Toelichting bij COM(1998)495 - Tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke strategie ter beperking van de CO2-uitstoot door auto's: een milieuconvenant met de Europese automobielindustrie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 29.07.1998 COM(1998) 495 def.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Tenuitvoerlegging van de communautaire strategie ter beperking van de

COrttitstoot door auto’s:

een milieueonvenant met de JCuropese automobieliadustrie

h inleiding

Hen van de elementen van de communautaire strategic ter beperking van de C02-uitstoot door personenauto’s en ter verbetering van het brandstofrendement (COM(95)689) is een milieuconvenant met de automobielindustrie (de andere elementen zijn fiscale maatregelen voor voertuigen om het gebruik van zuiniger auto’s te stimuleren binnen een algemeen communautair kader inzake belasting ten aanzien van auto’s, en een programma om de consument te informeren over het brandstofrendement (etikettering van brandstofrendement)). Bij de tenuitvoerlegging van de strategic zullen deze drie instrumenten elkaar versterken en aanvullen. Gelet op het resultaat van haar onderhandelingen met de Europese automobielindustrie (Kuropese Associate van Automobielfabrikanten - ACEA) en op haar eerdere raadplegingen van de Raad en het Europees Parlement op dit gebied is de Commissie voornemens met ACEA een convenant te sluiten (hiema ‘het ('onvenant' genoemd)

De communautaire strategic betretfende de CCVuitstoot van personenauto's werd door de Commissie voorgesteld. De Raad steunde de algemene aanpak van de Commissie en speciticeerde dat de strategic tot doel moest hebben in 2005 of uiterlijk in 2010 een gemiddelde CQ2-uitstoot voor nieuwe personenauto’s van I20g/km te bereiken (besluiten van de Raad van 25 juni 1996). De Raad was ook van mening dat de industrie zich krachtens een convenant moest vastleggen om “de grootste bijdrage” aan de totstandbrenging van deze doelstelling te leveren.

Het Europees Parlement heeft tot nu toe bezwaar gemaakt tegen het beginsel van een convenant en heeft de Commissie gevraagd grenswaarden voor de Ct)2-uitstoot van personenauto’s voor te stellen met nog ambitieuzere doelstellingen dan die van de Raad. Ook steunt het de etikettering van het brandstofrendement en het nemen van fiscale maatregelen (resolutie van 10 april 1997). De Commissie begrijpt evenwel dat het Parlement, hoewel het zich in beginsel tegen een convenant blijft verzetten, op bepaalde voorwaarden toch akkoord zou kunnen gaan met een convenant Tijdens het succesvolle overleg tussen het Parlement en de Raad betretfende de brandstofkwaliteitsrichtlijn in het kader van Auto-Olie 1 legde de Commissie op uitnodiging van het Europees Parlement de volgende verklaring at': “Indien de onderhandelingen met ACEA niet met succes kunnen worden atgerond, overweegt de Commissie bindende wetgeving vast te stellen”.

De Commissie zal binnenkort een wetsvoorstel indienen voor een plan om de consument te informeren over het brandstofrendement.

De Commissie gelooft dat de bepalingen van het Convenant dat de Commissie met ACEA wil afsluiten beantwoorden aan de verwachtingen van de Raad en aan de oorspronkelijke doelstellingen van de Commissie zelf (COM i 689). Bovendien wordt in het convenant rekening gehouden met de in de mededeling van de Commissie over milieuconvenanten vermelde algemene criteria voor milieuconvenanten (COM(96) 561). Het Convenant zal de vorm aannemen van een formed door het Bureau van ACEA goedgekeurde Verplichting (zie bijlage), een daarna door de Commissie vast te stellen Aanbeveling en (wat de tenuitvoerlegging in de praktijk betreft) een briefwisseling tussen ACE A en de Commissie1. In deze mededeling evalueert de Commissie de bepalingen van het Convenant.

II. De bepalingen van het Convenant: evaluatie van de Commissie

In de mededeling van de Commissie over milieuconvenanten (COM(96) 561) worden een aantal aigemene richtsnoeren voor milieuconvenanten aanbevolen. Het Convenant met ACEA houdt rekening met deze richtsnoeren en voldoet aan de voorschritten van de communautaire strategic betreftende de Cl>2-uitstoot van auto's.

