Toelichting bij COM(2010)777 - Tussentijds evaluatieverslag van het programma MEDIA 2007

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52010DC0777

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Tussentijds evaluatieverslag van het programma MEDIA 2007 /* COM/2010/0777 def. */


[afbeelding - zie origineel document] EUROPESE COMMISSIE

2.

Brussel, 20.12.2010


COM(2010) 777 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO 'S

Tussentijds evaluatieverslag van het programma MEDIA 2007

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO 'S

Tussentijds evaluatieverslag van het programma MEDIA 2007

1.

Inleiding



In dit verslag wordt een tussentijdse evaluatie gegeven van het programma MEDIA 2007. Overeenkomstig artikel 14, lid 2, van Besluit nr. 1718/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende de uitvoering van een programma ter ondersteuning van de Europese audiovisuele sector (MEDIA 2007) i, bevat het een tussentijdse evaluatie over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het programma.

Daarnaast moet krachtens artikel 19 de monitoring en de evaluatie van de participatie van de Europese Unie in het Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector plaatsvinden in het kader van de monitoring en de evaluatie van het MEDIA-programma overeenkomstig artikel 14.

Het verslag geeft een overzicht van de belangrijkste resultaten die gedurende de eerste drie jaar van de uitvoering zijn behaald en aanbevelingen voor eventuele aanpassingen. Het beslaat de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2009 en is gebaseerd op de conclusies van de tussentijdse evaluatie die is uitgevoerd door het consortium Euréval – Media Consulting Group (MCG) i.

3.

HET MEDIA-PROGRAMMA


Sinds de goedkeuring van het MEDIA I-programma door het Europees Parlement en de Raad in 1991 is een coherent en duurzaam beleid van financiële ondersteuning gevoerd om de Europese audiovisuele industrie in staat te stellen te profiteren van een markt met een Europese dimensie. Dit beleid is voortgezet met de programma's MEDIA II, MEDIA Plus en MEDIA Opleiding (2001-2006).

Overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit en complementariteit vindt communautaire actie zowel vóór als na de productie plaats, waarbij aan de nationale overheden de zorg voor de ondersteuning van de productie wordt overgelaten. Het programma richt zich dan ook op ondersteuning bij de opleiding van vakmensen, alsmede bij de ontwikkeling, de distributie en de promotie van de werken.

Het programma MEDIA 2007, met een begroting van 755 miljoen euro en een looptijd van 7 jaar (2007-2013), heeft drie overkoepelende doelstellingen:

- de verscheidenheid van cultuur en het cinematografische en audiovisuele erfgoed in Europa behouden en bevorderen, het publiek toegang tot dit erfgoed geven en de interculturele dialoog bevorderen;

- ervoor zorgen dat Europese audiovisuele werken binnen en buiten de Europese Unie beter circuleren;

- het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector versterken op een open en concurrerende markt.

Voor de verschillende gebieden die voor steun in aanmerking komen, zijn de volgende prioriteiten vastgesteld:

- bevordering van de creativiteit in de audiovisuele sector en van de culturele waarde van het Europese cinematografische en audiovisuele erfgoed;

- versterking van de structuur van de Europese audiovisuele sector, en met name van het mkb;

- vermindering van de verschillen tussen de Europese landen met een grote audiovisuele productiecapaciteit en landen met een geringe audiovisuele productiecapaciteit of met een klein taalgebied;

- begeleiding en ondersteuning van de marktontwikkelingen op het gebied van digitalisering.

4.

Nieuwe elementen in MEDIA 2007


MEDIA 2007 heeft een algemene vereenvoudiging doorgevoerd van de eigen administratieve procedures, waarbij een clausule over de proportionaliteit van de financiële en administratieve regelgeving is ingevoerd. Dit had tot doel de administratieve last te verminderen en in verhouding te brengen met de subsidie en het type begunstigden. Daarnaast zijn langlopende samenwerkingsverbanden gesloten binnen de actielijnen opleiding, promotie en netwerk van bioscopen.

