Toelichting bij COM(2013)497 - Deelname van de EU aan een door enkele lidstaten opgezet Europees meetkundig programma voor onderzoek en innovatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1         Doelstellingen van het voorstel

Dit voorstel betreft de deelneming van de Europese Unie aan het door verscheidene lidstaten opgezette Europees metrologisch programma voor innovatie en onderzoek (Empir).

Overeenkomstig de strategie Europa 2020, het kerninitiatief Innovatie-Unie en de Europese Onderzoeksruimte en Horizon 2020 is het algemene doel van dit initiatief het aanpakken van de uitdagingen waarmee het Europese systeem voor metrologisch onderzoek wordt geconfronteerd en het maximaliseren van de voordelen van verbeterde meetoplossingen voor Europa. De algemene doelstellingen van het Empir luiden als volgt:

· het leveren van geïntegreerde metrologische maatoplossingen ter ondersteuning van innovatie en industrieel concurrentievermogen en van meettechnologieën voor het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen zoals gezondheid, milieu en energie, met inbegrip van de ondersteuning van beleidsontwikkeling en -uitvoering;

· het opzetten van een geïntegreerd Europees systeem voor metrologisch onderzoek met kritische massa en actieve betrokkenheid op regionaal, nationaal, Europees en internationaal niveau.

1.2         Motivering van het voorstel

Metrologie, de wetenschap van het meten, vormt de centrale zenuw in de ruggengraat van onze hightechwereld. De metrologie heeft invloed op elk aspect van ons dagelijks leven en steeds nauwkeurigere en betrouwbaardere metingen zijn cruciaal voor de bevordering van innovatie en economische groei in onze op kennis gebaseerde economie. Wat we niet kunnen meten, begrijpen we niet goed, en kunnen we niet op betrouwbare wijze regelen, produceren of verwerken. Daarom hebben vorderingen in de metrologie een diepgaande invloed op ons inzicht in en vermogen tot het vormgeven van de ons omringende wereld.

Betrouwbare en traceerbare meting stelt de wetenschappelijke gemeenschap als geheel in staat om betere instrumenten te vervaardigen en betere wetenschap te bedrijven. Hierdoor wordt nieuw grondgebied ontgonnen voor het bedrijfsleven, door het scheppen van ruimte en kansen voor innovatie. Dergelijke goede metingen vormen een essentiële grondslag voor en bevorderen inzicht in en overeenstemming over wereldwijde uitdagingen zoals energie, gezondheidszorg en klimaatverandering.

De overheden van alle technologisch geavanceerde landen ondersteunen een metrologische infrastructuur vanwege de voordelen die deze met zich meebrengt en het onmiskenbare karakter ervan als een publiek belang dat inmenging van de overheid rechtvaardigt. Economische grootmachten in de wereld verhogen hun investeringen in metrologisch onderzoek en de daarmee verband houdende infrastructuur uit. Gezien de omvang van de investeringen in metrologie en de rol ervan bij het bevorderen van wetenschappelijke topkwaliteit en het industriële concurrentievermogen kunnen afzonderlijke lidstaten of enkele tezamen optredende lidstaten op mondiaal niveau geen concurrentie bieden.

Het huidige gezamenlijk Europees programma voor metrologisch onderzoek (EMRP) is een gezamenlijk initiatief[1] van 22 nationale meetinstituten. Het is gebaseerd op artikel 185 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat voorziet in het coördineren van nationale onderzoeksprogramma's als onderdeel van de tenuitvoerlegging van het meerjarenkaderprogramma. De tussentijdse evaluatie heeft de waarde van het initiatief bevestigd. De belangrijkste prestaties van het EMRP is een krachtige integratie door de gezamenlijke programmering van 50 % van de specifieke nationale financiering van metrologisch onderzoek in Europa. Hierdoor is de versnippering teruggedrongen, zijn overbodige doublures voorkomen en is bijgedragen aan het ontwikkelen van kritische massa door de beschikbare middelen te concentreren op kerngebieden door nauwe samenwerking met de beste onderzoekers. EMRP-projecten leveren Europese meetoplossingen voor belangrijke maatschappelijke uitdagingen en zorgen voor gemeenschappelijke Europese input bij nieuwe normen en voorschriften.

