Toelichting bij COM(2007)127 - Follow-up van het Groenboek - Europees transparantie-initiatief - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2007)127 - Follow-up van het Groenboek - Europees transparantie-initiatief. |
---|---|
bron | COM(2007)127 |
datum | 21-03-2007 |
|
52007DC0127
NL
Brussel, 21.3.2007
COM(2007) 127 definitief
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
Follow-up van het Groenboek - Europees transparantie-initiatief
{SEC(2007) 360}
Follow-up van het Groenboek - Europees transparantie-initiatief
Inleiding
Op 3 mei 2006 heeft de Commissie een groenboek i vastgesteld om haar “Europees transparantie-initiatief” i (ETI) te bevorderen.
De doelstelling van het groenboek was een brede publieke discussie op gang te brengen over de volgende kernelementen van het ETI:
· Een beter gestructureerd kader voor de activiteiten van belangenvertegenwoordigers (lobbyisten)
· Terugkoppeling betreffende de minimumnormen voor raadpleging i die de Commissie hanteert (hierna “raadplegingsnormen” genoemd)
· Verplichte openbaarmaking van informatie over de begunstigden van onder gedeeld beheer vallende EU-gelden.
Van mei tot augustus 2006 hield de Commissie een brede en uitgebreide raadpleging, met name een open internetraadpleging. Daarnaast organiseerden de Vertegenwoordigingen van de Commissie in een aantal lidstaten raadplegingsvergaderingen. In juni 2006 hield het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) een hoorzitting met meer dan 60 Europese belangengroepen en andere belanghebbende partijen en schiep daarmee een extra gelegenheid voor een uitwisseling van standpunten over de voorstellen van de Commissie i.
De internetraadpleging van de Commissie leverde bijdragen van meer dan 160 belanghebbende partijen op. Daaronder bevonden zich de opmerkingen van een aantal EU-lidstaten, van belangengroepen uit de privésector, de NGO-gemeenschap en individuele burgers. Niet alleen Europese maar ook nationale en regionale organisaties hebben aan de raadplegingsprocedure deelgenomen. Overeenkomstig de raadplegingsnormen van de Commissie werden alle bijdragen op de ETI-raadplegingswebsite i geplaatst.
Wat reacties van de EU-adviesorganen betreft, brachten zowel het Europees Economisch en Sociaal Comité i als het Comité van de Regio’s i een advies uit over het groenboek van de Commissie.
Het groenboek van de Commissie genoot brede publieke belangstelling. Elke maand werden duizenden bezoeken aan de ETI-raadplegingswebsite geregistreerd. Op grond van deze mededeling wenst de Commissie nu terug te koppelen over de in de raadplegingsprocedure aangereikte argumenten en de follow-upmaatregelen van het groenboek te bepalen.
Dat de kans werd geboden om de kwestie van de belangenvertegenwoordiging op Europees niveau te bespreken, werd in het algemeen positief onthaald. Verscheidene deelnemers hadden evenwel kritiek op het feit dat de Commissie de term “lobbyen” gebruikt. Daarom moet nogmaals worden onderstreept dat de definitie van de Commissie van het begrip “lobbyen” geen negatief waardeoordeel inhoudt. Lobbyen werd omschreven als “activiteiten die erop gericht zijn de beleidsvorming en de besluitvorming van de Europese Instellingen te beïnvloeden”. De Commissie heeft uitdrukkelijk de legitieme en nuttige rol van lobbyen in een democratisch stelsel benadrukt. Het nieuwe register van de Commissie (zie verder) zal niettemin “Register van belangenvertegenwoordigers” worden genoemd.
Consultancybureaus inzake openbare aangelegenheden, bedrijfslobbies (“in-house representatives”), NGO’s, studiecentra, beroepsverenigingen en advocatenkantoren zullen worden aangemoedigd om zich in het register te laten opnemen en krijgen de gelegenheid om aan te geven tot welke categorie zij behoren.