1. Doelstelling inzake CO?-uitstoot:

De Verplichting van ACEA omvat een duideiijk gekwantiiiceerde doelstelling inzake de CCVuitstoot voor de gemiddelde in de Europese Unie verkochte personenauto, namelijk 140g/km in 2008, gemeten volgens de huidige meetmethode van de Gemeenschap (Richtlijn 93/116/EG). Tot het toepassingsgebied van het (’onvenant behoren personenauto’s van categorie Ml als bepaald bij Richtlijn 70/156/EEG, hoewel innovatieve ontwerpen voor voertuigen en auto’s die gebruikmaken van altematieve brandstoften of van radicaal nieuwe aandrijfsystemen ook meetellen voor het bereiken van de C02-doelstelling van ACEA (zie het uitgangspunt betretfende de aanvaarding van innovaties in de Verplichting). De Commissie is van oordeel dat deze specificaties voldoen aan de eis van een gekwantiiiceerde doelstelling en van ondubbelzinnige definities als een zeer belangrijk criterium voor een goed milieuconvenant

De in het (’onvenant opgenomen C02-doelstelling voor 2008 stemt ook overeen met de maatstaf van de Raad dat een convenant “de grootste bijdrage” moet leveren tot de doelstelling van de communautaire strategie in haar geheel door ongeveer 70% van de kloof tussen het huidige (1995) marktgemiddelde (186g/km) en de communautaire doelstelling van 120 g/km te dichten. Het streetjaar 2008 valt binnen het door de Raad vastgestelde tijdschema (2005-2010). Bovendien heett ACEA toegezegd in 2003 de mogelijkheden voor aanvullende verminderingen van de C02-uitstoot te herzien in het perspectief van 2012.

Aangezien de communautaire strategie betretfende de CC>2-uitstoot van auto’s uit instrumenten bestaat die elkaar aanvullen om de aigemene doelstelling van de strategie te bereiken, is het van essentieel belang de toegevoegde waarde van de instrumenten te behouden. De CC^-uitstoot van auto’s kan worden teruggedrongen:

door technologische verbeteringen. Technologische verbeteringen kunnen bovendien leiden tot een veranderende markt door bepaalde categoriecn auto’s aantrekkelijker te maken voor de consument en/of nieuwe marktsegmenten te ci eeren, en

door een veranderende markt, met name door een verschuiving naar kleinere en zuiniger auto’s ('downsizing’). Een veranderende markt kan het gevolg zijn van o.a. een gewijzigde voorkeur van de consument, van het productbeleid en van de marketinginspanningen van de autofabrikanten, alsmede van fiscale maatregelen en etikettering van het brandstoffendement.

De verschillende elementen van de communautaire strategic zullen gegarandeerd een toegevoegde waarde hebben aangezien ACEA in het Convenant technologische verbeteringen toezegt en de CCVdoelstelling ruimte laat voor COi-emissiebaten door een veranderende markt naast de afspraken met ACEA inzake CO2 die door fiscale maatregelen en etikettering van het brandstofrendement tot stand kunnen komen.

De Verplichting van ACEA noemt expliciet de mogelijke toegevoegde waarde van fiscale maatregelen en bevat geen clausules die vraagtekens plaatsen bij het recht van de Gemeenschap of de lidstaten om gebmik te maken van hun prerogatieven op het gebied van het fiscale beleid. Tegelijk gaat ACEA ervan uit dat zij haar C02-doelstellingen in het kader van de Verplichting zonder aanvullende fiscale maatregelen kan bereiken. Bovendien verbindt ACEA zich ertoe haar C02-doelstelling voor 2008 ‘hoofdzakelijk’ te bereiken door middel van technologische ontwikkelingen en ermee samenhangende marktontwikkelingen, hetgeen inhoudt dat verdere marktontwikkelingen door de andere instrumenten van de communautaire strategic tot stand kunnen worden gebracht. De Commissie zal in haar Aanbeveling de nadruk leggen op de toegevoegde waarde van fiscale maatregelen Rekening houdend met de in de strategic vervatte toegevoegde waarde van de overige instrumenten acht de Commissie het wenselijk op de verplichting van ACBA te vertrouwen om de communautaire doelstelling van 120 g/km te bereiken.