Hoewel onder het ERMP aanzienlijke vooruitgang is geboekt, is duidelijk geworden dat het systeem verscheidene uitdagingen moet aanpakken om de impact van metrologisch onderzoek op groei en op sociaaleconomische uitdagingen te vergroten.

Empir, het vervolgprogramma, zal bijdragen aan een aantal kerninitiatieven uit hoofde van EUROPA 2020 waarvoor metrologisch onderzoek van belang is, waaronder de ‘Innovatie-Unie’, ‘Een digitale agenda voor Europa’, ‘Efficiënt hulpbronnengebruik in Europa’ en het ‘Industriebeleid in een tijd van mondialisering’. Dit zal o.a. gebeuren door het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor het beheer van natuurlijke hulpbronnen, door het ondersteunen van het standaardiseringsproces dat kansen schept voor nieuwe producten en diensten in de wereldhandel en door een efficiënte toetsing van communicatiesatellieten mogelijk te maken. Empir zal een krachtige bijdrage leveren aan het verwezenlijken van de doelstellingen van Horizon 2020 door ondersteuning van onderwerpen die rechtstreeks relevant zijn voor een aantal prioriteiten van Horizon 2020.

1.

Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling


EN

2.1         Raadpleging betreffende de toekomst van het Europees programma voor metrologisch onderzoek

De Commissie heeft uitvoerige raadplegingen verricht met betrekking tot een toekomstig Europees programma voor metrologisch onderzoek. 624 respondenten reageerden op de in 2012 online uitgevoerde openbare raadpleging. Zij zetten hun standpunten inzake de relevantie van metrologisch onderzoek uiteen, wezen problemen aan waarmee het Europees systeem voor metrologisch onderzoek wordt geconfronteerd en evalueerden een aantal beleidsopties. 72 % van de reacties waren van organisaties en 28 % van individuele personen. De belangrijkste bijdragen van organisaties kwamen van onderzoeksorganisaties (32 %) en bedrijven (16 %, waarvan 69 % kmo's). De raadpleging wierp het licht op een aantal problemen, waaronder onvoldoende benutting door de industrie, gebrekkige samenwerking van nationale meetinstituten (NMI's) met de wetenschap als geheel, gapende capaciteitskloven tussen EU-lidstaten, ontoereikende mobiliteit van onderzoekers binnen de NMI's en gebrek aan betrokkenheid bij Europese standaardisering.

Nadat het EMRP drie jaar had gelopen, voerde een panel van deskundigen een tussentijdse evaluatie van het programma uit. In april 2012 heeft de Commissie het verslag van het panel goedgekeurd. De tussentijdse evaluatie bevestigde de waarde van het initiatief en wees op aanzienlijke vorderingen bij de coördinatie van onderzoek. Het gehele panel was van mening dat het EMRP een goed beheerd gemeenschappelijk Europees onderzoeksprogramma is dat twee jaar na het begin van de tenuitvoerlegging reeds een sterke wetenschappelijke, financiële en beheersmatige integratie heeft verwezenlijkt, en dat het ‘EMRP absoluut geslaagd is in het tot stand brengen van een Europese ruimte voor metrologisch onderzoek.

De tussentijdse evaluatie was eerder kritische over het gebrek aan vordering bij het openstellen van het systeem voor de beste wetenschap en aan structuren voor capaciteitsopbouw. Gesuggereerd werd om bij een eventueel toekomstig initiatief specifieke instrumenten in te voeren ter ondersteuning van innovatie en stappenplannen voor regelgeving/standaardisering teneinde de sociaaleconomische impact van metrologisch onderzoek te vergroten.

De Commissie raadpleegde tevens haar diensten via de vergaderingen van de stuurgroep voor effectbeoordeling in 2012, die bijdroeg aan het plan en het stappenplan voor het opstellen van het effectbeoordelingsverslag, met name wat betreft de probleemstelling en de relevantie van het Empir voor andere directoraten-generaal van de Europese Commissie.

