Toelichting bij COM(2012)33 - Tussentijdse evaluatie van het meerjarenprogramma van de Unie betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

52012DC0033

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Tussentijdse evaluatie van het meerjarenprogramma van de Unie betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken. /* COM/2012/033 final */


1.

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S


Tussentijdse evaluatie van het meerjarenprogramma van de Unie betreffende de bescherming van kinderen die het internet en andere communicatietechnologieën gebruiken.

inleiding



Deze mededeling heeft betrekking op de tussentijdse evaluatie van het programma voor een Veiliger internet 2009-2013 (in deze mededeling 'het programma' genoemd). De uitvoering van de evaluatie werd toevertrouwd aan de Technopolis Group. Voornaamste doelstelling was, aan de hand van informatie uit vragenlijsten, raadplegingen met belanghebbenden en jaarverslagen, de relevantie, doelmatigheid en efficiëntie van het programma te evalueren alsmede de bredere impact en duurzaamheid.

De voornaamste doelstellingen van het programma zijn:

– het publiek bewustmaken;

– het publiek een netwerk van contactpunten bieden waar illegale en schadelijke inhoud en wangedrag kan worden gemeld, met name in verband met materiaal dat wijst op kindermisbruik, kinderlokkerij en internetpesterij;

– zelfregulerende initiatieven op dit gebied bevorderen en kinderen betrekken bij de totstandbrenging van een veiligere internetomgeving;

– een kennisbasis aanleggen over nieuwe trends bij het gebruik van onlinetechnologieën en de gevolgen hiervan voor het leven van kinderen.

Bij het huidige programma wordt, in tegenstelling tot eerdere programma's, ook aandacht besteed aan opkomende onlinetechnologieën, worden schadelijk contact en wangedrag bestreken (zoals kinderlokkerij en internetpesterij) en wordt ernaar gestreefd op dit terrein een kennisbasis aan te leggen.

Voor de tenuitvoerlegging van het programma wordt vooral gebruik gemaakt van medefinanciering van projecten die geselecteerd zijn op basis van een openbare uitnodiging tot het indienen van voorstellen. Zo konden in het kader van verschillende actiepunten zeer uiteenlopende projecten worden gefinancierd, in sommige gevallen aangevuld door niet-gefinancierde activiteiten. De projecten beogen een veiliger onlineomgeving te creëren voor jongeren en de niet-gefinancierde initiatieven variëren van steun voor Safer Internet Day, het organiseren van een Safer Internet Forum en steun voor zelfregulering van de branche tot samenwerking op internationaal niveau met andere relevante organisaties.

Voorts draagt het programma bij aan de financiering van Centra voor een veiliger internet, die een vitale rol spelen bij de bewustmaking[1]. Deze centra zijn in te vinden in alle EU-lidstaten alsmede in IJsland, Noorwegen en Rusland. In deze centra (met uitzondering van Portugal) worden hulplijnen geëxploiteerd die ouders en kinderen advies verstrekken over vraagstukken die verband houden met het gebruik van onlinetechnologieën door kinderen. De centra en de hulplijnen maken deel uit van het INSAFE-netwerk[2]. In de meeste landen omvatten de Safer Internet Centra ook hotlines; hier kan het publiek terecht met meldingen van illegale online‑inhoud. Wanneer wordt vastgesteld dat het inderdaad om illegale inhoud gaat, zal de hotline dit doorgeven aan de bevoegde nationale toezichthoudende instanties en/of de aanbieder van internetdiensten met het verzoek deze inhoud te verwijderen of, wanneer de inhoud afkomstig is van hosts in een ander land, aan een lid van het netwerk International Association of Internet Hotlines (INHOPE). De hotlines worden gecoördineerd door de INHOPE Association[3]. Centraal in dit programma staat de kennisuitbreiding met betrekking tot het gebruik van technologie door jongeren. Zo wordt steun verleend aan verschillende onderzoeksprojecten over uiteenlopende onderwerpen en vakgebieden. De verdieping van kennis door tal van relevante projecten betekent niet alleen dat meer aandacht wordt besteed aan het onderzoeksaspect van vraagstukken die verband houden met safer internet maar betekent ook uitbreiding van de kennis van alle activiteiten in het programma. De huidige projecten op het gebied van kennisuitbreiding omvatten:

– Het EU-project Kids Online II (dat geselecteerd werd in het kader van het vorige programma) beoogt een versterking van de kennisbasis met betrekking tot de ervaringen en praktijken van kinderen en ouders met risico's en veiligheid bij het gebruik van het internet en nieuwe technologieën in Europa. Het is het eerste project dat de mentaliteit en maatregelen ten aanzien van zowel kinderen als ouders in de meeste Europese lidstaten onderzoekt. Het project bouwt voort op het eerdere EU-project Kids Online I maar het aantal landen dat deelneemt is gestegen van 21 tot 25.

