Toelichting bij COM(2015)250 - Europees semester 2015: landenspecifieke aanbevelingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Brussel, 13.5.2015


COM(2015) 250 final

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Europees semester 2015: landenspecifieke aanbevelingen


Inleiding



De EU knoopt opnieuw aan met economische groei nu Europa's economieën van vele ondersteunende factoren tegelijk kunnen profiteren: de olieprijzen zijn vrij laag, er is sprake van een gestage mondiale groei, de euro is blijven depreciëren en in de EU wordt een groeibevorderend economisch beleid gevoerd. In haar meest recente economische prognoses, die op 5 mei 2015 zijn gepubliceerd 1 , gaat de Commissie voor de EU uit van een bbp-groei van 1,8 % in 2015 (1,5 % in de eurozone), die volgens haar vervolgens zal aantrekken tot 2,1 % in 2016 (1,9 % in de eurozone).

Deze positieve ontwikkelingen hebben echter grotendeels betrekking op de korte termijn en nemen niet weg dat de EU nog steeds met onderliggende zwakke punten wordt geconfronteerd. Die zwakke punten zijn het gevolg van de crisis en van de lage groeitrends op langere termijn die zich al vóór de crisis aftekenden. Hoewel de arbeidsmarktsituatie geleidelijk verbetert, niet het minst wegens de hervormingen die diverse lidstaten de afgelopen jaren hebben doorgevoerd, is de werkloosheid nog steeds onaanvaardbaar hoog (9,6 %). Armoede en marginalisering zijn toegenomen. De hoge particuliere en openbare schuld blijft op de investeringen en de groei wegen in de context van een onveranderd lage groei en inflatie. In sommige lidstaten ligt het percentage oninbare bankleningen hoog en loopt dit nog steeds verder op. De afgelopen zes jaar is een enorme investeringskloof van naar schatting ruim 300 miljard EUR ontstaan, die een negatief effect heeft gehad op de binnenlandse vraag op korte termijn en op de potentiële groei op middellange à lange termijn. De neerwaartse tendens van de productiviteitsgroei is nog niet omgebogen en de vergrijzing zal grote gevolgen hebben voor de toekomstige beroepsbevolking.

Er dienen zwaardere inspanningen te worden geleverd om deze zwakke punten te verhelpen en om te komen tot een solide en evenwichtig herstel dat ook op langere termijn stand houdt.

Sinds haar aantreden heeft deze Commissie een doelgerichte en ambitieuze economische en sociale agenda uitgestippeld en het proces van het Europees semester zodanig gestroomlijnd dat het op de dringendste prioriteiten is toegespitst. In haar jaarlijkse groeianalyse 2015 2 heeft de Commissie drie onderling samenhangende prioriteiten voor het economische beleid op EU-niveau geformuleerd: een gecoördineerde stimulans van de investeringen, een hernieuwde verbintenis tot structurele hervormingen en een streven naar budgettaire verantwoordelijkheid.

Tegen deze achtergrond is ervoor gekozen de landenspecifieke aanbevelingen van 2015 en de nieuwe aanbeveling voor de eurozone toe te spitsen op groeibevorderende factoren die moeten bijdragen tot een duurzaam herstel en tot het voorkomen van een zwakke groei zodra de tijdelijke rugwind gaat liggen. In de aanbevelingen wordt de nadruk gelegd op het volgende:

• Investeringen ter ondersteuning van de duurzaamheid van de toekomstige groei. Daartoe is het noodzakelijk dat de belemmeringen voor de financiering en voor het opzetten van investeringsprojecten worden opgeheven en dat snel werk wordt gemaakt van het investeringsplan voor Europa.

• Ambitieuze structurele hervormingen op de diensten-, producten- en arbeidsmarkten die tot een toename van de productiviteit, het concurrentievermogen en de investeringen bijdragen. Door de werkgelegenheidsschepping en de groei te stimuleren, zullen deze hervormingen een bredere verdeling van de welvaart in de hand werken. Hervormingen van de werking van de financiële markten zullen bijdragen tot een duurzame herbalancering van de economie, investeringsfinanciering toegankelijker maken en het negatieve effect van de schuldafbouw in de bancaire, particuliere en openbare sectoren verzachten.

• Streven naar een evenwicht tussen stabilisatie op korte termijn en houdbaarheid op lange termijn. Wat de eurozone betreft, kan de huidige neutrale budgettaire koers weliswaar algemeen genomen als passend worden bestempeld, maar dat neemt niet weg dat lidstaten met hoge tekorten of schulden meer inspanningen moeten leveren om de budgettaire houdbaarheid te verzekeren, terwijl lidstaten met budgettaire ruimte maatregelen dienen te nemen om productieve investeringen te ondersteunen. Veranderingen in de samenstelling van de overheidsfinanciën zouden ertoe moeten leiden dat deze de groei sterker ondersteunen.

• Verbeteren van het werkgelegenheidsbeleid en de sociale bescherming om mensen te activeren, te steunen en te beschermen en om een sterkere sociale cohesie tot stand te brengen als kernelementen van een duurzame economische groei.

2.

2. De nieuwe aanpak: een beter gestroomlijnd Europees semester


De Commissie heeft een aantal wijzigingen aangebracht in het verloop van het Europees semester van 2015. Met deze wijzigingen wordt beoogd het accent te leggen op de prioritaire actieterreinen in elke lidstaat, een betere implementatie van de aanbevelingen in de hand te werken, en tevens een grotere betrokkenheid op nationaal niveau en bij de sociale partners en de belanghebbenden te bewerkstelligen. In het proces zijn onder meer de volgende wijzigingen aangebracht:

• Scherp omlijnen van de prioriteiten in de jaarlijkse groeianalyse.