2. Uitgangspunten:

De Verplichting van ACEA omvat bepaalde uitgangspunten. Deze weerspiegelen het feit dat de mogelijkheid van de automobielindustrie om de C02-doelstelling te bereiken kan worden beinvloed door ontwikkelingen waarover zij geen controle heett en die een weerspiegeling zijn van technische en economische beperkingen. Deze zijn dan 00k gerechtvaardigd. De Commissie beschouwt de uitgangspunten meer bepaald in de volgende context:

I De beschikbaarheid van bepaalde brandstotfen voor de toepassing van technologies die vereist zijn om de C02-doelstelling van ACtA te bereiken De Verplichting is gebaseerd op de eisen die voortvloeien uit de overlegprocedure tussen de Raad en het Europees Parlement op 29juni 1998, met name de specificaties aangaande het maximumzwavelgehalte van 50 ppm in benzine en diesel en het maximumgehalte aan aromatische stoften in benzine van 35%, hoewel ACEA verwacht dat de gemiddelde brandstofkwaliteit op de markt deze wettelijke voorschriften om technische en met de markt samenhangende redenen zal overtreften. Eventuele problemen in verband met de brandstofkwaliteit zouden worden behandeld bij de bewaking van het Convenant.

2. Geen concurrentieverstoringen die de Europese fabrikanten benadelen ten gevolge van hun inspanningen om de C02-uitstoot te verminderen. Dit uitgangspunt strookt met de communautaire strategic inzake CO^uitstoot van auto’s (zie ook punt III hieronder).

3. De ongestoorde verspreiding van brandstofefficiente technologies op de markt. De Commissie en ACEA hangen de gemeenschappelijke visie aan dat dit de vrijheid van de Gemeenschap en de lidstaten om gebruik te maken van fiscale of regelgevende maatregelen niet beperkt. Dergelijke maatregelen zouden evenwel in aanmerking komen voor de bewaking van het Convencmt en kunnen in bepaalde omstandigheden een reden tot herziening zijn.

4 In aanmerking te nemen gevolgen van de strategic voor de algemene economischc situatie van de Europese automobielindustrie. De Gemeenschap zal hiermee in ieder geval rekening houden.

De Commissie hecft geen reden om aan te nemen dat de uitgangspunten2 niet toereikend zouden blijken te zijn. Daarom zal het wellicht ook niet nodig zijn het Convenant op een bepaald ogenblik te herzien. Bovendien zou de Commissie alleen akkoord gaan met een herziening van de C02-doelstelling van ACEA nadat beide partijen samen een zorgvuldige analyse van alle relevante omstandigheden hadden uitgevoerd, waarbij indien nodig andere deskundigen werden geraadpleegd, en nadat beide partijen alle andere mogelijkheden om de COr-doelstelling te handhaven hadden uitgeprobeerd. ACEA en de Commissie zullen met behulp van een brietwisseling in een later stadium bepalen welke procedure in dit geval moet worden gevolgd

In het algemeen beschouwt de Commissie de in de Verplichting van ACEA opgenomen doelstelling inzake C(>2-uitstoot als een stevige en ondubbelzinnige basis voor het Convenant die voldoet aan de vereisten van de communautaire strategic ter beperking van de Ct)2-uitstoot van personenauto’s.

3. Tussentijdse doelstellingen:

De Commissie, de Raad en het Europees Parlement hebben de nadruk gelegd op het beiang van tussentijdse doelstellingen in een convenant met de automobielindustrie Een gefaseerde aanpak is ook een essentieel richtsnoer voor milieuconvenanten in het algemeen (COM(96) 561). Het Convenant met ACEA beantwoordt aan dit criterium met de twee volgende tussentijdse doelstellingen:

1. Uiterlijk in 2000 zullen een aantal Europese fabrikanten op de Europese markt modellen met een C02-uitstoot van 120 g/km of minder beginnen te verkopen. Dit onderstreept ACEA’s voomemen om snel inspanningen te leveren om de C02-uitstoot van auto’s te verminderen.

2. Voor 2003 is een geraamde doelzone’ voor de gemiddelde C02-uitstoot van nieuwe auto’s vastgesteld. Deze doelzone is evenwel indicatief en vormt geen aanvullende toezegging van de industrie.

De Commissie erkent dat de tussentijdse doelstelling voor 2003 zuiver indicatief van aard is, hetgeen strookt met de richtsnoeren in haar mededeling over milieuconvenanten (COM(96) 561). Zij hecht niettemin veel belang aan deze tussentijdse doelstelling als basis om na te gaan of het ('onvenant effectief is Dit strookt in het bijzonder met de bezorgdheid van het Europees Parlement Tegen deze achtergrond herziet de Commissie het Convenant grondig indien ACE A er niet in slaagt de doelzone in 2003 te bereiken, en zou zij overwegen een voorstel voor bindende regelgeving in te dienen. Natuurlijk zou de Commissie in ieder geval maatregelen nemen om het doel te kunnen bereiken indien de omstandigheden op enig tijdstip in de looptijd van het Convenant erop zouden wijzen dat het ( onvenant niet werd nagekomen. Dit voomemen moet in de Aanbeveling van de Commissie worden opgenomen en zal ten gevolge daarvan deel uitmaken van het Convenant. ACEA is zich ten voile bewust van deze clausule. Er zij opgemerkt dat de Commissie reeds kennis heeft gegeven van haar voomemen om bindende regelgeving in te voeren indien de onderhandelingen met ACEA zouden mislukken (via haar verklaring tijdens het succesvolle Auto-Olie-overleg op 29 juni - zie hierboven).