Het merendeel van de actielijnen (met uitzondering van de steun voor de distributie in VHS- en dvd-formaat) is voortgezet. Om mee te gaan met de ontwikkeling van de behoeften van de industrie heeft MEDIA 2007 nieuwe acties ingesteld zoals de basisopleiding, de ontwikkeling van interactieve werken, video-on-demand (VoD) en digitale filmdistributie, webcommunities en open media.

De MEDIA-programma's worden continu geëvalueerd. Na een evaluatie vooraf in 1998 en 2 tussentijdse evaluaties zijn de programma's MEDIA Plus en MEDIA Opleiding onderworpen aan een eindbeoordeling die de hele periode 2000-2006 omvat. Uit de evaluaties is naar voren gekomen dat het programma relevant en doeltreffend is en er werd aanbevolen de acties voort te zetten. Bovendien is in 2004 ten behoeve van de voorbereiding van het programma MEDIA 2007 een effectbeoordeling uitgevoerd waarin de onderdelen van de evaluatie vooraf zijn meegenomen.

5.

TUSSENTIJDSE EVALUATIE VAN MEDIA 2007


Presentatie

Het consortium EUREVAL – MCG is geselecteerd voor de uitvoering van de evaluatie in het kader van zijn raamcontract met de Commissie i. Met de evaluatie is al twee jaar na de start van de uitvoering van het programma een aanvang gemaakt, wat betekent dat nog maar weinig projecten waren voltooid en dat het merendeel pas in de eerste fase van de uitvoering was.

De aandacht richtte zich dan ook hoofdzakelijk op de aspecten efficiëntie, doeltreffendheid en relevantie. Zo is gekeken in hoeverre het programma resultaten wist te genereren met behulp van de ingezette middelen en in hoeverre deze resultaten aansloten bij de doelstellingen van het programma. Bovendien is onderzocht in hoeverre de aanvankelijke doelstellingen waren afgestemd op de behoeften van de sector en worden voorstellen gedaan voor tussentijdse aanpassingen.

De resultaten van de evaluatie zullen tevens de grondslag vormen voor de mededeling over de voortzetting van het programma die vóór eind 2010 moet worden ingediend overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, lid 2, onder b), van het MEDIA 2007-besluit, evenals van de effectbeoordeling die moet worden uitgevoerd met het oog op de verlenging van het programma na 2013.

6.

Doelstellingen van de evaluatie


De algemene doelstelling was het geven van een extern en onafhankelijk oordeel over de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van het programma over de periode 2007-2009. In dit verband zijn de volgende specifieke doelstellingen vastgesteld:

- meten van de relevantie van de doelstellingen in het licht van de behoeften van de Europese audiovisuele industrie en van de Europese toegevoegde waarde van het programma;

- meten van de efficiëntie van de uitvoering en de efficiëntie van de resultaten in het licht van de algemene doelstellingen;

- voorstellen van aanpassingen en opstellen van aanbevelingen voor het vervolg van de uitvoering van het programma;

- analyseren van de ontwikkeling van de behoeften van de sector en specifiek evalueren van de nieuwe acties die sinds 2007 zijn opgenomen.

7.

Methode


De evaluatie is in september 2009 gestart en in mei 2010 afgerond. De verzamelde statistische gegevens en documenten zijn aangevuld met gesprekken met de personen die binnen de Commissie en het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA) verantwoordelijk zijn voor het programma. De beoordelaar heeft daarnaast een brede enquête gehouden onder de organisaties die MEDIA-steun hebben aangevraagd, evenals bij de MEDIA-desks in alle lidstaten. Op deze manier kon de mening van meer dan 550 mensen worden gepeild. De beoordelaar heeft vervolgens een diepteanalyse van de gegevens uitgevoerd om een antwoord te geven op de vragen in het kader van de evaluatie. Daarbij is gewerkt volgens de zogenaamde driehoeksmethode die bestaat in het kruisen van alle verzamelde gegevens. Dat betekent dat iedere constatering die in het verslag is vermeld, uit diverse bronnen afkomstig is, tenzij anders aangegeven.

8.