• Drie maanden vroeger dan in eerdere jaren bekendmaken van de landenspecifieke analyse en van de analyse van de eurozone van de Commissie om de belangrijkste kwesties te kunnen bespreken voordat uit de analyse conclusies worden getrokken. Wat de lidstaten betreft waarvoor op grond van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden een diepgaande evaluatie diende te worden opgesteld, zijn de analyse en de evaluatie in één enkel landenverslag samengebracht.

• Een intensiever en breder overleg op politiek niveau en een grondiger discussie tussen leden van de Commissie, nationale autoriteiten en sociale partners over de tenuitvoerlegging van in het verleden gedane aanbevelingen en over mogelijke terreinen waarop aanbevelingen in de toekomst betrekking kunnen hebben.

De belanghebbenden waren in het algemeen ingenomen met deze veranderingen. Vooral de lidstaten hadden er in het verleden al voor gepleit het semester op een beperkt aantal prioriteiten en uitdagingen toe te spitsen. Zij stelden het tevens op prijs dat reeds in een vroeg stadium een geïntegreerde landenanalyse wordt gepresenteerd en dat de kans wordt geboden om een meer diepgaande dialoog over de bevindingen van de Commissie aan te gaan. Tijdens de bijeenkomst van de Eurogroep in april is een discussie gevoerd over de uitdagingen waar de eurozone voor staat. Het Commissieverslag kon daarbij op algemene instemming rekenen.

Het Europees Parlement heeft drie gerelateerde initiatiefverslagen over het Europees semester goedgekeurd: een verslag over de jaarlijkse groeianalyse 2015 3 , een verslag over de sociale en werkgelegenheidsaspecten in de jaarlijkse groeianalyse 2015 4 en een verslag over de governance van de interne markt binnen het Europees semester 5 . Daarnaast heeft het Europees Parlement te Brussel de Europese parlementaire week georganiseerd. Dit evenement brengt leden van het Europees Parlement en van de nationale parlementen bijeen om economische, sociale en budgettaire aangelegenheden te bespreken.

De sociale partners hebben de in de landenverslagen uiteengezette analyse van de economische situatie van de lidstaten op Europees en nationaal niveau besproken, onder meer op de tripartiete sociale top van 9 maart 2015, die in het teken stond van banen, groei en investeringen voor Europa.

Bij de presentatie van de landenspecifieke aanbevelingen van 2015 heeft de Commissie het stroomlijningsproces voortgezet. Het aantal aanbevelingen is immers aanzienlijk verminderd om de nadruk te kunnen leggen op de topprioriteiten van macro-economisch en sociaal belang die op korte termijn een optreden van de lidstaten vereisen.

3.

3. Een nieuwe focus


In het kader van het Europees semester 2015 is de Commissie nagegaan in hoeverre de lidstaten gevolg hebben gegeven aan de landenspecifieke aanbevelingen van vorig jaar. Tevens heeft zij haar aanbevelingen van 2015 toegespitst op terreinen die van essentieel belang zijn om een blijvend herstel te verwezenlijken.

Zoals in de landenverslagen is aangegeven, hebben globaal genomen alle lidstaten enige vooruitgang geboekt bij het aanpakken van de kwesties die in de landenspecifieke aanbevelingen voor 2014-2015 aan de orde zijn gesteld (zie tabel in de bijlage). Uit de nationale hervormingsprogramma's en de convergentie- en stabiliteitsprogramma's blijkt echter dat de bereidheid om verdere hervormingen door te voeren van lidstaat tot lidstaat verschilt.

Hoewel het bemoedigend is te constateren dat op sommige terreinen vooruitgang wordt geboekt, is het verontrustend om te zien dat weinig of geen vorderingen worden gemaakt op andere terreinen die belangrijke knelpunten voor investeringen vormen, zoals de openstelling van producten- en dienstenmarkten voor concurrentie en de regelgevingskaders. Structurele knelpunten worden met structurele hervormingen aangepakt. Op zich stimuleren dergelijke hervormingen de potentiële groei en de werkgelegenheidsschepping, meestal op middellange à lange termijn. Zij kunnen echter ook bevorderlijk zijn voor het vertrouwen en de geloofwaardigheid op korte termijn, hetgeen met name van belang is voor investeringsbeslissingen. Dit betekent dat structurele hervormingen ook de vraag op korte termijn kunnen aanzwengelen voordat zij langetermijneffecten sorteren.

4.

Focussen op prioriteiten


Uit de jaarlijkse groeianalyse 2015, het waarschuwingsmechanismeverslag, de landenverslagen en latere economische prognoses 6 blijkt dat een aantal macro-economische onevenwichtigheden wordt verholpen, maar dat er in sommige lidstaten nog steeds grote risico's bestaan. Deze omvatten onder meer de grote externe openbare en particuliere schulden, ook al zijn de lopende rekeningen verbeterd. Versterking van het exportpotentieel blijft dan ook een dringende prioriteit voor tal van lidstaten. Tegelijkertijd hebben andere lidstaten te kampen met zwakke investeringen, ondanks het feit dat er budgettaire ruimte beschikbaar is. Hoge overheidsschulden blijven een uitdaging vormen.