In haar ETI-groenboek stelde de Commissie een nieuw kader voor lobbyen voor, gebaseerd op:
– een op vrijwilligheid en aanmoediging gebaseerd registratiesysteem. Het automatisch geïnformeerd worden over raadplegingen betreffende vraagstukken waarvan bekend is dat zij de belanghebbenden interesseren, zou tot die stimulansen behoren;
– een gemeenschappelijke gedragscode voor alle lobbyisten, of minstens een stel gemeenschappelijke minimumvoorschriften;
– een systeem van toezicht en disciplinaire maatregelen bij incorrecte registratie en/of overtreding van de gedragscode.
In veel bijdragen werd de oprichting van een op vrijwilligheid gebaseerd register gesteund. Toch pleitte een aanzienlijk deel van de geraadpleegden, in het bijzonder de NGO’s, voor verplichte registratie als de enige manier om volledige transparantie te waarborgen.
Voor de Commissie betekent volledige transparantie in de eerste plaats het landschap van de Europese belangenvertegenwoordigers zo volledig mogelijk in kaart brengen. Om deze doelstelling te bereiken heeft de Commissie een op vrijwilligheid en aanmoediging gebaseerde aanpak voorgesteld. Lobbyisten die bepaalde, hen betreffende informatie laten registreren, zouden de mogelijkheid hebben om specifieke belangstellingsgebieden op te geven en zouden in ruil daarvoor geïnformeerd worden wanneer er op die gebieden raadplegingen worden georganiseerd.
Er werd aangevoerd dat dit al bij al een relatief zwakke prikkel was om zich op vrijwillige basis te registreren. In de context van het raadplegingsproces zal het automatisch gewaarschuwd worden wellicht niet volstaan als aanmoediging om zich te registreren, in het bijzonder voor in Brussel gevestigde belangengroeperingen die dagelijks de activiteiten van de Commissie volgen.
Daarom moet aan het systeem een extra stimulans worden toegevoegd die tegelijkertijd de toepassing en de handhaving van het bestaande raadplegingsbeleid van de Commissie versterkt (zie ook deel 2.2.). Op grond van de raadplegingsnormen van de Commissie moeten belanghebbende partijen die opmerkingen wensen te maken in de context van internetraadplegingen, bereid zijn om aan de Commissie en het grote publiek informatie te verstrekken over hun doelstellingen en structuur. Het is beleid van de Commissie dat “indien deze informatie niet wordt verstrekt […] de inzendingen [worden] beschouwd als individuele bijdragen” i.
Daarom wil de Commissie het op vrijwilligheid gebaseerde register combineren met een nieuw standaardformulier voor internetraadplegingen. Wanneer organisaties hun bijdragen voor een dergelijke raadpleging inzenden, zullen zij systematisch worden verzocht om het register te gebruiken om aan te geven wie zij vertegenwoordigen, wat hun doelstellingen zijn en hoe zij worden gefinancierd.
Dat is gerechtvaardigd omdat het beschikken over voldoende informatie over de organisaties die aan een raadpleging deelnemen, duidelijk een noodzakelijke voorwaarde is voor om het even welke zinvolle beoordeling van de relevantie en de bruikbaarheid van de bijdragen die zij inzenden.
Het nieuwe systeem zal niet alleen de algemene transparantie vergroten, maar ook bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen van de Commissie inzake “betere regelgeving”. Open en alomvattende raadplegingen van belanghebbenden zijn essentiële middelen om effectbeoordelingen uit te voeren en de op kennis gebaseerde aanpak in de beleidsvorming te versterken.
Wat de financiële informatie betreft die in het register moet worden ingevoerd, vindt de Commissie het noodzakelijk en evenredig om van de registranten te eisen dat zij relevante budgettaire cijfergegevens en de verdeling over belangrijke cliënten en/of financieringsbronnen aangeven. Het belangrijkste doel van het bekendmaken hoe belangenvertegenwoordigers worden gefinancierd, is te garanderen dat beleidsbepalers en het publiek kunnen vaststellen en beoordelen hoe sterk de belangrijkste drijvende krachten achter bepaalde lobbies zijn.