TECHNOLOGISCHE, ECONOMISCHE EN JURIDISCHE CONTEXT


Het overheidsbeleid in de lidstaten op het gebied van de film- en audiovisuele industrie ziet zich momenteel voor grote uitdagingen gesteld als gevolg van de technologische veranderingen en de consequenties daarvan voor de consumptiepatronen, de economische modellen en de waardeketen.

9.

Technologische veranderingen


De vele veranderingen vloeien deels voort uit de doorbraak van breedbandinternet in Europa. Televisie, vroeger een lineair medium, wordt nu meer en meer een non-lineair platform dat kijkers in staat stelt te kiezen welke inhoud zij willen 'consumeren' en op welk tijdstip (catch-up TV, IPTV, Web TV). Internet wordt ook gebruikt als distributieplatform door middel van video-on-demand (VoD). Mobiele telefoons hebben ook met deze veranderingen te maken en worden distributieplatforms voor audiovisuele inhoud.

Ook de dragers veranderen: de film, traditioneel gebonden aan een geografische locatie (de bioscoop) krijgt te maken met nieuwe projectiemogelijkheden, waarbij 35-mm-kopieën geleidelijk worden vervangen door digitale kopieën. De programmering kan flexibeler worden en digitalisering kan ook voor een opleving zorgen dankzij de introductie van 3D-spektakelfilms. High definition-dvd heeft onlangs zijn intrede gedaan op de Europese markt. We weten echter nog niet of de markt deze opkomende technologie kan opnemen en kan omvormen tot een blijvende waarde in het assortiment.

10.

Ontwikkeling van de consumptiepatronen


De gewoonten van de kijkers zijn met de technologische vernieuwingen mee veranderd. Audiovisuele inhoud kan gemakkelijk worden gepersonaliseerd, bewaard en getransporteerd. We leven momenteel in een omgeving met verschillende distributieplatforms die ontstaan door de onderlinge koppeling van diverse media. Inhoud is bovendien draagbaar geworden, waardoor de fysieke omgeving niet langer een last is maar juist kansen biedt. Werken kunnen voortaan veel gemakkelijker circuleren: van het ene medium naar het andere, van het ene land naar het andere.

11.

Economische modellen


Uit economisch oogpunt gezien voltrekken de veranderingen zich geleidelijk en verschillen de effecten op de markten per sector en per land. De verandering van de economische modellen is waar te nemen in de relatie tussen televisie en film. De nationale ethertelevisie is 30 jaar lang de onontbeerlijke partner geweest bij de financiering van de Europese film. Naast een sterke daling van de reclame-inkomsten van de televisiezenders zien we nu een stagnatie van de waarde van film bij deze zenders, aangezien film steeds meer migreert naar de digitale zenders en betaalfilmzenders.

12.

Beheer van de rechten


De Europese audiovisuele industrie wordt tevens geconfronteerd met de kwestie van het beheer van de rechten, die nu prioriteit heeft gekregen met de toetreding tot de markt van nieuwe actoren die actief zijn in de productie en de distributie. Op het gebied van het beheer van rechten zien we een 'kannibaliseringseffect' ontstaan in de hele waardeketen. Op termijn voorzien sommige waarnemers een zodanige vereenvoudiging van de waardeketen optreden dat er nog maar twee grote segmenten overblijven: particuliere consumptie en openbare consumptie in een bioscoop.

13.

HET PROGRAMMA IN ENKELE CIJFERS


In de eerste drie jaar van de uitvoering zijn meer dan 5 000 projecten ondersteund door MEDIA 2007. De Europese medefinanciering van deze projecten bedraagt ongeveer 296 miljoen euro, ofwel 39% van de begroting van het programma voor de hele periode.