– Het Europese Online Grooming Project (POG) (dat geselecteerd werd in het kader van het vorige programma) onderzoekt hoe daders die veroordeeld zijn wegens onlinekinderlokkerij hun slachtoffer benaderen. POG is het eerste Europese onderzoeksprogramma dat de kenmerken en het gedrag van daders die gebruik maken van het internet om jonge slachtoffers te ontmoeten, bestudeert. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met 6 partners die vier landen vertegenwoordigen: het Verenigd Koninkrijk, Italië, België en Noorwegen. De werkzaamheden omvatten een verkennende studie waarin de dossiers van onlinekinderlokkers onder de loep worden genomen. Het project zal ook verslagen opnemen van literatuur met betrekking tot onderzoek en beleid van partnerlanden die aan het project deelnemen. Verder omvat het project interviews met strategische belanghebbenden wat betreft aanpak en preventie van kinderlokkerij.

– Risk taking Online Behaviour - Empowerment through Research and Training (ROBERT) wil online-interactie veilig maken voor kinderen en jongeren door lessen te trekken uit ervaringen die zijn opgedaan met onlinemisbruik en inzicht te krijgen in factoren die jongeren kwetsbaar maken of juist bescherming kunnen bieden[4]. Ook wordt onderzocht welke strategieën daders hanteren wanneer zij online toenadering zoeken tot kinderen en wil men meer te weten komen over de wijze waarop misbruik zich in een onlineomgeving kan ontwikkelen. Deze informatie zal worden meegedeeld aan kinderen en jongeren zodat zij zich online beter kunnen beschermen. Met name kinderen die deel uitmaken van een risicogroep kunnen zich zo beter beschermen.

In het kader van de strijd tegen illegale inhoud draagt het programma ook bij aan de financiering van initiatieven ter ondersteuning van rechtshandhavingsinstanties die de strijd aanbinden tegen kinderporno.

– FIVES-project - Forensic Image and Video Examination Support werd geselecteerd in het kader van het vorige programma en liep van 1.2.2009 tot 31.1.2011. Met dit project werd ernaar gestreefd nieuwe ICT-instrumenten te ontwikkelen die specifiek zijn toegesneden op het onderzoek van kinderpornobeelden en -video's om de politie beter uit te rusten zodat zij omvangrijke hoeveelheden in beslag genomen materiaal kunnen verwerken.

– De INTERPOL‑databank – International Child Sexual Exploitation Image Database (ICSEDB) wil meer kinderen identificeren en slachtoffers van misbruik in veiligheid brengen. Een belangrijk instrument hierbij is gesofistikeerde software waarmee beelden met elkaar kunnen worden vergeleken en verbanden kunnen worden gelegd tussen slachtoffers en plaatsen. Bevoegde gebruikers in de INTERPOL-landen krijgen hiermee ook rechtstreeks en in real time toegang tot de databank. Het is de bedoeling uiteindelijk nog 30 andere landen toegang te bieden tot dit systeem.

Om betrokkenheid van de civiele samenleving te waarborgen hebben de Safer Internet centra nationale jeugdpanels opgezet die zij regelmatig raadplegen. In oktober 2010 heeft het INSAFE Europese Jeugdpanel voor de tweede maal een bijeenkomst georganiseerd waar jongeren uit 30 Europese landen bijeenkwamen. Hun discussies over opinies en suggesties over onlineveiligheid werden teruggekoppeld aan een breder debat tijdens het Safer Internet Forum in 2010. Een andere manier om de burgersamenleving meer bij deze kwestie te betrekken is het netwerk van de Europese ngo Alliance for Child Safety Online II (eNACSO). Dit wordt gefinancierd tot 31.8.2012 en is samengesteld uit Europese organisaties voor kinderrechten die zich bezighouden met onlineveiligheid voor kinderen. Het netwerk bevordert gezamenlijke strategieën en doet aanbevelingen voor veranderingen aan de nationale, Europese en internationale besluitvormers en andere belanghebbenden.