2.2         Beleidsopties

De definitieve versie van het effectbeoordelingsverslag bevatte de volgende opties:

Bij optie 1 (‘Geen specifieke EU-maatregelen’) zou de deelneming van de EU aan het EMRP worden gestaakt na afloop van de huidige financieringsfase in 2013. In onderzoeksbeleid, programma's en financiering van de EU zouden geen specifieke voorzieningen worden getroffen ter ondersteuning van de doelstellingen van het EMRP. Toegang tot EU-financiering zou zich beperken tot concurrentie voor financiering van ad-hocprojecten via Horizon 2020 voor onderwerpen die metrologische aspecten omvatten.

Bij optie 2 (‘Ongewijzigd beleid — EMRP2’) zou een identiek initiatief worden voortgezet, uitsluitend gericht op de coördinatie en integratie van fundamenteel en door uitdagingen aangestuurd onderzoek. Dit zou enkele uitnodigingen omvatten tot het indienen van voorstellen op het gebied van onderwerpen die relevant zijn voor de industrie.

Optie 3 (‘Verbeterd initiatief uit hoofde van artikel 185 — Empir’) zou voortbouwen op het succes van het EMRP door tenuitvoerlegging van een ambitieuzer en meeromvattend initiatief uit hoofde van artikel 185 dat is afgestemd op de doelstellingen van Europa 2020. De reikwijdte van het programma zou worden verbreed door opname van specifieke modules voor onderzoek en benutting door de industrie, voor ondersteuning van standaardisering en voor capaciteitsopbouw. Vanwege de verandering van de reikwijdte zou de naam van het programma van ‘Europees programma voor metrologisch onderzoek’ veranderen in ‘Europees metrologisch programma voor onderzoek en innovatie’. Bij deze optie zouden tevens de belanghebbenden meer worden betrokken, en zou ook de algehele onderzoeksgemeenschap rechtstreeks worden betrokken. De omvang van de EU-financiering uit Horizon 2020 zou toenemen ten opzichte van het zevende kaderprogramma vanwege de benodigde middelen voor de grotere reikwijdte en langere duur van het programma. Het aantal deelnemende staten zou stijgen van 22 naar [28].

2.3         Resultaten van de effectbeoordeling

De conclusie van het effectbeoordelingsverslag luidt dat optie 3 duidelijk de voorkeur verdient, gezien de effectiviteit van deze optie bij het verwezenlijken van de doelstellingen, van efficiëntie en van consistentie op alle criteria. Dit wordt volledig geschraagd door de uitkomsten van de openbare raadpleging (93 % van de respondenten merkt deze optie aan als ‘zeer geschikt’ of ‘passend’). De optie bouwt voort op de voorgaande prestaties van het EMRP door de lopende activiteiten voort te zetten en tegelijkertijd aanvullende activiteiten direct vanaf het begin te integreren, teneinde de problemen aan te pakken die bij de opzet van het huidige initiatief niet konden worden opgelost. In februari 2013 beoordeelde de Effectbeoordelingsraad het verslag en werd het goedgekeurd. In het advies van de raad werden verbeteringen van het effectbeoordelingsverslag voorgesteld, die in aanmerking zijn genomen. Met name biedt het verslag nu een betere uitleg van de specifieke problemen, de achterliggende sturende krachten en de relatie tussen doelstellingen en streefcijfers. De omschrijving van het nieuwe programma is in vergelijking met het lopende initiatief verbeterd teneinde duidelijker te maken hoe de vastgestelde zwakke punten in het nieuwe programma zullen worden aangepakt.

2.

Juridische elementen van het voorstel



3.1         Rechtsgrondslag

Het voorstel voor Empir is gebaseerd op artikel 185 van het VWEU, dat voorziet in de deelneming van de Europese Unie aan onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's die worden ondernomen door verscheidene lidstaten, met inbegrip van de deelneming aan de voor de uitvoering van die programma's tot stand gebrachte structuren.

