Toelichting bij COM(2009)309 - Zevende Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de toepassing van richtlijn 89/552/EEG "Televisie zonder grenzen"

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52009DC0309

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - Zevende Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de toepassing van richtlijn 89/552/EEG 'Televisie zonder grenzen' /* COM/2009/0309 def. */


[afbeelding - zie origineel document] COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

2.

Brussel, 26.6.2009


COM(2009) 309 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Zevende verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de toepassing van Richtlijn 89/552/EEG 'Televisie zonder grenzen'

3.

INHOUDSOPGAVE


Inleiding

3

4.

1.1. Achtergrond bij dit verslag 3


5.

1.2. Recente technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen van de televisiemarkt in Europa 3


6.

1.3. Nieuwe voorschriften die bij Richtlijn 2007/65/EG zijn ingevoerd 4


7.

2. Toepassing van de richtlijn 4


8.

2.1. Land van oorsprong, vrij verkeer en jurisdictie 4


9.

2.2. Evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving 6


10.

2.3. Korte fragmenten 6


11.

2.4. Bevordering van Europese en onafhankelijke producties 7


12.

2.5. Toepassing van de reclamevoorschriften 7


13.

2.6. Bescherming van minderjarigen en handhaving van de openbare orde 10


14.

2.7. Coördinatie tussen nationale autoriteiten en de Commissie 11


15.

3. Internationale aspecten 11


3.1. Uitbreiding – vooruitzichten 11

16.

3.2. Internationaal kader voor culturele diversiteit 12


17.

3.3. Samenwerking met de Raad van Europa 12


18.

4. Volgende verslag 12


19.

5. Conclusies 13


Inhoudsopgave

1.

Inleiding



20.

1.1. Achtergrond bij dit verslag


Overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 89/552/EEG van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten i, zoals gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG i (de richtlijn 'Televisie zonder grenzen', hierna de 'TZG-richtlijn' genoemd), dient de Commissie het zevende toepassingsverslag in bij het Europees Parlement, de Raad, en het Europees Economisch en Sociaal Comité. Het verslag heeft betrekking op de toepassing van de TZG-richtlijn in de periode 2007-2008.

In dit verslag worden vooral de belangrijkste aspecten van de toepassing van de TGZ-richtlijn tijdens de referentieperiode beschreven en geanalyseerd.[3]

Op 11 december 2007 hebben de Raad en het Parlement Richtlijn 2007/65/EG vastgesteld die uiterlijk op 19 december 2009 moet zijn omgezet. Deze richtlijn, die op 19 december 2007 in werking trad, hield een ingrijpende wijziging in van de TZG-richtlijn die voortaan de richtlijn “Audiovisuele mediadiensten” wordt genoemd (AVMD-richtlijn) i. Ook op de nieuwe bepalingen van deze richtlijn zal worden ingegaan.

21.

1.2. Recente technologische ontwikkelingen en ontwikkelingen van de televisiemarkt in Europa


Exploitanten van betaal-tv hebben over het algemeen belangrijke winsten kunnen boeken bij hun activiteiten terwijl traditionele gratis televisie en openbare omroepen hun inkomsten zagen stagneren of dalen. Uit de meest recente gegevens voor 2006 i blijkt dat de netto-inkomsten van Europese omroepen statistisch gezien bijna 79 miljard euro bedroegen (openbare omroep 39%, gratis commerciële tv 28%, betaal-tv 22%, thema-tv en telewinkelen 11%).

In november 2008 waren er meer dan 4.000 omroeporganisaties in de lidstaten i. Naast de 352 analoge en digitale terrestrische nationale zenders waren er nog zo'n 1742 zenders beschikbaar via een of meer platforms en waren ten minste 650 zenders gericht op een markt van een andere lidstaat dan het land waar de zender was gevestigd of landen buiten de Unie. Afgezien van de nationale zenders of zenders die in een andere lidstaat zijn gevestigd, zijn er volgens ramingen nog meer dan 1500 regionale zenders. Bovendien heeft het Europese publiek toegang tot meer dan 750 zenders afkomstig uit derde landen die in ten minste één lidstaat uitzenden.