Het programma wil het tevens makkelijker maken gebruik te maken van filtersoftware en inhoudetikettering en diensten. In een benchmarkingstudie – SIP-Bench study – die werd uitgevoerd van 2010 tot 2012, is een ranglijst opgenomen die Europese ouders moet helpen bij de keuze van een op hun behoeften afgestemd instrument waarmee ze toezicht kunnen uitoefenen op het internetgebruik van hun kinderen. De eerste resultaten waren beschikbaar in december 2010. Uit de eerste SIP‑Bench studie (2006-2008) bleek over het algemeen dat de kwaliteit van deze instrumenten in deze periode van drie jaar was verbeterd en dat ze eenvoudiger konden worden geïnstalleerd.

Internet en mobiele technologieën ontwikkelen zich snel en om onmiddellijk te kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen bij het gebruik ervan door kinderen en de risico's is zelfregulering door de industrie van belang. Het programma steunt twee zelfregulerende initiatieven van de branche op Europees niveau. In 2007 werd een Europees kader voor veiliger gsm-gebruik bij tieners en kinderen ondertekend door de marktleiders voor mobiele diensten en inhoudleveranciers. In 2009 ondertekenden de grote sociale netwerken die actief zijn in Europa, de Safer Social Networking Principles voor de EU.

Het programma verleent steun aan evenementen en campagnes zoals de Safer Internet day en het Safer Internet Forum.

2.

2. EVALUATIEDOELSTELLINGEN


De evaluatie bestrijkt het eerste deel van het Safer Internet Programme voor 2009-2013. In de eerste plaats wil men nagaan hoe het programma zich ontwikkelt maar daarnaast zullen ook aanbevelingen worden geformuleerd voor een eventuele follow-up.

In een tussentijdse evaluatie wordt gekeken naar de relevantie van het ontwerp, de efficiëntie en de doelmatigheid van het programma. Bovendien worden duurzaamheid en impact van het programma beoordeeld waarbij de nadruk wordt gelegd op de samenhang van het programma. Om de relevantie van het programma te kunnen beoordelen werden in de evaluatie de volgende vragen onderzocht:

– Is er bij de vraagstukken die aan de orde worden gesteld in het Safer Internet Programme, een ontwikkeling waar te nemen?

– Zijn de omstandigheden, technologie, sociale of economische factoren gewijzigd sedert de aanvang van het programma?

– Zijn de hoofdactiviteiten en doelgebieden de meest zinnige en nog steeds relevant om de algemene doelstelling van het programma te kunnen bereiken? Zijn de huidige doelstellingen nog steeds relevant voor de toekomst?

– In hoeverre zijn de doelstellingen relevant voor gebruikers van het internet, ouders, leerkrachten, kinderen en de branche? Is er een toegevoegde waarde voor de doelgroepen?

De efficiëntie van het programma werd beoordeeld aan de hand van de volgende vragen:

– Is de uitvoering van het programma bevredigend verlopen? Zijn de procedures eenvoudig genoeg?

– Zijn de activiteiten van het programma efficiënt uitgevoerd en waren zij kosteneffectief?

– Was het niveau van de financiering en de andere beschikbare middelen toereikend?

Om de doelmatigheid te kunnen beoordelen werden de volgende vragen onderzocht:

– Op welke wijze hebben de resultaten van het programma bijgedragen tot een betere bescherming van kinderen op het internet en in de bredere digitale omgeving?

– Heeft het programma iets opgeleverd? Heeft het deelnemers ertoe aangezet activiteiten te starten die zij zonder het programma niet zouden hebben ondernomen?

– Zijn er andere activiteiten die op meer doelmatige wijze resultaten zouden kunnen opleveren? Wat zijn de voornaamste obstakels en mogelijkheden voor een doelmatiger programma?

De impact en duurzaamheid van het programma werden beoordeeld aan de hand van de volgende vragen:

– Kan er lering worden getrokken uit deze beoordeling die nuttig is voor het ontwerp en de tenuitvoerlegging van een eventueel follow-up programma?