4. Bewaking. verilicatie van de resultaten en rapportage:

In de besluiten van de Raad van 25 juni 1996 werd de nadruk gelegd op het belang van een bewakingssysteem om de ontwikkeling van de gemiddelde CG2-uitstoot van nieuwe personenauto’s te volgen op basis van door de lidstaten verstrekte gegevens Een bewakingssysteem dat onathankelijk is van de gegevens van de industrie is de beste basis voor een onathankelijke verilicatie van de resultaten (een van de door de Commissie aanbevolen criteria voor milieuconvenanten (CGM(96) 561)). De Commissie heeft in die zin een voorstel voor een communautair bewakingssysteem ingediend (COM i 348). Zij verzoekt de Raad en het Europees Parlement dit voorstel snel te behandelen zodat het systeem zo snel mogelijk operationeel kan worden. Tegelijkertijd gaat de Commissie graag in op het aanbod van ACEA om zijn eigen, van ofticiele bronnen atkomstige gegevens mee te delen, met name om toe te zien op de vooruitgang voordat het toekomstige communautaire bewakingssysteem operationeel is

Naast de statistieken over de ontwikkeling van de gemiddelde CC>2-uitstoot van nieuwe auto’s wordt in het ( onvenant een ruimer, ‘holistisch’ bewakingssysteem opgezet dat gezamenlijk door de Commissie en ACEA moet worden beheerd. Dit systeem zou nauwlettend toezien op de uitgangspunten die aan de basis van het Verplichting van ACEA liggen. ACEA heeft zich akkoord verklaard om de nodige gegevens te verstrekken om dit bewakingssysteem te laten tunctioneren en om eventuele problemen bij het nastreven van de CG2-doelstelling van het Convenant te kunnen identificeren

Met behulp van het systeem zullen alle omstandigheden die het bereiken van de doelstellingen van het Convenant kunnen vergemakkelijken of bemoeilijken in een vroeg stadium kunnen worden geidentificeerd. De procedures voor dit gezamenlijke bewakingssysteem zullen worden vastgelegd in een briefwisseling tussen de Commissie en ACEA. Volgens de Commissie zullen het toekomstige communautaire bewakingssysteem en het gezamenlijke bewakingsmechanisme met ACEA samen een effect ief instrument voor de bewaking van het Convenant vormen en een basis voor een ruimere samenwerking tussen beide partijen op het gebied van de CC>2-uitstoot van personenauto’s.

Op basis van het toekomstige communautaire bewakingssysteem voor de CCVuitstoot van auto’s, het gezamenlijke bewakingssysteem met ACEA en eventueel noodzakelijke verdere studies zal de Commissie elk jaar bij de Raad en het Europees Parlement verslag uitbrengen over de tenuitvoerlegging van het Convenant en over de algehele vooruitgang en etfecten van de communautaire strategic betreflfende de COr-uitstoot van auto’s in het licht van de in Kyoto gemaakte afspraken. Indien nodig zal zij technische deskundigen uit de lidstaten betrekken bij de opstelling van dit verslag.

Samen met de publicatie van de Verplichting van ACEA en de Aanbeveling van de Commissie als reactie op deze Verplichting in het Publicatieblad van de Gemeenschap zullen de jaarlijkse verslagen van de Commissie beantwoorden aan het in de richtsnoeren van de Commissie voor het gebruik van milieuconvenanten vastgestelde criterium van voorlichting van het publiek en transparantie (COM(96) 561).

5. Algemene bepalingen.

In voorkomend geval zal het Convenant ook voldoen aan de andere richtsnoeren uit de mededeling over milieuconvenanten (COM(96) 561).

1. Als bijkomende garantie voor de verplichtingen van ACEA in het kader van het Convenant moet de Commissie in haar Aanbeveling duidelijk maken dat zij regelgevende maatregelen zal overwegen indien ACEA zijn verbintenissen niet nakomt. Het Convenant doet geen atbreuk aan het initiatietfecht van de Commissie in het kader van het Verdrag.