Tot december 2008 werden meer dan 600 diensten op aanvraag verstrekt door aanbieders van in de Europese Unie gevestigde audiovisuele mediadiensten. De meeste niet-lineaire diensten worden verstrekt via het internet of in de vorm van IPTV-diensten.

Het kijkerspubliek werd nog meer versnipperd omdat kijkers tot op zekere hoogte zijn overgestapt naar nieuwe zenders en diensten op aanvraag. Het algemene kijkgedrag in de onderzochte periode onderging echter geen ingrijpende wijzigingen. De kijktijd nam in bepaalde landen in 2008 toe ten opzichte van 2006 (bijv . het VK, Spanje, Roemenië), terwijl deze in andere landen een daling liet zien (bijv. Tsjechië, Duitsland, België, Nederland). Hongarije blijft het land waar per dag het meest naar televisie wordt gekeken (260 min/dag), terwijl Oostenrijk en Zweden lidstaten zijn waar dit het minst gebeurt (achtereenvolgens 148 en 160 min/dag).

22.

1.3. Nieuwe voorschriften die bij Richtlijn 2007/65/EG zijn ingevoerd


De nieuwe AVMD-richtlijn verschaft de noodzakelijk harmonisatie van de voorschriften om de doelstellingen van de interne markt te kunnen verwezenlijken, omdat een juridisch kader wordt geboden voor het vrij verkeer van audiovisuele mediadiensten op basis van het land-van-oorsprong-beginsel.

23.

2. TOEPASSING VAN DE RICHTLIJN


24.

2.1. Land van oorsprong, vrij verkeer en jurisdictie (artikelen 2, 2 bis, 3)


Het land-van-oorsprong-beginsel vormt de hoeksteen van Richtlijn 89/552/EEG. Voor diensten die in overeenstemming zijn met de wetgeving van het land waar de exploitanten gevestigd zijn, geldt een vrij verkeer op de interne markt. Op grond van artikel 2 bis, lid 2, kunnen de lidstaten beschermende maatregelen nemen wanneer een televisie-uitzending uit een andere lidstaat een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk vormt op de bepalingen van de richtlijn inzake de bescherming van minderjarigen of het aanzetten tot haat.

Overeenkomstig artikel 3 staat het de lidstaten vrij, van de onder hun bevoegdheid vallende exploitanten van mediadiensten te eisen dat zij zich houden aan meer gedetailleerde of strengere voorschriften op door deze richtlijn gecoördineerde gebieden.

Toepassing van deze bepaling gaf aanleiding tot een sanctieprocedure van de Belgische Hoge Raad voor de audiovisuele sector (CSA Conseil Supérieur de l'Audiovisuel ) tegen de omroepen TVi en CLT-UFA voor de RTL-Tvi-, Club RTL- en Plug TV-diensten die tot 31 december 2005 actief waren met een Belgische vergunning maar ook een Luxemburgse vergunning hadden. Op 15 januari 2009 bepaalde de Raad van State dat de TZG-richtlijn duidelijk stelt dat slechts één lidstaat bevoegd is voor een televisieomroeporganisatie. Verder merkte de Raad van State op dat de zenders op 1 januari 2006 een vergunning hadden gekregen van Luxemburg en derhalve onder de bevoegdheid van dat land vallen. Door een vergunning in België te eisen, hadden de Belgische autoriteiten in feite verklaard dat de door Luxemburg afgegeven vergunning niet geldig was.

25.

