Toelichting bij COM(2013)95 - Instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de EU overschrijden - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2013)95 - Instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens van onderdanen van derde ... |
---|---|
bron | COM(2013)95 |
datum | 28-02-2013 |
·
Motivering en doel van het voorstel
In haar mededeling van 13 februari 2008 getiteld “De voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie”[1] heeft de Commissie voorgesteld een inreis-uitreissysteem te ontwikkelen (Entry/Exit system, EES). Een dergelijk systeem houdt in dat de datum en plaats van inreis en uitreis van iedere onderdaan van een derde land die is toegelaten voor een kort verblijf elektronisch worden geregistreerd.
Dit voorstel werd opgenomen in het programma van Stockholm[2], dat de Europese Raad in december 2009 overeenkwam.
Nadat de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 erop had aangedrongen vaart te zetten achter het slimmegrenzenpakket, d.w.z. snel werk te maken van de wetgevingsvoorstellen voor een inreis-uitreissysteem (EES) en een programma voor geregistreerde reizigers (Registered Traveller Programme, RTP)[3], heeft de Commissie op 25 oktober 2011 een mededeling gepubliceerd[4] over de uitvoeringsopties voor het EES en het RTP.
Dit voorstel wordt tegelijk ingediend met een voorstel om een programma voor geregistreerde reizigers in te voeren en een voorstel om de communautaire code met voorschiften voor de controles aan de grensdoorlaatposten en de bewaking van de buitengrenzen (Schengengrenscode)[5] af te stemmen op het nieuwe systeem en het nieuwe programma. Zowel bij het voorstel voor het EES als bij dat voor het RTP is een effectbeoordeling gevoegd.
·
Algemene context
Volgens de Schengengrenscode moeten EU-burgers en andere personen die onder het recht van de Unie inzake vrij verkeer vallen (zoals familieleden van EU-burgers), zowel bij inreis als bij uitreis bij het overschrijden van de buitengrenzen aan een minimale controle worden onderworpen, waarbij het reisdocument wordt onderzocht om de identiteit van de betrokkene vast te stellen. Alle andere onderdanen van derde landen moeten bij inreis echter een grondige controle ondergaan, waarbij wordt nagegaan wat het doel van het verblijf is en of de betrokkene over voldoende middelen van bestaan beschikt, en bovendien het Schengeninformatiesysteem (SIS) en nationale databanken worden geraadpleegd.
De Schengengrenscode bevat geen bepalingen over de registratie van grensoverschrijdingen door reizigers. Een stempel in het reisdocument is de enige indicatie van de datum van inreis en van uitreis en het enige instrument waarmee grenswachters en immigratieautoriteiten de verblijfsduur van onderdanen van derde landen in het Schengengebied kunnen berekenen; deze mag niet langer zijn dan 90 dagen binnen een periode van 180 dagen. Andere maatregelen en instrumenten die aan de grensdoorlaatposten beschikbaar zijn, zoals de gegevensbank SIS en het visuminformatiesysteem VIS, die moeten worden geraadpleegd bij inreis maar niet bij uitreis, zijn niet bedoeld voor het registreren van grensoverschrijdingen en beschikken niet over deze functie. Het VIS is in de eerste plaats bedoeld om de geschiedenis van de visumaanvraag te controleren en om bij inreis te verifiëren of de persoon die aan de grens het visum toont, dezelfde is als de persoon aan wie het visum is verstrekt.
Er zijn momenteel geen elektronische middelen waarmee kan worden nagegaan of, waar en wanneer onderdanen van derde landen het Schengengebied zijn binnengekomen of hebben verlaten. Ook het gebruik van stempels en de kwaliteit daarvan (leesbaarheid, omslachtige berekening van de verblijfsduur, namaak en vervalsing) maken het moeilijk om de verblijfsduur van onderdanen van derde landen in het oog te houden.
Op EU-niveau wordt dus niet geregistreerd wie wanneer het Schengengebied binnenkomt en verlaat en beschikken de lidstaten niet over een betrouwbaar instrument om te bepalen of onderdanen van derde landen de toegestane verblijfsduur overschrijden. Dertien lidstaten[6] hebben een eigen inreis-uitreissysteem waarmee alfanumerieke gegevens van reizigers worden verzameld. In al die lidstaten is het systeem toegankelijk voor grensbeheer- en rechtshandhavingsdoeleinden. Indien iemand op wettige wijze het Schengengebied via dezelfde lidstaat binnenkomt en verlaat, wordt een overschrijding van de verblijfsduur door deze systemen gesignaleerd. Verder kunnen deze systemen niet worden gebruikt om overschrijdingen van de toegestane verblijfsduur te signaleren, omdat de inreis- en uitreisgegevens niet kunnen worden gekoppeld als iemand het Schengengebied verlaat via een andere lidstaat dan die via welke hij het gebied is binnengekomen en waar zijn inreisgegevens zijn geregistreerd.