3.2         Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing aangezien het voorstel niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. De subsidiariteit wordt gewaarborgd doordat het voorstel wordt gebaseerd op artikel 185 van het VWEU, dat uitdrukkelijk voorziet in de deelneming van de Unie aan door verscheidene lidstaten opgezette onderzoeksprogramma's.

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet voldoende door de afzonderlijke lidstaten worden verwezenlijkt omdat de schaal en complexiteit van de metrologische vereisten investeringen vergen die de kernbegroting voor onderzoek van de Europese NMI's te boven gaan. De topkwaliteit die benodigd is voor onderzoek en ontwikkeling van grensverleggende metrologische oplossingen is verspreid over meerdere landen en kan derhalve niet op uitsluitend nationaal niveau bijeen worden gebracht. Zonder een consistente aanpak met kritische massa op Europees niveau bestaat er een groot risico van doublures van de inspanningen, met hogere kosten tot gevolg.

De toegevoegde waarde van overheidsoptreden op EU-niveau is gelegen in het vermogen van de EU om verkokerde nationale onderzoeksprogramma's bijeen te brengen, bij te dragen aan het opzetten van gemeenschappelijke, grensoverschrijdende onderzoeks- en financieringsstrategieën, en de kritische massa van actoren en investeringen te creëren die vereist is om de uitdagingen voor het metrologisch onderzoekssysteem aan te pakken en tegelijkertijd de doelmatigheid van overheidsuitgaven te vergroten. Naar verwachting zal de EU 50 % van de totale financiering voor haar rekening nemen.

3.3         Evenredigheidsbeginsel

In artikel 185 van de VWEU wordt de Unie uitgenodigd om “in overeenstemming met de betrokken lidstaten [te] voorzien in deelneming aan door verscheidene lidstaten opgezette onderzoek- en ontwikkelingsprogramma's, met inbegrip van de deelneming aan de voor de uitvoering van die programma's tot stand gebrachte structuren”. De lidstaten vormen de sturende kracht van het initiatief.

Het voorstel voldoet aan het evenredigheidsbeginsel aangezien de lidstaten verantwoordelijk worden voor de ontwikkeling van het gemeenschappelijke programma en voor alle operationele aspecten. Bij het lopende EMRP-initiatief is reeds aangetoond dat de specifieke uitvoeringsstructuur Euramet e.V. in staat is het programma doelmatig en doeltreffend ten uitvoer te leggen. De Unie zal prikkels leveren voor verbeterde coördinatie, zorg dragen voor synergieën met en bijdragen aan EU-beleid en aan de prioriteiten van Horizon 2020, toezicht houden op de uitvoering van het programma en de bescherming van de financiële belangen van de EU waarborgen.

3.4         Keuze van het instrument

Het voorgestelde initiatief Empir wordt gebaseerd op artikel 185 van het VWEU. Uit de conclusies van de tussentijdse evaluatie en een analyse van de opties in de effectbeoordeling blijkt dat artikel 185 het meest geschikte middel is om de doelstellingen van Empir te verwezenlijken.

3.5         Afwijkingen van de regels voor deelneming

In Empir bestaat de door deelnemende staten verleende financiering hoofdzakelijk uit middelen die via institutionele financiering van de nationale meetinstituten (NMI's) en specifieke instituten (SI's) worden toegewezen als directe uitgaven in het kader van de geselecteerde projecten. Institutionele financiering van de NMI's en SI's betreft het gedeelte van hun overheadkosten dat wordt toegeschreven aan de projecten (indirecte kosten van de projecten) en dat niet wordt vergoed in het Empir.

De bijdrage van de EU voor NMI's en SI's moet even groot zijn als de bijdrage van de deelnemende staten, waarbij niet alleen rekening wordt gehouden met de hierboven omschreven institutionele financiering, maar ook met de bijdrage in contanten van de deelnemende staten aan de administratieve kosten (tot maximaal 30 miljoen EUR) en het gedeelte van de financiering van de Unie dat wordt toegewezen aan andere entiteiten (ongeveer 90 miljoen EUR). Derhalve wordt verwacht dat de bijdrage van de EU voor NMI's en SI's 210 miljoen EUR zal bedragen (43,75 %) en de bijdrage van deelnemende staten aan NMI's en SI's 270 miljoen EUR (56,25 %).

