra zijn in dit besluit opgenomen. Besluit nr. 1/96 moet daarom worden ingetrokken.

5. De Commissie stelt de Raad voor de tekst van bijgaand ontwerpbesluit zo spoedig mogelijk goed te keuren als het gemeenschappelijk standpunt van de Gemeenschap, dat aan het Gemengd Comité EG-Andorra ter goedkeuring zal worden voorgelegd.


Inhoudsopgave

1.

Ontwerp BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ EG-ANDORRA inzake de wettelijke en bestuursrechtelijke maatregelen die vereist zijn voor de goede werking van de douane-unie



HET GEMENGD COMITÉ,

Gelet op de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Vorstendom Andorra, inzonderheid op artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 3, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

Overeenkomstig voornoemd artikel 7, lid 2, dient het Vorstendom Andorra voor producten die onder de douane-unie vallen de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen die in de Gemeenschap op douanegebied van toepassing zijn en die nodig zijn voor de goede werking van de douane-unie. Besloten moet worden welke bepalingen Andorra moet vaststellen en waar nodig moet in uitvoeringsregelingen voor het Vorstendom Andorra worden voorzien.

Regelingen moeten worden getroffen voor de goede werking van genoemd artikel 8 en bepalingen inzake de invordering van schuldvorderingen door middel van wederzijdse bijstand tussen de partijen moeten worden vastgesteld.

Passende maatregelen dienen te worden vastgesteld om de goede werking van de mechanismen van de douane-unie tussen de Gemeenschap en het Vorstendom Andorra te waarborgen.

De bepalingen van de bijlage bij Besluit nr. 2/91 van het Gemengd Comité EEG-Andorra moeten worden aangepast aan de bepalingen die in de Gemeenschap van toepassing zijn, en Besluit nr. 2/91 moet daarom bij dit besluit worden ingetrokken.

De bepalingen van Besluit nr. 1/96 van het Gemengd Comité EG-Andorra van 1 juli 1996 betreffende bepaalde methoden van administratieve samenwerking ter uitvoering van de Overeenkomst en betreffende het douanevervoer van goederen tussen de Gemeenschap en Andorra zijn in dit besluit opgenomen, en Besluit nr. 1/96 moet daarom worden ingetrokken.

BESLUIT:

2.

Titel I Algemene bepalingen


Hoofdstuk 1 Toepassingsgebied en basisdefinities

Artikel 1

Bij dit besluit worden de maatregelen vastgesteld die vereist zijn voor de goede werking van de mechanismen van de douane-unie tussen de Gemeenschap en het Vorstendom Andorra.

3.

Artikel 2


Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1. de overeenkomst: de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Prinsdom Andorra, ondertekend in Luxemburg op 28 juni 1990 i;

2. het douanegebied van de douane-unie:

- het douanegebied van de Gemeenschap, zoals vastgesteld bij artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek i;

- het douanegebied van het Vorstendom Andorra;

3. derde land: een land of gebied dat geen deel van het douanegebied van de douane-unie is;

4. deel van het douanegebied van de douane-unie: het douanegebied van de Gemeenschap of het douanegebied van het Vorstendom Andorra;

5. communautair douanewetboek: Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992;

6. uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek: Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 i;

7. goederen in het vrije verkeer: goederen die aan de voorwaarden van de artikelen 3 en 4 van de overeenkomst voldoen.

4.

Artikel 3


1. Onverminderd het bepaalde in de overeenkomst en de specifieke bepalingen van dit besluit stelt het Vorstendom Andorra op de datum dat dit besluit in werking treedt de douanebepalingen vast die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de douane-unie, gebaseerd op het communautair douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen daarvan.

2. Onverminderd het bepaalde in de overeenkomst stelt het Vorstendom Andorra op de datum dat dit besluit in werking treedt de noodzakelijke maatregelen vast voor de tenuitvoerlegging van bepalingen die gebaseerd worden op:

a) Verordening (EG) nr. 1541/98 van de Raad van 13 juli 1998 betreffende de bewijsstukken inzake de oorsprong van bepaalde, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebrachte textielproducten van afdeling XI van de gecombineerde nomenclatuur en betreffende de voorwaarden waaronder die bewijsstukken kunnen worden aanvaard i;

b) Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen i, alsmede de Verordeningen (EEG) nr. 2288/83, (EEG) nr. 2289/83 en (EEG) nr. 2290/83 van de Commissie van 29 juli 1983 i en Verordening (EEG) nr. 3915/88 van de Commissie i van 15 december 1988 waarbij de uitvoeringsbepalingen hiervoor worden vastgesteld, met uitzondering van de volgende bepalingen:

- Hoofdstuk I: titels IX, X en XXVI;

- Hoofdstuk II: titels II, III, IV en V;

- Hoofdstuk III: artikel 135, artikel 136, lid 2, en artikel 140;

c) Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden i en Verordening (EEG) nr. 1367/95 van de Commissie i van 16 juni 1995 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen;

d) Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de Raad van 9 december 1992 betreffende de uitvoer van cultuurgoederen i en Verordening (EEG) nr. 752/93 van de Commissie van 30 maart 1993 houdende toepassingsbepalingen voor de uitvoer van cultuurgoederen i;

e) Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen i en Verordening (EEG) nr. 3769/92 van de Commissie van 21 december 1992 ter uitvoering en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad i;

f) Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik i.

3. Onverminderd het bepaalde in de overeenkomst en de specifieke bepalingen van dit besluit stelt het Vorstendom Andorra op de datum dat dit besluit in werking treedt de noodzakelijke maatregelen vast voor de tenuitvoerlegging van bepalingen die gebaseerd worden op:

- de communautaire bepalingen inzake de indeling van goederen volgens de gecombineerde nomenclatuur, met inbegrip van de toelichtingen;

- de toelichtingen en de indelingsadviezen bij het geharmoniseerd systeem;

- de communautaire regels betreffende de voorwaarden waaronder goederen bij invoer voor een gunstige tariefregeling in aanmerking komen, afhankelijk van aard of bestemming.

5.

Hoofdstuk 2 Bepalingen betreffende wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen


Artikel 4

Dit hoofdstuk bevat de regels inzake de invordering in elk land van in een ander deel van de douane-unie ontstane schuldvorderingen als bedoeld in artikel 6. De uitvoeringsbepalingen zijn in bijlage I bij dit besluit opgenomen.

6.

Artikel 5


In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

- verzoekende autoriteit: een door een overeenkomstsluitende partij aangewezen bevoegde autoriteit die een verzoek indient om bijstand betreffende een schuldverordening als bedoeld in artikel 6;

- aangezochte autoriteit: een door een overeenkomstsluitende partij aangewezen bevoegde autoriteit die een verzoek om bijstand ontvangt;

- land: een lidstaat van de Gemeenschap, of het Vorstendom Andorra;

- rechten bij invoer: douanerechten en heffingen van gelijke werking die verschuldigd zijn bij de invoer van goederen;

- rechten bij uitvoer: douanerechten en heffingen van gelijke werking die verschuldigd zijn bij de uitvoer van goederen;

- persoonsgegevens: alle gegevens betreffende een natuurlijke persoon van wie de identiteit vermeld wordt of kan worden vastgesteld.

7.

Artikel 6


Dit hoofdstuk is van toepassing op alle schuldvorderingen in verband met rechten bij invoer en rechten bij uitvoer die verschuldigd zijn naar aanleiding van een douanehandeling die na de inwerkingtreding van dit besluit is aangevangen.

8.

Artikel 7


1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit haar alle inlichtingen die voor de verzoekende autoriteit van nut kunnen zijn bij de invordering van een schuldvordering.

Met het oog op het verkrijgen van deze inlichtingen maakt de aangezochte autoriteit gebruik van de bevoegdheden waarin is voorzien bij de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de invordering van soortgelijke schuldvorderingen die ontstaan in het land waar zij gevestigd is.

2. Het verzoek om inlichtingen vermeldt de naam, het adres en alle andere relevante identiteitsgegevens waarover de verzoekende autoriteit beschikt die van nut kunnen zijn voor het vaststellen van de identiteit van de persoon op wie de gevraagde informatie betrekking heeft, alsmede de aard en het bedrag van de schuldvordering waarop het verzoek betrekking heeft.

3. De aangezochte autoriteit is niet verplicht inlichtingen te verstrekken:

a) die zij niet zou kunnen verkrijgen voor de invordering van soortgelijke schuldvorderingen die ontstaan in het land waar zij gevestigd is;

b) waarvan de openbaarmaking de veiligheid of de openbare orde in dat land in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de gevallen bedoeld in artikel 19, lid 2.

4. De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van de redenen die aan de afwijzing van een verzoek om inlichtingen ten grondslag liggen.

5. De krachtens dit artikel verkregen inlichtingen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarin dit hoofdstuk voorziet, en genieten in het ontvangende land dezelfde bescherming als soortgelijke inlichtingen die door de nationale wetgeving van dat land worden beschermd. Het gebruik van dergelijke inlichtingen voor andere doeleinden is uitsluitend toegestaan met schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteit die ze heeft verstrekt en met inachtneming van alle door deze autoriteit opgelegde beperkingen.

6. Het verzoek om inlichtingen wordt gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage II bij dit besluit.

9.

Artikel 8


1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit geeft de aangezochte autoriteit, overeenkomstig de rechtsvoorschriften met betrekking tot de kennisgeving van soortgelijke akten of besluiten die van toepassing zijn in het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is, de geadresseerde kennis van alle akten en besluiten, met inbegrip van gerechtelijke akten en besluiten, die zijn uitgevaardigd door het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is en die betrekking hebben op een schuldvordering en/of de invordering daarvan.

