Toelichting bij COM(2013)618 - Wijziging Kaderbesluit 2004/757/JBZ over de vaststelling van minimumvoorschriften mbt het bepalen van strafbare feiten en straffen op het gebied van de illegale drugshandel

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

3.

1.1. Algemene context


Illegale drugshandel en drugsmisbruik vormen een groot gevaar voor de gezondheid en veiligheid van personen en voor de samenlevingen in de EU. Zij tasten het sociale en economische weefsel aan en ondermijnen de levenskwaliteit van burgers en de veiligheid van de lidstaten. Hoewel het gebruik van krachtens de VN-verdragen inzake verdovende middelen gereguleerde stoffen[1], zoals cocaïne, ecstasy of cannabis (hierna 'gereguleerde drugs' genoemd), in de afgelopen jaren gestabiliseerd lijkt te zijn[2], zij het op een hoog niveau, vormt de aanpak van nieuwe stoffen die in een snel tempo op de markt komen, een belangrijke uitdaging.

Nieuwe psychoactieve stoffen die een soortgelijke werking hebben als gereguleerde drugs en vaak als legale alternatieven op de markt worden gebracht omdat zij niet aan dezelfde controlemaatregelen zijn onderworpen, en die talrijke toepassingen kennen in de industrie, zijn steeds vaker beschikbaar in de Unie. Tussen 1997 en 2012 maakten de lidstaten melding van ongeveer 290 stoffen, met meer dan één nieuwe stof per week in 2012. Het aantal aangemelde stoffen verdrievoudigde tussen 2009 en 2012 (van 24 tot 73).

Een groeiend aantal mensen, in het bijzonder jongeren, gebruikt nieuwe psychoactieve stoffen. Deze stoffen kunnen echter net zoals gereguleerde drugs de gezondheid en de veiligheid van personen schaden en lasten voor de samenleving meebrengen. De risico’s die nieuwe psychoactieve stoffen kunnen opleveren, hebben de nationale autoriteiten ertoe aangezet deze aan verschillende beperkende maatregelen te onderwerpen. Dergelijke nationale beperkende maatregelen hebben echter slechts een beperkt effect, aangezien deze stoffen vrij kunnen worden vervoerd binnen de interne markt — ongeveer 80% van de aangemelde stoffen werd in meer dan een lidstaat aangetroffen.

In de mededeling van de Commissie 'Naar een sterker Europees antwoord op de drugsproblematiek' van oktober 2011[3] werden nieuwe psychoactieve stoffen genoemd als een van de problemen waarvoor een krachtdadige reactie op EU-niveau nodig is.

Besluit 2005/387/JBZ van de Raad van 10 mei 2005[4] bevat een mechanisme om de risico’s van nieuwe psychoactieve stoffen aan te pakken, dat ertoe kan leiden dat stoffen in de hele EU aan controlemaatregelen en strafrechtelijke sancties worden onderworpen. Om de frequente verschijning van nieuwe psychoactieve stoffen en de snelle verspreiding ervan in de hele Unie duurzamer aan te pakken, heeft de Commissie strengere regels voorgesteld [Verordening (EU) nr..../... inzake nieuwe psychoactieve stoffen].

Om de beschikbaarheid van schadelijke nieuwe psychoactieve stoffen, die ernstige gezondheids-, sociale en veiligheidsrisico’s inhouden voor individuen en voor de samenleving, effectief te beperken en om de handel in deze stoffen en de betrokkenheid van criminele organisaties bij hun productie of distributie, samen met gereguleerde drugs, af te schrikken, is het nodig om nieuwe psychoactieve stoffen aan strafrechtelijke bepalingen te onderwerpen.

Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van 25 oktober 2004[5] bevat een gemeenschappelijke aanpak van de bestrijding van de illegale drugshandel. Het bevat gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties om te vermijden dat problemen ontstaan bij de samenwerking tussen de justitiële autoriteiten en rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten, die te wijten zijn aan het feit dat bepaalde feiten niet strafbaar zijn krachtens zowel het recht van de verzoekende als dat van de aangezochte staat. Deze bepalingen zijn echter van toepassing op stoffen die onder de VN-verdragen vallen en op synthetische drugs die krachtens Gemeenschappelijk Optreden 97/396/JBZ van 16 juni 1997[6] aan controle zijn onderworpen, maar niet op nieuwe psychoactieve stoffen.