Nieuwe bij Richtlijn 2007/65/EG ingevoerde voorschriften (nieuwe artikelen 2, lid 4, 2 bis, lid 4, artikel 3, de leden 2 tot 5)


- Beschermende maatregelen bij niet-lineaire diensten (nieuw artikel 2 bis, lid 4)

Wat het in acht nemen van audiovisuele mediadiensten op aanvraag betreft, biedt artikel 2 bis, lid 4, de lidstaten de mogelijkheid beschermende maatregelen te nemen ten aanzien van het beginsel van vrijheid van ontvangst indien dergelijke maatregelen noodzakelijk zijn ter bescherming van het overheidsbeleid, de volksgezondheid, de openbare veiligheid en de consument. Behalve in dringende gevallen moeten maatregelen voorafgegaan worden door een kennisgeving aan de bevoegde lidstaat en aan de Commissie, die moet nagaan of de maatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht.

- Procedures om te voorkomen dat ondernemingen de naleving van de voorschriften op het gebied van lineaire en niet-lineaire diensten omzeilen (nieuwe artikelen 3 (lid 2 tot 5) en 3, lid 8)

Overeenkomstig artikel 3 staat het de lidstaten vrij om van de onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van mediadiensten naleving van strengere of meer gedetailleerde regels te eisen op gebieden die door deze richtlijn worden gecoördineerd. Wanneer een lidstaat van oordeel is dat een onder de bevoegdheid van een andere lidstaat vallende omroeporganisatie een televisie-uitzending aanbiedt die volledig of hoofdzakelijk op zijn grondgebied is gericht, kan hij op grond van artikel 3, lid 2, samenwerken met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong en of bestemming. Wanneer in het geval van een omroeporganisatie die zich in de bevoegde lidstaat heeft gevestigd om de strengere voorschriften te omzeilen, geen bevredigende oplossing wordt gevonden, kan de lidstaat die de uitzendingen ontvangt passende maatregelen nemen op voorwaarde dat hiervan naar behoren kennisgeving wordt gedaan en de maatregelen door de Commissie worden geacht verenigbaar te zijn met het Gemeenschapsrecht.

Voor diensten op aanvraag zijn er geen bepalingen in het geval van omzeiling van strengere nationale regels; de algemene, door het Hof van Justitie geformuleerde beginselen zijn echter ook op deze diensten van toepassing i.

- Bijkomende criteria voor het bepalen van de juridische bevoegdheid (nieuw artikel 2, lid 4)

Wat de toepassing betreft van bijkomende criteria om vast te stellen welke lidstaat bevoegd is, is het land waar het grondstation van de satelliet zich bevindt bevoegd. Alleen wanneer er in de Gemeenschap geen grondstation van de satelliet is, zal de lidstaat met de satellietcapaciteit verantwoordelijk zijn.

Om te voorkomen dat er in bepaalde gevallen sprake is van dubbele of geen jurisdictie, werd op de 25ste bijeenkomst van het Contactcomité dat overeenkomstig artikel 23 bis van de richtlijn werd ingesteld, een gelijktijdige inwerkingtreding overeengekomen van nationale maatregelen voor de tenuitvoerlegging van artikel 2, lid 4, aan het eind van de overgangsperiode i.

De Commissie stelde eveneens voor samen te werken door informatie uit te wisselen over satellietexploitanten en grondstations om na te gaan om welke audiovisuele mediadiensten het gaat.

26.

2.2. Evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving (artikel 3 bis /nieuw artikel 3 undecies)


Artikel 3 bis, lid 1, van de TZG-richtlijn bepaalt dat de lidstaten maatregelen kunnen treffen om ervoor te zorgen dat evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving niet zodanig worden uitgezonden dat een belangrijk deel van het publiek in die lidstaat dergelijke evenementen niet op de kosteloze televisie kan volgen. Op grond van artikel 3 bis, lid 2, van de richtlijn moet de Commissie nagaan of dergelijke maatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht.

Naar aanleiding van het arrest in de zaak Infront WM AG / Commissie i, heeft de Commissie opnieuw haar besluiten goedgekeurd over de aangemelde maatregelen in overeenstemming met de regels van de Commissie betreffende collegiale procedures, delegatie en de tenuitvoerlegging van beschikkingen. De geconsolideerde lijst van maatregelen werd bekendgemaakt i.