2. Het verzoek tot kennisgeving vermeldt de naam, het adres en alle andere relevante gegevens betreffende de identiteit van de geadresseerde waarover de verzoekende autoriteit beschikt, de aard en het onderwerp van de akte of het besluit waarvan kennisgeving wordt gevraagd, alsmede in voorkomend geval de naam en het adres van de schuldenaar en de schuldvordering waarop de akte of het besluit betrekking heeft en alle andere nuttige inlichtingen.

3. De aangezochte autoriteit brengt de verzoekende autoriteit onverwijld op de hoogte van het gevolg dat aan het verzoek tot kennisgeving is gegeven en, meer in het bijzonder, van de datum waarop de akte of het besluit de geadresseerde ter kennis is gebracht.

4. Het verzoek tot kennisgeving wordt gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage III bij dit besluit.

10.

Artikel 9


1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit vordert de aangezochte autoriteit schuldvorderingen in die op grond van een executoriale titel kunnen worden ingevorderd, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de invordering van soortgelijke schuldvorderingen die ontstaan in het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is.

2. Te dien einde wordt een schuldvordering waarvoor een verzoek tot invordering wordt ingediend, behandeld als een schuldvordering van het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is, behalve in gevallen waarin artikel 15 van toepassing is.

11.

Artikel 10


1. Verzoeken tot invordering van een schuldvordering die door de verzoekende autoriteit aan de aangezochte autoriteit worden gericht, dienen vergezeld te gaan van een officieel of voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de executoriale titel die is afgegeven in het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is en, in voorkomend geval, van het origineel of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van andere voor de invordering benodigde documenten.

2. Verzoeken tot invordering kunnen door de verzoekende autoriteit worden ingediend wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de schuldvordering en/of de executoriale titel wordt niet betwist in het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, behalve in gevallen waarin artikel 15, lid 2, van toepassing is;

b) de verzoekende autoriteit heeft in het land waar zij gevestigd is de invorderingsprocedure ingeleid die op basis van de in lid 1 genoemde titel uitvoerbaar is, en de genomen maatregelen leiden niet tot volledige betaling van de schuldvordering;

c) de schuldverordening bedraagt meer dan 1 500 euro.

3. Het verzoek tot invordering vermeldt:

- de naam, het adres en andere relevante informatie over de identiteit van de betrokken persoon en/of van derden die zijn of haar activa aanhouden;

- de naam, het adres en andere relevante informatie over de identiteit van de verzoekende autoriteit;

- een verwijzing naar de executoriale titel, afgegeven in het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd;

- de aard en het bedrag van de schuldvordering, met vermelding van het bedrag van de hoofdsom, de rente en de verschuldigde boetebedragen en kosten, in de munteenheid van zowel het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd als het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd;

- de datum waarop door de verzoekende autoriteit en/of door de aangezochte autoriteit aan de geadresseerde kennisgeving is gedaan van de vordering;

- de datum met ingang waarvan en de termijn gedurende welke executie mogelijk is volgens de rechtsvoorschriften die van toepassing zijn in het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd;

- andere relevante gegevens waarover de verzoekende autoriteit beschikt.

Het verzoek tot invordering wordt gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage IV bij dit besluit.

4. De verzoekende autoriteit voegt bij het verzoek tot invordering voorts een verklaring waarin wordt bevestigd dat aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan.

5. Zodra de verzoekende autoriteit verdere relevante informatie verkrijgt omtrent de zaak die aanleiding was tot het verzoek om invordering, doet zij deze aan de aangezochte autoriteit toekomen.

12.

Artikel 11


1. De executoriale titel voor de schuldvordering wordt rechtstreeks erkend en automatisch behandeld als een executoriale titel voor een schuldvordering in het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de executoriale titel voor de schuldvordering in voorkomend geval, volgens de bepalingen die van toepassing zijn in het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is, worden bekrachtigd, erkend, aangevuld of vervangen door een op het grondgebied van dat land geldige executoriale titel. Het betrokken land streeft ernaar deze bekrachtiging, erkenning, aanvulling of vervanging binnen drie maanden na de datum van ontvangst van het invorderingsverzoek te hebben voltooid, tenzij lid 3 van toepassing is. Indien de executoriale titel naar behoren is opgemaakt, mag deze niet worden geweigerd. De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de redenen waarom de periode van drie maanden is overschreden.

3. Indien het vervullen van deze formaliteiten aanleiding geeft tot betwisting in verband met de schuldvordering en/of de door de verzoekende autoriteit afgegeven executoriale titel, is artikel 15 van toepassing.

13.

Artikel 12


1. De invordering geschiedt in de valuta van het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is. Het gehele bedrag van de schuldvordering dat door de aangezochte autoriteit wordt ingevorderd, wordt aan de verzoekende autoriteit overgemaakt.

2. Indien de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is dit toelaten, kan de aangezochte autoriteit, na raadpleging van de verzoekende autoriteit, de schuldenaar uitstel van betaling verlenen of betaling in termijnen toestaan. De uit hoofde van dit uitstel van betaling door de aangezochte autoriteit geïnde rente wordt aan de verzoekende autoriteit overgemaakt.

Vanaf de datum waarop de executoriale titel rechtstreeks is erkend of overeenkomstig artikel 11 is bekrachtigd, erkend, aangevuld of vervangen, wordt in geval van niet-tijdige betaling rente geheven volgens de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd; de betaalde rente wordt eveneens overgemaakt aan het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd.

14.

Artikel 13


Niettegenstaande het bepaalde in artikel 9, lid 2, behoeft aan de in te vorderen schuldvorderingen geen preferentiële behandeling te worden toegekend ten opzichte van vergelijkbare schuldvorderingen die zijn ontstaan in het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is.

15.

Artikel 14


De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van het gevolg dat zij aan het verzoek tot invordering heeft gegeven.

16.

Artikel 15


1. Indien de schuldvordering en/of de executoriale titel, afgegeven in het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, in de loop van de invorderingsprocedure door een belanghebbende wordt betwist, maakt laatstgenoemde de zaak aanhangig bij de bevoegde instantie van het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, overeenkomstig de in dit laatste land geldende rechtsvoorschriften, tenzij de verzoekende autoriteit overeenkomstig lid 2, tweede alinea, anders verzoekt. De verzoekende autoriteit stelt de aangezochte autoriteit van deze zaak in kennis. Ook de belanghebbende kan de zaak ter kennis brengen van de aangezochte autoriteit.

2. Zodra de aangezochte autoriteit van de verzoekende autoriteit of van de belanghebbende de in lid 1 bedoelde kennisgeving heeft ontvangen, schorst zij de tenuitvoerleggingsprocedure in afwachting van de beslissing van de ter zake bevoegde instantie, tenzij de verzoekende autoriteit overeenkomstig de volgende alinea anders verzoekt. De aangezochte autoriteit kan indien zij zulks nodig acht, onverminderd het bepaalde in artikel 16, conservatoire maatregelen nemen om de invordering te waarborgen, voor zover de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in het land waar zij gevestigd is, het nemen van dergelijke maatregelen ten aanzien van soortgelijke schuldvorderingen toestaan.

In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea mag de verzoekende autoriteit, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het land waar zij is gevestigd, de aangezochte autoriteit verzoeken een betwiste schuldvordering in te vorderen, indien de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd een dergelijke maatregel toelaten. Indien over de betwiste schuldvordering ten gunste van de schuldenaar wordt besloten, is de verzoekende autoriteit verantwoordelijk voor de terugbetaling van ingevorderde bedragen, vermeerderd met een eventueel verschuldigde vergoeding, zulks overeenkomstig de wetgeving van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd.

3. Wanneer de betwisting betrekking heeft op tenuitvoerleggingsmaatregelen in het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, wordt de zaak bij de bevoegde instanties van dat land aanhangig gemaakt overeenkomstig de aldaar geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

4. Wanneer de bevoegde instantie waarbij de zaak overeenkomstig het bepaalde in lid 1 aanhangig is gemaakt, een gewone of een administratieve rechtbank is, vormt de uitspraak van deze rechtbank, indien deze gunstig is voor de verzoekende autoriteit en de invordering van de schuldvordering mogelijk maakt in het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, de ,executoriale titel" in de zin van de artikelen 9, 10 en 11, en wordt de schuldvordering op grond van deze uitspraak ingevorderd.

17.

Artikel 16


1. Op met redenen omkleed verzoek van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit conservatoire maatregelen met het oog op de invordering van een schuldvordering, voor zover de wet- en regelgeving van het land waar zij is gevestigd zulks voor soortgelijke schuldvorderingen toestaat.

2. Voor de tenuitvoerlegging van het bepaalde in lid 1 zijn artikel 9, artikel 10, leden 1, 3 en 5, en de artikelen 11, 14, 15 en 17 van overeenkomstige toepassing.

3. Het verzoek tot het nemen van conservatoire maatregelen wordt gesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage IV bij dit aanhangsel.

18.

Artikel 17


De aangezochte autoriteit is niet verplicht de in de artikelen 7 tot en met 16 bedoelde bijstand te verlenen indien het oorspronkelijke verzoek op grond van artikel 7, 8 of 9 betrekking heeft op een schuldvordering die meer dan vijf jaar oud is, gerekend vanaf de opstelling van de executoriale titel overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, tot de datum van het verzoek. Wordt de schuldvordering of de executoriale titel echter betwist, dan vangt deze termijn aan op het moment dat de verzoekende autoriteit vaststelt dat de schuldvordering of de executoriale titel niet langer betwist is.

De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de redenen die aan afwijzing van een verzoek tot bijstand ten grondslag liggen. Deze met redenen omklede afwijzing wordt tevens aan de Commissie meegedeeld.

19.

Artikel 18


1. Vraagstukken in verband met verjaringstermijnen vallen uitsluitend onder de rechtsvoorschriften van het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is.