2. In de Verplichting van ACEA wordt duidelijk gemaakt wie van de kant van de industrie de partijen bij het Convenant zijn. Overeenkomstig de statuten van ACEA zal de Verplichting namens ACEA door de Voorzitter van ACEA worden gemaakt. De leden van ACEA die personenauto’s produceren steunen de Verplichting en hebben zich bereid verklaard alles in het werk te stellen om bij te dragen tot het nakomen van ACEA’s verbintenissen.

3. In beginsel loopt het Convenant af zodra de doelstelling inzake (X)2-uitstoot in 2008 is bereikt De Commissie gaat evenwel graag in op de toezegging van AC EA om het potentieel voor bijkomende CO? vermmderingen in 2003 te herzien om verder in de richting van 120g/km C02 te gaan tegen 2012. Dit zou de basis kunnen vormen voor een uitbreiding van het ('onvenant.

4. De bepalingen van het Comenant, en in het bijzonder de CCVdoelstelling, kunnen worden herzien, met name indien sommige van de uitgangspunten die aan de basis van de toezeggingen van ACEA liggen niet correct blijken te zijn In voomoemde briefwisseling zullen procedures voor dergelijke gevailen worden vastgesteld. De Commissie van haar kant behoudt haar prerogatieven in het kader van het Verdrag. Beide partijen bij het Convenant zullen te goeder trouw handelen bij de tenuitvoerlegging van het Comenant en bij een eventuele herziening ervan.

5. In het algemeen stelt de Commissie zich positief op ten opzichte van samenwerking inzake milieubescherming. De Verplichting van ACEA moet evenwel in overeenstemming zijn met de mededingingsregels. Indien de Verplichting bepaalde concurrentiebeperkingen zou omvatten of erop zou voortbouwen, is overeenkomstig artikel 85 van het EG-Verdrag een formele kennisgeving vereist voor de Commissie een standpunt kan innemen over het ( onvenant In dit stadium heeft de Commissie geen reden om aan te nemen dat het Comenant niet in overeenstemming zou zijn met de communautaire mededingingsregels. De diensten van de Commissie zullen nauw met AC EA samenwerken om zo snel mogelijk duidelijkheid te brengen aangaande dit punt

Ill. Fabrikanten die geen lid zijn van ACEA

Het Comenant met de Europese Associate van Automobielfabrikanten (ACEA) is een eerste kritische stap in de tenuitvoerlegging van dit element van de communautaire strategic inzake de CCVuitstoot van personenauto’s. Volgens de strategic moeten soortgelijke convenanten worden afgesloten met fabrikanten en importeurs die geen lid van ACEA zijn. De Commissie is verheugd over het teit dat ACEA zijn Verplichting niet afhankelijk heeft gesteld van deze andere convenanten. Tegelijkertijd erkent zij dat ACEA’s uitgangspunt betreffende concurrentieverstoringen het best kan worden aangepakt door convenanten af te sluiten met de belangrijkste op de Europese markt aanwezige (groepen van) fabrikanten die geen lid van ACEA zijn, in het bijzonder de Japanse en Koreaanse autofabrikanten en Chrysler (waarvan de positie nog steeds wordt onderzocht in het licht van de recente ontwikkelingen).

Intussen heeft de Commissie onderhandelingen aangeknoopt met de Japan Automobile Manufacturers Association (JAMA) en heeft zij er vertrouwen in dat binnenkort met deze vereniging een convenant kan worden atgesloten. De C'ommissie heeft ook de Korean Automobile Manufacturers Association (KAMA) en Chrysler aangesproken om onderhandelingen te starten.

IV. Follow-up van het Convenant

In het (’onvenant is bepaald dat innovatieve ontwerpen voor voertuigen en auto’s die gebruikmaken van altematieve brandstoften of van radicaal nieuwe aandrijfsystemen ook meetellen voor het bereiken van ACEA’s COrdoelstelling. Daartoe moet de CO-ruitstoot daarvan volgens een gestandaardiseerde procedure kunnen worden gemeten en/of berekend Richtlijn 93/116/EG zal dan ook dienovereenkomstig moeten worden gewijzigd door de Commissie. Tegelijkertijd moet de in deze richtlijn bedoelde rijcyclus worden aangepast aan de in Richtlijn 91/441/EEG bedoelde rijcyclus als gewijzigd door het resultaat van de Auto-Olie-overlegprocedure tussen de Raad en het Europees Parlement op 29 juni 1998.