Na het beroep van de Commissie bevestigde het Hof het eerste arrest en besloot het dat Infront zijn verzoek om nietigverklaring bij het Hof mocht indienen i.

De FIFA en de UEFA hebben een klacht ingediend tegen de door de Commissie genomen besluiten inzake de Belgische en Britse lijst van evenementen van aanzienlijk belang i, met betrekking tot het opnemen van het volledige eindtoernooi van de FIFA-Wereldbeker en het UEFA Europees kampioenschap in hun respectieve lijsten van evenementen van aanzienlijk belang.

27.

2.3. Korte fragmenten (nieuw artikel 3 duodecies)


In Richtlijn 2007/65/EG werd een nieuwe bepaling ingevoerd met betrekking tot korte fragmenten die in nieuwsprogramma's kunnen worden gebruikt waarbij elke in de Europese Unie gevestigde omroeporganisaties toegang heeft tot korte fragmenten van evenementen van groot belang voor het publiek die op basis van exclusiviteit worden uitgezonden. Dergelijke fragmenten mogen alleen voor algemene nieuwsprogramma’s worden gebruikt.

28.

2.4. Bevordering van Europese en onafhankelijke producties (artikelen 4 en 5)


Op grond van de artikelen 4 en 5 van de TZG-richtlijn zijn omroeporganisaties verplicht het grootste gedeelte van hun in aanmerking komende zendtijd te reserveren voor Europese producties. Omroeporganisaties moeten ook ten minste 10% van hun zendtijd of hun programmabudget reserveren voor Europese producties die door onafhankelijke producenten zijn vervaardigd.

Op 22 juli 2008 heeft de Commissie de achtste mededeling goedgekeurd over de toepassing van de artikelen 4 en 5 van de TZG-richtlijn die de EU-25 bestrijkt voor de periode 2005-2006.

De zendtijd voor Europese programma's in de hele EU is toegenomen, van 63,52% in 2005 tot 65,05% in 2006. Op middellange termijn (2003-2006) heeft de zendtijd van Europese producties zich gestabiliseerd tot boven de 63%. Dit duidt erop dat de situatie voor Europese producties op EU-televisiezenders over het algemeen bevredigend is. Het gemiddelde aandeel van producties van onafhankelijke producenten dat door alle Europese zenders in alle lidstaten wordt uitgezonden liet een stijging zien van 36,44% in 2005 tot 37,59% in 2006. Dit betekent tevens dat het aantal uitgezonden Europese producties van onafhankelijke producenten in de hele EU op middellange termijn een stijging liet zien van 6,2 procentpunten.

29.

Nieuwe regels die bij Richtlijn 2007/65/EG zijn ingevoerd (nieuwe artikelen 1, onder n), derde streepje, en 3 decies


De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de door aanbieders van audiovisuele mediadiensten verstrekte diensten op aanvraag, voor zover haalbaar en met passende middelen, de vervaardiging van en de toegang tot Europese producties bevorderen i. De lidstaten brengen uiterlijk binnen twee jaar na de omzettingsdatum van de AVMD-richtlijn en vervolgens om de vier jaar aan de Commissie verslag uit over de uitvoering van deze bepaling. Ook de Commissie stelt een verslag op over de uitvoering van deze bepaling.

De definitie van Europese producties omvat ook audiovisuele co-producties die tot stand zijn gebracht met derde landen waarmee de Gemeenschap overeenkomsten heeft gesloten op het gebied van de audiovisuele sector en onder de in dergelijke overeenkomsten vastgestelde voorwaarden.

30.

2.5. Toepassing van de reclamevoorschriften (artikelen 10 tot 20)


In zijn arrest inzake de klassificatie van een door de nationale openbare Oostenrijkse omroep ÖRF i uitgezonden belprogramma, verklaarde het Hof dat 'telewinkelen' of 'televisiereclame' op nationaal niveau moet worden beoordeeld. Het verschafte echter wel richtsnoeren om te helpen bij de interpretatie van beide concepten en de toepassing ervan.