De werkgelegenheid heeft zich enigszins sneller en sterker hersteld dan verwacht. Deze ontwikkeling is wellicht in de hand gewerkt door loonmatiging en recente arbeidsmarkthervormingen. Er verstrijkt doorgaans evenwel enige tijd voordat het effect van de ingevoerde hervormingen zich ten volle laat voelen op de werkgelegenheidsschepping. Dit helpt verklaren waarom de werkloosheid hoog blijft, vooral onder jongeren en langdurig werklozen. Een dergelijke situatie bestendigt negatieve sociale ontwikkelingen en is vaak verantwoordelijk voor toenemende armoede en sociale uitsluiting.

De EU en haar lidstaten hebben erkend dat het noodzakelijk is de investeringen te stimuleren. Het initiatief van de Commissie om een Europees Fonds voor strategische investeringen op te zetten, is gunstig onthaald, en tal van lidstaten (Duitsland, Frankrijk, Spanje, Italië, Luxemburg en Polen) hebben aanzienlijke bijdragen aangekondigd in aanvulling op dat Fonds. Tegelijkertijd heeft de Europese Investeringsbank reeds een eerste reeks projecten aangewezen die van het nieuwe investeringsplan zouden kunnen profiteren.

In het kader van haar bredere werkzaamheden om de banden tussen investeringen, structurele hervormingen en budgettaire verantwoordelijkheid te versterken, heeft de Commissie meer duidelijkheid verschaft over de bestaande interpretatieruimte voor de benutting van de flexibiliteit die door het stabiliteits- en groeipact wordt geboden 7 . De Commissie verduidelijkte drie specifieke beleidsaspecten: i) investeringen, met name in verband met de oprichting van een nieuw Europees Fonds voor strategische investeringen als onderdeel van het investeringsplan voor Europa; ii) structurele hervormingen; en iii) conjuncturele omstandigheden. Deze richtsnoeren zijn voor het eerst toegepast bij de in 2015 uitgevoerde beoordeling van de naleving van het stabiliteits- en groeipact door de lidstaten. In de desbetreffende voorstellen wordt voor elk land uitgelegd hoe de interpretatie is toegepast.

5.

Corrigeren van macro-economische onevenwichtigheden


In de landenspecifieke aanbevelingen is rekening gehouden met de prioriteiten voor actie die in de jaarlijkse groeianalyse 2015 zijn aangegeven. De aanbevelingen staan ook in het teken van de specifieke noodzaak om onevenwichtigheden te corrigeren in de 16 lidstaten waar de Commissie onevenwichtigheden heeft geconstateerd. Met name wat de landen betreft die met buitensporige onevenwichtigheden worden geconfronteerd, bestrijken de landenspecifieke aanbevelingen een breder scala aan elementen om de onderliggende oorzaken van de onevenwichtigheden aan te pakken. In het geval van Kroatië en Frankrijk, waar een sterke hervormingsdynamiek noodzakelijk is om de buitensporige macro-economische onevenwichtigheden te verhelpen, heeft de Commissie de door beide lidstaten gedane beleidstoezeggingen geanalyseerd en geconcludeerd dat er in dit stadium geen intensivering van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden (PMO) is vereist. Voor de vijf lidstaten met buitensporige onevenwichtigheden zal de uitvoering van de hervormingen aan specifieke monitoring worden onderworpen.


Kader 1. Situatie van de lidstaten in het kader van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden
PMO-categorieLidstaten in 2015*
Geen onevenwichtighedenOostenrijk, Tsjechië, Denemarken, Estland, Litouwen, Luxemburg, Letland, Malta, Polen en Slowakije
Onevenwichtigheden die beleidsactie en monitoring vereisenBelgië, Nederland, Roemenië**, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk
Onevenwichtigheden die doortastende beleidsactie en monitoring vereisenHongarije en Duitsland
Onevenwichtigheden die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisenIerland, Spanje en Slovenië
Buitensporige onevenwichtigheden die doortastende beleidsactie en specifieke monitoring vereisenBulgarije, Frankrijk, Kroatië, Italië en Portugal
Buitensporige onevenwichtigheden die doortastende beleidsactie en de inleiding van de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden vereisen-

* Cyprus en Griekenland implementeren momenteel een macro-economisch aanpassingsprogramma.

** Ten aanzien van Roemenië loopt een anticiperend financieel bijstandsprogramma.


6.

4. Belangrijkste doelstellingen van de aanbevelingen 2015


Opheffen van barrières voor financiering en ondersteuning van investeringen

Volgens de laatste enquête inzake bancaire kredietverlening van de Europese Centrale Bank zijn de kredietvoorwaarden voor leningen aan ondernemingen in het eerste kwartaal van 2015 verder versoepeld, waarmee het herstel van de groei van de kredietverlening werd ondersteund. De banken rapporteerden een verdere netto versoepeling van de kredietvoorwaarden voor leningen aan ondernemingen, zowel voor leningen aan grote als voor leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen.

Niettemin bleef het totale niveau van de kredietvoorwaarden streng vergeleken met de niveaus van voor de crisis. De kredietvoorwaarden voor leningen aan ondernemingen versoepelden netto vooral in Italië en veranderden van netto verscherping in netto versoepeling in Nederland.

Ingevolge de aanbevelingen 2014 hebben veel landen actie ondernomen om kwetsbare plekken in de financiële sector aan te pakken en de normale kredietverlening aan de economie te herstellen, maar de vooruitgang is nog steeds ongelijk. Verschillende lidstaten (met name Ierland, Portugal, Spanje, Slovenië of het Verenigd Koninkrijk) zijn de financiële sector blijven herstructureren en de normale kredietverlening aan de economie, waaronder de kleine en middelgrote ondernemingen, blijven herstellen.