Conform de zelfreguleringsaanpak zal het de verantwoordelijkheid van de registranten blijven om nauwkeurig en objectief te berekenen en bekend te maken hoe zij worden gefinancierd. Op grond daarvan zal de Commissie de volgende minimumcriteria toepassen bij de beoordeling van de vraag of de verstrekte informatie voldoet om in het register te worden opgenomen:
– voor professionele consultancybureaus en advocatenkantoren die betrokken zijn bij lobbyen bij de EU-instellingen, moet de omzet die met het lobbyen bij EU-instellingen verband houdt, alsook het relatieve gewicht van de cliënten in deze omzet, worden aangegeven;
– voor 'in-house' lobbyisten en beroepsverenigingen die in lobbyen actief zijn, moet een schatting worden gemaakt van de kosten die verband houden met het rechtstreeks lobbyen bij de EU-instellingen;
– voor NGO’s en studiecentra moet de algemene begroting en de verdeling over de belangrijkste financieringsbronnen (bedragen en bronnen van overheidsfinanciering, schenkingen, lidmaatschapsbijdragen, enz.) worden aangegeven.
Verordening (EG) nr. 1367/2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus op de communautaire instellingen bepaalt dat NGO’s (die voldoen aan een aantal specifieke vereisten) gerechtigd zullen zijn om op communautair niveau een verzoek in te dienen tot interne herziening van bepaalde administratieve handelingen betreffende het milieurecht. De Commissie zal daarom als een mogelijke extra stimulans om zich te laten registreren, onderzoeken in welke mate het toekomstige register zou kunnen dienen als een instrument om te bepalen welke NGO’s gerechtigd zijn om een dergelijke procedure in te stellen (bv. in de vorm van voorafgaande erkenning).
In het groenboek is vastgesteld dat gegadigden voor registratie “een gedragscode moeten onderschrijven, die op een geloofwaardige en doorzichtige manier zou worden toegepast.”
De kwesties hoe deze code moet worden opgesteld en hoe daarop in de praktijk precies zou worden toegezien, werden niet in detail behandeld. Er was enige discussie over de vraag of een op vrijwilligheid gebaseerde code, ontwikkeld en gecontroleerd door de lobbyisten zelf (met inbegrip van het opleggen van strafsancties), een mogelijke optie zou kunnen zijn. Uit de antwoorden op het groenboek bleek echter dat het moeilijk zou zijn om de verschillende geledingen van de lobbygemeenschap voor een dergelijke opgave samen te brengen, in het bijzonder wat de samenwerking tussen de privésector en NGO’s betreft.
Het is duidelijk dat de Commissie altijd verantwoordelijk zal blijven voor de deugdelijkheid van haar betrekkingen met vertegenwoordigers van externe belangen. Daarom is het moeilijk denkbaar dat de Commissie de verantwoordelijkheid voor het opstellen van een code en voor de controle op de naleving ervan zou uitbesteden aan externe organen. Zelfregulering door lobbyisten wordt geen realistische optie beoordeeld. In plaats daarvan moet de Commissie de bestaande, in 1992 vastgestelde minimumvoorschriften opnieuw bekijken en aanpassen. De inhoud van een dergelijke vernieuwde code zal met de belanghebbenden worden besproken. Het onderschrijven van de code moet een vereiste worden voor lobbyisten die in het nieuwe register wensen te worden opgenomen, naar analogie van het door het Europees Parlement gestelde voorbeeld.
Het spreekt vanzelf dat alle feitelijke informatie die door de betrokken partijen wordt verschaft om te worden geregistreerd, altijd correct moet zijn. Wanneer wordt vastgesteld dat registranten onjuiste informatie hebben verstrekt, zal hen, eventueel openbaar, worden verzocht die te corrigeren. Als ultieme maatregel kan de Commissie geregistreerde lobbyisten die onjuiste informatie verschaffen, uit het register schrappen. Een soortgelijke procedure zou van toepassing zijn voor inbreuken op de gedragscode.