Alvorens een belprogramma als telewinkelen kan worden gekwalificeerd moet de kijkers een echte aanbieding van diensten worden gedaan, hetgeen wordt vastgesteld aan de hand van bepaalde criteria zoals de tijdsduur van het spel, de inkomsten die door een betaalnummer worden gegenereerd en het soort vragen dat aan de kandidaten wordt gesteld.

Alvorens een belprogramma als televisiereclame kan worden gekwalificeerd, moeten reclameboodschappen die kijkers uitnodigen het spel te spelen, hen aanzetten tot het verkrijgen van de als te winnen prijzen voorgestelde goederen en diensten of beogen de verdiensten van de programma’s van de betrokken organisatie indirect in de vorm van zelfpromotie te bevorderen.

Nadat een onafhankelijke consultant zijn verslag over de toepassing van de reclamevoorschriften door de lidstaten bij de Commissie had ingediend , werden in 2007 en 2008 twee inbreukprocedures ingeleid tegen Italië en Spanje. De inbreukprocedure tegen Italië werd ingeleid met betrekking tot de voorschriften inzake onderbrekingen en de maximale duur van reclame. Ook werd vastgesteld dat de reclamevoorschriften in verschillende gevallen niet waren omgezet in de Italiaanse nationale wetgeving. Op 12 december 2007 stuurde de Commissie Italië een schriftelijke aanmaning.

De Italiaanse wetgeving werd aangepast om de doelmatigheid van de procedure van het opleggen van sancties te waarborgen i en om de regels inzake onderbreking van programma's voor reclame in acht te nemen.

De Italiaanse regelgevende instantie AGCOM heeft de Italiaanse regelgeving inzake reclame tevens aangepast bij twee besluiten i i, één over de minimumduur van zelfpromotie en telewinkelen en het andere over het meerekenen van telewinkelspots in de maximumduur voor reclame per klokuur i. Tevens werd een interpretatieve mededeling goedgekeurd over reclame i.

In het verslag over Spanje kwamen verschillende belangrijke en aanhoudende mogelijke schendingen van de maximumduur voor reclame per klokuur aan het licht. Op 11 juli 2007 werd een schriftelijke aanmaning gestuurd aan Spanje i en op 6 mei 2008 bracht de Commissie een met redenen omkleed advies uit tegen Spanje i. Op 27 november 2008 besloot de Commissie de zaak voor het Hof van Justitie te brengen. De Spaanse autoriteiten en de Commissie zijn het niet eens over de interpretatie van de begrippen 'reclamespot' en 'andere vormen van reclame', die van fundamenteel belang zijn voor de tenuitvoerlegging van de voorschriften inzake de maximumduur voor reclame per klokuur. Volgens de Spaanse interpretatie vallen verschillende soorten reclame niet onder de maximumduur voor reclame per klokuur zoals telepromotiespots, microadvertentiespots en korte reportages voor reclamedoeleinden i. Hoewel deze soorten reclame volgens de Commissie de kenmerken dragen van reclamespots, vallen zij onder een afzonderlijke maximumduur voor reclame per klokuur die in de nationale wetgeving is gedefinieerd.

31.

Nieuwe voorschriften die zijn ingevoerd bij Richtlijn 2007/65/EG (nieuwe artikelen 1, onder h), 1, onder m) 3 sexies, 3 septies, 3 octies, 10, 11, 18, en 18 bis


In Richtlijn 2007/65/EG wordt het algemene begrip audiovisuele commerciële communicatie ingevoerd en worden de basisvoorschriften inzake audiovisuele commerciële communicatie in alle audiovisuele mediadiensten vastgelegd.

Wat reclame betreft, wordt de maximumduur die dagelijks aan reclame mag worden besteed afgeschaft maar wordt de maximumduur van 12 minuten per klokuur gehandhaafd. De vroegere regel van 20 minuten tussen elk reclameslot is niet langer van toepassing. Een specifieke regeling van één reclameslot per geprogrammeerde periode van 30 minuten geldt nog steeds voor bioscoopfilms, televisiefilms en nieuwsuitzendingen.