In de aanbevelingen van vandaag behandelt de Commissie een aantal belangrijke overblijvende uitdagingen. In Bulgarije bijvoorbeeld zouden een systeembrede onafhankelijke toetsing van de kwaliteit van de activa en een bottom-up stresstest van de banksector moeten worden voltooid en moet het toezicht op de bancaire en niet-bancaire financiële sector verder worden versterkt. In Spanje moeten de hervorming van de sector van de spaarbanken alsook de herstructurering en privatisering van de staatsspaarbanken worden voltooid. In Kroatië zou de capaciteit van de financiële sector om het herstel te ondersteunen moeten worden versterkt om de uitdagingen uit hoofde van hoge niet-renderende bedrijfsleningen en hypotheekleningen in vreemde valuta en zwakke governancepraktijken bij sommige instellingen aan te pakken. Hongarije zou maatregelen moeten nemen om, naast het aanzienlijk verminderen van de risico's van voorwaardelijke verplichtingen die verband houden met verhoogde staatseigendom in de banksector, de normale kredietverlening aan de reële economie te herstellen en obstakels voor marktgebaseerde portefeuille-opschoning op te heffen. In Ierland zouden tegen eind 2015 herstructureringsoplossingen voor een grote meerderheid van achterstallige hypotheken moeten worden afgerond en zouden de monitoringregelingen door de Central Bank of Ireland moeten worden versterkt. De herstructureringsoplossingen voor leningen aan noodlijdende kleine en middelgrote ondernemingen en overblijvende leningen voor commercieel vastgoed zouden houdbaar moeten worden gemaakt door de prestaties van de banken verder op basis van de eigen doelstellingen te beoordelen. Italië zou tegen eind 2015 bindende maatregelen moeten invoeren om, met bijzondere aandacht voor de rol van stichtingen, de resterende zwakke plekken in de corporate governance van banken aan te pakken, en zou maatregelen moeten nemen om de brede vermindering van niet-renderende leningen te versnellen. In Malta zou de toegang tot financiering voor kleine en micro-ondernemingen moeten worden verbeterd. Portugal zou maatregelen moeten nemen om de bedrijfsschuldoverhang te verminderen, het percentage niet-renderende bedrijfsleningen bij banken aan te pakken en de voorkeursbehandeling voor vreemd vermogen in de fiscale wetgeving te verminderen. Slovenië zou de niet-renderende leningen bij banken moeten verminderen door specifieke doelstellingen in te voeren, zou de capaciteit voor het monitoren van kredietrisico bij banken moeten verbeteren en zou maatregelen moeten nemen om de toegang tot financiering voor kleine en middelgrote en micro-ondernemingen te verbeteren.

7.

Verbeteren van het bedrijfsklimaat en de productiviteit


De crisis heeft een sterke negatieve impact op de potentiële outputgroei in de EU gehad, maar de potentiële groei vertoonde reeds lang vóór de crisis een neerwaartse trend. Een groot deel van de outputgroei die sinds de crisis verloren is gegaan is van structurele aard. Derhalve moeten eerst de structurele belemmeringen worden aangepakt wil de economie van de EU duurzamer gaan groeien en een lange periode van stagnatie worden vermeden.

Het investeringsplan van de Europese Commissie en het nieuwe Europees Fonds voor strategische investeringen, in combinatie met de Europese structuur- en investeringsfondsen, zullen naar verwachting de investeringen in de EU stimuleren. Maar wil de impact ervan zijn volledig potentieel bereiken, dan moeten, als onderdeel van de inspanningen om het investeringsklimaat te verbeteren, het regelgevings- en administratief klimaat worden gemoderniseerd. De efficiëntie van bestuur en justitie, van zeer groot belang om voor een groeibevorderend klimaat voor kleine ondernemingen te zorgen, blijft nog steeds een uitdaging.

In een aantal lidstaten is het dringend nodig de efficiëntie van het openbaar bestuur te verbeteren, de lengte van de gerechtelijke procedures in te korten, de onafhankelijkheid, kwaliteit en efficiëntie van het justitieel systeem te versterken en het systeem van overheidsopdrachten te herdenken. Bulgarije bijvoorbeeld zou, onder gebruikmaking van de internationale beste praktijk en expertise, een integrale hervorming van zijn insolventiekader moeten voorbereiden, met name om mechanismen voor herstructurering voordat insolventie optreedt en buitengerechtelijke herstructurering te verbeteren. In Tsjechië hebben de inspanningen van de jongste jaren om het corruptieprobleem aan te pakken serieuze vertraging opgelopen en blijven er problemen bestaan met de transparantie van overheidsopdrachten. In Kroatië zouden de efficiëntie en de kwaliteit van het justitieapparaat, met name de rechtbanken van koophandel, moeten worden verbeterd. Italië zou de in behandeling zijnde wetten ter verbetering van het institutionele kader en modernisering van de openbare dienst moeten aannemen en implementeren en ervoor moeten zorgen dat de hervormingen die zijn doorgevoerd om de efficiëntie van de civiele rechtspraak te verbeteren tot kortere procedures bijdragen. In Letland zouden het ondernemingsklimaat en de kwaliteit van de overheidsdiensten eveneens gebaat zijn bij drastischer maatregelen tegen belangenconflicten en corruptie. Slowakije zou de investeringen in infrastructuur moeten stimuleren, de administratieve procedures voor het verkrijgen van landgebruik- en bouwvergunningen moeten verbeteren en stroomlijnen en de concurrentie op het gebied van overheidsaanbestedingen moeten vergroten. In Slovenië is de efficiëntie van de rechtbanken in 2014 verder verbeterd, hoewel in een lager tempo, maar blijft de lengte van procedures en het aantal niet-afgehandelde zaken significant.