2. Maatregelen die naar aanleiding van een verzoek om bijstand door de aangezochte autoriteit worden genomen tot invordering van schuldvorderingen die, indien zij door de verzoekende autoriteit waren genomen, tot gevolg zouden hebben gehad dat de verjaringstermijn zou zijn opgeschort of onderbroken volgens de rechtsvoorschriften die van toepassing zijn in het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, worden, wat dit gevolg betreft, beschouwd als in het laatstgenoemde land te zijn genomen.

20.

Artikel 19


1. De voor de toepassing van het bepaalde in dit hoofdstuk aan de aangezochte autoriteit toegezonden documenten en inlichtingen mogen door deze autoriteit slechts worden medegedeeld aan:

a) de in het verzoek om bijstand vermelde persoon;

b) de personen en autoriteiten die belast zijn met de invordering van de schuldvorderingen, en uitsluitend voor dat doel;

c) de gerechtelijke instanties die zaken in verband met de invordering van de schuldvorderingen behandelen.

Bovendien mag informatie die is verkregen voor de toepassing van dit hoofdstuk, en met name de artikelen 7 en 10, uitsluitend worden gebruikt in het kader van wederzijdse bijstand voor de invordering van schuldvorderingen met betrekking tot het geval waarvoor de informatie is verstrekt.

2. Persoonsgegevens mogen niet worden uitgewisseld, tenzij de ontvangende partij zich ertoe verbindt deze gegevens te beschermen op een wijze die ten minste gelijkwaardig is aan de bescherming die het desbetreffende geval geniet op het grondgebied van de partij die de gegevens verstrekt.

21.

Artikel 20


Verzoeken om bijstand, de executoriale titel en andere relevante bescheiden dienen vergezeld te gaan van een vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, dan wel in een andere voor deze autoriteit aanvaardbare taal.

22.

Artikel 21


1. De betrokken partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor de wederzijdse bijstand die zij elkaar overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk verlenen.

2. Indien de invordering met specifieke problemen gepaard gaat, zeer hoge kosten vergt of verband houdt met de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, kunnen de verzoekende en de aangezochte autoriteit voor het desbetreffende geval een specifieke regeling treffen.

3. Het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd, blijft echter jegens het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd aansprakelijk voor de geldelijke gevolgen van maatregelen die ongegrond blijken te zijn, zowel wat de inhoud van de schuldvordering als wat de geldigheid van de door de verzoekende autoriteiten afgegeven titel betreft.

23.

Artikel 22


De partijen doen elkaar een lijst toekomen van de autoriteiten die gemachtigd zijn verzoeken om bijstand in te dienen of te ontvangen en delen elkaar alle latere wijzigingen van deze lijsten mede.

24.

Artikel 23


De bepalingen van dit hoofdstuk vormen voor de afzonderlijke landen geen beletsel elkaar nu of in de toekomst verdergaande wederzijdse bijstand te verlenen in het kader van enige overeenkomst of regeling, met inbegrip van die overeenkomsten of regelingen die betrekking hebben op de notificatie van gerechtelijke of buitengerechtelijke akten.

25.

Artikel 24


1. De partijen stellen elkaar via het Gemengd Comité in kennis van de maatregelen die zij nemen ter uitvoering van het bepaalde in dit hoofdstuk. Tevens brengen zij verslag uit over de wijze waarop zij gebruik maken van de bepalingen van dit hoofdstuk en over de verkregen resultaten.

2. De partijen registreren daartoe het aantal verzoeken om inlichtingen, tot kennisgeving en tot invordering dat zij ieder jaar in het kader van de toepassing van dit hoofdstuk indienen en ontvangen, alsmede de bedragen van de desbetreffende schuldvorderingen, de ingevorderde bedragen, de niet invorderbare bedragen en de tijdsduur van deze handelingen.

26.

Titel II Bepalingen inzake de handel in goederen tussen de twee delen van de douane-unie


Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 25

Onverminderd het in de overeenkomst bepaalde inzake vrij verkeer, zijn het communautair douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen daarvan, die in het douanegebied van de Gemeenschap van toepassing zijn, alsmede de douanewetgeving van Andorra en de uitvoeringsbepalingen daarvan, die op het grondgebied van het Vorstendom Andorra van toepassing zijn, van toepassing op de handel tussen de twee delen van de douane-unie met inachtneming van het bepaalde in dit besluit.

27.

Artikel 26


1. Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van artikel 4 van de overeenkomst geldt dat door de geldigverklaring van het document dat het vrije verkeer van de betrokken goederen mogelijk maakt, een douaneschuld bij invoer ontstaat. Deze geldigverklaring geeft ook aanleiding tot de toepassing van de handelspolitieke maatregelen waaraan de betrokken producten of goederen onderworpen kunnen zijn.

2. Het tijdstip waarop deze douaneschuld ontstaat, wordt geacht het tijdstip te zijn waarop de douaneautoriteiten de aangifte ten uitvoer van de betrokken goederen aanvaarden.

3. Schuldenaar is de aangever. In geval van indirecte vertegenwoordiging is de persoon voor wiens rekening de aangifte wordt gedaan, eveneens schuldenaar.

4. Het bedrag van de rechten bij invoer waarop deze douaneschuld betrekking heeft, wordt vastgesteld alsof het een douaneschuld betrof die door de aanvaarding, op dezelfde datum, van de aangifte voor het vrije verkeer van de betrokken goederen ter beëindiging van de regeling actieve veredeling is ontstaan.

28.

Hoofdstuk 2 Bepalingen inzake het douanevervoer van goederen tussen de twee delen van de douane-unie


Artikel 27

Op goederen die onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem vallen, passen de Gemeenschap en het Vorstendom Andorra de voorschriften van de regeling communautair douanevervoer zoals die zijn vastgelegd in het communautair douanewetboek en de uitvoeringsbepalingen daarvan dienovereenkomstig toe, met inachtneming van de bijzondere bepalingen in dit hoofdstuk.

29.

Artikel 28


1. Ten aanzien van de handel tussen de twee delen van de douane-unie gelden, in afwijking van het bepaalde in artikel 29, de volgende bepalingen:

- goederen die zich in het vrije verkeer bevinden, worden vervoerd met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer (T2, T2F);

- andere goederen dan die bedoeld in het eerste streepje worden vervoerd met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer (T1).

2. Onverminderd de verplichting om aan te tonen dat de goederen zich in het vrije verkeer bevinden, is degene die de uitvoerformaliteiten aan het grenskantoor van een deel van de douane-unie vervult, niet verplicht de zending onder de regeling communautair douanevervoer te plaatsen, ongeacht onder welke douaneprocedure de goederen in het belendende grenskantoor zullen worden geplaatst.

3. Onverminderd de verplichting om aan te tonen dat de goederen zich in het vrije verkeer bevinden, kan het grenskantoor van het deel van de douane-unie waar de uitvoerformaliteiten worden vervuld, weigeren de goederen onder de regeling communautair douanevervoer te plaatsen, wanneer deze regeling in het belendende grenskantoor wordt beëindigd.

4. Dat goederen die niet met toepassing van de regeling intern communautair douanevervoer worden vervoerd, zich in het vrije verkeer bevinden, kan worden aangetoond door middel van een document T2L of een gelijkwaardig document. Onder ,document T2L" wordt verstaan een document waarop de vermelding ,T2L" of ,T2LF" of een vermelding met dezelfde betekenis is aangebracht.

30.

Artikel 29


1. Goederen als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder c), van de overeenkomst, die met een uitvoerrestitutie naar het Vorstendom Andorra worden verzonden, gaan vergezeld van een document voor extern communautair douanevervoer (T1).

2. Wanneer in het kader van lid 1 een controle-exemplaar T5 wordt gebruikt, wordt dit document bij het douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap afgegeven, als bewijs dat de goederen de Gemeenschap hebben verlaten.

3. Wanneer goederen als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder c), van de overeenkomst, die zich in het Vorstendom Andorra in het vrije verkeer bevinden, naar de Gemeenschap worden verzonden, worden zij tevens onder de regeling extern communautair douanevervoer (T1) geplaatst.

Op het document voor douanevervoer T1 moet een van de onderstaande vermeldingen worden aangebracht en rood worden onderstreept:

- Percibir sólo el elemento agricola -- Acuerdo CEE-Andorra

- Kun landbrugselementet opkræves -- EØF-Andorra aftalen

- Nur den Agrarteilbetrag erheben -- Abkommen EWG-Andorra

- Êáôáêñáôåßôáé ìüíï ôï áãñïôéêü óôïé÷åßï -- Óõìöùíßá ÅÏÊ-Áíäüñáò

- Charge agricultural component only -- EEC-Andorra Agreement

- Ne percevoir que l'élément agricole -- Accord CEE-Andorra

- Riscuotere solo l'elemento agricolo -- Accordo CEE-Andorra

- Alleen het agrarische element innen -- Overeenkomst EEG-Andorra

- Cobrar unicamente o elemento agricola -- Acordo CEE-Andorra

- Kannetaan ainoastaan maatalouden maksuosa -- ETY-Andorra sopimus

- Debitera endast jordbrukskomponenten -- EEG-Andorra avtalet

- Percebre únicament l'element agrícola -- Acord CEE-Andorra

Artikel 30

1. In dit besluit wordt onder ,kantoor van doorgang" verstaan: het douanekantoor van binnenkomst in een ander deel van de douane-unie dan dat van vertrek.

2. De vervoerder geeft aan elk kantoor van doorgang een kennisgeving van doorgang af.

31.

Artikel 31


1. De in de regeling communautair douanevervoer bedoelde zekerheid moet geldig zijn in het douanegebied van de douane-unie.

2. Op akten van borgtocht en op certificaten van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling moet de vermelding ,Vorstendom Andorra" worden aangebracht.

32.