Productplaatsing is nu voor het eerst geregeld. Voortaan is productplaatsing in principe verboden al kan dit eventueel in bepaalde programma’s worden toegestaan: bioscoopfilms, televisiefilms en series die voor audiovisuele mediadiensten zijn gemaakt, sportprogramma’s en lichte amusementsprogramma’s, tenzij anders bepaald door een lidstaat. Productplaatsing in de vorm van een kosteloze levering van producten of goederen zoals productierekwisieten of prijzen is toegestaan, in alle programmasoorten. Wanneer al dan niet betaalde productplaatsing is toegestaan moet deze aan bepaalde regels voldoen: de verantwoordelijkheid en redactionele onafhankelijkheid van de mediadienstverlener moet bijvoorbeeld in acht worden genomen, er mag niet worden aangezet tot aankoop of huur van de goederen of diensten in kwestie, het mag niet te prominent naar voren worden geschoven en de kijker moet erop worden gewezen dat er sprake is van productplaatsing. Productplaatsing van tabaksproducten (en van tabaksproducerende bedrijven) en van geneesmiddelen of medische behandelingen die alleen op medisch voorschrift mogelijk zijn, is in ieder geval verboden.

Tenslotte wordt de lidstaten gevraagd de ontwikkeling van gedragscodes door aanbieders van audiovisuele mediadiensten aan te moedigen ten aanzien van ongepaste audiovisuele commerciële communicatie in kinderprogramma’s voor zoete, vette of zoute levensmiddelen of dranken.

32.

2.6. Bescherming van minderjarigen en handhaving van de openbare orde (artikelen 2 bis, 22 en 22 bis /nieuwe artikelen 2 bis, 22 en 3 ter)


Naar aanleiding van drie klachten van de Turkse Hoge Raad voor Televisie en Radio (RTSC) stelde de Deense Radio- en televisieraad (RTB) in mei 2007 vast dat de programma’s van de Koerdische omroeporganisatie ROJ TV niet aanzetten tot haat.

In juni 2008 verbood de Duitse regering alle activiteiten van ROJ TV in Duitsland omdat deze omroeporganisatie een strafrechtelijke overtreding zou hebben begaan door steun te verlenen aan de PKK (Koerdische arbeiderspartij) die op de lijst van terreurorganisaties staat. Ook zou ROJ TV zich verzetten tegen het bevorderen van vriendschap tussen naties, de openbare veiligheid en de openbare orde in gevaar brengen en de menselijke waardigheid schenden.

In november 2008 verbood de Duitse regering alle activiteiten van Al Manar TV in Duitsland nadat ze had vastgesteld dat 'het doel en de activiteiten van Al-Manar TV bestaan uit het verlenen van steun aan, het pleiten voor en het oproepen tot het gebruik van geweld als middel om politieke en religieuze doeleinden te verwezenlijken'. Het verbod gaat verder dan het verbod op uitzending en heruitzending en bestrijkt alle vormen van steun aan de omroeporganisatie. Omdat Al Manar TV niet onder de jurisdictie van een lidstaat valt, zijn de bepalingen van de richtlijn Televisie zonder grenzen echter niet van toepassing op deze dienst.

In december 2008 verzocht de Franse CSA ( Conseil Supérieur de l'Audiovisuel ) de satellietexploitant Eutelsat de schending van de Franse regelgeving die de richtlijn Televisie zonder grenzen omzet, door de Palestijnse omroeporganisatie Al-Aqsa TV te beëindigen, omdat de CSA van mening was dat in sommige uitzendingen sprake was van het aanzetten tot haat.

33.