Meer dan 3 000 organisaties hebben in de eerste drie jaar een aanvraag bij MEDIA 2007 ingediend (vergeleken met minder dan 2 000 in het kader van MEDIA Plus over de hele periode) en meer dan 1 400 organisaties zijn geselecteerd. Het aantal aanvragende organisaties uit de nieuwe lidstaten is onder MEDIA 2007 licht gestegen. De door MEDIA 2007 geselecteerde organisaties zijn producenten (56%), distributeurs (31%) en initiatiefnemers (11%). Het gaat meestal om zeer kleine ondernemingen (66% heeft een omzet van minder dan 1,5 miljoen euro, 80% van minder dan 4 miljoen euro). De begunstigden van MEDIA 2007 zijn verspreid over heel Europa (98 van de 105 regio's).

De 5 grootste landen (Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Verenigd Koninkrijk) ontvangen bijna tweederde van de door MEDIA vastgelegde bedragen, een aandeel dat in verhouding is met het relatieve belang van deze markten in Europa. De overige tien EU15-landen alsmede Zwitserland, IJsland en Noorwegen ontvangen samen gemiddeld 25% van de vastgelegde bedragen, hoewel dit aandeel aan het afbrokkelen is. Het aandeel van de 'nieuwe' lidstaten ligt stabiel rond de 8%.

14.

CONCLUSIES VAN DE EVALUATIE


Conclusies betreffende de relevantie van het programma in het licht van de behoeften van de sector

De ingebouwde logica van het programma, de verankering in het Europese audiovisuele landschap en de wens de ontwikkelingen in de sector te begeleiden, zorgen er onder meer voor dat MEDIA 2007 adequaat op de behoeften van de sector kan inspelen.

In het merendeel van de gevallen wordt MEDIA gezien als een aanvulling op de bestaande nationale steun, in die zin dat het programma onderdelen steunt die weinig tot geen nationale steun ontvangen. Het heeft ook een belangrijke toegevoegde waarde omdat het een sterke Europese dimensie geeft aan de ondersteunde projecten, die daardoor ook meer ambitie kunnen tonen.

Tot slot lijkt het programma een stimulerend effect te hebben op het overheidsbeleid in de lidstaten. In verschillende landen is een aantal ontwikkelingen waargenomen. Zo zijn er bijvoorbeeld in Hongarije, Italië, Litouwen, Noorwegen en Slovenië nieuwe wettelijke bepalingen in voorbereiding of recentelijk aangenomen. Instellingen van het type nationaal filmfonds of nationaal filminstituut ten behoeve van de herstructurering van de nationale audiovisuele sector zijn opgericht (Kroatië, Slowakije, Malta) of hebben een groter budget gekregen (Oostenrijk, Cyprus, Tsjechische Republiek).

15.

Conclusies betreffende de interne samenhang van het programma


De algemene interne samenhang van het programma wordt bevestigd, hoewel er meer zou moeten worden gedaan aan de ontwikkeling van de vraag naar Europese werken bij het publiek. De stijging van het aantal kandidaten voor de verschillende vormen van steun in het kader van het programma getuigt van een goede aansluiting bij de behoeften van de sector. Deze stijging gaat echter wel gepaard met een grotere selectiviteit, die onder meer leidt tot de uitsluiting van 'nieuwe' deelnemers en ZKO's i, een stijging van de beheerkosten en een zekere ontmoediging van potentiële deelnemers.

De doelstelling om de culturele diversiteit van Europese werken te behoud en te bevorderen, steunt zwaar op acties die gericht zijn op het verkleinen van de kloof tussen 'kleine' en 'grote' landen in het Europese audiovisuele landschap. In dit verband voorziet het programma in positieve-discriminatiemaatregelen ten behoeve van landen met een geringe productiecapaciteit en/of een beperkt taalgebied. Uit de eindevaluatie van het programma MEDIA Plus was naar voren gekomen dat de positieve-discriminatiecriteria die de professionele actoren in de grootste productielanden moesten stimuleren om een samenwerkingsverband aan te gaan met partners in 'kleinere' landen, daadwerkelijk hadden bijgedragen aan een betere integratie van deze laatsten in de netwerken en van hun werken in de Europese distributiecircuits. Dit beeld lijkt te worden bevestigd: de bepalingen die gericht zijn op positieve discriminatie dragen sterk bij aan de verwezenlijking van de diversiteitsdoelstelling, met name bij de actielijnen toegang tot markten, ontwikkeling en festivals.

