Toelichting bij COM(2012)721 - Toegankelijkheid van de websites van overheidsinstanties - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2012)721 - Toegankelijkheid van de websites van overheidsinstanties. |
---|---|
bron | COM(2012)721 |
datum | 03-12-2012 |
Deze toelichting geeft een gedetailleerde omschrijving van het voorstel voor een nieuwe richtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van wetten, voorschriften en administratieve bepalingen van de lidstaten inzake de toegankelijkheid van websites van overheidsinstanties.
De richtlijn helpt de lidstaten hun nationale verbintenissen op het gebied van webtoegankelijkheid na te komen, evenals hun verbintenissen in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap betreffende websites van overheidsinstanties.
Toegankelijkheid van websites is het geheel aan beginselen en technieken die moeten worden toegepast bij het bouwen van websites om de inhoud daarvan voor alle gebruikers toegankelijk te maken, met name voor gebruikers met een handicap[1].
In 2009 telde de markt voor webontwikkelaars in de 27 lidstaten van de EU ongeveer 175 000 ondernemingen. Er werkten ongeveer een miljoen mensen in deze bedrijfstak en er werd een omzet geboekt van 144 miljard euro[2].
De Europese markt voor producten en diensten op het gebied van webtoegankelijkheid wordt geschat op twee miljard euro. Aanzienlijke groei is mogelijk, aangezien minder dan 10 % van de websites toegankelijk is. Het aantal burgers met een functionele beperking of handicap (15 % van de beroepsbevolking oftewel 80 miljoen mensen) kan sterk oplopen naarmate de bevolking in de EU ouder wordt.
Toegankelijkheid van websites is van groot belang voor overheidsinstanties, aangezien deze hierdoor hun reikwijdte kunnen vergroten en hun publieke taken kunnen vervullen. Het aantal websites dat e-overheidsvoorzieningen aanbiedt (ongeveer 380 500 in de EU) en websites van de publieke sector (meer dan 761 000 in de EU) groeit snel. De meeste lidstaten hebben al wetgeving aangenomen of andere maatregelen op het gebied van webtoegankelijkheid genomen. Er zijn echter grote verschillen tussen deze wetten en maatregelen.
De manier waarop de lidstaten webtoegankelijkheid aanpakken, is niet geharmoniseerd, zodat er obstakels op de interne markt ontstaan. Aanbieders die grensoverschrijdend werken, hebben te kampen met aanvullende productiekosten. Het concurrentievermogen en de economische groei worden belemmerd, aangezien met name kleine en middelgrote ondernemingen niet over voldoende kennis en mogelijkheden beschikken om te voldoen aan alle specificaties en procedures.
Nationale overheden en het bedrijfsleven worden geconfronteerd met onzekerheid met betrekking tot de keuze van de specificaties voor webtoegankelijkheid voor potentiële grensoverschrijdende diensten en tot het meest geschikte beleidskader voor webtoegankelijkheid.
Dit voorstel inzake de harmonisatie van nationale maatregelen voor de publieke sector op EU-niveau is een noodzakelijke voorwaarde om een eind te maken aan deze fragmentatie en het gebrek aan vertrouwen in de markt voor webtoegankelijkheid.
Deze richtlijn richt zich tot websites van overheidsinstanties, omdat deze informatie en diensten verstrekken die voor de burgers van essentieel belang zijn, en er met behulp van overheidsuitgaven een stabiele en ruime markt voor webontwikkelaars kan worden gecreëerd.
Er is een analyse gemaakt van de kosten die overheden moeten maken om aan de bepalingen te voldoen. In die analyse wordt de conclusie getrokken dat de baten groter zijn dan de kosten.
Aangezien webontwikkelaars worden aangemoedigd om schaalvoordelen te benutten, draagt deze maatregel bij tot een serie overloopeffecten, om te beginnen voor alle andere websites van overheidsinstanties.
Harmonisatie zal leiden tot betere marktvoorwaarden, meer banen, goedkopere webtoegankelijkheid en beter toegankelijke websites: dat is zowel voor overheden als voor het bedrijfsleven en de burgers gunstig.
Over de hele wereld gebruiken belanghebbenden momenteel technieken die zijn gebaseerd op de succescriteria en conformiteitseisen niveau AA in versie 2.0 van de richtsnoeren inzake toegankelijkheid van webinhoud (WCAG 2.0) van het World Wide Web Consortium (W3C)[3].