Vele deelnemers aan de raadpleging over het ETI-groenboek pleitten voor een interinstitutionele benadering van het lobbyen. Zij vroegen voor de toekomst om een register en gedragscode die gemeenschappelijk zouden zijn voor de Commissie en minstens het Europees Parlement.
De Commissie deelt dit standpunt volledig en is van oordeel dat de “one-stop-shop”-registratie belanghebbenden meer zou aanmoedigen om zich te registreren. Daarom verzoekt de Commissie het Europees Parlement, het Comité van de Regio’s en het Economisch en Sociaal Comité om de mogelijkheid tot nauwere samenwerking op dit gebied te onderzoeken.
De Commissie is ervan overtuigd dat de nieuwe, in deze mededeling beschreven maatregelen een evenwichtig en evenredig kader zullen vormen dat bijdraagt tot een grotere transparantie inzake lobbyen. Voor de zomer van 2007 zal de Commissie de besprekingen met de belanghebbenden over de gedragscode op gang brengen en in het voorjaar van 2008 zal zij het register van belangenvertegenwoordigers openstellen. Na de opening van het register zullen de diensten van de Commissie richtsnoeren ontvangen om registratie actief te bevorderen en om te gaan met niet-geregistreerde belangenvertegenwoordigers. In het voorjaar van 2009 zal de Commissie een evaluatie verrichten om na te gaan of het nieuwe systeem de gewenste resultaten heeft opgeleverd, met inbegrip van de vaststelling of de doelgroep van de registratie volledig is bestreken. Als dat niet het geval is, kunnen striktere maatregelen worden overwogen, zoals verplichte registratie en verslaglegging.
De Commissie heeft meer dan 100 bijdragen ontvangen i over het deel “minimumnormen” van het groenboek, meestal van verscheidene bedrijfsbelangengroeperingen en NGO’s.
De deelnemers aan de raadpleging hebben de raadplegingsnormen van de Commissie en de inspanningen van de Commissie om haar raadplegingsprocedures te verbeteren, over het algemeen positief onthaald. Tegelijkertijd wezen de deelnemers op een aantal zwakke punten in de toepassing van de raadplegingsnormen. Er zijn met name zwakke punten in het geven van algemene terugkoppeling over hoe en in welke mate de Commissie met de opmerkingen heeft rekening gehouden en tevens in het naleven van de minimumtermijn van 8 weken voor openbare raadplegingen (bijvoorbeeld wanneer de termijn een belangrijke vakantieperiode omvat). De geraadpleegden vonden dat er bij de gerichte raadplegingen niet altijd voldoende evenwicht bestond tussen de betrokken sectoren.
Hoewel de Commissie op dit ogenblik niet voornemens is de inhoud van de raadplegingsnormen te herzien i, is een versterking van de toepassing ervan noodzakelijk om het algemene niveau van de kwaliteit van de raadplegingen van de Commissie verder te verhogen. Bij een dergelijke versterkte toepassing zal met name de klemtoon worden gelegd op het bieden van betere terugkoppeling, een meer gecoördineerde aanpak bij raadpleging en de noodzaak om de in de raadplegingen tot uitdrukking gebrachte verscheidenheid aan meningen en belangen te garanderen. Deze aanpak zal bijdragen tot het verbeteren van de kwaliteit van de effectbeoordelingen van de Commissie, en daardoor ook tot de tenuitvoerlegging van het beleid van de Commissie inzake “betere regelgeving”.
De Commissie zal daarom meer de klemtoon leggen op maatregelen als:
· opleiding en bewustmaking van personeelsleden;
· uitwisseling van informatie en goede praktijken in verband met raadpleging van belanghebbenden tussen de directoraten-generaal;
· herziening van de praktische richtsnoeren voor de raadpleging van belanghebbenden;
· het opstellen van een nieuw standaardformulier voor raadpleging om de consistentie van de openbare raadplegingen te verbeteren.