Er zijn in het kader van MEDIA 2007 opmerkelijke aanpassingen doorgevoerd om in te spelen op de nieuwe behoeften, met name op het gebied van digitale techniek. Bij de twee voorgaande evaluaties was ook al vastgesteld dat de doelstellingen van het programma relevant waren, maar daarbij werd benadrukt dat er onvoldoende rekening werd gehouden met het vraagstuk van het gebruik van nieuwe technologieën en de overstap naar digitaal. Nu de nieuwe actielijnen zijn geïntegreerd, is deze beperking bij MEDIA 2007 minder zichtbaar. Het succes van de oproepen tot het indienen van projecten toont aan dat er in reële behoeften in de sector wordt voorzien.

Sommige terreinen en benaderingen verdienen echter nog wel nader onderzoek om aan de veranderende behoeften van de sector te kunnen beantwoorden. De nieuwe acties hadden evenwel slechts betrekking op beperkte terreinen en het zou zinvol zijn een totaalbeeld te vormen van de waardeketen, de kwestie van de rechten en de nieuwe economische modellen die wachten op initiatieven van de professionele actoren.

16.

Conclusies betreffende de resultaten die tijdens de eerste drie jaar van de uitvoering dankzij het programma zijn behaald (efficiëntie)


De conclusies van de eindevaluatie van MEDIA Plus en MEDIA Opleiding worden in grote lijnen bevestigd voor de traditionele actielijnen.

"De belangrijkste mechanismen van MEDIA dragen op doeltreffende wijze bij tot de versterking van de bekwaamheden (opleiding), tot de ontwikkeling van de Europese dimensie van de werken vanaf de preproductiefase (ontwikkeling), tot de versterking van de concurrentiekracht van de sector (distributie, met name door de beperking van de risico's en de versterking van de financiële draagkracht van de begunstigden) en tot de grensoverschrijdende distributie van werken (distributie en promotie)."

Projecten die worden voorgedragen voor steun in het kader van MEDIA zijn aanmerkelijk beter uitgewerkt (consolidatie van de financieringsplannen, versterking van de samenwerkingsverbanden en de internationale dimensie). Andere belangrijke winstpunten zijn de oprichting van professionele netwerken en de instelling van een breed erkend MEDIA-kwaliteitslabel.

De steun van MEDIA 2007 voor distributie, promotie (toegang tot markten en Festivals) en ontwikkeling is over het algemeen doeltreffend en levert een aanzienlijke bijdrage aan de verbetering van de distributievoorwaarden (automatische distributie), aan de zichtbaarheid van Europese werken, aan het scheppen van beroepsmogelijkheden (promotie), aan de versterking van de professionele netwerken (selectieve distributie en promotie). De projecten zijn ook beter gestructureerd en internationaal concurrerender (ontwikkeling).

Toch heeft de beoordelaar mogelijkheden voor verbeteringen aangegeven voor bepaalde actielijnen, zoals:

- De steun voor interactieve werken zou nog aan efficiëntie kunnen winnen als meer duidelijkheid wordt geschapen over het toepassingsgebied daarvan.

- De steun in het kader van MEDIA 2007 voor televisie-uitzendingen is relevant omdat deze tegemoetkomt aan een sterke behoefte in de sector. Hierdoor wordt significant bijgedragen aan het veiligstellen van de rechten van de producenten in bepaalde landen. Toch is de efficiëntie van de steun om verschillende redenen niet volledig gewaarborgd: er is een kloof tussen het soort werken dat steun ontvangt en de programmeringsbehoeften van de Europese zenders; er bestaat een tegenstelling tussen het grote vereiste aantal omroepen en de aanwezigheid van een minimaal door een distributeur gegarandeerd aantal; er is een kloof tussen de ontwikkeling van de marktprijzen en de door MEDIA geëiste investeringen; er is sprake van een onevenwichtige geografische verdeling van de steun.