Titel III Bepalingen inzake de handel in goederen met derde landen


Hoofdstuk 1 Bepalingen inzake de douanewaarde van goederen

Artikel 32

De kosten van vervoer, verzekering, laden en behandeling die verband houden met het vervoer van goederen uit derde landen nadat deze op het grondgebied van de douane-unie zijn binnengebracht, worden voor de bepaling van de douanewaarde niet in aanmerking genomen, mits deze kosten afzonderlijk van de daadwerkelijk betaalde of te betalen prijs van de goederen zijn aangegeven.

33.

Hoofdstuk 2 Actieve veredeling


Artikel 33

Wanneer goederen in ongewijzigde staat, of veredelingsproducten die zich onder de regeling actieve veredeling bevinden, in een ander deel van de douane-unie dan waar zij onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst in het vrije verkeer worden gebracht of wanneer voor deze goederen een vergunning is aangevraagd, kunnen de gegevens over het bedrag aan rechten, compenserende rente, zekerheden en handelspolitieke maatregelen worden medegedeeld door middel van inlichtingenblad INF 1.

34.

Artikel 34


1. Inlichtingenblad INF 1 wordt opgemaakt in een origineel en twee kopieën volgens het model in de uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek.

2. Inlichtingenblad INF 1 wordt opgesteld en geviseerd door het douanekantoor in het deel van de douane-unie waaraan het verzoek tot aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer of plaatsing onder de regeling actieve veredeling wordt gericht.

Het origineel en een kopie van inlichtingenblad INF 1 worden naar het controlekantoor gezonden en een kopie wordt bewaard door het douanekantoor dat inlichtingenblad INF 1 heeft geviseerd.

3. Het controlekantoor verstrekt de in de vakken 8, 9 en 10 van het INF 1 in te vullen gegevens, viseert het, behoudt een kopie en zendt het origineel terug.

35.

Artikel 35


Het douanekantoor dat het INF 1 viseert, verzoekt het controlekantoor te vermelden:

- in vak 9 a): het bedrag aan verschuldigde rechten bij invoer;

- in vak 9 b): het bedrag aan compenserende interesten;

- de hoeveelheid, de GN-code en de oorsprong van de invoergoederen die bij de vervaardiging van de in het vrije verkeer gebrachte veredelingsproducten zijn gebruikt.

36.

Artikel 36


Wanneer de onder de regeling actieve veredeling (terugbetalingssysteem) verkregen veredelingsproducten een andere douanebestemming krijgen op grond waarvan de rechten bij invoer kunnen worden terugbetaald of kwijtgescholden en voor deze producten opnieuw een vergunning actieve veredeling wordt aangevraagd, kunnen de douaneautoriteiten die deze vergunning afgeven het INF 1 gebruiken om het te heffen bedrag aan rechten bij invoer of het eventuele bedrag van de douaneschuld vast te stellen.

37.

Artikel 37


Wanneer de aangifte voor het vrije verkeer betrekking heeft op veredelingsproducten die uit invoergoederen of goederen in ongewijzigde staat zijn verkregen waarop, ten tijde van de plaatsing onder de regeling (schorsingssysteem) handelspolitieke maatregelen van toepassing waren, en deze maatregelen nog steeds van toepassing zijn, vraagt het douanekantoor dat de aangifte aanvaardt en dat het INF 1 viseert het controlekantoor om de nodige gegevens voor de toepassing van die handelspolitieke maatregelen.

38.

Artikel 38


Wanneer gevraagd wordt goederen in het vrije verkeer te brengen in het geval van een INF 1 dat wordt opgesteld om het bedrag van de zekerheid vast te stellen, kan hetzelfde INF 1 worden gebruikt, mits:

- in vak 9 a) het bedrag van de rechten bij invoer op de invoergoederen is vermeld; en

- in vak 11 de datum wordt vermeld waarop de invoergoederen voor het eerst onder de regeling werden geplaatst of de datum wanneer de rechten bij invoer werden terugbetaald of kwijtgescholden.

39.

Artikel 39


1. Het douanekantoor dat het inlichtingenblad afgeeft kan, naast de op het blad gevraagde gegevens, andere gegevens verstrekken. Wanneer op het inlichtingenblad niet voldoende ruimte is, kunnen deze aanvullende gegevens op een apart blad worden vermeld dat bij het inlichtingenblad wordt gevoegd. De bijvoeging van het extra blad wordt op het inlichtingenblad vermeld.

2. Het douanekantoor dat het inlichtingenblad heeft geviseerd, kan later worden gevraagd de echtheid van het blad en de juistheid van de daarin vermelde gegevens te bevestigen.

3. In geval van opeenvolgende zendingen kan het vereiste aantal inlichtingenbladen worden opgesteld voor de hoeveelheid goederen die onder de regeling zijn geplaatst. Het eerste inlichtingenblad kan door andere inlichtingenbladen worden vervangen of, wanneer slechts één inlichtingenblad wordt gebruikt, kan het douanekantoor waarvoor het blad werd geviseerd op het eerste blad de hoeveelheid goederen vermelden. Indien er op het blad niet voldoende ruimte is, kan een apart blad worden bijgevoegd - dit wordt dan op het eerste blad vermeld.

4. In buitengewone omstandigheden kan het inlichtingenblad achteraf worden afgegeven, maar niet nadat de termijn gedurende welke documenten moeten worden bewaard, is verstreken.

5. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een inlichtingenblad kan de importeur het douanekantoor dat het document heeft geviseerd om een duplicaat verzoeken.

Het origineel en de kopieën van het aldus afgegeven inlichtingenblad worden voorzien van een van de volgende vermeldingen:

- DUPLICADO,

- DUPLIKAT,

- ANTISPAÖO,

- DUPLICATE,

- DUPLICATA,

- DUPLICATO,

- DUPLICAAT,

- SEGUNDA VIA,

- KAKSOISKAPPALE,

- DUPLICAT.

40.

Artikel 40


1. Veredelingsproducten die onder de regeling actieve veredeling (schorsingssysteem) zijn verkregen, alsmede goederen in ongewijzigde staat, dienen in geval van overlading tussen de twee delen van de douane-unie vergezeld te gaan van een document T1 of een in dit verband gelijkwaardig document. Op dit document wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Mercancías PA/S,

- AF/S-varer,

- AV/S-Waren,

- Åìðïñåýìáôá ÅÔ/Á,

- IP/S goods,

- Marchandises PA/S,

- Merci PA/S,

- AV/S-goederen,

- Mercadorias AA/S,

- SJ/T-tavaroita,

- AF/S-varor,

- Mercaderies PA/S.

2. Wanneer op goederen die onder de regeling actieve veredeling (schorsingssysteem) zijn geplaatst of op goederen in ongewijzigde staat specifieke handelspolitieke maatregelen van toepassing zijn en deze handelspolitieke maatregelen van toepassing blijven wanneer de goederen onder de regeling douanevervoer worden geplaatst, wordt de in lid 1 bedoelde vermelding aangevuld met een van de volgende vermeldingen:

- Política comercial,

- Handelspolitik,

- ÅìðïñéêÞ ðïëéôéêÞ,

- Commercial policy,

- Politique commerciale,

- Politica commerciale,

- Handelspolitiek,

- Politica commercial,

- Kauppapolitiikka,

- Handelspolitik,

- Política comercial.

3. Wanneer onder de regeling actieve veredeling (terugbetalingssysteem) verkregen veredelingsproducten worden overgeladen tussen de twee delen van de douane-unie, wordt op het document een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Mercancías PA/R,

- AF/T-varer,

- AV/R-Waren,

- Åìðïñåýìáôá ÅÔ/Å,

- IP/D. goods,

- Marchandises PA/R,

- Merci PA/R,

- AV/T-goederen,

- Mercadorias AA/D,

- SJ/T-tavaroita,

- AF/R-varor,

- Mercaderies PA/R.

41.

Hoofdstuk 3 Passieve veredeling


Artikel 41

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder ,driehoeksverkeer" verstaan: de regeling waarbij veredelingsproducten na passieve veredeling met gehele of gedeeltelijke ontheffing van rechten bij invoer tot het vrije verkeer worden toegelaten in het andere deel van de douane-unie dan waaruit de goederen tijdelijk zijn uitgevoerd.

42.

Artikel 42


Wanneer veredelingsproducten of vervangende producten in het vrije verkeer worden gebracht in het kader van het driehoeksverkeer, wordt inlichtingenblad INF 2 gebruikt om gegevens mede te delen over tijdelijke-uitvoergoederen ter verkrijging van gehele of gedeeltelijke vrijstelling van rechten voor veredelingsproducten.

43.

Artikel 43


1. Inlichtingenblad INF 2 wordt opgemaakt in een origineel en een kopie volgens het model in de uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek, voor de hoeveelheid van de goederen die onder de regeling worden geplaatst. Het kantoor van plaatsing viseert het origineel en de kopie van het INF 2. Het behoudt de kopie en geeft het origineel aan de aangever terug.

2. Het kantoor van plaatsing onder de regeling dat inlichtingenblad INF 2 dient te viseren, vermeldt in vak 16 op welke wijze de goederen in tijdelijke uitvoer geïdentificeerd kunnen worden.

3. Wanneer monsters worden genomen of gebruik wordt gemaakt van tekeningen of technische beschrijvingen, waarmerkt het in lid 1 bedoelde kantoor deze monsters, tekeningen of technische beschrijvingen door het aanbrengen van de douaneverzegeling van het kantoor, hetzij op de voorwerpen zelf indien hun aard dit toelaat, hetzij op de verpakking, op zodanige wijze dat deze niet kan worden verbroken zonder sporen achter te laten.

Een etiket met het stempel van het kantoor en een verwijzing naar de aangifte ten uitvoer worden op zodanige wijze op de monsters, tekeningen of technische beschrijvingen aangebracht dat zij niet door andere kunnen worden vervangen.