Zodra de nieuwe maatregelen zijn genomen en beproefd, is de Commissie voornemens haar raadplegingsbeleid aan een externe evaluatie te onderwerpen.
De publicatie van het Groenboek over transparantie leidde tot grote media-aandacht voor de kwestie van de bekendmaking van informatie over begunstigden van onder gedeeld beheer vallende gelden. Dit gaf de Commissie de gelegenheid om constructief te overleggen met de lidstaten, het Parlement, belangenvertegenwoordigers en maatschappelijke organisaties, dat uiteindelijk heeft geleid tot een consensus over de wenselijkheid van de bekendmaking van de betrokken informatie. De Commissie werd aangemoedigd door de vaststelling dat verscheidene lidstaten hun expliciet verzet lieten varen ten gunste van de samenwerking met de Commissie over deze kwestie, en op die manier de snelle vaststelling van de basisverplichting voor de introductie van het systeem mogelijk maakten, met name het opnemen van de verplichting in het financieel reglement dat aan zijn eerste driejaarlijkse herziening sinds de inwerkingtreding in 2003 werd onderworpen.
Een beschrijving van de wijzigingen van de verschillende betrokken wetgevingsdocumenten is als bijlage opgenomen.
Het inschrijven van de bepalingen in de relevante wetgeving is slechts de eerste stap in hetgeen onvermijdelijk een complexe onderneming zal zijn, die uitgebreide samenwerking met een hele reeks uitvoeringsorganen in de hele EU zal vereisen alsook een stapsgewijze aanpak.
In een aantal in de context van de raadplegingsprocedure over het groenboek ontvangen opmerkingen wordt gewezen op de wenselijkheid van een door de Commissie beheerde gecentraliseerde, doorzoekbare databank die alle relevante informatie bevat over begunstigden.
In werkelijkheid worden de gegevens over begunstigden echter verzameld door de uitvoeringsorganen in de lidstaten, waaraan het beheer werd gedelegeerd. Op het gebied van rechtstreekse GLB-steun en marktmaatregelen wordt de informatie naar de Commissie gezonden onder de verantwoordelijkheid van die organen en de Commissie beschikt niet over de mogelijkheid om de betrouwbaarheid van elk ontvangen gegeven te controleren. De Commissie heeft echter pas een voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005 goedgekeurd om de lidstaten te verplichten deze gegevens openbaar te maken inclusief uitgaven voor plattelandsontwikkeling. Op het gebied van structuurfondsen wordt in Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad betreffende de structuurfondsen en het Cohesiefonds, duidelijk bepaald dat de verantwoordelijkheid voor het verzamelen en bekendmaken van informatie over begunstigden bij de lidstaten ligt en dat de Commissie de betrokken informatie zelfs niet ontvangt. Voorts doet de Commissie al het mogelijke om van de Europese Rekenkamer een positieve “betrouwbaarheidsverklaring” te krijgen, zoals is vereist door artikel 248 van het EG-Verdrag. Dit vereist ernstige inspanningen van de Commissie, in het bijzonder wat rechtstreeks beheer betreft, maar de lidstaten zullen een cruciale rol spelen in het aanpakken van de door de Rekenkamer vastgestelde tekortkomingen op het gebied van gedeeld beheer. Daarom wil de Commissie het belang benadrukken van de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen onder gedeeld beheer.
Om de doelstelling om vanaf 2008 de informatie bekend te maken, te bereiken, lijkt de volgende procedure, in samenwerking met de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, daarom de meest geschikte:
Overeenkomstig de bepalingen van het gewijzigd financieel reglement en de specifiek op de sector toepasselijke wetgeving, moeten de lidstaten die dat nog niet hebben gedaan, de informatie voor het publiek toegankelijk maken, via nationale websites en andere middelen die zij geschikt vinden, voor alle programma’s met gedeeld beheer.
De Commissie zal een centrale portaalsite hosten met links naar de betrokken websites in de lidstaten. Deze site zal op zijn beurt worden gelinkt aan de website over EU-gelden onder rechtstreeks beheer, die in 2006 door de Commissie is opgestart. Dat zal de gelijke behandeling waarborgen tussen programma’s onder rechtstreeks beheer en die onder gedeeld beheer.