In veel lidstaten is behoefte aan ambitieuze implementatie van structurele hervormingen om de producten- en dienstenmarkten flexibeler en competitiever te maken. In de jaarlijkse groeianalyse 2015 is met name op de volgende zes uit Europees oogpunt belangrijke barrières de aandacht gevestigd: i) onevenredige en ongerechtvaardigde vergunningsvereisten, met name vereisten inzake rechtsvorm en aandeelhouderschap; ii) gebrek aan duidelijkheid van de nationale wetgeving voor wat betreft de regels die gelden voor bedrijven die grensoverschrijdende diensten aanbieden; iii) gebrek aan wederzijdse erkenning; iv) omslachtige administratieve procedures; v) ongelijke vooruitgang inzake de aan de gang zijnde wederzijdse beoordeling van beroepsreglementering en hervormingen van gereglementeerde beroepen; v) resterende obstakels voor het vrij verkeer van goederen.

Tegen deze achtergrond beogen de landspecifieke aanbevelingen 2015 de concurrentievervalsende voorschriften verder te verminderen, de toetredingsbarrières te verlagen en de binnenlandse en grensoverschrijdende concurrentie te vergroten. Bijvoorbeeld: in Duitsland, dat tot de EU-lidstaten met de minst concurrentiebevorderende regelgeving in de sector van de vrije beroepen behoort; in Denemarken, waar de productiviteitsgroei de invloed ondervond van toetredingsbarrières en regelgevingsverplichtingen in de op de binnenlandse markt gerichte dienstensectoren, met name de bouw en de kleinhandel; in Spanje, waar een aantal barrières blijven bestaan die ondernemingen beletten te groeien, met inbegrip van op grootte gebaseerde regelgeving, en waar de hervormingen van de vrije beroepen en beroepsorganisaties nog dienen te worden goedgekeurd; in Frankrijk, waar er ruimte is voor het vergroten van de concurrentie in de dienstensector, met name in de vrije beroepen, de kleinhandel en de netwerkindustrieën, en waar een aantal voorschriften en tarieven voor gereglementeerde beroepen de economische activiteit inperkt; in Kroatië, waar het bedrijfsklimaat lijdt onder grote institutionele tekortkomingen, waaronder buitensporige barrières voor dienstverleners en een overvloed van parafiscale lasten; in Hongarije, waar de in de laatste jaren ingevoerde barrières voor markttoetreding in de dienstensector niet zijn opgeheven en waar in 2014 meer barrières zijn ingevoerd – zoals het vereiste van een centraal aangevraagde vergunning voor alle kleinhandelszaken; In Italië, waar een reeks concurrentiebeperkingen nog steeds de behoorlijke werking van de producten- en dienstenmarkten belemmert. Er blijven significante barrières bestaan voor lokale overheidsdiensten, luchthavens en havens, juridische diensten, bankieren, apotheken en gezondheidszorgsectoren.
Bovendien blijven er inzake overheidsopdrachten significante zwakke plekken bestaan ondanks dat er meer gecentraliseerd aanbesteed wordt en de lokale overheidsdiensten beschut blijven tegen concurrentie.

8.

Aanpassen van de overheidsfinanciën om deze de groei beter te laten ondersteunen


De meeste lidstaten hebben in 2014 met succes hun tekorten tot minder dan 3 % van het bbp teruggebracht. Het tekort in de eurozone is verder afgenomen tot 2,4 % en de overheidsschuldquote zal naar verwachting vanaf 2015 dalen. Dit biedt budgettaire ademruimte voor een aantal lidstaten en een kans om sneller de vruchten van de structurele hervormingen te plukken. Voor de landen met hoge schulden en tekorten is verdere consolidatie echter nog steeds nodig om aan het stabiliteits- en groeipact te voldoen en moeten de doeltreffendheid, kwaliteit en groeivriendelijkheid van de overheidsfinanciën worden versterkt.

Bovendien zijn er langetermijnkwesties die aandacht vereisen. Een aantal lidstaten, waaronder Italië, Spanje en Hongarije, is werk gaan maken van de hervorming van hun belastingstelsel en de betere naleving van de belastingwetgeving. Hoewel veel lidstaten erkennen dat arbeid minder moet worden belast en verstoringen in de belastingssystemen moeten worden opgeheven, was de vooruitgang traag. Er bestaan ook uitdagingen op lange termijn met betrekking tot de gezondheidszorg en de pensioenen, naar de uitgaven waarvoor veel overheidsgeld gaat. Tegelijkertijd zijn deze zeer belangrijk om voor sociale rechtvaardigheid binnen en tussen de generaties te zorgen.

Veel lidstaten hebben stappen gedaan om de gezondheidszorg- en pensioensystemen te hervormen. De Commissie beveelt verdere hervormingen op deze gebieden aan voor lidstaten zoals Bulgarije, Tsjechië, Finland, Frankrijk, Kroatië, Letland, Luxemburg, Malta, Roemenië, Slovenië, Spanje en Polen.

Voor wat betreft de lidstaten die onder de buitensporigtekortprocedure vallen beveelt de Commissie aan voor Malta en Polen de procedure stop te zetten. Daardoor zou na deze semesterronde tegen nog 9 lidstaten een buitensporigtekortprocedure lopen— heel wat minder dus dan de 24 landen in 2011. De Commissie heeft op basis van artikel 126, lid 3 een verslag opgesteld voor Finland waarin zij zijn schending van schuld- en tekortcriteria van het Verdrag analyseert, hetgeen tot inleiding van een buitensporigtekortprocedure kan leiden.