Met het oog op de stroomlijning en verduidelijking van het rechtskader voor drugs moeten de schadelijkste nieuwe psychoactieve stoffen onder dezelfde strafrechtelijke bepalingen vallen als die welke gelden voor de krachtens de VN-verdragen gereguleerde stoffen.

Het is dan ook noodzakelijk de werkingssfeer van Kaderbesluit 2004/757/JBZ uit te breiden tot nieuwe psychoactieve stoffen die onderworpen zijn aan controlemaatregelen krachtens Besluit 2005/387/JBZ van de Raad en tot de stoffen waarvoor permanente marktbeperkingen gelden krachtens [Verordening (EU) nr..../... inzake nieuwe psychoactieve stoffen].

Het werkprogramma van de Commissie voor 2012 voorzag in een wetgevingsvoorstel inzake illegale drugshandel.

4.

1.2. Motivering en doel van het voorstel


Dit voorstel wijzigt Kaderbesluit 2004/757/JBZ door de werkingssfeer ervan uit te breiden tot nieuwe psychoactieve stoffen die ernstige risico’s meebrengen.

Dit voorstel is gevoegd bij het voorstel voor een [Verordening (EU) nr..../... inzake nieuwe psychoactieve stoffen]. De twee voorstellen zijn gekoppeld, zodat nieuwe psychoactieve stoffen met ernstige gezondheids-, sociale en veiligheidsrisico’s, die vanwege die risico’s krachtens die verordening aan permanente marktbeperkingen zijn onderworpen, ook zijn onderworpen aan de strafrechtelijke bepalingen over illegale drugshandel, vastgesteld bij Kaderbesluit 2004/757/JBZ.

5.

2. RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING


6.

2.1. Raadpleging van belanghebbenden


Bij de voorbereiding van dit voorstel is gebruik gemaakt van uitgebreide raadplegingen van belanghebbenden en deskundigen alsmede van een openbare raadpleging via het internet.

De Commissie heeft alle lidstaten geraadpleegd bij de beoordeling van de werking van Kaderbesluit 2004/757/JBZ en Besluit 2005/387/JBZ van de Raad. In het kader van externe studies over illegale drugshandel en nieuwe psychoactieve stoffen verzamelde en onderzocht de Commissie bovendien de standpunten van een groot aantal belanghebbenden, beroepsbeoefenaren en deskundigen, onder meer de EU-agentschappen die betrokken zijn bij de tenuitvoerlegging van deze instrumenten.

Voorts organiseerde de Commissie twee deskundigenvergaderingen over illegale drugshandel, op 10 november 2011 en 29 februari 2012 en twee deskundigenvergaderingen over nieuwe psychoactieve stoffen, op 15 december 2011 en 1 maart 2012. Tijdens deze vergaderingen hebben academische deskundigen en beroepsbeoefenaren het belang van strafrechtelijke bepalingen benadrukt om illegale drugshandel te beperken en tegen te gaan, en om de verspreiding van schadelijke nieuwe psychoactieve stoffen tegen te gaan. Tegelijkertijd hebben zij erop gewezen dat wetgeving inzake nieuwe psychoactieve stoffen evenredig moet zijn en op de verschillende niveaus van de daaraan verbonden risico’s moet zijn afgestemd.

In 2011 werd in het kader van de Eurobarometer 'De houding van jongeren jegens drugs' een enquête gehouden onder jongeren (15-24 jaar). Bijna de helft van de respondenten (47%) was van mening dat alleen die stoffen die aantoonbaar gezondheidsrisico's inhouden, moeten worden beperkt, en 34% was van mening dat alle stoffen die dezelfde effecten hebben als gereguleerde drugs, moeten worden beperkt.

7.

2.2. Effectbeoordeling


De Commissie heeft de effecten van dit voorstel tot wijziging van Kaderbesluit 2004/757/JBZ onderzocht in een effectbeoordeling inzake nieuwe psychoactieve stoffen. De conclusie van die beoordeling luidt dat, net zoals in het kader van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad, schadelijke nieuwe psychoactieve stoffen (die welke ernstige gezondheids-, sociale en veiligheidsrisico’s meebrengen) aan strafrechtelijke bepalingen moeten worden onderworpen. Voorts werd daarin ook geconcludeerd dat zij daarom aan de strafrechtelijke bepalingen op het gebied van illegale drugshandel moeten worden onderworpen. Dit was een deel van de verkozen beleidsoptie, die voorziet in een stapsgewijze reeks beperkende maatregelen die evenredig zijn aan de risico’s van nieuwe psychoactieve stoffen, en die niet tot gevolg hebben dat de legale handel binnen de interne markt wordt belemmerd.