Er bestaan ook geen betrouwbare gegevens over het aantal onregelmatige immigranten dat momenteel in de EU verblijft. Volgens voorzichtige schattingen zijn dat er tussen de 1,9 en 3,8 miljoen. Algemeen wordt aangenomen dat de overgrote meerderheid van de onregelmatige migranten mensen zijn die de toegestane verblijfsduur hebben overschreden; zij zijn de EU legaal binnengekomen voor een kort verblijf, zo nodig met een geldig visum, maar vervolgens gebleven nadat de toegestane verblijfsduur was verstreken. In de EU zijn in 2010 (EU 27) in totaal 505 220 onregelmatige migranten opgepakt[7]; uitgaande van de hierboven genoemde schattingen is dat maar een klein deel van de personen die de toegestane verblijfsduur overschrijden.
Indien onderdanen van derde landen hun documenten vernietigen nadat zij het Schengengebied zijn binnengekomen, is het van groot belang dat de autoriteiten toegang hebben tot betrouwbare informatie aan de hand waarvan zij de identiteit van deze personen kunnen vaststellen.
Het financieel memorandum bij dit voorstel is gebaseerd op een door een externe contractant verrichte studie betreffende de kosten van een EES en een RTP.
Dit voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad heeft de volgende doelstellingen:
– een inreis-uitreissysteem opzetten en een rechtsgrondslag vaststellen voor de ontwikkeling en de invoering van het technische systeem;
– het doel en de functies van het EES omschrijven en de bevoegdheden van de gebruikers ervan afbakenen; en
– het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht[8] (hierna “het Agentschap" genoemd) belasten met de ontwikkeling en het operationeel beheer van het centraal systeem.
Deze verordening wordt het basisinstrument van het rechtskader voor het EES. Als aanvulling op dit rechtskader wordt tegelijk met dit voorstel een voorstel ingediend tot wijziging van de Schengengrenscode wat betreft het gebruik van het EES bij het grensbeheer.
Het EES moet leiden tot een beter beheer van de buitengrenzen en een betere bestrijding van onregelmatige migratie; het systeem kan immers
· de toegestane verblijfsduur van elke reiziger berekenen: bij inreis, om voor reizigers die het Schengengebied al vaker hebben bezocht snel te berekenen hoeveel dagen er nog resteren van de maximaal toegestane 90 dagen per 180 dagen; bij uitreis, om te controleren of de reiziger de toegestane verblijfsduur in acht heeft genomen; en binnen het Schengengebied zelf, bij controles van onderdanen van derde landen, om na te gaan of zij legaal in het gebied verblijven;
· helpen bij de identificatie van personen die niet of niet langer aan de voorwaarden voor binnenkomst of verblijf op het grondgebied van de lidstaten voldoen. Het gaat hierbij met name om personen die tijdens controles binnen het Schengengebied worden aangetroffen zonder reisdocumenten of andere identificatiemiddelen;
· ondersteuning bieden bij de analyse van de inreis- en uitreisgegevens van onderdanen van derde landen. Zo kan een nauwkeurig beeld worden geschetst van de reizigersbewegingen aan de buitengrenzen en van het aantal personen dat de toegestane verblijfsduur overschrijdt, bijvoorbeeld ingedeeld naar nationaliteit.