V. Conclusies .

Volgens de Commissie beantwoordt het geplande Convenant met de Europese Associatie van Automobielfabrikanlen (ACEA) aan de in de mededeling over milieuconvenanten vermelde richtsnoeren (COM i 561) en aan de referentiewaarden voor een convenant met de industrie overeenkomstig de communautaire strategic ter beperking van de C02-uitstoot door personenauto’s (COM i 689, besluiten van de Raad van 25 juni 1996). Het Convenant levert de grootste bijdrage’ tot de algemene doelstelling van de strategic, zoals gevraagd door de Raad, en is gebaseerd op deugdelijke uitgangspunten die de verwachting rechtvaardigen dat het volledig zal worden uitgevoerd. De Commissie heeft gelijksoortige onderhandelingen aangeknoopt met tabrikanten die geen lid van ACEA zijn en verwacht dat deze tijdig zulien atgerond zijn. Het Convenant zal een significante bijdrage leveren tot het bereiken van de doelstellingen inzake de emissies van broeikasgassen in het kader van het Protocol van Kyoto.

Tegen deze achtergrond en op voorwaarde dat de kennisgeving volgens de communautaire mededingingsregels geen problemen veroorzaakt, is de Commissie van oordeel dat dit Convenant met ACEA bevredigend is en neemt zij zich voor een Aanbeveling aan ACEA vast te stellen als haar deel van het C'onwnant. Voor zij daartoe overgaat wenst de Commissie het Europees Parlement en de Raad evenwel de mogelijkheid te bieden om hun standpunt over de Verplichtmg van ACEA en over de evaluatie in deze mededeling kenbaar te maken. Daartoe stelt zij de goedkeuring van de Aanbeveling tot eind oktober uit.

BIJLAGE:

Verplichting van ACE A betreffende de beperking van de CC>2-uitstoot van nieuwe personen auto’s in bet kader van bet Milieuconvenant tussen de Europese

Commissie en ACEA

Mrs. ^

'' ltrvr'.*<l Up

Inhoudsopgave

1.

'1 V.r .. I


•'•••<' ..vi n

Thp P'Pcirfpnt

Ritt Bjerregaard Member of the Commission Fumpean Commission 200 Rue de la Loi 1049 Brussels

July, 27th 1998

AGFA C02 Commitment


I am pleased to forward to you officially the Commitment of ACEA and assure you the support by ACEA's member companies. ACEA wants to forward and honour its Commitment in the spirit, that this leads to a mutual satisfactory environmental agreement.


Enel.

ACEA

Criivtmrti'Hrs f.'irupiVn5 if \i 1< •o>r I' ill**' g.i.£.

p i*" ill i Mf'
v'v 211 K 1I1IO r'rn'i>‘li v Toi ,y' o <;r,

F , N-* ■’' ■'V* IN

V. r- "IP -*111 -IV' tic j i* O" } f"11 nrq r\>p'H04 04

'll


ACEA

ACEA COMMITMENT ON C02 EMISSION REDUCTIONS FROM NEW PASSENGER CARS IN THE FRAMEWORK OF AN ENVIRONMENTAL AGREEMENT BETWEEN THE EUROPEAN C OMMISSION AND ACEA

INTRODUCTION AND PRINCIPLES

(1) This Commitment is based on an undertaking by ACEA itself and has the support of all its car manufacturing companies: BMW, Fiat, Ford of Europe, GM Europe, Daimler-Benz, Porsche, PSA Peugeot Citroen, Renault, Rolls-Royce, Volkswagen and Volvo, who have agreed to make every endeavour to contribute to the achievement of ACEA’s goals.

T his Commitment demonstrates ACEA’s support for significant reductions in C02 emissions in line with the European Union’s undertakings under the United Nations Framework Convention on Climate Change following the Kyoto Conference. At the same time it aims at preserving the diversity of the product offerings of the European car manufacturers and at maintaining their competitiveness, as well as their financial performance and employment.

(2) As long as its commitments (see below) are being honoured, ACEA is assuming that this Commitment provides complete and sufficient substitute for all new regulatory measures to limit fuel consumption or C02 emissions, and for any additional fiscal measures in pursuit of the CQ2 objectives of this Commitment Any fiscal measures, including their added value to this Commitment, will be taken into account in the monitoring procedure and their potential effects will be assessed in good faith.

(3) The European automotive industry’s Ct)2 reduction commitments are very ambitious in the light of present and future technologies, and the industry is willing and prepared to commit substantial development efforts to implement the following commitments.