De Commissie beveelt aan dat de Raad besluit dat het Verenigd Koninkrijk in het kader van de buitensporigtekortprocedure geen effectieve actie heeft ondernomen omdat het naar verwachting de termijn van 2014-15 en de aanbevolen gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning niet heeft gehaald. Zij beveelt ook aan dat de Raad een nieuwe aanbeveling op basis van artikel 126, lid 7, geeft met 2016-17 als nieuwe termijn.


Na 10 juni 8 zal de Commissie de actie beoordelen die Frankrijk heeft ondernomen ingevolge de aanbeveling van de Raad van 10 maart 2015. De Commissie heeft in andere lidstaten waartegen de buitensporigtekortprocedure loopt eveneens risico’s vastgesteld in verband met de tijdige en duurzame correctie van het buitensporig tekort en acht verdere maatregelen derhalve nodig. Dit is met name het geval met betrekking tot Kroatië en Spanje vanwege de termijn in 2016, maar ook met betrekking tot Portugal vanwege de termijn van 2015 (die haalbaar is).


Op basis van de voorjaarsprognoses 2015 van de Commissie bestaat de kans dat Hongarije in 2015 significant afwijkt. In 2016 zijn, bij ongewijzigd beleid, voor een aantal landen significante of kleinere afwijkingen mogelijk. In al deze gevallen acht de Commissie verdere maatregelen nodig.


Ingevolge haar mededeling over de flexibiliteit binnen de bestaande regels van het stabiliteits- en groeipact 9 , zal een aantal lidstaten zal daar reeds in 2016 van profiteren. Litouwen zal gebruik kunnen maken van de pensioenhervormingsclausule mits Eurostat bevestigt dat het om een systeemhervorming gaat. Italië kan van de structurelehervormingsclausule profiteren mits de regering in 2015 de noodzakelijke maatregelen neemt (voor de details zie de landspecifieke aanbevelingen). De wijze waarop de Italiaanse regering op de uitspraak van het Grondwettelijk Hof over de pensioenen van eind april 2015 reageert zal in beeld worden gehouden om na te gaan of een verslag ingevolge artikel 126, lid 3, van het VWEU in een later stadium nodig zou zijn, met een daaruit logisch volgende herziening van de budgettaire doelstellingen.


De richtsnoeren voor verdere actie in het kader van het stabiliteits- en groeipact worden weergegeven in de door de Commissie voorgestelde desbetreffende landspecifieke aanbevelingen.


Kader 2. Situatie van de lidstaten ten aanzien van het stabiliteits- en groeipact, per 13 mei 2015

Geen buitensporigtekortprocedureOostenrijk, België, Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Estland, Duitsland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Nederland, Roemenië, Slowakije, Zweden
Intrekking van de buitensporigtekortprocedureMalta, Polen
Lopende buitensporigtekortprocedures


Nieuwe termijn: 2016/17


Inleiding van een nieuwe buitensporigtekortprocedure wordt overwogen
Kroatië, Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Portugal, Slovenië, Spanje,


Verenigd Koninkrijk


Finland


9.

Verbeteren van het werkgelegenheidsbeleid en de sociale bescherming


In de jaarlijkse groeianalyse 2015 heeft de Commissie opgemerkt dat de dynamiek van de arbeidsmarkt moet worden verbeterd en de hoge werkloosheid moet worden aangepakt. Dit is van cruciaal belang om de banencreatie te stimuleren en verstoringen zoals hoge segmentatie, langdurig en jeugdwerkloosheid en discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden te corrigeren. Rigide ontslagregels en langdurige arbeidsgeschillen kunnen nieuwe aanwervingen op basis van contracten voor onbepaalde duur belemmeren, de beroepsmobiliteit beperken en het buitensporig gebruik van tijdelijke contracten aanmoedigen. Hoge belastingen op arbeid, vooral van laagbetaalden, kunnen de banencreatie en prikkels om aan de arbeidsmarkt deel te nemen afremmen. De bevordering van banencreatie vereist eveneens dat de reële lonen met de productiviteitsontwikkelingen gelijke tred houden en verschillen in situaties tussen sectoren en ondernemingen weergeven. Het rekening houden met de verschillende voorwaarden voor concurrentievermogen en de productiviteitsontwikkelingen tussen en binnen sectoren kan enige ruimte vereisen voor gedifferentieerde loonontwikkelingen. Deze zouden, in lijn met de nationale praktijk en traditie, moeten worden vormgegeven met betrokkenheid van de sociale partners. Als de loonvormingsmechanismen resulteren in lonen die niet met de productiviteit en trends overeenstemmen, kunnen zij tot werkgelegenheidsverliezen of segmentatie van de arbeidsmarkten leiden, met name als de werkgevers een beroep doen op alternatieve vormen van werkgelegenheid die niet onder die mechanismen vallen. Efficiënte en effectieve beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma's, waaronder doelgericht volwassenenonderwijs, spelen een zeer belangrijke rol in het verbeteren van de inzetbaarheid. De rol van de openbare diensten voor arbeidsvoorziening moet in sommige lidstaten eveneens worden aangepast en actieve arbeidsmarktinstrumenten zouden efficiënter en doelgerichter kunnen worden ingezet om de inclusie te ondersteunen van diegenen die zich het verst van de arbeidsmarkt bevinden. De langdurig werkloosheid moet worden aangepakt door doeltreffende sociale bijstand met inzetbaarheid te combineren.