Stap 2: De vergelijkbaarheid en “doorzoekbaarheid” van de informatie
De Commissie erkent ten volle de behoefte aan doorzoekbare en vergelijkbare informatie en zal, als een volgende stap, in het najaar van 2007 een gemeenschappelijke norm voorstellen voor de bekendmaking van informatie over gedeeld beheer, zodat de belanghebbende partijen in de hele EU consistente onderzoeken kunnen doen, door de toegang tot de door de lidstaten via de centrale portaalsite van de Commissie bekendgemaakte informatie. Deze gemeenschappelijke norm zal rekening houden met de specifieke kenmerken van het uiteenlopend beleid onder gedeeld beheer.
Als follow-up bij haar groenboek over het Europees transparantie-initiatief zal de Commissie:
· in het voorjaar van 2008 een nieuw op vrijwilligheid gebaseerd register van belangenvertegenwoordigers met een waarschuwingsfunctie tot stand brengen en in werking stellen (de bestaande CONECCS-databank zal worden afgewikkeld);
· de transparantie doen toenemen via een versterkte toepassing van de raadplegingsnormen van de Commissie die met name gebaseerd zijn op een standaardwebsite voor internetraadplegingen en met inbegrip van een nauwkeurig toezicht over de deelnemers. Dit instrument zou aan het register worden gekoppeld;
· een gedragscode opstellen die in 2007 met de belanghebbenden moet worden besproken. Het naleven van de code zal een vereiste zijn om in het register te worden opgenomen en zal door de Commissie worden gecontroleerd;
· de toepassing van de raadplegingsnormen van de Commissie versterken door een reeks praktische , in-house maatregelen (zie deel 2.2.);
· haar beleid inzake de bekendmaking van de begunstigden van EU-gelden voorzetten en toepassen.
Begunstigden van EU-gelden – Wijziging van wetgeving
In de overwegingen van Verordening nr. 1995/2006 tot wijziging van Verordening nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement wordt bepaald:
“Overwegende hetgeen volgt:
Teneinde met betrekking tot het gebruik van begrotingsmiddelen de nodige transparantie te garanderen, is het noodzakelijk om, binnen bepaalde grenzen die nodig zijn ter bescherming van legitieme openbare en particuliere belangen, informatie ter beschikking te stellen over de begunstigden van die middelen, rekening houdend met het bijzondere karakter van het landbouwjaar en de gevolgen daarvan voor het Europees Landbouwgarantiefonds.”
Een nieuw lid 3 van artikel 30 vereist de bekendmaking van informatie over begunstigden bij alle soorten programmabeheersvormen:
“[…] ingeval van andere beheersvormen stelt de Commissie de informatie over de begunstigden van middelen ter beschikking die haar wordt toegezonden door de instanties waaraan taken met betrekking tot de uitvoering van de begroting zijn gedelegeerd.
Deze informatie wordt ter beschikking gesteld met inachtneming van de geheimhoudingsvereisten, met name de bescherming van persoonsgegevens als vastgesteld in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en met inachtneming van de beveiligingsvereisten, rekening houdend met het bijzondere karakter van elk van de in artikel 53 genoemde beheersvormen en, voor zover van toepassing, in overeenstemming met de toepasselijke sectorale voorschriften.”
In een nieuw artikel 53 ter wordt de frequentie van de bekendmaking vastgesteld en wordt bepaald dat in de relevante sectorale verordeningen uitvoeringsvoorschriften moeten worden vastgesteld:
“Artikel 53 ter
1. Wanneer de Commissie de begroting onder gedeeld beheer uitvoert, worden de taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Deze methode geldt in het bijzonder voor de in deel II, titels I en II, bedoelde acties.