Een Europese norm die webtoegankelijkheid overeenkomstig WCAG 2.0 (met inbegrip van gebruik op niveau AA en aanverwante methoden om de naleving te beoordelen) omvat, wordt ontwikkeld in het kader van mandaat M/376 van de Commissie aan de Europese normalisatie-organisaties CEN, CENELEC en ETSI. Een geharmoniseerde norm voor het verstrekken van het vermoeden van overeenstemming met de eisen aan de webtoegankelijkheid overeenkomstig deze richtlijn dient te zijn gebaseerd op de resultaten van deze werkzaamheden.
De internationale norm ISO/IEC 40500:2012[4] inzake webtoegankelijkheid is vastgesteld door de International Standardisation Organisation (ISO) en de Internationale Elektrotechnische Commissie (IEC). ISO/IEC 40500:2012 komt volledig overeen met de originele WCAG 2.0.
Veel politieke initiatieven op Europees niveau hebben betrekking op webtoegankelijkheid: de Europese strategie inzake handicaps 2010-2020 (ICT-toegankelijkheid); het Europese actieplan inzake e-overheid 2011-2015 (inclusieve en toegankelijke e-overheidsvoorzieningen); de 'Digitale agenda voor Europa' (voorstel van de Commissie om ervoor te zorgen dat de websites van de publieke sector in 2015 volledig toegankelijk zijn); via financieringsprogramma's van de EU (FP7, CIP) wordt onderzoek en ontwikkeling betreffende de technische kant van webtoegankelijkheid ondersteund. Bovendien wordt de webtoegankelijkheid bevorderd door de herziening van de richtlijnen inzake overheidsopdrachten.
Op grond van artikel 9 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (UNCRPD)[5] zijn de lidstaten en de EU verplicht om adequate maatregelen te nemen om personen met een handicap op voet van gelijkheid met anderen de toegang te garanderen tot informatie- en communicatietechnologieën, met inbegrip van internet. Deze richtlijn zorgt ervoor dat de geharmoniseerde norm voor webtoegankelijkheid, die dient te worden gebaseerd op de resultaten van mandaat M/376 van de Commissie[6], op een doeltreffende manier wordt toegepast.
De werkingssfeer van het onderstaande voorstel is beperkt tot websitegebaseerde onlinediensten die worden verstrekt door overheidsinstanties.
Het voorstel levert synergieën op met de Europese toegankelijkheidswet[7] die momenteel wordt voorbereid en die is gericht op de toegankelijkheid van goederen en diensten, met inbegrip van ICT. Rekening houdend met de resultaten van de effectbeoordeling die momenteel wordt uitgevoerd, dient deze toegankelijkheidswet te zijn gericht op de particuliere sector en bij te dragen tot het verwezenlijken van de verbintenis die in de Digitale agenda voor Europa is aangegaan met betrekking tot volledige webtoegankelijkheid door ervoor te zorgen dat ook websites van de particuliere sector van aanbieders van basisdiensten voor de burger toegankelijk zijn. Die websites bieden informatie en interactie, bijvoorbeeld voor aanbestedingen, boekingen, facturering en betalingen, en voor het verkrijgen van ondersteuning.
Inhoudsopgave
- Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling
- Juridische elementen van het voorstel
- Gevolgen voor de begroting
- 1.1. Doelstellingen en achtergrond van het voorstel
- 1.2. Technische achtergrond
- 1.3. Achtergrond van het voorstel
- 1.4. Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU
- 2.1. Raadpleging van belanghebbende partijen
- 2.2. Effectbeoordeling
- 3.1. Rechtsgrondslag
- 3.2. Subsidiariteitsbeginsel
- 3.3. Evenredigheidsbeginsel
- 3.4. Voorstel
Er is een groot aantal openbare raadplegingen en studies verricht om de problemen en behoeften te bepalen; hierbij waren de lidstaten, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties betrokken:
– Vergelijkende studie 2010-2011 'Monitoring eAccessibility'[8].
– Studie over 'Economic Assessment for Improving e-Accessibility Services and Products'[9]. Workshops over webtoegankelijkheid (2008)[10].
– Openbare raadpleging via het interactieve webplatform 'Your voice' van de Commissie (2008)[11].
– Onderzoek naar 'Web-accessibility in European countries'[12].
– Vergelijkende studie 'Measuring Progress of eAccessibility in Europe' (2006-2008)[13].
– Groepen van deskundigen uit de lidstaten op het gebied van 'e-inclusion' en 'Inclusive Communications'[14].
– Directe raadpleging van en overleg met vertegenwoordigers van de voornaamste maatschappelijke organisaties, zoals het Europees Gehandicaptenforum, de Europese Blindenvereniging, AGE en ANEC, met softwarebedrijven en een Europese branche-organisatie[15].