1.

Juridische elementen van het voorstel



8.

3.1. Rechtsgrond


Dit voorstel is gebaseerd op artikel 83, lid 1, VWEU, op grond waarvan het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij richtlijnen minimumvoorschriften kunnen vaststellen betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties in verband met illegale drugshandel.

9.

3.2. Subsidiariteit, evenredigheid en eerbiediging van de grondrechten


De EU is in een betere positie dan de lidstaten om maatregelen te nemen ter beperking van de beschikbaarheid van schadelijke nieuwe psychoactieve stoffen voor consumenten op de interne markt en er tegelijk voor te zorgen dat de legale handel niet wordt belemmerd.

De reden hiervoor is dat de lidstaten afzonderlijk de snelle opkomst en verspreiding van deze stoffen niet doeltreffend en duurzaam kunnen aanpakken. Ongecoördineerde nationale maatregelen en de proliferatie van uiteenlopende nationale regelingen inzake nieuwe psychoactieve stoffen kunnen domino-effecten hebben voor andere lidstaten (verplaatsing van schadelijke stoffen) en kunnen voor problemen zorgen in de samenwerking tussen de nationale justitiële autoriteiten en rechtshandhavingsinstanties.

Het voorstel is evenredig en gaat niet verder gaat dan wat nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken, omdat met strafrechtelijke bepalingen alleen de nieuwe psychoactieve stoffen worden bestreden die een grote zorg zijn op EU-niveau.

Dit voorstel heeft een indirect effect op bepaalde grondrechten en beginselen die zijn vastgelegd in het EU-Handvest van de grondrechten, omdat het een uitbreiding van de werkingssfeer van Kaderbesluit 2004/757/JBZ inhoudt, waarvan de bepalingen effect hebben op de volgende grondrechten en beginselen: het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 6), het recht op eigendom (artikel 17) en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht (artikel 47), het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging (artikel 48), en het legaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen (artikel 49). Aan deze rechten en vrijheden kunnen beperkingen worden gesteld, maar alleen binnen de grenzen en onder de voorwaarden die bij artikel 52, lid 1, van het EU-Handvest zijn gesteld.

10.

3.3. Keuze van instrumenten


Overeenkomstig artikel 83, lid 1, VWEU, is een richtlijn het geschikte instrument om te zorgen voor een minimale harmonisatie op EU-niveau op het gebied van de illegale drugshandel, waarbij de lidstaten speelruimte wordt gelaten bij de tenuitvoerlegging van de beginselen, regels en de uitzonderingen op nationaal niveau.

11.

3.4. Toelichtende stukken bij de aanmelding van omzettingsmaatregelen


De lidstaten wordt verzocht de Commissie in kennis stellen van de nationale maatregelen die zijn genomen om aan deze richtlijn te voldoen.

De lidstaten wordt niet verzocht aan de Commissie verklarende documenten (zoals concordantietabellen) over te leggen bij de kennisgeving van nationale maatregelen die worden aangenomen voor de omzetting van de bepalingen van deze richtlijn. Dit is niet noodzakelijk omdat de voorgestelde wijziging een beperkte draagwijdte heeft. De indiening van aanvullende verklarende documenten zou een extra ongerechtvaardigde administratieve last voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten vormen.

12.

3.5. Voornaamste bepalingen


Artikel 1 — Deze bepaling bevat de wijzigingen van Kaderbesluit 2004/757/JBZ, met betrekking tot de definitie van de term 'drug', de bepaling waarbij nieuwe psychoactieve stoffen die ernstige gezondheids-, sociale en veiligheidsrisico’s vormen onder het strafrecht worden gebracht en de evaluatie van de uitvoering en de effecten van het kaderbesluit door de Commissie.

Artikel 2 — Deze bepaling bevat de termijn voor de omzetting van de bepalingen van de richtlijn in nationale wetgeving.

Artikelen 3 en 4 — Deze bepalingen hebben betrekking op de inwerkingtreding en adressaten van de richtlijn.

2.

Gevolgen voor de begroting



Het voorstel heeft geen gevolgen voor de EU-begroting.