2. Onverminderd aanvullende bepalingen van de desbetreffende sectorale verordeningen, en om bij gedeeld beheer ervoor te zorgen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften en beginselen worden gebruikt, nemen de lidstaten […]
d) door middel van relevante sectorale verordeningen en in overeenstemming met artikel 30, lid 3, te zorgen voor een adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen.”
Op grond van een specifieke overgangsbepaling worden de begunstigden van steun van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) pas bekendgemaakt vanaf de betalingen ten laste van de begroting 2008:
“Artikel 181
4. Artikel 30, lid 3, is voor het in artikel 148, lid 1, genoemde fonds voor het eerst van toepassing met betrekking tot de betalingen ten laste van de begroting 2008.”
Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad tot invoering van het EFF werd op 27 juli 2006 goedgekeurd. De verplichting voor de beheersautoriteit om de publicatie van een lijst van begunstigden, de namen van de concrete acties en de daarvoor uitgetrokken bedragen aan overheidsgelden te organiseren, wordt duidelijk vermeld in de ontwerp-uitvoeringsverordening (artikel 31), die wellicht door -de Commissie zal worden vastgesteld tegen eind maart 2007. Er is echter reeds een politiek akkoord van de lidstaten in het EVF-comité.
2.2. Structuurfondsen – EFRO, Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds
Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad bevat algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds. Artikel 7, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 waarin de uitvoeringsbepalingen voor de drie fondsen worden vastgesteld, bepaalt dat de beheersautoriteit verantwoordelijk is voor de organisatie van […] “de publicatie, elektronisch of anderszins, van de lijst van begunstigden, de namen van de concrete acties en de daarvoor uitgetrokken bedragen aan overheidsgelden. De namen van deelnemers aan een concrete actie van het ESF worden niet vermeld.”
2.3. Gemeenschappelijk landbouwbeleid (directe steun en marktmaatregelen; plattelandsontwikkeling)
De Commissie heeft pas een voorstel goedgekeurd tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1290/2005 waarin regels worden vastgesteld betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid zowel op het gebied van rechtstreekse betalingen, marktmaatregelen als plattelandsontwikkeling, met het oog op de invoering van een bepaling die de publicatie van de namen van begunstigden verplicht maakt. Zodra de verordening door de Raad is goedgekeurd, moet deze worden aangevuld met de betrokken uitvoeringsbepalingen.
(zie artikel 16 van de interne regels)
Beleidsgebied: Beleidscoördinatie en juridisch advies van de CommissieActiviteiten: Betrekkingen met de civiele samenleving, openheid en informatieverstrekking
|
– 25.02.04.02 Algemene publicaties
– en een begrotingsonderdeel voor hulpfunctionarissen en contractanten.
Inhoudsopgave
- Rechtsgrondslag
- MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
- 2. Terugkoppeling en Follow-up
- 2.1. Belangenvertegenwoordiging (lobbyen)
- 2.1.1. Algemene aanpak, terminologie en draagwijdte
- 2.1.2. Voorstellen uit het groenboek
- 2.1.3. Register van belangenvertegenwoordigers
- 2.1.4. Gedragscode
- 2.1.5. Eventuele interinstitutionele samenwerking
- 2.1.6. Tijdschema en evaluatie
- 2.2. Raadplegingsnormen
- 2.3. Bekendmaking van begunstigden van EU-gelden
- 2.3.1. Het wetgevingsproces
- 2.3.2. Praktische uitvoering
- Stap 1: De informatie bekendmaken in de huidige vorm
- 3. Conclusies
- BIJLAGE
- 1. Wijziging van het Financieel Reglement
- 4. Artikel 30, lid 3, is voor het in artikel 148, lid 1, genoemde fonds voor het eerst van toepassing met betrekking tot de betalingen ten laste van de begroting 2008.”