Nieuwe regels die bij Richtlijn 2007/65/EG zijn ingevoerd (nieuw artikel 3 nonies)


In Richtlijn 2007/65/EG wordt een bepaling ingevoerd over de bescherming van minderjarigen wat betreft de diensten op aanvraag, waarbij ervoor gezorgd wordt dat dergelijke diensten die de lichamelijke, geestelijke of zedelijke ontwikkeling van minderjarigen ernstig zouden kunnen aantasten, uitsluitend zodanig beschikbaar worden gesteld dat minderjarigen dergelijke audiovisuele mediadiensten op aanvraag normaliter niet te horen of te zien krijgen i.

34.

2.7. Coördinatie tussen nationale autoriteiten en de Commissie


2.7.1. Bijeenkomsten van het Contactcomité[24]

Het Contactcomité kwam bijeen op 20 november 2007 (25ste bijeenkomst), 19 februari 2008 (26ste bijeenkomst), 16 april 2008 (27ste bijeenkomst), 18 juni 2008 (28ste bijeenkomst) en 16 december 2008 (29ste bijeenkomst). De notulen van deze bijeenkomsten zijn beschikbaar op de website van de Commissie i.

Het comité volgde het omzettingsproces van de recent goedgekeurde richtlijn in de lidstaten op de voet. Het besprak alle nieuwe bepalingen met betrekking tot mogelijke vraagstukken inzake de tenuitvoerlegging zoals toekomstige eisen inzake transparantie en verslaglegging. De delegaties werden het ook eens over een procedure om te zorgen voor een soepele tenuitvoerlegging van de gewijzigde bijkomende criteria voor de juridische bevoegdheid.

35.

2.7.2. Bijeenkomsten van de regelgevende instanties


Bijeenkomsten met de regelgevende instanties vonden plaats op 30 oktober 2007 en op 4 juli 2008. Hoofddoel hierbij was van gedachten te wisselen over de nieuwe bepalingen in de richtlijn die nu de naam richtlijn Audiovisuele mediadiensten kreeg en de regelgevende instanties op de hoogte te brengen door middel van besprekingen met het Contactcomité. De Commissie nam tevens als waarnemer deel aan de bijeenkomsten van het Europees Platform van regelgevende instanties (EPRA). Artikel 23 ter van de richtlijn Audiovisuele mediadiensten versterkt de verplichting voor de lidstaten om onderling en met de Commissie samen te werken door middel van hun onafhankelijke bevoegde regelgevende instanties.

36.

3. INTERNATIONALE ASPECTEN


3.1. Uitbreiding – vooruitzichten

Kroatië, Turkije en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn kandidaat-landen voor het lidmaatschap van de Europese Unie. Nadat Kroatië zijn wetgeving had aangepast aan de richtlijn televisie zonder grenzen sloot de Raad van de Europese Unie op 18 december 2008 voorlopig hoofdstuk 10 van de toetredingsonderhandelingen inzake informatiemaatschappij en media af. Op dezelfde datum besloot de Raad hetzelfde hoofdstuk in de toetredingsonderhandelingen met Turkije te openen op basis van het compromis over de aanpassing van de Turkse audiovisuele wetgeving aan de Europese audiovisuele wetgeving.

Wat de landen van het stabilisatie- en associatieproces betreft (Albanië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro en Servië, evenals Kosovo overeenkomstig resolutie 1244/99 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties), volgt de Commissie, in samenwerking met de Raad van Europa, een strategie waarbij gestreefd wordt naar aanpassing van hun audiovisueel beleid aan de Europese medianormen. De Commissie houdt toezicht op dit proces en let vooral op de ontwikkeling van administratieve en juridische structuren .

37.

3.2. Internationaal kader voor culturele diversiteit


De Gemeenschap heeft stappen ondernomen om het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen in haar beleid op te nemen. Door de definitie van Europese producties uit te breiden tot coproducties in het kader van overeenkomsten die verband houden met de audiovisuele sector die gesloten zijn tussen de Gemeenschap en derde landen, betekent de richtlijn audiovisuele mediadiensten meer openheid voor internationale samenwerking teneinde culturele diversiteit te bevorderen door meer mogelijkheden te creëren voor het circuleren van audiovisuele werken. Het protocol inzake culturele samenwerking van de economische partnerschapsovereenkomst met 14 Caribische landen van de Cariforum-staten die in oktober 2008 werd ondertekend i, is de eerste overeenkomst waarbij deze aanpak wordt gevolgd.