Daarnaast blijft het effect van sommige acties verwaarloosbaar om redenen die geen verband houden met het programma maar met de markt waarin wordt geopereerd.

- Dankzij de i2i-steun i kunnen de financiële lasten doeltreffend worden verminderd, maar de omvang van de steun volstaat niet om zichtbare effecten te genereren waar het gaat om de toegang tot financieringen.

- De steun voor video-on-demand (VoD) draagt nog niet voldoende bij aan de circulatie van Europese werken aangezien de markt erg zwak blijft.

- Voor wat betreft de doelstellingen behoud en bevordering van de culturele diversiteit en de in punt 6.2. genoemde positieve-discriminatiemechanismen, moet worden vastgesteld dat de omvang van het programma te beperkt is om een effect van betekenis te hebben op de verkleining van de kloof tussen de 'kleine' en de 'grote' audiovisuele productielanden. Hoewel het aandeel van de organisaties uit 'nieuwe' lidstaten een stijgende lijn vertoont, blijft het budget gelijk (rond de 8%). Het gemiddelde budget per organisatie in deze landen neemt dus geleidelijk af.

17.

Conclusies betreffende het vermogen van het programma om op termijn de verwachte effecten te sorteren


Door de opleiding van vakmensen, de structurering van de projecten en de vorming van netwerken van actoren te ondersteunen, draagt MEDIA bij aan een vergroting van het concurrentievermogen van de Europese audiovisuele sector. In het verlengde van MEDIA Plus zorgt MEDIA 2007 voor een betere circulatie van Europese werken en het behoud van de culturele diversiteit. De marktindicatoren voor de grensoverschrijdende distributie van Europese werken zijn bemoedigend en uit de evaluatie blijkt dat het aan de steun van MEDIA te danken is dat een groot deel van deze films elders wordt gedistribueerd.

18.

Conclusies betreffende de efficiëntie van de uitvoering van het programma


De begroting en de middelen van het programma worden over het geheel genomen op een efficiënte manier besteed. De efficiëntie van de beheermethoden van het programma is aanzienlijk verbeterd (vereenvoudigingen, aanpassing van het tijdschema, langlopende samenwerkingsverbanden), maar er is ruimte voor verbetering om de administratieve last te verminderen.

19.

BIJDRAGE VAN HET EUROPEES WAARNEMINGSCENTRUM VOOR DE AUDIOVISUELE SECTOR (OEA)


Doelstellingen van de diepgaande evaluatie

Sinds 1999 is de participatie van de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie, formeel vastgelegd in besluiten van het Europees Parlement en de Raad i. Uit het oogpunt van rationalisering in het kader van het beleid van administratieve vereenvoudiging van de Commissie is de participatie van de Europese Unie in het OEA bij het opstellen van het programma MEDIA 2007 overeenkomstig het besluit tot vaststelling van het programma opgenomen in de rechtsgrondslag van het nieuwe programma. De financiële participatie komt ten laste van de begroting van het MEDIA-programma (257 577 euro in 2010, wat neerkomt op 11,5% van de bijdragen van de 37 leden van het Waarnemingscentrum).

De Commissie heeft net als de aangesloten landen zitting in het Uitvoerend comité, dat de begroting van het OEA goedkeurt ten behoeve van de uitvoering van de plannen en activiteitenprogramma's.

Bij de tussentijdse evaluatie van het programma MEDIA 2007 heeft de beoordelaar een analyse uitgevoerd van de bijdrage van de werkzaamheden van het OEA aan de doelstellingen en behoeften van het programma, alsook aan de verspreiding van de juridische en economische informatie over de sector onder professionele actoren en instellingen.

20.

Het OEA en de doelstellingen van het programma MEDIA 2007


De missie van het Waarnemingscentrum is tweeledig: enerzijds zorgen voor meer transparantie in de audiovisuele sector in Europa en anderzijds beantwoorden aan de informatiebehoeften van de professionals in de audiovisuele sector. Deze missie wordt uitgevoerd door informatie op te stellen en aan vakmensen en het publiek ter beschikking te stellen, bijvoorbeeld in de vorm van gegevensbanken (Lumière, KORDA, Mavise, IRIS MERLIN en Persky), juridische artikelen, informatie over Europese overeenkomsten en internationale verdragen, en een betaalde statistische jaargids met de belangrijkste gegevens over de sector.