De overeenkomstig lid 3 gewaarmerkte en verzegelde monsters, tekeningen of technische beschrijvingen worden geretourneerd aan de exporteur, die deze bij de wederinvoer van de veredelingsproducten of de vervangende producten met ongeschonden verzegeling over dient te leggen.

4. Indien een analyse wordt verricht waarvan de resultaten niet eerder bekend zullen worden dan nadat het douanekantoor het inlichtenblad INF 2 heeft afgetekend, wordt het document met de resultaten van deze analyse aan de exporteur overhandigd in een enveloppe die niet kan worden geopend zonder dat dit sporen nalaat.

44.

Artikel 44


1. Het kantoor van uitgang vermeldt op het origineel dat de goederen het douanegebied hebben verlaten en geeft dit terug aan de persoon die het heeft aangeboden.

2. De importeur van de veredelingsproducten of de vervangende producten biedt het origineel van het INF 2 en, in voorkomend geval, de identificatiemiddelen bij het kantoor van aanzuivering aan.

45.

Artikel 45


1. Het douanekantoor dat het inlichtingenblad afgeeft kan, naast de op het blad gevraagde gegevens, andere gegevens verstrekken. Wanneer op het inlichtingenblad niet voldoende ruimte is, kunnen deze aanvullende gegevens op een apart blad worden vermeld dat bij het inlichtingenblad wordt gevoegd. De bijvoeging van het extra blad wordt op het inlichtingenblad vermeld.

2. Het douanekantoor dat het inlichtingenblad heeft geviseerd, kan later worden gevraagd de echtheid van het blad en de juistheid van de daarin vermelde gegevens te bevestigen.

3. In geval van opeenvolgende zendingen kan het vereiste aantal inlichtingenbladen worden opgesteld voor de hoeveelheid goederen die onder de regeling zijn geplaatst. Het eerste inlichtingenblad kan door andere inlichtingenbladen worden vervangen of, wanneer slechts één inlichtingenblad wordt gebruikt, kan het douanekantoor waarvoor het blad werd geviseerd op het eerste blad de hoeveelheid goederen vermelden. Indien er op het blad niet voldoende ruimte is, kan een apart blad worden bijgevoegd - dit wordt dan op het eerste blad vermeld.

4. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat voor driehoeksverkeer dat betrekking heeft op een aanzienlijke stroom goederen een samenvattend inlichtingenblad wordt opgesteld over de totale hoeveelheid goederen die in een bepaalde periode zijn in- of uitgevoerd.

5. In buitengewone omstandigheden kan het inlichtingenblad achteraf worden afgegeven, maar niet nadat de termijn gedurende welke documenten moeten worden bewaard, is verstreken.

46.

Artikel 46


In geval van diefstal, verlies of vernietiging van inlichtingenblad INF 2 kan de importeur het douanekantoor dat het document heeft geviseerd om een duplicaat verzoeken. Dit kantoor geeft aan dit verzoek gevolg indien wordt aangetoond dat de tijdelijke-uitvoergoederen waarvoor het duplicaat wordt aangevraagd nog niet zijn wederingevoerd.

Het origineel en de kopieën van het aldus afgegeven inlichtingenblad worden voorzien van een van de volgende vermeldingen:

- DUPLICADO,

- DUPLIKAT,

- DUPLICAT,

- ANTISPAÖO,

- DUPLICATE,

- DUPLICATA,

- DUPLICATO,

- DUPLICAAT,

- SEGUNDA VIA,

- KAKSOISKAPPALE.

47.

Artikel 47


1. Gedeeltelijke vrijstelling van rechten bij invoer door de kosten van de veredeling als waardebasis voor het recht te nemen, wordt voor goederen die zich in het vrije verkeer bevinden op verzoek toegestaan.

2. Met uitzondering van goederen die voor niet-commerciële doeleinden zijn bestemd, is lid 1 niet van toepassing wanneer bij het in het vrije verkeer brengen van de tijdelijke-uitvoergoederen die niet van oorsprong zijn uit een van de delen van de douane-unie in de zin van titel II, hoofdstuk 2, afdeling 1, van het communautair douanewetboek of titel III, hoofdstuk 2, afdeling 1, van het douanewetboek van Andorra een nulrecht van toepassing is.

3. De artikelen 29 tot en met 35 van het communautair douanewetboek en de artikelen 39 tot en met 45 van het douanewetboek van Andorra zijn van overeenkomstige toepassing op de veredelingskosten, die de tijdelijke-uitvoergoederen niet in aanmerking nemen.

48.

Hoofdstuk 4 Terugkerende goederen


Artikel 48

1. Goederen uit het ene deel van de douane-unie die, na uit het douanegebied daarvan te zijn uitgevoerd, terugkeren in het douanegebied van het andere deel van de douane-unie en binnen drie jaar in het vrije verkeer worden gebracht, worden op verzoek van de belanghebbende vrijgesteld van rechten bij invoer.

De termijn van drie jaar kan worden overschreden in verband met bijzondere omstandigheden.

2. Indien de terugkerende goederen, voor zij uit het douanegebied van het ene deel van de douane-unie werden uitgevoerd, in het vrije verkeer waren gebracht met toepassing van een verlaagd invoerrecht of een nulrecht uit hoofde van hun bijzondere bestemming, mag de in lid 1 bedoelde vrijstelling slechts worden verleend indien de goederen opnieuw voor dezelfde doeleinden worden ingevoerd.

Indien de in te voeren goederen niet meer voor dezelfde doeleinden worden gebruikt, wordt het bedrag aan rechten bij invoer waaraan zij zijn onderworpen, verminderd met het bedrag dat eventueel is geheven op het tijdstip waarop zij voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht. Is dit laatste bedrag hoger dan het bij het in het vrije verkeer brengen van de terugkerende goederen geïnde bedrag, dan wordt geen terugbetaling verleend.

3. De in lid 1 bedoelde vrijstelling van rechten bij invoer wordt niet verleend voor goederen die in het kader van de regeling passieve veredeling uit het douanegebied van het ene deel van de douane-unie zijn uitgevoerd, tenzij deze goederen zich nog bevinden in de staat waarin zij werden uitgevoerd.

49.

Artikel 49


De in artikel 48 van dit besluit bedoelde vrijstelling van rechten bij invoer wordt uitsluitend verleend wanneer de goederen worden wederingevoerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd.

50.

Artikel 50


De artikelen 48 en 49 zijn van overeenkomstige toepassing op veredelingsproducten die oorspronkelijk werden uitgevoerd of wederuitgevoerd na onder de regeling actieve veredeling te zijn geplaatst.

Het bedrag aan wettelijk verschuldigde rechten bij invoer wordt vastgesteld volgens de bepalingen van de regeling actieve veredeling. De datum van wederuitvoer van de veredelingsproducten wordt als de datum van het in het vrije verkeer brengen beschouwd.

51.

Artikel 51


1. Terugkerende goederen komen ook voor vrijstelling van rechten bij invoer in aanmerking wanneer zij slechts een gedeelte vormen van de goederen die eerder uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie werden uitgevoerd.

2. Dit is tevens het geval wanneer de terugkerende goederen bestaan uit delen of toebehoren van machines, instrumenten, toestellen of andere producten die eerder uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie zijn uitgevoerd.

52.

Artikel 52


1. In afwijking van artikel 50 van dit besluit komen terugkerende goederen voor vrijstelling van rechten bij invoer in aanmerking wanneer zij zich in een van de volgende situaties bevinden:

a) goederen die na uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie slechts behandelingen hebben ondergaan die noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren of die uitsluitend de presentatie van de goederen wijzigen;

b) goederen waarvan na uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie is gebleken dat zij gebreken vertonen of ongeschikt zijn voor het beoogde gebruik, ook al hebben zij andere behandelingen ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren of die de presentatie van de goederen wijzigen, mits is voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

- de goederen hebben de genoemde behandelingen uitsluitend ondergaan met het oog op reparatie of herstel in goede staat;

- de ongeschiktheid voor het beoogde gebruik is niet eerder gebleken dan nadat met de genoemde behandelingen een aanvang was gemaakt.

2. Indien de behandelingen die de terugkerende goederen overeenkomstig lid 1, onder b), mogelijkerwijze hebben ondergaan aanleiding zouden hebben gegeven tot de heffing van rechten bij invoer als de goederen onder de regeling passieve veredeling zouden zijn geplaatst, gelden de regels voor de heffing die in het kader van genoemde regeling van toepassing zijn.

Indien evenwel ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat de behandeling die goederen hebben ondergaan bestaat uit een reparatie of herstel in goede staat, die noodzakelijk was in verband met een onvoorziene gebeurtenis buiten het douanegebied van beide delen van de douane-unie, dan wordt vrijstelling van rechten bij invoer toegekend, mits de waarde van de terugkerende goederen door deze behandeling niet hoger is geworden dan de waarde op het ogenblik van hun uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie.

3. Voor de toepassing van lid 2, tweede alinea, geldt het volgende:

a) onder ,reparatie of herstel in goede staat, die noodzakelijk was" wordt verstaan: elke handeling die ten doel heeft gebreken te verhelpen of materiële schade te herstellen die gedurende het verblijf van de goederen buiten het douanegebied van beide delen van de douane-unie is ontstaan en zonder welke deze goederen onder normale omstandigheden niet kunnen worden gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn bestemd;

b) de waarde van de terugkerende goederen wordt geacht als gevolg van de behandeling die zij hebben ondergaan niet groter te zijn dan de waarde die de goederen op het tijdstip van uitvoer uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie hadden, wanneer deze behandeling beperkt is gebleven tot hetgeen strikt noodzakelijk was om de goederen onder dezelfde omstandigheden te kunnen gebruiken als op het tijdstip van uitvoer.