(4) Together with the European Commission, ACEA will ensure that the Commitment is implemented in a manner which complies with applicable competition rules.

ACEA COMMITMENTS

(1) Some members of ACEA will introduce in the EU market, not later than 2000, models emitting 120 g CQ2/km or less, measured according to Directive 93/116/EC (see Technical Annex, Point 1 Measuring Procedure)

(2) ACEA commits to achieve a target of 140 g CQ2/km by 2008, measured according to Directive 93/116/EC, on the average of the EU new car sales represented by ACEA classified as Ml.

T his target will mainly be achieved by technological developments affecting different car characteristics and market changes linked to these developments. In particular, AC EA will aim at a high share - to the point of 90 % - of new cars sold being equipped with CG2 efficient direct injection gasoline and diesel technologies.

Compliance with this target translates for the European automobile industry into an average C02 reduction of 25% for newly registered cars, compared to 1995.

(3) In 2003, ACE A will review the potential for additional C02 reduction, with a view to moving further towards the Community’s objective of 120g C02/km by 2012.

(4) For 2003, ACEA considers an estimated target range of 165-170 g of C02/km to be appropriate.

This translates into a reduction of 9-11 % compared to the reference year 1995. (See Technical Annex, point 3: Review in 2003 / Estimated Target Range).

(5) To assess compliance with these commitments, there will be a joint ACEA / Commission monitoring of all the relevant factors with regard to these commitments.

ACEA’s commitments are based on the following:

A) Availability of enabling fuels

Given the outstanding importance of improved fuels tor C02 reductions ACEA assumes the full market availability of fuels with a sufficient quality to enable the application of technologies needed for the industry to achieve its C02 commitments during the life-time of this Commitment (s. Technical Annex, Point 2 Fuel Specifications).

B) Distortion of competition

In order to ensure a level-playing field:

- non-ACEA member car manufacturers will be committed to equivalent CG2 reduction efforts tor their sales in the HU, in line with the Council Conclusions of25.6.1996;

- the Community will use its best efforts to continue to seek that other car manufacturing countries, notably Japan, USA and Korea, will undertake equivalent car C02 reduction efforts, in line with the Kyoto Protocol spirit ensuring that the European automobile industry is not put at a competitive disadvantage in world markets by C02 reduction commitments in Europe.

C) Promotion of car CQ2-efficient technologies

European car manufacturers have high expectations for certain technologies, in particular those associated with direct injected gasoline and diesel engines, which are two of the most promising routes to achieve the central commitment of 140 g CQ2/km in 2008. This commitment is based on the assumption of an unhampered diffusion of car C02 efficient technologies into the market via competition amongst ACEA members and other market participants which is expected to result in market mix changes. Therefore it is fundamental that any measures which might hamper the diffusion process of either of the C02 efficient technologies will be taken into consideration in the monitoring procedure.

D) Acceptance of innovations

The acceptance by the Commission of innovative concepts for vehicles replacing conventional cars in short haul traffic and of cars not producing fossil CG2 as well as a share of cars using alternative fuels or propulsion systems as contributing factors to comply with the Commitment.

MONITORING

fhe joint ACEA / Commission monitoring procedure should cover:

(1) fhe development of CG2 emissions based on the collective achievement of reductions on the average EU fleet of new car sales represented by ACEA and according to the above commitments.

(2) The development of the C02 emissions of non-ACE A car manufacturers for their sales in the EU.

(3) Any developments regarding the underlying factors upon which ACHA’s Commitment is based.

(4) The impact on C02 emissions of new regulatory measures

(5) I'he development of new breakthrough technologies (e g. natural gas, hydrogen, fuel cells, electric drive), which might be available for production in the next decades, and the impact of the Community’s 5th R&D framework programme, which is expected to foster research in this area.

(6) The development and the promotion of other measures deemed to reduce fuel consumption, i.e. telematics and optimisation of the infrastructure reducing congestion; driver education for fuel efficient behaviour; driver information on fuel efficiency.

(7) The impacts on the financial performance, competitiveness and the employment within the European automotive industry associated with this Commitment.

I he Commission’s official reports on the monitoring results will not refer to individual companies’ achievements, to avoid competition being distorted. ACEA is willing to provide the necessary data to achieve the objectives of the monitoring.