Voor wat de verwezenlijking van de doelstellingen van het MEDIA-programma betreft, blijkt dat de werkzaamheden van het Waarnemingscentrum daar niet rechtstreeks aan bijdragen. Het Waarnemingscentrum heeft de facto geen verplichting jegens het MEDIA-programma, waarbij tevens is vastgesteld dat de beschikbare gegevens een uiteenlopend en soms onvolledig beeld geven en dat het daardoor moeilijk is ze te kruisen en er de onderdelen uit te distilleren die noodzakelijk zijn voor een follow-up die aansluit bij de specifieke behoeften en doelstellingen van het programma. Zo zien we vooral bij de jaargids van jaar tot jaar een lichte ontwikkeling, waarbij van het ene jaar op het andere jaar niet volledig dezelfde tabellen met dezelfde gegevens, begrippen en indicatoren worden afgedrukt. Anderzijds is het geografische gebied dat onder het OEA valt, niet gelijk aan dat van MEDIA. Dit betrekkelijke gebrek aan homogeniteit, gecombineerd met het ontbreken van specifieke indicatoren voor het MEDIA-programma, kan een belemmering vormen voor het gebruik daarvan.

Het OEA blijft echter het enige orgaan dat in brede zin cijfers op Europese schaal verstrekt, informatie die de landelijke instanties niet verzamelen en niet verstrekken. Om te zorgen voor een betere bijdrage van het Waarnemingscentrum aan de doelstellingen van MEDIA, kan de mogelijkheid overwogen worden om rechtstreeks met het Waarnemingscentrum gerichte contracten te sluiten voor bepaalde onderwerpen, die verder gaan dan de jaarlijkse en driejaarlijkse actieplannen.

21.

BELANGRIJKSTE AANBEVELINGEN


De beoordelaars hebben vijf strategische aanbevelingen gedaan. Hoewel sommige aanbevelingen niet in het kader van MEDIA 2007 kunnen worden uitgevoerd en zullen worden meegenomen bij het opstellen van de nieuwe generatie programma's na 2013, bevatten andere voorstellen voor aanpassingen bij de voortzetting van het huidige programma.

22.

Voortzetten van de inspanningen op het gebied van communicatie en het delen van informatie


Als er meer aandacht is voor een heldere communicatie en een betere aansluiting daarvan bij de werkelijkheid van het programma zouden professionele actoren zich gemakkelijker met de doelstellingen en het werkterrein daarvan kunnen identificeren (liever 'MEDIA-programma' dan 'MEDIA 2007', herziening van de titel van de i2i-actielijnen, 'Interactieve werken'). Voorts wordt voorgesteld om het potentieel van het netwerk van de MEDIA-desks en MEDIA-antennes beter te benutten, bijvoorbeeld door middel van een samenwerkingsplatform.

23.

Optimaliseren van het beheer van het programma


Er worden enkele trajecten voorgesteld om de beheervoorwaarden van het programma te vereenvoudigen en te verbeteren:

- Herziening van de comitologieprocedure (drempel voor het bedrag van de toewijzing van EU-middelen waaronder de comitologieprocedure niet van toepassing is).

- Overwegen van strengere subsidiabiliteits- en/of selectiecriteria, teneinde het toenemende aantal kandidaten voor de actielijn ontwikkeling te verminderen en de kwaliteit van de ontvangen projecten te vergroten.

- Uitbreiding van de deskundigenpool om de selectieprocedures te verbeteren.

24.

Voortzetten van de inspanningen om de administratieve last te verminderen


- Versnelde verwezenlijking van het online-aanmeldingssysteem dat rechtstreeks gekoppeld is aan de MEDIA-gegevensbank.

25.