Wanneer de reparatie of het herstel in goede staat van de goederen het gebruik van vervangingsonderdelen vereist, dient dit gebruik beperkt te blijven tot de onderdelen die strikt noodzakelijk zijn om de goederen opnieuw geschikt te maken voor het gebruik waarvoor zij op het tijdstip van uitvoer bestemd waren.

53.

Artikel 53


Op verzoek van de belanghebbende geven de douaneautoriteiten bij het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer een document af dat de gegevens bevat aan de hand waarvan de identiteit van de goederen kan worden vastgesteld wanneer deze opnieuw in het douanegebied van een van de delen van de douane-unie worden binnengebracht.

54.

Artikel 54


1. Als terugkerende goederen kunnen worden toegelaten:

- goederen waarvoor samen met de aangifte voor het vrije verkeer de volgende documenten worden overgelegd:

a) het exemplaar van de aangifte ten uitvoer dat de exporteur door de douaneautoriteiten is overhandigd, of een door genoemde autoriteiten voor eensluidend gewaarmerkte kopie van dit document;

b) het in artikel 55 van dit besluit bedoelde inlichtingenblad.

De onder a) en b) bedoelde documenten zijn niet vereist indien de douaneautoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer op grond van bewijsstukken waarover zij beschikken of die zij van de belanghebbende kunnen verlangen, kunnen vaststellen dat de voor het vrije verkeer aangegeven goederen eerder uit het douanegebied van het andere deel van de douane-unie werden uitgevoerd en op het tijdstip van uitvoer voldeden aan de voorwaarden om als terugkerende goederen te worden aangemerkt;

- goederen die zijn gedekt door een in het andere deel van de douane-unie afgegeven ATA-carnet.

Deze goederen kunnen als terugkerende goederen worden aangemerkt onder de in artikel 40 van dit besluit genoemde voorwaarden, ook indien de geldigheidsduur van het ATA-carnet is verstreken.

In alle gevallen vervult het douanekantoor van wederinvoer de volgende formaliteiten:

- het verifieert de gegevens in de vakken A tot en met G van het deel Wederinvoer;

- het vult de strook en vak H van het deel Wederinvoer in;

- het houdt het deel Wederinvoer in.

2. Lid 1, eerste streepje, is niet van toepassing op het internationale verkeer van verpakkingsmiddelen, vervoermiddelen en bepaalde goederen die zijn toegelaten tot een bijzondere douaneregeling waarvoor autonome of conventionele bepalingen in die omstandigheden in het achterwege laten van douanedocumenten voorzien.

Lid 1, eerste streepje, is voorts niet van toepassing in gevallen waarin goederen mondeling of door enige andere behandeling voor het vrije verkeer kunnen worden aangegeven.

3. Indien de douaneautoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer dit noodzakelijk achten, kunnen zij van de belanghebbende aanvullende bewijsstukken verlangen, met name met het oog op de identificatie van de teruggekeerde goederen.

55.

Artikel 55


Inlichtingenblad INF 3 wordt opgemaakt in een origineel en twee kopieën volgens het model in de uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek.

56.

Artikel 56


1. Inlichtingenblad INF 3 wordt op verzoek van de exporteur door de douaneautoriteiten van het douanekantoor van uitvoer afgegeven bij het vervullen van de uitvoerformaliteiten voor de betrokken goederen, wanneer deze exporteur verklaart dat de betrokken goederen waarschijnlijk via een douanekantoor van het andere deel van de douane-unie zullen terugkeren.

2. Inlichtingenblad INF 3 kan eveneens op verzoek van de exporteur door de douaneautoriteiten van het douanekantoor van uitvoer worden afgegeven nadat de uitvoerformaliteiten voor de betrokken goederen zijn vervuld, mits deze autoriteiten aan de hand van de inlichtingen waarover zij beschikken, kunnen vaststellen dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur met de uitgevoerde goederen overeenstemmen.

57.

Artikel 57


1. In inlichtingenblad INF 3 worden alle gegevens vermeld die de douaneautoriteiten nodig achten om de identiteit van de uitgevoerde goederen vast te stellen.

2. Wanneer te verwachten is dat de uitgevoerde goederen naar het douanegebied van het andere deel van de douane-unie of naar het douanegebied van beide delen van de douane-unie zullen terugkeren via verschillende andere douanekantoren dan het douanekantoor van uitvoer, kan de exporteur voor de totale hoeveelheid van de uitgevoerde goederen om afgifte van meer dan een inlichtingenblad INF 3 verzoeken.

De exporteur kan de douaneautoriteiten die het inlichtingenblad INF 3 hebben afgegeven tevens vragen dit te vervangen door meerdere inlichtingenbladen INF 3 voor de totale hoeveelheid van de goederen die op het aanvankelijk afgegeven inlichtingenblad INF 3 zijn vermeld.

De exporteur kan ook om afgifte van een inlichtingenblad INF 3 voor een gedeelte van de uitgevoerde goederen verzoeken.

58.

Artikel 58


Het origineel en één kopie van inlichtingenblad INF 3 worden de exporteur ter hand gesteld, zodat hij deze op het douanekantoor van wederinvoer kan overleggen. De tweede kopie wordt door de douaneautoriteiten van afgifte in hun archieven opgeborgen.

59.

Artikel 59


1. Het douanekantoor van wederinvoer tekent op het origineel en de kopie van inlichtingenblad INF 3 de hoeveelheid teruggekeerde goederen aan die vrijgesteld zijn van rechten bij invoer, behoudt het origineel en doet de kopie van dat inlichtingenblad, met daarop het nummer en de datum van de aangifte voor het vrije verkeer van de betrokken goederen, toekomen aan de douaneautoriteiten die het hebben afgegeven.

2. Laatstgenoemde douaneautoriteiten vergelijken deze kopie met het exemplaar dat in hun bezit is en bewaren die in hun archieven.

60.

Artikel 60


In geval van diefstal, verlies of vernietiging van het origineel van inlichtingenblad INF 3 kan belanghebbende een duplicaat vragen aan de douaneautoriteiten die het origineel hebben afgegeven. Deze autoriteiten willigen dit verzoek in wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen. Op het duplicaat wordt een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- DUPLICADO,

- DUPLIKAT,

- ÁÍÔÉÃÑÁÖÏ,

- DUPLICATE,

- DUPLICATA,

- DUPLICATO,

- DUPLICAAT,

- SEGUNDA VIA,

- KAKSOISKAPPALE,

- DUPLICAT.

De afgifte van het duplicaat wordt door de douaneautoriteiten aangetekend op de kopie van inlichtingenblad INF 3 die in hun bezit is.

61.

Artikel 61


1. De douaneautoriteiten van het douanekantoor van uitvoer doen de autoriteiten van het douanekantoor van wederinvoer op hun verzoek alle beschikbare gegevens toekomen aan de hand waarvan deze kunnen nagaan of de goederen aan de voorwaarden voldoen om voor toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk in aanmerking te komen.

2. Voor het aanvragen en de toezending van de in lid 1 bedoelde gegevens kan inlichtingenblad INF 3 worden gebruikt.

62.

Hoofdstuk 5 Oorsprongsregels


Artikel 62

1. Overeenkomstig artikel 7 van de overeenkomst past het Vorstendom Andorra in het handelsverkeer met landen waarvoor tariefpreferenties gelden de communautaire bepalingen inzake de oorsprongsregels toe, op dezelfde wijze als de Gemeenschap.

2. Wanneer tariefpreferenties als bedoeld in lid 1 door het Vorstendom Andorra autonoom worden toegekend, en de autoriteiten van het Vorstendom Andorra een certificaat van oorsprong (EUR.1 of formulier A) of een factuurverklaring aan een controle achteraf wensen te onderwerpen, wordt deze controle uitgevoerd door een van de in bijlage VII bij dit besluit opgenomen douanekantoren van de Gemeenschap.

63.

Artikel 63


Vervangende certificaten die zijn afgegeven door de douanekantoren van de Gemeenschap of de douanekantoren van het Vorstendom Andorra die op de goederen toezicht houden, worden in het andere deel van de douane-unie aanvaard volgens de voorwaarden die in de desbetreffende procedures zijn vastgelegd.

64.

Artikel 64


Het Vorstendom Andorra past de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1207/2001 van de Raad van 11 juni 2001 op overeenkomstige wijze toe, met uitzondering van artikel 8.

65.

Titel IV Slotbepalingen


Hoofdstuk 1 Bepalingen inzake de deelname van deskundigen van het Vorstendom Andorra aan de werkzaamheden van bepaalde technische comités

Artikel 65

1. Deskundigen van het Vorstendom Andorra worden betrokken bij de werkzaamheden van de in lid 2 genoemde technische comités die de Commissie van de Europese Gemeenschappen bijstaan bij de uitoefening van haar uitvoerende taken op terreinen die rechtstreeks verband houden met het functioneren van de douane-unie, indien zulks voor de goede werking van de douane-unie vereist is. De procedure voor deze deelname wordt in dit hoofdstuk vastgesteld.

2. De in lid 1 bedoelde comités zijn:

- het Comité Douanewetboek;

- het Comité voor de statistiek van de buitenlandse handel.

66.

Artikel 66


Het Vorstendom Andorra wijst een deskundige aan als vertegenwoordiger in de vergaderingen van de in artikel 65 genoemde comités. Deze deskundige dient een overheidsambtenaar van Andorra te zijn en neemt deel aan de werkzaamheden van deze comités voor zover deze betrekking hebben op het functioneren van de douane-unie. De deskundige verwoordt het standpunt van het Vorstendom Andorra. Hij heeft geen stemrecht. Het standpunt van de deskundige wordt afzonderlijk in de notulen opgenomen.

67.