* # *

On the basis of the outcome of the monitoring, or if the impacts of this Commitment on the European automotive industry, particularly its employment situation and its global competitive environment, are detrimental, ACEA and the Commission will review the situation and make any necessary adjustments in good faith.

ft


TECHNICAL ANNEX TO THE ACEA COMMITMENT ON C02 EMISSION REDUCTIONS FROM NEW PASSENGER CARS

(I) Measuring Procedure

ACEAs proposals have been established according to Directive 93/116/EC, which has been fully implemented as from 1.1.1997, and will be applicable for the coming years. The implementation of this new measuring procedure has led to an artificial average increase of 9% of the C02 emission figures, compared to the previously used directive, whereas the C02 emissions from cars in the real world have not changed.

(2) Fuels Specifications

Characteristics of the fuels are key factors in car C02 emission reductions:

A) to achieve further emission reduction together with lowered C02 emissions the fuel efficient lean bum technology will be combined with special exhaust gas after-treatment devices capable to reduce NOx under lean bum conditions But those systems are only working with fuels meeting specific requirements, in particular a low sulphur content;

B) low sulphur fuels ease the N0x/C02 trade-off in favour of C02 emission reductions;

C) low .aromatics in gasoline and a high cetane number in diesel lead to C02 emission reduction too.

ACEA acknowledges the outcome of the conciliation procedure between the Council and the European Parliament on 29.6.1998 and upholds its 140 g CG2/km commitment by 2008. However, ACEA is expecting that fuels of the following better quality might be available in the market due to technical reasons, commercial competition as well as possible national policies.

A) Some gasoline (e g. Super-Plus, 98 octane as agreed in Germany) and some diesel plus with a maximum sulphur content of 30 ppm are provided in 2000 on the whole EU market in a sufficient volume and geographical cover.

B) In 2005 lull availability of fuels on the whole EU market which satisfy the following:

gasoline with a maximum sulphur content of 30 ppm and of a maximum aromatic content of 30%;

diesel with a maximum sulphur content of 30 ppm and a cetane number of minimum 58.

Any problems which might arise with respect to fuel quality will be considered in the monitoring procedure.

/(p


3. Review in 2003 / Estimated Target Range

ACEA is willing to contribute to a periodic monitoring of its commitments, jointly undertaken by ACEA and the Commission, which it sees as the main tool to examine the evolution during the period of the Commitment. This should include a joint “Major Review” in 2003, covering both ACEA and non-ACE A developments. This would incorporate the results of C02 emission reductions up to and including calendar year 2003, including comparison of that year’s fleet average to the estimated target range.

The reduction in C02 emissions will not be linear, the pace will notably depend on the timing of availability of the enabling fuels on the market as well as on the lead-times for new technologies and products and their market penetration. The reduction profile is therefore expected to be relatively slow initially and to gather pace later.

Given all the uncertainties and the lead-time necessary for introducing new technologies and models, ACEA considers an appropriate estimated target tor 2003 to be within the range of 165-170 g C02/km. This is a reduction of 9-11 % compared to the 1995 reference year.

ACEA provides this estimated target range for 2003 on the following basis:

A) it does not constitute a commitment of any sort by ACEA;

B) the provisions set out under “Monitoring” are fully implemented and any necessary adjustment to the 2008 commitment or the 2003 estimate are made in good faith;

C) in particular, fuels of sufficient quality are available - such that fuels issues do not constrain the application of technologies needed to improve tuel efficiency (see point 2 above. Fuels specifications).

ISSN 0254-1513

COM i 495 def.
DOCUMENTEN

2.

NL


06 07 10 14

Calalogusnummcr : CB-(.’()-98-506-Nl.-C

ISBN 92-78-38763-0

Bureau voor olTicielc publikaties der Europese Genieenschappen L-2985 Luxemburg

1

Zic ook de a mi lyse door dc diensten van dc Commissie van het voorstcl van AC'HA voor een Verplichting van 2 juni 1998 (SEC( 1998) 1047) waann reeds dc mccste ctcmenten van dc Verplichting waren opgenomen.

2

ben ander uitgangspunt dan het hierboven vermelde houdt in dat innovatieve ontwerpen voor voertuigen en auto's die gebruikmaken van alternatieve brandstoffen of van radicaal nieuwe aandnjfsystemen ook zuilen meetellen voor het bereiken van de CCE-doelstellingen van het ( onvenant. Dit uitgangspunt hcett evenwel mcer te maken met de detinitie van het toepassingsgcbicd van het ( onvenant (zic hierboven) en, aange/icn de C ommissie aanvaardt dat dergelijke voertuigen in het toepassingsgcbicd van het Convenant worden opgenomen, is dit strikt genomcn geen uitgangspunt.