In de effectbeoordeling wordt nader beschreven welke effecten het systeem naar verwachting zal hebben; dat zijn met name de volgende:
· grenswachters kunnen bij grenscontroles snel over nauwkeurige informatie beschikken, doordat het EES in de plaats komt van het huidige trage en onbetrouwbare systeem van het handmatig afstempelen van paspoorten; hierdoor kan beter toezicht worden gehouden op de toegestane verblijfsduur en kunnen grenscontroles efficiënter verlopen;
· reizigers krijgen nauwkeurige informatie over de maximaal toegestane verblijfsduur;
· er kan precies worden nagegaan wie de toegestane verblijfsduur heeft overschreden, waardoor binnen het Schengengebied efficiënter kan worden gecontroleerd en meer onregelmatige migranten kunnen worden opgepakt;
· onregelmatige migranten kunnen gemakkelijker worden geïdentificeerd. Doordat in het EES biometrische gegevens worden opgeslagen van iedereen die niet visumplichtig is en doordat de biometrische gegevens van visumhouders in het VIS zijn opgeslagen, kunnen de autoriteiten van de lidstaten elke onregelmatige migrant die zonder papieren op het grondgebied wordt aangetroffen en die het gebied legaal via de buitengrenzen is binnengekomen, identificeren. Dat maakt ook terugkeer gemakkelijker;
· op basis van de analyse die door het systeem wordt verricht, kan bijvoorbeeld het visumbeleid op feiten worden gebaseerd, omdat uit het EES nauwkeurig kan worden afgeleid of er met personen van een bepaalde nationaliteit een probleem is met de overschrijding van de toegestane verblijfsduur, wat van belang kan zijn bij beslissingen over het invoeren of opheffen van de visumplicht voor onderdanen van het betreffende land;
· doordat paspoorten niet langer handmatig hoeven te worden afgestempeld, kunnen de grenscontroles volledig worden geautomatiseerd voor bepaalde onderdanen van derde landen, onder de voorwaarden die daaraan worden gesteld in het voorstel voor een programma voor geregistreerde reizigers, dat tegelijk met dit voorstel wordt ingediend.
·
Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied
Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode).
Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst.
Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening).
Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode).
Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.
Inhoudsopgave
·
Raadpleging van belanghebbende partijen
Dit punt wordt beschreven in de effectbeoordeling.
·
Effectbeoordeling
De eerste effectbeoordeling[9] werd verricht in 2008, in het kader van de voorbereiding van de mededeling van de Commissie over dit onderwerp, en de tweede[10] werd voltooid in 2012. In de eerste effectbeoordeling werden de beleidsopties en de meest waarschijnlijke effecten geanalyseerd. De conclusie was dat er een EES moest worden opgezet.
Na raadplegingen en een eerste screening werden in de tweede effectbeoordeling de belangrijkste uitvoeringsopties geanalyseerd.
De analyse van de verschillende opties en subopties wijst uit dat de voorkeursoptie voor een EES de navolgende moet zijn.
Het EES wordt opgezet als een centraal systeem met alfanumerieke en biometrische gegevens. De bewaringstermijn bedraagt in gewone gevallen zes maanden en in geval van overschrijding van de toegestane verblijfsduur vijf jaar.
Voor het gebruik van biometrische gegevens geldt een overgangsperiode van drie jaar, om de lidstaten in staat te stellen hun procedures aan de grensdoorlaatposten aan te passen.
Na twee jaar wordt het EES geëvalueerd, waarbij de Commissie in het bijzonder de mogelijke toegang voor rechtshandhavingsdoeleinden en de bewaringstermijn bekijkt. Daarbij wordt rekening gehouden met de ervaring met toegang voor die doeleinden tot het VIS. De evaluatie zal vergezeld gaan van een voorstel van de Commissie tot wijziging van de verordening, waarin de voorwaarden voor deze toegang worden vastgesteld. Deze voorwaarden moeten duidelijk worden omschreven om een degelijke gegevensbeschermingsregeling te formuleren en zouden kunnen worden gebaseerd op de voorwaarden die in de rechtsgrond van het VIS zijn vastgesteld.
De raad voor effectbeoordeling heeft de ontwerp-effectbeoordeling bestudeerd en er op 14 maart 2012 en op 8 juni 2012 (herziene versie) advies over uitgebracht. In de herziene versie van het verslag is rekening gehouden met de aanbevolen verbeteringen. Hierbij zijn met name de volgende veranderingen aangebracht: er is meer informatie verstrekt over de raadpleging van de belanghebbenden, de onderliggende logica is aangepast en verhelderd; de probleemomschrijving is verder uitgewerkt, waarbij zowel het algemene probleem van onregelmatige migratie als de specifieke uitvoeringsproblemen nader zijn belicht. Het basisscenario is nader omschreven, om beter duidelijk te maken wat er gebeurt als de EU geen maatregelen treft; de opties zijn anders gestructureerd en vereenvoudigd; de beoordeling van de opties is bijgeschaafd en logischer opgezet, waarbij duidelijk wordt welke opties verband houden met elkaar en welke niet; de kostenberekening is uitvoeriger toegelicht; de analyse en de beschrijving van de voorkeursoptie zijn herzien, waarbij een duidelijker verband is gelegd met gegevens die in de toekomst beschikbaar zullen zijn.