Verbreden van de in het kader van het programma toegepaste vormen van ondersteuning


Vernieuwen van de vormen van interventie en begeleidende maatregelen van het programma door het introduceren van instrumenten: om te 'luisteren' (thematische netwerken, proefprojecten) en consensus te scheppen (over een gemeenschappelijke aanpak van de rechten bijvoorbeeld).

Bevorderen van de interoperabiliteit, de vorming van netwerken en de samenwerking tussen gebieden en samenstellen van een gemeenschappelijk referentiesysteem van bekwaamheden (voor de basisopleiding).

De manier herzien waarop positieve-discriminatiemaatregelen worden toegepast: de typologie van de landen opnieuw bekijken; verder nadenken over de meest geschikte doelstellingen.

Kijken naar instrumenten voor een sterkere interventie waar het gaat om de vraag bij consumenten, exploitanten en televisiezenders, ook via mediaopleidingen.

Versterken van de vaardigheden op het gebied van kennis van de markt en analyse van de gevolgen van het programma.

Optimaliseren van de bijdrage van het Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, om de beschikking te krijgen over statistische gegevens en relevante analyses ten behoeve van een betere kennis van de markt en soepeler analyse van de gevolgen van het programma.

Uitvoeren van diepgaande studies naar de audiovisuele sector om het anticipatievermogen te vergroten.

Specifieke evaluaties uitvoeren, gericht op bepaalde sectoren en/of actielijnen, om een nauwkeuriger beeld van de resultaten van het programma te krijgen.

26.

Voortzetten van de inspanningen gericht op aanpassing aan de markt


Televisie

- Overwegen tv-distributeurs en zenders die zich inzetten voor de opwaardering van niet-nationale Europese werken, te ondersteunen.

- Nasynchronisatie ondersteunen om voet aan de grond te krijgen op de grote niet-Europese markten (Zuid-Oost-Azië, Latijns-Amerika).

- Projecten bevorderen die ook openstaan voor de nieuwe media.

- Toegang tot financiering: de banken stimuleren om meer productiekredieten te verstrekken, bijvoorbeeld door middel van een borgstellingsinstrument.

- Digitale film: steun overwegen voor het digitaliseren van bioscopen en de productie van digitale masters.

27.

CONCLUSIES: STANDPUNT VAN DE COMMISSIE


Ook al is de tussentijdse evaluatie van het programma MEDIA 2007 in een vroeg stadium uitgevoerd, toch bevestigt deze al de positieve resultaten van de acties voor de Europese audiovisuele sector. De evaluatie onderstreept opnieuw de relevantie van de doelstellingen evenals de efficiëntie van de acties, met name waar het gaat om het versterken van het concurrentievermogen van de sector. Voorts wordt de toegevoegde waarde ten opzichte van internationale interventies bevestigd.

Daarnaast wijzen de marktgegevens erop dat de Europese audiovisuele sector nog steeds lijdt aan zijn traditionele zwakke punten: een versnipperde markt en beperkte distributie van Europese werken buiten het land van herkomst.

Reden genoeg om de actie voort te zetten en zich aan te passen aan de ontwikkeling van de behoeften van de markt. De Commissie zal het programma MEDIA 2007 voor de resterende looptijd verder bijstellen om de doelmatigheid en de efficiëntie te verbeteren en het aan te passen aan de behoeften van de markt, binnen de grenzen van het bestaande rechtskader en in lijn met de aanbevelingen van de beoordelaar. Andere aanpassingen zijn in voorbereiding en zullen in de tweede helft van de uitvoering van het programma operationeel zijn. Ze zullen besproken worden in de volgende mededeling over de voortzetting van het programma.

Bovendien zal de Commissie de door de beoordelaar gedane strategische aanbevelingen voor de lange termijn meenemen bij het opstellen van het volgende programma dat in 2013 van start gaat. Tijdens de effectbeoordeling die ter voorbereiding van het nieuwe programma wordt uitgevoerd, zal gekeken worden naar mogelijke actietrajecten.
href="http://ec.europa.eu/dgs/education_culture/evalreports/index_en.htm#cultureHeader." target="_blank">ec.europa.eu/dgs/education_culture/evalreports