– In hoeverre was het programma een aanvulling op andere EU-programma's en initiatieven en kon dubbel werk worden voorkomen en kon worden gezorgd voor een optimale impact?

– Kunnen de activiteiten een duurzame impact hebben?

– In hoeverre zouden positieve veranderingen van het programma ook tot stand zijn gekomen zonder EU-maatregelen?

3.

Evaluatiemethodes


De evaluatie is gesplitst in drie elkaar overlappende fasen; de beginfase, de fase waarin gegevens worden bijeengebracht/geanalyseerd en de tussentijdse evaluatie/eindverslagfase. De voornaamste methode voor het bijeenbrengen van gegevens omvat twee online-enquêtes; één onder de deelnemers aan het project en een breder onderzoek onder de belanghebbenden. De vragen in deze enquêtes weerspiegelden de vragen in de voornaamste enquête. De enquêtes werden aangevuld door overleg over zeer uiteenlopende punten met 25 belanghebbenden die deelnemers aan het project vertegenwoordigen, beleidsmakers, andere DG's en ngo's.

4.

3. RESULTATEN VAN DE EVALUATIE


De evaluatie leverde positieve resultaten op. Vastgesteld werd dat het programma geëvolueerd is en rekening houdt met de technologische en sociologische overwegingen rond het veiliger gebruik van het internet door minderjarigen. Het beantwoordt terdege aan de veranderende vraag in de externe omgeving, hetgeen blijkt uit de nadruk die nu gelegd wordt op sociale media en onlinepesten. Om ervoor te zorgen dat ook rekening wordt gehouden met nieuwe vraagstukken moet het programma echter nieuwe vraagstukken onderzoeken en een strategische visie voor de lange termijn formuleren.

De resultaten van de evaluatie laten verder zien dat het programma invloed heeft op andere nationale en internationale activiteiten; literatuur, onderzoek en resultaten van het programma worden uitgebreid gebruikt en geciteerd. Bovendien is in het programma uitgebreid rekening gehouden met aanbevelingen van het vorige programma.

Het programma werd efficiënt uitgevoerd. De communicatie tussen de verwante EU-programma's op beleidsniveau verliep naar behoren. Het programma was volgens de evaluatie ook doelmatig. De evaluatie belicht de resultaten van het programma zoals het bestaan van hotlines, hulplijnen en voorlichtingscentra in de meeste lidstaten. In de evaluatie wordt tevens vastgesteld dat het programma zich op de juiste punten concentreert en over een adequate structuur beschikt en de komende periode dan ook niet moet worden gewijzigd. De steun en financiering van het programma is van cruciaal belang voor het voortbestaan van projecten, met name gezien de huidige economische beperkingen.

Hoewel het programma over het algemeen zeer positief wordt beoordeeld, kan een aantal punten volgens de evaluatie nog worden verbeterd. Volgens sommige belanghebbenden moet nog meer worden gedaan om te zorgen voor rechtstreekse betrokkenheid van kinderen. De projecten zouden graag een langere financieringsperiode zien zodat kan worden gezorgd voor een betere continuïteit en bezinningsperioden. Verder moet het programma de technologische voortgang bijhouden door middel van marktonderzoek, kennisuitbreidingsprojecten en de uitwisseling van algemene kennis. Ook moet het programma de ontwikkelingen op nationaal vlak kunnen volgen die betrekking hebben op wetgevingskwesties. Het risico van nationale bezuinigingen en de hieruit voortvloeiende verlegging van prioriteiten betekent dat nationale en regionale prioriteiten moeten worden afgestemd op de Europese prioriteiten om het effect ervan in de toekomst te maximaliseren.

5.

4. AANBEVELINGEN VAN DE EVALUATIE


In de tussentijdse evaluatie werden een aantal aanbevelingen geformuleerd om de impact van toekomstige initiatieven te bevorderen.