·
Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)
Het doel en de functies van het EES moeten worden omschreven, evenals de betrokken verantwoordelijkheden. Bovendien moet het Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht een mandaat krijgen voor de ontwikkeling en het operationeel beheer van het systeem. In een afzonderlijk werkdocument van de diensten van de Commissie wordt het voorstel per artikel toegelicht.
·
Rechtsgrondslag
Artikel 74 en artikel 77, lid 2, onder b) en d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn de rechtsgrondslag van deze verordening. Artikel 77, lid 2, onder b) en d), is de passende rechtsgrondslag voor het nader uitwerken van maatregelen betreffende de overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten en het ontwikkelen van normen en procedures die de lidstaten in het kader van de personencontrole aan de grens in acht moeten nemen. Artikel 74 is de passende rechtsgrondslag voor het opzetten en bijhouden van het EES en voor procedures voor de uitwisseling van informatie tussen lidstaten, omdat het betrekking heeft op de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten alsmede tussen die autoriteiten en de Commissie op de gebieden die onder Titel V van het Verdrag vallen.
·
Subsidiariteitsbeginsel
Krachtens artikel 77, lid 2, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de Unie bevoegd om wetgevend op te treden met betrekking tot personencontrole en efficiënte bewaking bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten. De huidige EU-bepalingen inzake de overschrijding van de buitengrenzen van de lidstaten moeten worden gewijzigd, omdat er momenteel geen betrouwbare instrumenten bestaan om toezicht te houden op de reizigersbewegingen van onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf worden toegelaten. Het afstempelen van reisdocumenten is omslachtig en tijdrovend en biedt de lidstaten niet de mogelijkheid om de toegestane verblijfsduur te berekenen bij grenscontroles of bij controles binnen het Schengengebied. De nationale systemen voor dit doel zijn van beperkt nut in een gebied zonder controles aan de binnengrenzen.
Om de migratie efficiënter te kunnen beheren moet er informatie beschikbaar zijn over wie er zich op EU-grondgebied bevindt, wie zich aan de maximaal toegestane verblijfsduur van 90 dagen per 180 dagen houdt en welke nationaliteiten en groepen reizigers (visumplichtig/niet-visumplichtig) de toegestane verblijfsduur overschrijden; zo kunnen ook met de steekproefcontroles op het grondgebied beter illegaal verblijvende personen worden opgespoord.
Er moet een gemeenschappelijke regeling komen, zodat er voor het gehele Schengengebied geharmoniseerde regels worden vastgesteld met betrekking tot de registratie van grensoverschrijdende bewegingen en het toezicht op de toegestane verblijfsduur.
De doelstelling van het voorstel kan dan ook niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt.
·
Evenredigheidsbeginsel
Krachtens artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie mag het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. De vorm die voor dit EU-optreden wordt gekozen, moet het mogelijk maken de doelstellingen van het voorstel te verwezenlijken en het voorstel zo doeltreffend mogelijk ten uitvoer te leggen. Het voorgestelde initiatief is een nadere ontwikkeling van het Schengenacquis en moet ervoor zorgen dat er aan de buitengrenzen in alle Schengenlidstaten gemeenschappelijke regels gelden en dat deze op dezelfde manier worden toegepast. Het roept een instrument in het leven waarmee de Europese Unie kan vaststellen hoeveel onderdanen van derde landen het EU-grondgebied binnenkomen en verlaten; deze informatie is noodzakelijk om een duurzaam en op feiten gebaseerd beleid te kunnen voeren op het gebied van migratie en visa. Voorts is het een evenredig instrument wat betreft het recht op bescherming van persoonsgegevens, omdat het aantal gegevens dat moet worden verzameld en de duur waarvoor ze moeten worden opgeslagen, beperkt blijven tot wat absoluut noodzakelijk is om het systeem te laten werken en de doelstellingen te verwezenlijken. Het is ook evenredig wat de kosten betreft, gezien de voordelen die het systeem alle lidstaten bij het beheer van de gemeenschappelijke buitengrenzen en de ontwikkeling van een gemeenschappelijk EU-migratiebeleid zal opleveren.
Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
·
Keuze van instrumenten
Voorgesteld instrument: verordening.
Andere instrumenten zouden om de navolgende reden(en) ongeschikt zijn.
Met dit voorstel wordt een centraal systeem opgezet voor samenwerking tussen de lidstaten; dat vereist een gemeenschappelijke architectuur en gemeenschappelijke regels. Bovendien bevat het voorstel voorschriften inzake de controle aan de buitengrens die voor alle lidstaten gelijk zijn. Derhalve kan alleen voor een verordening als rechtsinstrument worden gekozen.