38.

3.3. Samenwerking met de Raad van Europa


O p 14 mei 2007 legden de Europese Commissie en de Raad van Europa een herziening voor van de ontwerp-wet van Albanië inzake digitale omroep.

Op 28 april 2008 organiseerde de Europese Commissie samen met de Raad van Europa en de OESO in Sarajevo (Bosnië en Herzegovina) een expertise-workshop over de onafhankelijkheid van regelgevende instanties op het gebied van de media en telecommunicatie.

Op 1 en 2 december 2008 nodigde de Europese Commissie belanghebbenden op mediagebied van de landen in de Westelijke Balkan en Turkije uit voor een studiebijeenkomst in Istanboel over de richtlijn audiovisuele mediadiensten en de digitalisering van televisie i.

39.

4. VOLGENDE VERSLAG


ARTI kel 26 van de hernoemde richtlijn Audiovisuele mediadiensten bepaalt dat de Commissie uiterlijk op 19 december 2011, en vervolgens om de drie jaar, aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag moet uitbrengen over de toepassing van deze richtlijn en, indien nodig, nieuwe voorstellen doet om de richtlijn aan te passen aan de ontwikkelingen op het gebied van audiovisuele mediadiensten, met name gelet op recente technologische ontwikkelingen, het concurrentievermogen in de sector en de niveaus van mediageletterdheid in alle lidstaten i. In dit verslag moet ook het punt van de televisiereclame in en rond kinderprogramma’s worden besproken, met name de vraag of de kwantitatieve en kwalitatieve regels in deze richtlijn voor het vereiste beschermingsniveau hebben gezorgd. De lidstaten moeten derhalve bij de Commissie verslag uitbrengen over deze kwesties. Voorts moet verslag worden uitgebracht over de toegankelijkheid van audiovisuele mediadiensten voor personen met een visuele of auditieve handicap en co- en/of zelfregulering.

40.

5. CONCLUSIES


Dit verslag laat zien dat de richtlijn Televisie zonder grenzen een doelmatig instrument blijft om te zorgen voor het vrij verkeer van omroepdiensten terwijl tegelijkertijd ook wordt ingestaan voor een passende consumentenbescherming en de bevordering van Europese producties. De inbreukprocedures in verband met de toepassing van de reclamevoorschriften tonen de noodzaak aan van nauw toezicht. Zoals echter vermeld in het vorige verslag moet het juridisch kader worden herzien om rekening te houden met de technologische en de marktontwikkelingen. De vaststelling van Richtlijn 2007/65/EG die de richtlijn Televisie zonder grenzen ingrijpend wijzigt en een nieuwe titel geeft, beantwoordt aan deze vereisten. De Commissie zal toezicht blijven houden op de doelmatigheid van dit nieuwe instrument en hierover verslag uitbrengen in de volgende verslagen.
href="http://www.parlamento.it/leggi/08101l.htm#conve." target="_blank">www.parlamento.it/leggi/08101l#conve.
href="http://europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/07/1062&format=HTML&aged=0" target="_blank">europa.eu/rapid &language=EN&guiLanguage=en.
href="http://www.europa.eu/rapid/pressReleasesAction.do?reference=IP/08/700&format=HTML&ag" target="_blank">www.europa.eu/rapid ed=0&language=EN&guiLanguage=en.
& Barbuda, de Bahama’s, Barbados, Belize, Dominica, Grenada, Guyana, Jamaica, Montserrat, St. Kitts & Nevis, Saint Lucia, St. Vincent & The Grenadines, Suriname, Trinidad & Tobago) en de Dominicaanse Republiek. De Overeenkomst werd op 15 oktober 2008 ondertekend met 13 van deze landen. Guyana ondertekende de overeenkomst op 20 oktober 2008.