- 2. Sectorale wetgeving
- 2.1. Europees Visserijfonds (EVF)
- 2.3. Gemeenschappelijk landbouwbeleid (directe steun en marktmaatregelen; plattelandsontwikkeling)
- FINANCIEEL MEMORANDUM
- Werkprogramma voor: 2007-
- 1. BEGROTINGSONDERDELEN EN TITEL
- 3. ALGEMENE KWANTITATIEVE GEGEVENS VOOR HET BEGROTINGSJAAR (in Euro)
- Aanvankelijke kredieten voor het begrotingsjaar 2 200
- Overgedragen kredieten ---
- Bedrag dat moet worden ingevoegd bij de opstelling van het VOB 2008
- Aanvankelijke kredieten voor het begrotingsjaar Op te stellen VOB
- 4. BESCHRIJVING VAN DE ACTIE
- 5. BEREKENINGSWIJZE (in Euro)
- 8 maanden 2 personeelsleden 84
- 1 voor 6 maanden, 1 voor 12 maanden 95
- 2009 en daarna Onderhoudskosten 50 000 per jaar
- 84 375
- 127 450
- 95 50
- 6. WIJZE VAN BETALING (in Euro)
- 25.02.04. 375 375
- 450 450
- 127 127
Taken die voortvloeien uit de prerogatieven van de Commissie op institutioneel vlak.
◘ 3.a – Lopend jaar: 2007
| VK
Overschrijvingen ---
Aanvullend krediet ---
Totaal krediet 2 200
Reeds uit hoofde van een ander werkprogramma gereserveerde kredieten 2 200 000(APP 2007)
Beschikbaar saldo
Bedrag van de voorgestelde actie 75 000 (reeds opgenomen in APP 2007)+300
◘ 3.b – Overgedragen kredieten
| VK
Reeds uit hoofde van een ander werkprogramma gereserveerde kredieten ---
Beschikbaar saldo ---
Bedrag van de voorgestelde actie ---
◘ 3.c – Volgend begrotingsjaar: 2008
| VK
Overschrijvingen
Aanvullend krediet
Totaal krediet
Reeds uit hoofde van een ander werkprogramma gereserveerde kredieten
Beschikbaar saldo
Bedrag van de voorgestelde actie 450
Op 3 mei 2006 heeft de Commissie een groenboek - COM(2006) 194 - vastgesteld om haar “Europees transparantie-initiatief” (ETI) te bevorderen. De doelstelling was een brede publieke discussie op gang te brengen met name over de behoefte aan een beter gestructureerd kader voor de activiteiten van belangenvertegenwoordigers (lobbyisten). Na deze raadpleging zal de Commissie een nieuw vrijwillig register voor lobbyisten oprichten met een waarschuwingsfunctie.
Deze actie brengt twee soorten kosten met zich:
· Kosten in het kader van begrotingsonderdeel 25.02.04.02 om de totstandbrenging van het elektronisch systeem en het onderhoud ervan te dekken.
· Kosten van twee contractanten equivalent aan niveau A. Dit is een aanvullende kost die nog niet wordt gedekt door voor het secretariaat-generaal uitgetrokken kredieten.
– Een contractant om te helpen bij de ontwerp-, coördinatie- en controletaken van het gehele project
– Een deskundige voor alle specifieke IT-gerelateerde taken van het project
Personeel
Volledig jaar 2 personeelsleden 127
Voorbereiding en ontwikkeling van het register
Analyse, visiedocument, haalbaarheidsstudie, enz. 1 overeenkomst 75
Ontwikkeling van de beheersmodule, de verspreidingsmodule: Eerste fase 300
Ontwikkeling van de tweede fase (incl. ontwerpen van versie 1 en voorbereiding van versie 2): overeenkomst 450
TOTAAL
Jaar Personeelsleden Ontwikkeling
Rubriek Kredieten Betalingen
|
Totaal 825 375 450
Personeelsle-den 84 84
Totaal 211 84 127
In de behoeften aan personele en administratieve middelen wordt voorzien uit de toewijzing voor de beherende dienst in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure.
Gelet op het feit dat de begroting 2007 en de JBS 2008 reeds werden vastgesteld, wordt in de nieuwe behoeften aan personele middelen voorzien via herindeling van het personeel of via gebruikmaking van bestaande kredieten voor extern personeel.
--------------------------------------------------