Artikel 67


De in artikel 66 bedoelde deskundige wordt door de Commissie van de Europese Gemeenschappen tijdig op de hoogte gesteld van de data en de agenda van de vergaderingen van elk comité waarin hij als vertegenwoordiger van Andorra optreedt. De Commissie geeft alle relevante informatie door aan de deskundige.

68.

Artikel 68


De comités kunnen op initiatief van hun voorzitter bijeenkomen zonder de vertegenwoordiger van het Vorstendom Andorra. Het Vorstendom Andorra wordt in dat geval op de hoogte gesteld.

69.

Hoofdstuk 2 Tenuitvoerlegging en toepassing


Artikel 69

1. Indien volgens de door de Europese Gemeenschap vastgestelde bepalingen waarnaar in dit besluit wordt verwezen, voor het regelen van bepaalde gevallen een besluit moet worden genomen door de Commissie van de Europese Gemeenschappen, wordt door de autoriteiten van het Vorstendom Andorra een gelijkwaardig besluit genomen.

2. Indien de bepalingen inzake invoerformaliteiten van toepassing op derde landen en andere wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op douanegebied in de twee delen van de douane-unie inhoudelijk gelijkluidend zijn, worden zij wat de tenuitvoerlegging en toepassing betreft geïnterpreteerd overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

70.

Hoofdstuk 3 Overige slotbepalingen


Artikel 70

Besluit nr. 2/91 en Besluit nr. 1/96 worden ingetrokken.

71.

Artikel 71


Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op de dag waarop het wordt goedgekeurd.

72.

Gedaan te


Voor het Gemengd Comité

De voorzitter


BIJLAGE I

Uitvoeringsbepalingen betreffende wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen

Titel I Toepassingsgebied

Artikel 1

1. Deze bijlage bevat bepalingen ter uitvoering van titel I, hoofdstuk 2, van het besluit.

2. Deze bijlage bevat voorts bepalingen voor de omrekening en de overmaking van ingevorderde bedragen.

73.

Titel II Verzoek om inlichtingen


Artikel 2

1. Het in artikel 7 van het besluit bedoelde verzoek om inlichtingen wordt schriftelijk ingediend volgens het in bijlage II opgenomen model. Het wordt voorzien van het officiële stempel van de verzoekende autoriteit en ondertekend door een onder deze autoriteit ressorterende functionaris die gemachtigd is een dergelijk verzoek in te dienen.

2. Indien een soortgelijk verzoek is ingediend bij een andere autoriteit, vermeldt de verzoekende autoriteit in haar verzoek om inlichtingen de naam van die andere autoriteit.

74.

Artikel 3


1. Het verzoek om inlichtingen kan betrekking hebben op:

75.

a) de hoofdschuldenaar; of


b) een andere persoon die gehouden is de schuldvordering te voldoen krachtens de bepalingen die van toepassing zijn in het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is.

2. Wanneer het de verzoekende autoriteit bekend is dat een derde persoon goederen onder zich heeft die aan een van de in de voorgaande alinea genoemde personen toebehoren, kan het verzoek eveneens op deze derde persoon betrekking hebben.

76.

Artikel 4


1. De aangezochte autoriteit bevestigt zo spoedig mogelijk schriftelijk (bijvoorbeeld per telex of telefax) de ontvangst van het verzoek om inlichtingen, doch in ieder geval binnen zeven dagen na de ontvangst van een dergelijk verzoek.

2. Indien nodig vraagt de aangezochte autoriteit onmiddellijk na ontvangst van het verzoek de verzoekende autoriteit om aanvullende gegevens. De verzoekende autoriteit verstrekt alle aanvullende gegevens waartoe zij gewoonlijk toegang heeft.

77.

Artikel 5


1. De aangezochte autoriteit deelt de verzoekende autoriteit de gevraagde inlichtingen mede zodra deze zijn verkregen.

2. Indien de gevraagde inlichtingen, of een gedeelte daarvan, niet beschikbaar zijn binnen een gezien de omstandigheden van het geval in kwestie redelijke termijn, stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit daarvan in kennis onder opgave van de redenen die daaraan ten grondslag liggen.

In ieder geval stelt de aangezochte autoriteit, zes maanden na de datum waarop de ontvangst van het verzoek is bevestigd, de verzoekende autoriteit in kennis van het resultaat van het onderzoek dat zij heeft ingesteld om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen.

Naar aanleiding van de informatie die de verzoekende autoriteit van de aangezochte autoriteit ontvangt, kan zij deze verzoeken het onderzoek voort te zetten. Dit verzoek wordt schriftelijk gedaan (bijvoorbeeld per telex of telefax) binnen twee maanden na de ontvangst van de kennisgeving van het resultaat van het door de aangezochte autoriteit ingestelde onderzoek. Het wordt door de aangezochte autoriteit behandeld overeenkomstig de bepalingen die op het oorspronkelijke verzoek van toepassing waren.

78.

Artikel 6


Besluit de aangezochte autoriteit geen gevolg te geven aan een tot haar gericht verzoek om inlichtingen, dan geeft zij de verzoekende autoriteit schriftelijk kennis van de redenen die aan deze weigering ten grondslag liggen, onder verwijzing naar de bepalingen van artikel 7 van het besluit waarop zij zich beroept. De aangezochte autoriteit doet deze kennisgeving zodra zij haar besluit heeft genomen, doch in ieder geval binnen zes maanden na de datum waarop de ontvangst van het verzoek wordt bevestigd.

79.

Artikel 7


De verzoekende autoriteit kan het verzoek om inlichtingen dat zij tot de aangezochte autoriteit heeft gericht te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking wordt de aangezochte autoriteit schriftelijk ter kennis gebracht (bijvoorbeeld per telex of telefax).

80.

Titel III Verzoek tot kennisgeving


Artikel 8

1. Het in artikel 8 van het besluit bedoelde verzoek tot kennisgeving wordt schriftelijk en in tweevoud ingediend volgens het model in bijlage III. Het wordt voorzien van het officiële stempel van de verzoekende autoriteit en ondertekend door een onder deze autoriteit ressorterende functionaris die gemachtigd is een dergelijk verzoek in te dienen.

2. Het in lid 1 bedoelde verzoek gaat vergezeld van twee afschriften van de akte (of het besluit) waarvan kennisgeving wordt gevraagd.

81.

Artikel 9


Het verzoek tot kennisgeving kan betrekking hebben op elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die, overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn in het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, kennis dient te dragen van een hem betreffende akte of besluit.

82.

Artikel 10


1. Onmiddellijk na de ontvangst van het verzoek tot kennisgeving neemt de aangezochte autoriteit de nodige maatregelen om deze kennisgeving te doen plaatsvinden, overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn in het land waar zij gevestigd is.

Indien nodig, maar zonder de inachtneming van de voorgeschreven termijnen in gevaar te brengen, vraagt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit om aanvullende gegevens.

De verzoekende autoriteit verstrekt alle aanvullende gegevens waartoe zij gewoonlijk toegang heeft.

De geldigheid van de akte of het besluit in verband waarmee om kennisgeving wordt verzocht, mag door de aangezochte autoriteit echter niet worden betwist.

2. De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de datum van de kennisgeving zodra deze heeft plaatsgevonden, door terugzending aan de verzoekende autoriteit van één van de exemplaren van het verzoek, waarop de verklaring op de keerzijde is ingevuld.

83.

Titel IV Verzoek tot invordering en/of het nemen van conservatoire maatregelen


Artikel 11

1. Het verzoek tot invordering van een schuldvordering en/of het nemen van conservatoire maatregelen als bedoeld in de artikelen 9 en 16 van het besluit wordt schriftelijk ingediend op een formulier dat overeenstemt met het model in bijlage IV. Dit verzoek, dat een verklaring omvat waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van het besluit voor het inleiden van de procedure van wederzijdse bijstand in het betrokken geval is voldaan, wordt voorzien van het officiële stempel van de verzoekende autoriteit en ondertekend door een onder deze autoriteit ressorterende functionaris die gemachtigd is een dergelijk verzoek in te dienen.

2. De executoriale titel die het verzoek om invordering en/of het nemen van conservatoire maatregelen vergezelt, kan voor méér dan één schuldvordering worden afgegeven mits het één en dezelfde persoon betreft.

Voor de toepassing van de artikelen 12 tot en met 19 worden alle vorderingen die onder één en dezelfde executoriale titel vallen, geacht één enkele schuldvordering te vormen.

84.

Artikel 12


Het verzoek tot invordering en/of het nemen van conservatoire maatregelen kan betrekking hebben op elk van de personen bedoeld in artikel 3.

85.

Artikel 13


1. Indien de munteenheid van het land waar de verzoekende autoriteit is gevestigd een andere is dan de munteenheid van het land waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, vermeldt de verzoekende autoriteit het bedrag van de in te vorderen schuldvordering in beide munteenheden.

2. De voor de toepassing van het bepaalde in lid 1 te gebruiken wisselkoers is de laatste verkoopkoers die op de datum van ondertekening van het verzoek is genoteerd op de meest representatieve wisselmarkt of wisselmarkten van het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is.

86.

Artikel 14


De aangezochte autoriteit bevestigt zo spoedig mogelijk schriftelijk (bijvoorbeeld per telex of telefax) de ontvangst van het verzoek tot invordering en/of het nemen van conservatoire maatregelen, doch in elk geval binnen zeven dagen na de ontvangst daarvan.

87.

Artikel 15


1. Wanneer de gehele schuldvordering, of een gedeelte daarvan, niet binnen een voor het betrokken geval redelijke termijn kan worden ingevorderd, of de conservatoire maatregelen niet binnen een redelijke termijn kunnen worden genomen, stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit daarvan in kennis onder opgave van de redenen die hieraan ten grondslag liggen.

2. Uiterlijk zes maanden na de datum waarop de ontvangst van het verzoek werd bevestigd, stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit in kennis van de stand van zaken of het resultaat van de door haar ingeleide procedure tot invordering en/of het nemen van conservatoire maatregelen.