Wat de relevantie betreft moet het programma voor een Veiliger internet zich blijven inzetten om onderzoek en financiering te richten op de meest relevante activiteiten voor de bescherming van minderjarigen op internet. Het programma moet de huidige doelstellingen aanhouden en deze niet verbreden. Aanbevolen wordt een strategische visie op lange termijn aan te houden voor het programma en de vraagstukken die daar aan bod komen. De kennisbasis kan worden verbeterd door de voornaamste actoren in de industrie, internationale organisaties, leveranciers van inhoud en technologie en producenten met elkaar in contact te brengen. Veel contacten tussen bestaande belanghebbenden kunnen beter worden benut. Ook zou meer participatie en betrokkenheid van kinderen bij het programma moeten worden overwogen, met inbegrip van methoden, activiteitein, podia, enz.

De efficiëntie van het programma kan worden verbeterd door langere financieringsperiodes voor de projecten en minder beperkingen bij de interne toewijzing van fondsen. Verder moet een gezamenlijke uitvoering van het programma met andere projecten van de Commissie worden overwogen. Het netwerk van hotlines, hulplijnen en voorlichtingscentra moet verder worden gecoördineerd door gemeenschappelijke evenementen en werkgroepen. Samenwerking tussen INHOPE en INSAFE moet worden aangemoedigd. INTERPOL staat positief tegenover verdere samenwerking met projecten in het kader van het programma voor een Veiliger internet.

Wat de doelmatigheid betreft verdient het aanbeveling meer bekendheid te verschaffen over de werkzaamheden van het programma voor een Veiliger internet om een potentiële afname van de nationale/regionale politieke steun tegen te gaan. Ook zou het programma moeten kijken naar maatregelen om de verbintenis van de industrie te versterken en het debat over juridische kwesties rond de bescherming van minderjarigen uit te breiden. Wat internationale netwerken betreft zouden toetredende landen en Rusland/zuidoost-Europa betrokken moeten worden bij zowel het verzamelen van feitenmateriaal als het ontvangen van kennis/beste praktijken van ervaren belanghebbenden. Het programma zou ervoor moeten zorgen dat de kennisbasis wordt verbeterd door onderzoeksresultaten die gevormd en gevoed worden door de toenemende reeds gepubliceerde informatie. In de jaarverslagen van de projecten zou meer aandacht moeten worden besteed aan de resultaten en effecten. Verder zou het programma ervoor moeten zorgen dat de kennis verder kan reiken in scholen en leerplannen.

In het evaluatieverslag worden een aantal initiatieven gesuggereerd om de impact en duurzaamheid van het programma te verbeteren. Allereerst zouden twee soorten fora kunnen worden opgezet; één waar technologische kwesties worden besproken in verband met het programma en de doelstellingen en een ander waar relevante juridische vraagstukken worden besproken die zich voordoen in afzonderlijke landen. Vervolgens wordt voorgesteld verdere indicatoren te ontwikkelen om de impact te meten van bewustmakingsactiviteiten. Het programma zou bovendien meer mogelijkheden moeten bieden om kennis uit te wisselen en gemeenschappelijke vraagstukken te bespreken tussen projecten die gefinancierd worden door verschillende programma's van de Commissie.

6.

5. OPMERKINGEN VAN DE COMMISSIE EN CONCLUSIES


Volgens de indicatoren van de tussentijdse evaluatie zijn de activiteiten en initiatieven van het programma voor een Veiliger internet inderdaad een succes. Met name positief is dat het programma de snelle ontwikkelingen op dit gebied kon bijbenen, inclusief de ontwikkelingen op technologisch en sociologisch gebied.

De Commissie neemt terdege nota van de conclusies en zal bij lopende en toekomstige activiteiten en strategieën van het programma rekening houden met de aanbevelingen.

De Commissie verzoekt het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's:

nota te nemen van het feit dat het programma halverwege de looptijd met succes wordt uitgevoerd;

de Commissie bij te staan bij haar inspanningen om het programma meer bekendheid te verschaffen, de aanhoudende dialoog te bevorderen en actoren en belanghebbenden op het gebied van een Veiliger internet aan te moedigen zich hierbij aan te sluiten.

[1] Safer Internet Centra: ec.europa.eu/information_society/activities/sip

[2] Europees netwerk van voorlichtingscentra www.saferinternet.org/web/guest

[3] International Association of Internet Hotlines INHOPE www.inhope.org/gns/home.aspx

[4] Risktaking Online Behaviour - Empowerment through Research and Training www.childcentre.info/robert/about-the-project/