Er is een stuurgroep voor de effectbeoordeling opgezet onder leiding van het directoraat-generaal 'Informatiemaatschappij en media', waarvan meerdere diensten en afdelingen van de Commissie deel uitmaakten. Dit waren onder meer de Juridische dienst, het Secretariaat-generaal, Eurostat en de volgende directoraten-generaal: Communicatie; Economische en Financiële Zaken; Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie; Ondernemingen en Industrie; Gezondheid en Consumenten; Informatica; Interne Markt en Diensten; Justitie. Binnen de stuurgroep werden kwesties en perspectieven geanalyseerd en besproken die verband houden met dit voorstel.
In de uiteindelijke versie van de effectbeoordeling is rekening gehouden met de aanbevelingen van de Effectbeoordelingsraad.
Artikel 114, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing voor zover de thema's die het voorstel behandelt niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie vallen.
De doelstellingen van het voorstel kunnen om de volgende reden(en) niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt:
Het omvat transnationale aspecten die niet kunnen worden aangepakt door acties van de individuele lidstaten. De studies en raadplegingen bevestigen dat acties op nationaal niveau niet afdoende zijn voor de onderlinge aanpassing van nationale maatregelen en een gecoördineerde uitvoering van een geharmoniseerde aanpak.
Nationale verschillen in de aanpak veroorzaken moeilijkheden en obstakels voor bedrijven die grensoverschrijdend willen werken. Hierdoor kan er geen volwassen publieke markt voor producten en diensten op het gebied van webtoegankelijkheid tot ontwikkeling komen en kunnen burgers die gebruikmaken van hulptechnologieën worden benadeeld.
De middelen die ter beschikking staan, kunnen efficiënter worden gebruikt door geharmoniseerde vereisten toe te passen, en door het opzetten van een samenwerkingsprogramma voor het delen van goede praktijken, expertise en reacties op technologische ontwikkelingen.
Aan het evenredigheidsbeginsel wordt tegemoet gekomen doordat het voorstel van toepassing is op een lijst met (soorten) websites, die de lidstaten kunnen uitbreiden.
Daarnaast is er bij de uitvoering een aantal parameters waarover de lidstaten zelf kunnen beslissen, bijvoorbeeld welke autoriteit er verantwoordelijk is voor het controleren van de naleving.
Artikel 1 – Onderwerp en toepassingsgebied
Het doel van deze richtlijn is de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toegankelijkheid van de websites van overheidsinstanties door het vastleggen van geharmoniseerde vereisten.
In het voorstel zijn de technische voorzieningen vastgelegd waarmee de lidstaten de inhoud van bepaalde soorten websites van overheidsinstanties (hierna 'betrokken websites' genoemd) toegankelijk maken. De soorten websites die op de lijst staan, omvatten informatie en diensten die worden verstrekt door overheidsinstanties en die essentieel zijn voor de participatie van burgers in de economie en samenleving en opdat EU-burgers hun rechten kunnen uitoefenen. De lijst staat in de bijlage en is gebaseerd op het benchmarkingproject inzake e-overheid van 2001[16].
De lidstaten kunnen de lijst met soorten websites naar behoefte uitbreiden.
Artikel 2 – Definities
In de richtlijn worden begrippen op het gebied van websites, normen en overheidsinstanties verduidelijkt. De begrippen die betrekking hebben op webinhoud en gebruikersinterfaces zijn vergelijkbaar met de begrippen die W3C gebruikt in het kader van het 'Web Accessibility Initiative' en in overeenstemming met de ontwerpnorm die in het kader van mandaat 376 is opgesteld.
Artikel 3 – Vereisten voor webtoegankelijkheid
Bij de vereisten voor webtoegankelijkheid is er rekening gehouden met twee dimensies:
– gebruikersgerichtheid;
– marktoriëntatie en interoperabiliteit.
De vereisten kunnen veranderen als gevolg van verstorende technologische en sociale ontwikkelingen. Daarom is de Commissie gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen, waarin indien nodig de geharmoniseerde vereisten nader worden gespecificeerd die noodzakelijk zijn om de toegankelijkheid van de betrokken websites te waarborgen.
Om ervoor te zorgen dat de huidige politieke verbintenissen prompt worden nageleefd, dienen de bovenstaande bepalingen uiterlijk op 31 december 2015 te zijn uitgevoerd.