De Commissie, die de vooruitgang erkent die in sommige lidstaten is gemaakt, meent dat, gezien de acute situatie op de arbeidsmarkt in veel lidstaten, de hervormingen van de arbeidsmarkt moeten worden bevorderd. In Frankrijk blijven de arbeidskosten in vergelijking met andere lidstaten hoog en blijven zij zich ontwikkelen op een wijze die niet bevorderlijk is voor concurrentievermogen en banencreatie. Bovendien kunnen, in een context van lage inflatie, de bestaande mechanismen voor automatische indexering van het minimumloon tot hogere loonsstijgingen leiden dan noodzakelijk is voor koopkrachtbehoud. In Polen is het percentage tijdelijke arbeidscontracten het hoogste in de EU, terwijl het percentage overgang van tijdelijk naar vast werk laag is en de loonkloof tot de hoogste in de EU behoort. Rigide ontslagregels, lange gerechtelijke procedures alsook andere verplichtingen voor werkgevers werken het gebruik van arbeidscontracten voor bepaalde tijd en atypische arbeidscontracten in de hand. Verder leiden de als zodanig ervaren hoge kosten van onder de arbeidswetgeving vallende contracten tot een buitensporig gebruik van contracten naar burgerlijk recht (die aantrekkelijk zijn voor de werkgevers omdat daarvoor een lagere socialezekerheidsbijdrage geldt), waardoor echter de kwaliteit van de werkgelegenheid, vooral voor jonge werknemers, kan verminderen.

10.

Andere beleidsterreinen waarvoor het Europees semester geldt


Als gevolg van het feit dat de nieuwe focus en voorrang van de landspecifieke aanbevelingen 2015 liggen bij de zeer belangrijke prioritaire macro-economisch en sociaal relevante kwesties die kortetermijnactie van de lidstaten vereisen, is het aantal aanbevelingen significant gedaald.

Dit betekent echter niet dat de terreinen die in vorige jaren door de bredere en diepere landspecifieke aanbevelingen bestreken werden minder belangrijk zijn geworden. De Commissie zal deze in haar landenrapporten blijven monitoren en zal de lidstaten blijven aanmoedigen in hun nationale hervormingsprogramma een holistische aanpak te volgen. Veel van deze kwesties zullen via andere beleidsprocessen (bv. in de context van de energie-unie, de digitale eengemaakte markt, in het kader van de monitoring- en handhavingsmechanismen in verband met de eengemaakte markt en op gebieden zoals milieu en de monitoring van de Europese onderzoeksruimte en de innovatie-unie) en/of bij besprekingen met betrekking tot beleidsimplementatie met sectorcommissies van het Europees Parlement, met sectorale Raden en met betrokken stakeholders aan bod komen. Indien het EU-recht niet correct wordt geïmplementeerd, zal de Commissie, om voor de noodzakelijke naleving te zorgen, van inbreukprocedures gebruik maken veeleer dan aanbevelingen te geven.

In gevallen waarin de Commissie heeft opgemerkt dat hervormingen aan de gang zijn maar de impact ervan nog niet kan worden ingeschat, doet zij dit jaar geen aanbeveling, maar signaleert zij dat zij de implementatie en resultaten nauwlettend zal monitoren om na te gaan of de hervormingen aan de verwachtingen voldoen.

11.

5. Conclusie


Meer focussen, meer tijd om te discussiëren en meer kansen om in het licht van de feiten en Europese prioriteiten op de inhoud in te gaan: volgens de Commissie is dit de te volgen koers voor een sterker en gestroomlijnd Europees semester op nationaal en Europees niveau.

Het stroomlijnen van het Europees semester gaat hand in hand met het vergroten van het politieke ownership en de politieke verantwoording en beoogt eraan bij te dragen de implementatie van de landspecifieke aanbevelingen te verbeteren. Het doel van deze nieuwe aanpak is, bouwend op de ideeën van de lidstaten met betrekking tot Europese governance, de hervormingen te bevorderen zodat de positieve impacts ervan door bedrijven en burgers kunnen worden gevoeld.

De Commissie doet een beroep op de Raad om de voor de landspecifieke aanbevelingen 2015-2016 voorgestelde aanpak goed te keuren, en op de lidstaten om deze strikt te implementeren.

De jaarlijkse prioriteiten dienen in een context van een hernieuwde economische langetermijnstrategie te worden vastgesteld. Om die reden werkt de Commissie momenteel aan de midterm review van de Europa 2020-strategie en wil zij deze tegen het einde van dit jaar voorstellen.

De Commissie zal eveneens haar werkzaamheden met betrekking tot de verdieping van de economische en monetaire unie, waaronder de evaluatie van het kader voor economische governance, voortzetten.


12.

Bijlage 1 - Overzicht van landspecifieke EU-aanbevelingen voor 2015-2016



Bijlage 2 – Overzicht van de streefcijfers in het kader van Europa 2020 10


*Landen die voor hun nationale streefcijfer een andere indicator hebben gebruikt dan de indicator van het nominale EU-streefcijfer.