3. Naar aanleiding van de informatie die de verzoekende autoriteit van de aangezochte autoriteit ontvangt, kan zij de aangezochte autoriteit verzoeken de procedure voor invordering en/of conservatoire maatregelen voort te zetten. Dit verzoek wordt schriftelijk gedaan (bijvoorbeeld per telex of telefax) binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving van het resultaat van de procedure voor invordering en/of conservatoire maatregelen; het verzoek wordt door de aangezochte autoriteit behandeld overeenkomstig de bepalingen die op het oorspronkelijke verzoek van toepassing waren.

88.

Artikel 16


1. Elke rechtsvordering tot betwisting van de schuldvordering of de daarop betrekking hebbende executoriale titel die wordt ingesteld in het land waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, wordt door deze autoriteit schriftelijk aan de aangezochte autoriteit medegedeeld, zodra zij van genoemde rechtsvordering in kennis is gesteld.

2. Indien de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, de invordering en/of de conservatoire maatregelen waarop het verzoek bedoeld in artikel 15, lid 2, tweede alinea, van het besluit betrekking heeft niet toelaten, stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk een maand na ontvangst van de kennisgeving bedoeld in lid 1, in kennis.

89.

Artikel 17


1. Verliest het verzoek tot invordering en/of het nemen van conservatoire maatregelen zijn bestaansgrond, door het voldoen van de schuldvordering, de annulering daarvan of om enige andere reden, dan stelt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit daarvan onmiddellijk schriftelijk (bijvoorbeeld per telex of telefax) in kennis, zodat laatstgenoemde autoriteit de door haar ingeleide procedure kan beëindigen.

2. Wanneer het bedrag van de schuldvordering die aanleiding was tot het verzoek tot invordering en/of het nemen van conservatoire maatregelen om enige reden wordt gewijzigd, stelt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit daarvan onmiddellijk schriftelijk (bijvoorbeeld per telex of telefax) in kennis.

Indien de wijziging tot verlaging van het bedrag van de schuldvordering leidt, zet de aangezochte autoriteit de juridische procedure tot invordering en/of het nemen van conservatoire maatregelen voort en wordt de procedure beperkt tot het nog verschuldigde bedrag. Indien op het tijdstip waarop de aangezochte autoriteit in kennis wordt gesteld van de verlaging van het bedrag van de schuldvordering, reeds door haar een bedrag is ingevorderd dat het nog verschuldigde bedrag overschrijdt, doch de in artikel 18 bedoelde overdrachtprocedure nog niet is ingeleid, betaalt de aangezochte autoriteit het teveel betaalde bedrag aan de rechthebbende terug.

Indien de wijziging tot verhoging van het bedrag van de schuldvordering leidt, richt de verzoekende autoriteit tot de aangezochte autoriteit zo spoedig mogelijk een aanvullend verzoek tot invordering en/of het nemen van conservatoire maatregelen. Dit aanvullende verzoek wordt door de aangezochte autoriteit voor zover mogelijk tezamen met het oorspronkelijke verzoek van de verzoekende autoriteit behandeld. Wanneer het aanvullende en het oorspronkelijke verzoek niet tezamen kunnen worden behandeld omdat de lopende procedure reeds te ver gevorderd is, hoeft de aangezochte autoriteit slechts gevolg te geven aan het aanvullende verzoek indien dit een bedrag betreft dat niet lager is dan het bedrag in artikel 10, lid 2, onder c), van het besluit.

3. Voor de omrekening van het gewijzigde bedrag van de schuldvordering in de munteenheid van het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is, past de verzoekende autoriteit de in haar oorspronkelijke verzoek gehanteerde wisselkoers toe.

90.

Artikel 18


Het door de aangezochte autoriteit ingevorderd bedrag, in voorkomend geval met inbegrip van de in artikel 12, lid 2, van het besluit bedoelde rente, wordt aan de verzoekende autoriteit overgemaakt in de munteenheid van het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is. Deze overmaking vindt binnen een maand na de datum van invordering plaats.

91.

Artikel 19


Bedragen die door de aangezochte autoriteit worden geïnd uit hoofde van de in artikel 12, lid 2, van het besluit bedoelde rente buiten beschouwing gelaten, wordt de schuldvordering geacht te zijn ingevorderd naar verhouding van het in te vorderen bedrag uitgedrukt in de nationale valuta van het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is, op basis van de wisselkoers bedoeld in artikel 13, lid 2.

92.

Titel V Algemene bepalingen en slotbepalingen


Artikel 20

1. Een verzoek om bijstand kan door de verzoekende autoriteit worden ingediend voor één schuldvordering of voor meerdere schuldvorderingen, mits deze ten laste komen van één en dezelfde persoon.

2. De in de bijlagen II, III en IV bedoelde inlichtingen mogen worden afgedrukt op blanco papier door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking, mits de afdruk overeenkomt met de indeling van de formulieren in de bijlage.

93.

Artikel 21


De inlichtingen en andere gegevens die door de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit worden medegedeeld, worden gesteld in de officiële taal of in één van de officiële talen van het land waar de aangezochte autoriteit gevestigd is.


94.

BIJLAGE II


Besluit van het Gemengd Comité EG-Andorra (Artikel 7)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

95.

VERZOEK OM INLICHTINGEN


Ondergetekende, ......................, door bovengenoemde verzoekende autoriteit gemachtigd,

(naam en functie)

verzoekt om de volgende inlichtingen overeenkomstig artikel 7 van Besluit nr. ...:

96.

Gegevens betrokken persoon1


a) Naam en geboortedatum (voor natuurlijke personen)

Adres (bekend/vermoed*)

b) Andere gegevens betreffende bovenstaande persoon:

97.

c) - hoofdschuldenaar


- medeschuldenaar

- derde houder


Gegevens schuldvordering(en)

-- Bedrag (exclusief rente en kosten)

-- Aard van de schuldvordering(en)

-- Verjaringstermijn

-- Andere gegevens

Andere aangezochte autoriteiten

Gevraagde inlichtingen


(handtekening)

(Officieel stempel)


* Doorhalen wat niet van toepassing is.

1 Natuurlijke persoon of rechtspersoon.


98.

BIJLAGE III


Besluit van het Gemengd Comité EG-Andorra (artikel 8)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

99.

VERZOEK TOT KENNISGEVING


Ondergetekende, ......................, door bovengenoemde verzoekende autoriteit gemachtigd,

(naam en functie)

verzoekt om kennisgeving overeenkomstig artikel 8 van Besluit nr. ... van volgende akte/besluit*

Gegevens betrokken persoon1

a) Naam en geboortedatum (voor natuurlijke personen)

Adres (bekend/vermoed*)

100.

b) Naam en adres hoofdschuldenaar (indien ander dan geadresseerde)


c) Andere gegevens

Gegevens schuldvordering(en)

-- Aard en doel betrokken besluit

-- Bedrag (exclusief rente en kosten)

-- Aard van de schuldvordering(en)

-- Verjaringstermijn

-- Andere gegevens


(handtekening)

(Officieel stempel)

* Doorhalen wat niet van toepassing is.

1 Natuurlijke persoon of rechtspersoon.

101.

VERKLARING


Ondergetekende verklaart:

- dat van de akte / het besluit i, gevoegd bij het op voorzijde opgenomen verzoek, op ... kennis is gegeven aan de in genoemd verzoek bedoelde persoon. De kennisgeving heeft als volgt plaatsgevonden i,*:

- dat de akte / het besluit*, gevoegd bij het op de voorzijde opgenomen verzoek, om de hieronder vermelde redenen niet ter kennis kon worden gebracht van de in genoemd verzoek vermelde geadresseerde*:

.....................................

(Datum)

.....................................

102.

Handtekening


(Officieel stempel)


BIJLAGE IV

Besluit van het Gemengd Comité EG-Andorra (artikelen 9 t/m 16)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

103.

VERZOEK TOT INVORDERING / NEMEN VAN CONSERVATOIRE MAATREGELEN*


Ondergetekende, ......................, door bovengenoemde verzoekende autoriteit gemachtigd,

(naam en functie)

verzoekt:

- invordering van de schuldvordering(en) volgens bijgevoegde executoriale titel, overeenkomst artikel 10 van Besluit nr. ... Aan de voorwaarden van artikel 10, lid 2, onder a) en b), is voldaan*.

- conservatoire maatregelen te nemen, overeenkomstig artikel 16 van Besluit nr. ..., voor onderstaande persoon, met betrekking tot de schuldvordering(en) volgens bijgevoegde executoriale titel. Motivering van dit verzoek is bijgevoegd*.


Het volledige bedrag van de schuldvordering dient te worden overgemaakt naar:

(bankrekening)

(naam en adres rekeninghouder)

(betalingskenmerk)

..........................................

(handtekening)

(Officieel stempel)


Gegevens betrokken persoon1

a) Naam en geboortedatum (voor natuurlijke personen)

Adres (bekend/vermoed*)

104.

b) Is hoofdschuldenaar / medeschuldenaar / derde houder*


c) Indien van toepassing: Goederen schuldenaar in bezit van derde

d) Andere relevante gegevens

(gedetailleerde opgave van andere relevante gegevens over de schuldenaar)


(*) Doorhalen wat niet van toepassing is.

1 Natuurlijke persoon of rechtspersoon.


105.

BIJLAGE V


Douanekantoren bedoeld in artikel 62, lid 2

- CERDOC de la Direction Régionale des Douanes de Perpignan

- La Farga de Moles


FINANCIEEL MEMORANDUM

De voorgestelde maatregel stelt de toepassingsbepalingen voor de douane-unie vast en voorziet in de noodzakelijke mechanismen. De maatregel heeft geen financiële gevolgen.