• Grondrechten
De voorgestelde verordening heeft gevolgen op het gebied van de grondrechten, met name de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de EU), het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 6 van het Handvest), de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven (artikel 7 van het Handvest), het recht op asiel (artikel 18 van het Handvest), en bescherming bij verwijdering, uitzetting of uitlevering (artikel 19 van het Handvest).
In het voorstel zijn waarborgen met betrekking tot persoonsgegevens opgenomen: de gegevens zijn alleen toegankelijk ter verwezenlijking van het doel van de verordening en alleen voor de daarin aangewezen bevoegde autoriteiten. Daarnaast zijn waarborgen opgenomen betreffende het recht op toegang tot en het recht op rechtzetting of verwijdering van gegevens.
In het voorstel van de Commissie voor het volgende meerjarig financieel kader is voor de periode 2014-2020 een bedrag van 4,6 miljard EUR uitgetrokken voor het Fonds voor interne veiligheid. Hiervan is 1,1 miljard EUR als indicatief bedrag gereserveerd voor de ontwikkeling van een inreis-uitreissysteem en een RTP, gesteld dat de eerste ontwikkelingskosten in 2015 worden gemaakt[11].
Deze financiële middelen zouden – binnen de grenzen van de beschikbare middelen – niet alleen de kosten bestrijken van de centrale onderdelen voor de volledige MFK-periode (de ontwikkelings- en operationele kosten op EU-niveau), maar ook de ontwikkelingskosten van de nationale componenten van beide systemen (op het niveau van de lidstaten). Door bij te dragen in de nationale ontwikkelingskosten kan worden gewaarborgd dat de uitvoering van projecten niet in gevaar komt of wordt vertraagd door economische omstandigheden op nationaal niveau. De middelen omvatten een bedrag van 146 miljoen EUR voor kosten op nationaal niveau in verband met het hosten van de IT-systemen, de ruimte voor de eindgebruikersapparatuur en de kantoorruimte voor de operators. Daarnaast is 341 miljoen EUR bestemd voor hardwareonderhoudskosten en voor softwarelicenties op nationaal niveau.
Wanneer de nieuwe systemen eenmaal gebruiksklaar zijn, kunnen de verdere operationele kosten in de lidstaten uit de nationale programma’s worden gefinancierd. Voorgesteld wordt dat de lidstaten 50% van de toewijzingen in het kader van de nationale programma's mogen gebruiken ter dekking van operationele kosten van de IT-systemen voor het beheer van migratiestromen aan de buitengrens van de EU. Daarbij kan het onder meer gaan om de kosten voor het beheer van het VIS, het SIS en nieuwe, in de betrokken periode op te zetten systemen, personeelskosten, kosten van bewezen diensten en de huur van beveiligde ruimten. Het toekomstige instrument zou dus eventueel de continuïteit van de financiering kunnen waarborgen.
· Participatie
Dit voorstel betreft de overschrijding van de buitengrenzen en bouwt voort op het Schengenacquis. Er moet dan ook rekening worden gehouden met de hierna genoemde gevolgen van de diverse protocollen en overeenkomsten met geassocieerde landen.
Denemarken - Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming door de Raad van overeenkomstig het derde deel van titel V van het VWEU voorgestelde maatregelen.
Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, dient Denemarken overeenkomstig artikel 4 van genoemd protocol binnen zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening te beslissen of het dit instrument in zijn nationale wetgeving zal omzetten.
Verenigd Koninkrijk en Ierland - Overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie en overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis, en Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de aanneming van Verordening (EG) nr. 562/2006 (Schengengrenscode). Het Verenigd Koninkrijk en Ierland nemen derhalve niet deel aan de aanneming van deze verordeningen, die dan ook niet verbindend voor, noch van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn.
IJsland en Noorwegen - De procedures die zijn vastgelegd in de associatieovereenkomst die is gesloten door de Raad, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop deze landen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, zijn van toepassing, aangezien dit voorstel voorbouwt op het Schengenacquis zoals omschreven in bijlage A bij die overeenkomst[12].
Zwitserland - Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[13].
Liechtenstein -Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[14].
Cyprus, Bulgarije en Roemenië - Deze verordening tot instelling van het EES komt in de plaats van de verplichting om de verblijfsduur te controleren en het paspoort van onderdanen van derde landen af te stempelen. Deze bepalingen moesten door de toetredende lidstaten worden toegepast vanaf hun toetreding tot de Europese Unie.