Streefcijfers lidstatenArbeidsparticipatie (in %)O&O
(in % van bbp)
Streefcijfers emissiereductie (t.o.v. 2005) 11Hernieuwbare energie (in % van het bruto finaal energieverbruik)Energie-efficiëntie 12Schooluitval in %Tertiair onderwijs

in %
Vermindering van het aantal personen waarvoor armoede en sociale uitsluiting dreigt
Nominaal streefcijfer EU75 %3 %-20 %

(t.o.v. 1990)
20 %20 %<10%40 %20.000.000
AT77-78%3,76 %-16 %34 %31,59,5 %38%
(inclusief ISCED 4/4a)
235.000
BE73,2 %3 %-15 %13 %43,79,5 %47 %380.000
BG76 %1,5 %20 %16 %15,811 %36 %260.000
CY75-77 %0,5 %-5 %13 %2,210 %46 %27.000
CZ75 %1%
(alleen overheid)
9 %13 %39,65,5 %32 %Handhaving van het aantal personen waarvoor armoede of sociale uitsluiting dreigt op het niveau van 2008, met inspanningen om dit aantal met 30.000 te verminderen*
DE77 %3 %-14 %18 %276,6<10%42 %
(inclusief ISCED 4)
Vermindering van het aantal langdurig werklozen met 320.000 ten opzichte van 2008 *
DK80 %3 %-20 %30 %17,8<10%40 %Vermindering van het aantal personen in huishoudens met lage arbeidsintensiteit met 22.000 ten opzichte van 2008*
EE76 %3 %11 %25 %6,59,5 %40 %Vermindering van het percentage personen waarvoor armoede dreigt tot 15 %*
EL70 %1,21 %-4 %18 %27,19,7 %32 %450.000
ES74 %2 %-10 %20 %119,915 %

(schooluitval)
44 %1.400.000-1.500.000
FI78 %4 %-16 %38 %35,98 %42% (enge nationale definitie)Vermindering van het aantal personen waarvoor armoede of sociale uitsluiting dreigt tot 770.000
FR75 %3 %-14 %23 %236,39,5 %50 %
(voor de 17-33-jarigen)
1.900.000
HR62,9 %1,4 %11 %20 %9,24 %35 %Vermindering van het aantal personen waarvoor armoede of sociale uitsluiting dreigt tot 1.220.000 (staat gelijk met een vermindering met 150.000 personen)
HU75 %1,8 %10 %13 %26,610 %30,3 %450.000
IE69-71 %Bij benadering 2%
(2,5% van het bbp)
-20 %16 %13,98 %60 %Vermindering met ten minste 200.000 van het aantal personen die in gecombineerde armoede leven (consistente armoede, armoederisico of basisdeprivatie) *
IT67-69 %1,53 %-13 %17 %15816 %26-27 %2.200.000
LT72,8 %1,9 %15 %23 %6,49<9 %48,7 %Vermindering van het aantal personen waarvoor armoede of sociale uitsluiting dreigt tot 814.000
LU73 %2,3-2,6 %-20 %11 %4,48<10%66 %6.000
LV73 %1,5 %17 %40 %5,3710 %34-36 %121.000 (waarvoor armoede dreigt na sociale overdrachten en/of in huishoudens met zeer lage arbeidsintensiteit)*
MT70 %2 %5 %10 %0,82510 %33 %6.560
NL80 %2,5 %-16 %14 %60,7<8 %40 %Vermindering met 100.000 van het aantal mensen (leeftijdsgroep 0-64) dat deel uitmaakt van huishoudens met een zeer lage arbeidsintensiteit*
PL71 %1,7 %14 %15 %96,44,5 %45 %1.500.000
PT75 %2,7-3,3 %1 %31 %22,510 %40 %200.000
RO70 %2 %19 %24 %42,9911,3 %26,7 %580.000
SE>80%4 %-17 %49 %43,4<10%40-45 %Vermindering van het aantal mensen in de leeftijdsgroep 20-64 die geen deel uitmaken van de beroepsbevolking (m.u.v. voltijds studenten), langdurig werklozen of langdurig zieken tot ruim onder 14%*
SI75 %3 %4 %25 %7,315 %40 %40.000
SK72 %1,2 %13 %14 %16,26 %40 %170.000
UKGeenGeen-16 %15 %175GeenGeenGeen


(1) Voorjaarsprognoses 2015 van de Commissie, 5 mei 2015:ec.europa.eu/economy_finance/publications
(2) COM(2014) 902 final van 28.11.2014. Deze prioriteiten komen ook tot uiting in de geïntegreerde richtsnoeren (COM(2015) 98 en COM(2015) 99).
(3) P8_TA(2015)0067.
(4) P8_TA(2015)0068.
(5) P8_TA(2015)0069.
(6) Zie voetnoot 1.
(7) COM(2015) 12 van 13.1.2015.
(8) Zie de aanbeveling van de Raad van 10 maart 2015.
(9) Zie voetnoot 8.
(10) De nationale streefcijfers zoals opgenomen in de nationale hervormingsprogramma’s (NHP) in april 2015.
(11) De nationale emissiereductiedoelstellingen die in Beschikking 2009/406/EG (de “beschikking inzake de verdeling van de inspanningen”) worden genoemd, betreffen de emissies die niet onder het emissiehandelssysteem vallen. De emissies die onder het emissiehandelssysteem vallen, zullen met 21% worden verminderd ten opzichte van 2005. De overeenkomstige totale emissiereductie zal -20% bedragen ten opzichte van 1990. De streefcijfers zijn uitgedrukt in emissiereductie of maximale emissiestijging.
(12) Volgens Richtlijn 2012/27/EU (richtlijn betreffende energie-efficiëntie), artikel 3, lid 1, onder a), mag het energieverbruik van de Unie in 2020 niet meer bedragen dan 1474 Mtoe primaire energie of niet meer dan 1078 Mtoe finale energie. Deze tabel geeft alleen het verbruik van primaire energie in 2020 weer, uitgedrukt in Mtoe.