Artikel 4 – Geharmoniseerde normen en vermoeden van conformiteit
Deze richtlijn is in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europese normalisatie en tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad; de verordening vormt de rechtsgrondslag op basis waarvan de Commissie de Europese normalisatie-organisaties kan verzoeken geharmoniseerde normen te ontwikkelen om de belanghebbenden te ondersteunen bij het verstrekken van het vermoeden van conformiteit. De referentienummers van deze normen zullen bekend worden gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, indien vereist met vermelding van de opties waarmee rekening moet worden gehouden bij de toepassing van dergelijke normen.
In een overweging van de richtlijn wordt gesteld dat wordt verwacht dat er in de Europese norm die voortkomt uit mandaat 376 en vervolgens in de geharmoniseerde norm die daarop dient te worden gebaseerd rekening wordt gehouden met de succescriteria en conformiteitseisen niveau AA in versie 2.0 van de richtsnoeren inzake toegankelijkheid van webinhoud (WCAG 2.0) van het World Wide Web Consortium (W3C). Deze technologisch neutrale specificaties vormen de basis voor de vereisten inzake webtoegankelijkheid.
Artikel 5 – Europese en internationale normen en vermoeden van conformiteit
Bij gebrek aan geharmoniseerde normen biedt de richtlijn ook een oplossing voor het vermoeden van conformiteit met de eisen aan de webtoegankelijkheid van de betrokken websites die voldoen aan Europese normen of delen daarvan, die de Commissie heeft vastgelegd door middel van gedelegeerde handelingen. In het kader van mandaat 376 wordt er een Europese norm ontwikkeld, waarvan webtoegankelijkheid deel uitmaakt.
Bij gebrek aan een dergelijke Europese norm biedt de richtlijn ook een oplossing voor het vermoeden van conformiteit met de eisen aan de webtoegankelijkheid van de betrokken websites die voldoen aan de delen van ISO/IEC 40500:2012 die betrekking hebben op de successcriteria en conformiteitseisen niveau AA.
Artikel 6 – Aanvullende maatregelen
Er wordt verzocht om aanvullende maatregelen om bij te dragen tot bewustmaking, het opzetten van samenwerkingsprojecten en de groei van de markt.
De lidstaten wordt verzocht om de uitbreiding van de toegankelijkheid tot andere websites van overheidsinstanties dan de betrokken websites te faciliteren, aangezien de markt hierdoor sneller groeit en webtoegankelijkheid voor EU-burgers sneller wordt verwezenlijkt.
Artikel 7 – Rapportage
Op de toegankelijkheid van een website dient doorlopend toezicht te worden gehouden, aangezien webinhoud vaak wordt bijgewerkt. De lidstaten wordt verzocht om toezicht te houden op de betrokken websites van overheidsinstanties en daarbij gebruik te maken van de methodiek die de Commissie heeft vastgelegd in overeenstemming met de procedure die in de richtlijn is omschreven. De methodiek omvat procedures en benaderingen voor de technische evaluatie uit de geharmoniseerde norm, indien deze beschikbaar en adequaat zijn, en zal worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De lidstaten kunnen zelf een geschikt controlesysteem opzetten en beslissen welke autoriteit er verantwoordelijk voor is.
De lidstaten brengen jaarlijks verslag uit van de resultaten van het toezicht. In de verslagen dienen tevens eventuele uitbreidingen van de lijst met soorten websites te worden vermeld, evenals alle andere maatregelen die op grond van artikel 6 zijn genomen.
De regeling die wordt toegepast door de lidstaten om verslag uit te brengen aan de Commissie dient te worden vastgesteld overeenkomstig de procedure als bedoeld in deze richtlijn.
Artikel 8 – Uitoefening van de delegatie
De richtlijn bevat bepalingen voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen in overeenstemming met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), waarin is bepaald dat de wetgever de bevoegdheid om niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling kan overdragen aan de Commissie. Een dergelijke procedure zou worden toegepast om de vereisten voor webtoegankelijkheid uit de richtlijn nader te specificeren als bedoeld in artikel 3 en om de Europese norm of delen daarvan vast te stellen die het vermoeden verstrekken van conformiteit met de eisen aan de webtoegankelijkheid van de betrokken websites die eraan voldoen.
Artikel 9 – Comité
De Commissie wordt bijgestaan door een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. Er wordt verwezen naar de raadplegings- of onderzoeksprocedures, die overeenkomstig deze richtlijn in specifieke gevallen worden toegepast.
Artikel 10 – Omzetting
Als termijn voor de inwerkingtreding van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de omzetting van de richtlijn wordt 30 juni 2014 vastgesteld.
Artikel 11 – Toetsing
Binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn zal de toepassing ervan worden getoetst.
Er zijn geen gevolgen voor de begroting van de Unie.