Er wordt voor naleving van het beginsel van gelijkwaardige bijdragen gezorgd door de bijdrage van de EU aan te passen en door een lager vast percentage voor de financiering van indirecte kosten voor NMI's en SI's door de EU vast te stellen vergeleken met het in de regels voor deelneming van Horizon 2020 vastgelegde percentage. Gezien het feit dat uit gegevens van NMI's en SI's die op basis van volledige indirecte kosten deelnemen aan EMRP-projecten blijkt dat hun indirecte subsidiabele kosten 140 % bedragen van de directe subsidiabele kosten van de projecten overeenkomstig de regels voor deelneming van het zevende kaderprogramma, zullen NMI's en SI's indirecte subsidiabele kosten declareren op basis van een vast percentage van 5 % van hun directe subsidiabele kosten. Andere juridische entiteiten die deelnemen aan de projecten worden gefinancierd overeenkomstig de regels voor deelneming van Horizon 2020.

Dit houdt in dat voor NMI's en SI's wordt afgeweken van artikel 24.

Het voorstel voorziet in waarborgen om ervoor te zorgen dat de specifieke uitvoeringsstructuur de beginselen van gelijke behandeling en transparantie in acht neemt bij het verlenen van financiële steun aan derden, en dat de financiële belangen van de EU worden beschermd. Het voorstel voorziet tevens in gedetailleerde hiertoe strekkende bepalingen die worden opgenomen in een tussen de Unie en de specifieke uitvoeringsstructuur te sluiten overeenkomst.

3.

Gevolgen voor de begroting



In het bij dit besluit gepresenteerde financieel memorandum zijn de indicatieve gevolgen voor de begroting vastgelegd. De maximale financiële bijdrage van de Unie aan het Empir bedraagt met inbegrip van EVA-kredieten 300 miljoen EUR in lopende prijzen voor de looptijd van het kaderprogramma Horizon 2020. De bijdragen worden verleend op basis van de volgende uitdagingen en thema's[2]:

· leiderschap op het gebied van nanotechnologie, geavanceerde materialen, biotechnologie en geavanceerde productie en verwerking (52,5 miljoen EUR);

· leiderschap op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (37,5 miljoen EUR);

· verbeteren van de gezondheid en het welzijn gedurende het hele leven (60 miljoen EUR);

· verbeteren van de veiligheid van voeding en levensmiddelen, ontwikkeling van duurzame landbouw, marien en maritiem onderzoek en bio-economie (15 miljoen EUR);

· de overgang naar een betrouwbaar, duurzaam en concurrerend energiestelsel (60 miljoen EUR);

· verwezenlijking van een Europees vervoerssysteem dat efficiënt gebruikmaakt van hulpbronnen en dat milieuvriendelijk, veilig en naadloos is (22,5 miljoen EUR);

· verwezenlijking van een economie die efficiënt gebruikmaakt van hulpbronnen en veerkrachtig is in het licht van de klimaatverandering, en van een duurzame toevoer van grondstoffen (52,5 miljoen EUR).

De bepalingen van het besluit en van de tussen de Commissie en de specifieke uitvoeringsstructuur te sluiten delegatieovereenkomst moeten waarborgen dat de financiële belangen van de EU worden beschermd.

4.

Facultatieve elementen



5.1         Vereenvoudiging

Het voorstel vereenvoudigt de administratieve procedures voor overheidsinstanties en ‑organen (EU of nationaal) en voor private partijen.

De EU handelt rechtstreeks met de specifieke uitvoeringsstructuur van het Empir, die belast wordt met de toekenning van, het toezicht op en de verslaglegging over het gebruik van de bijdrage van de EU.

5.2         Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling

Het voorstel bevat een evaluatiebepaling voor een tussentijdse evaluatie uiterlijk in 2018.

5.3         Europese Economische Ruimte

De voorgestelde maatregel betreft een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet bijgevolg worden uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte.