Toelichting bij COM(2015)288 - Derde verslag over de tenuitvoerlegging van de nationale strategische plannen en de gemeenschappelijke strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (2007-2013)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Voorwoord


Het onderhavige verslag is het derde verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de tenuitvoerlegging van de nationale strategische plannen (NSP's)1 en de communautaire strategische richtsnoeren (CSR's) voor plattelandsontwikkeling (2007-2013)2.

Dit verslag van de Commissie3 is gebaseerd op de analyse en de beoordeling van de samenvattende verslagen die in 2014 door de lidstaten zijn ingediend4, alsook op andere beschikbare informatie, in het bijzonder de financiële en materiële gemeenschappelijke indicatoren voor het toezicht, en op de activiteiten van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling.

Het verslag geeft een samenvatting van de belangrijkste ontwikkelingen, actuele trends en uitdagingen die zijn aangegaan in het kader van de uitvoering van de NSP's en de CSR's.

Het is belangrijk op te merken dat de gegevens die in dit verslag zijn gebruikt, aggregaten zijn van het begin van de programmeringsperiode in 2007 tot eind 2013. De programmeringsperiode loopt eind 2013 ten einde, maar de uitvoering loopt door tot 31 december 20155. Tot dan zal nog een groot aantal concrete acties worden ondernomen, en een definitief overzicht van de resultaten van het programma zal niet beschikbaar zijn vóór eind 2016.


Inhoudsopgave

1. Context en overzicht 4

1.1 De communautaire prioriteiten voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013 4

1.2 Overzicht van de begroting en operationele streefwaarden 5

2. Tenuitvoerlegging van de communautaire prioriteiten 6

2.1 Overzicht van de belangrijkste resultaten 6

2.2. Uitvoering per as en maatregelen 8

3. Vooruitzichten 12


1. Context en overzicht

1.1 De communautaire prioriteiten voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013

In februari 2006 heeft de Raad van de Europese Unie strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-20132 vastgesteld met daarin de onderstaande drie thematische kernprioriteiten:

- verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector. Het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo6) moet bijdragen tot een sterke en dynamische Europese agrovoedingssector door zich te richten op prioriteiten als kennisoverdracht, modernisering, innovatie en kwaliteit in de voedselketen en op prioritaire sectoren voor investeringen in materieel en menselijk kapitaal. De maatregelen in het kader van as 1 moeten hoofdzakelijk bijdragen tot het halen van de doelstelling inzake concurrentievermogen van de plattelandsontwikkelingsprogramma's (POP's);

- verbetering van het milieu en het platteland. Met het oog op de bescherming en verbetering van de natuurlijke hulpbronnen en het rurale landschap in de EU moeten de voor deze prioriteit uitgetrokken middelen worden ingezet voor drie prioritaire gebieden op EU-niveau: biodiversiteit en de instandhouding en ontwikkeling van landbouw- en bosbouwsystemen met een hoge natuurwaarde en van traditionele agrarische landschappen, water en klimaatverandering. De maatregelen in het kader van as 2 in de POP’s moeten hoofdzakelijk bijdragen tot het halen van de milieudoelstelling;

- verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en bevordering van diversificatie van de plattelandseconomie. De aan deze doelstellingen bestede middelen moeten ten dienste worden gesteld van de overkoepelende prioriteit werkgelegenheid en het scheppen van groeivoorwaarden. De maatregelen moeten vooral tot doel hebben de capaciteitsopbouw, het verwerven van vakkundigheid en de organisatie van de ontwikkeling van lokale strategieën te bevorderen, en moeten ervoor helpen zorgen dat het platteland voor de volgende generaties aantrekkelijk blijft. Wanneer initiatieven ter bevordering van opleiding, voorlichting en ondernemerschap worden genomen, moet aandacht worden besteed aan de specifieke behoeften van vrouwen, jongeren en oudere werknemers. De maatregelen in het kader van as 3 in de POP’s moeten, samen met as 4, bijdragen tot de realisatie van de algemenere doelstellingen van plattelandsontwikkeling.

1.

De vastgestelde strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling vestigen niet alleen de aandacht op de thematische prioriteiten, maar benadrukken ook de noodzaak van:


- ontwikkeling van de plaatselijke capaciteit voor werkgelegenheid en diversificatie terwijl tegelijk aan de thematische prioriteiten wordt bijgedragen. Deze horizontale as, ook de Leader-as (as 4) genoemd, moet door middel van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van de governance en het mobiliseren van het reeds in de plattelandsgebieden aanwezige ontwikkelingspotentieel;

- zorgen voor samenhang in de programmering. Synergieën tussen en binnen de assen moeten worden geoptimaliseerd. In voorkomende gevallen moet rekening worden gehouden met andere EU-strategieën. Er moeten instrumenten worden ingezet om de governance te verbeteren en de doeltreffendheid van het beleid te verhogen. In het bijzonder moeten Europese en nationale netwerken voor plattelandsontwikkeling worden opgezet die als platform kunnen fungeren voor de uitwisseling van beste praktijken en expertise over alle aspecten die een rol spelen bij het ontwerpen, beheren en ten uitvoer leggen van het beleid door de betrokken actoren;

- complementariteit van de communautaire instrumenten. Teneinde synergieën tussen het structuur-, werkgelegenheids- en plattelandsontwikkelingsbeleid te bevorderen, moeten de lidstaten waken over de complementariteit en de samenhang van de acties die uit de verschillende Europese fondsen worden gefinancierd.

De strategische richtsnoeren verschaffen het kader op basis waarvan de lidstaten hun NSP's hebben opgesteld, die de Europese prioriteiten vertalen in nationale prioriteiten en dienen als referentie voor de POP's. Deze POP's leggen de prioriteiten ten uitvoer door middel van reeksen geselecteerde maatregelen die zijn gegroepeerd per as (zie tabel 17 met de lijst van maatregelen per as). De programma’s, die nationaal of regionaal zijn, zijn in 2007 en 2008 door de Commissie goedgekeurd. De tenuitvoerlegging van de programma’s wordt gemonitord en geëvalueerd op basis van het gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader (GTEK).


1.2 Overzicht van de begroting en operationele streefwaarden

De Elfpo-begroting voor de volledige programmeringsperiode 2007-2013 bedraagt 96,2 miljard EUR. Om een evenwichtige strategie te waarborgen, zijn in het Elfpo minimumbestedingsniveaus voor elke thematische as vastgesteld die in elk POP moeten worden toegepast (10 % voor as 1, 25 % voor as 2 en 10 % voor as 3). Voor as 4 (Leader) wordt minimaal 5 % (2,5 % voor EU-12) van de EU-middelen voor elk programma gereserveerd. De totale beschikbare begroting is groter aangezien de Elfpo-middelen worden aangevuld met nationale overheidsfinanciering8.


Figuur 1 : Relatief belang van de assen in de totale Elfpo-bijdrage voor de programmeringsperiode 2007-2013 – EU-27.


Na de voltooiing van de programmering op het niveau van de lidstaten heeft de financiële uitsplitsing over de verschillende assen, alsook de vaststelling van de belangrijkste streefwaarden voor 2013 geleid tot de volgende situatie, zoals weergegeven in figuur 1 hierboven:

- as 1 'verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector' neemt 33 % van het totale Elfpo voor haar rekening. Verwacht wordt dat in het kader van deze as uiterlijk aan het einde van de programmeringsperiode een bijdrage aan 575 000 investeringsprojecten voor de modernisering van landbouwbedrijven zal worden geleverd en steun aan 34 000 ondernemingen zal worden verleend ter verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten;

- as 2 'verbetering van het milieu en het platteland' overheerst met 45 % van het totale Elfpo. Het beoogde resultaat is dat 47 miljoen hectare (ha) landbouwgrond onder agromilieubeheer komt, 55 miljoen ha landbouwgrond in probleem- en berggebieden compensatie voor handicaps krijgt en 1,3 miljoen ha landbouwgrond wordt ondersteund om te voldoen aan de eisen van Natura 2000;

- as 3 'verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie' heeft met 14 % van het totale Elfpo een kleiner aandeel. Er wordt verwacht dat deze as uiterlijk in 2013 zal bijdragen tot de ontwikkeling of oprichting van 73 350 ondernemingen in plattelandsgebieden en tot de ondersteuning van 29 000 dorpsvernieuwingsprojecten;

- as 4 (Leader) is goed voor 6 % van de totale Elfpo-financiering. Volgens de planning zal het grootste deel van de steun voor de uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën bijdragen tot de diversificatie en de leefkwaliteit (projecten van het type as 3).

De gezondheidscontrole (GC) en het Europees economisch herstelplan (EEHP) hebben ertoe geleid dat er een extra begrotingsbedrag van 4,9 miljard EUR is toegewezen aan zes 'uitdagingen'. Het grootste deel van deze middelen gaat naar biodiversiteit (31 % of 1,5 miljard EUR) en waterbeheer (27 % of 1,3 miljard EUR). Van de extra begrotingsmiddelen is 15 % (0,7 miljard EUR) besteed aan de herstructurering van de zuivelsector, 14 % (0,7 miljard EUR) aan maatregelen in verband met klimaatverandering en 6 % (0,3 miljard EUR) aan hernieuwbare energie. De lidstaten hebben ook besloten om 35 % van de middelen uit het EEHP (ofwel 0,3 miljard EUR van de beschikbare 1 miljard EUR) te investeren in breedbandinfrastructuur.

2. Tenuitvoerlegging van de communautaire prioriteiten

2.1 Overzicht van de belangrijkste resultaten

Het totaalbedrag van de Elfpo-uitgaven die eind 2013 door de EU-27 waren gedaan, beliep 71 miljard EUR9, wat neerkomt op 74 % van de totale begroting van 96,2 miljard EUR voor 2007-2013 (de beschouwde periode bestrijkt 7 jaar van de in totaal 9 jaar durende uitvoeringsperiode10). De jaarlijkse uitgaven liggen globaal bekeken op schema na een aanvankelijk trage start in de eerste jaren van de programmeringsperiode 2007-2013.

Het beeld van de situatie in de lidstaten is allesbehalve homogeen (figuur 2): bij twee lidstaten lag het bestedingsniveau boven 90 %, terwijl acht lidstaten nog geen 70 % hebben uitgegeven.


Figuur 2 : Totale Elfpo-begrotingsuitgaven eind 2013 vergeleken met de totale toewijzing voor 2007-2013


De uitvoering van as 1 (68 %) is grofweg in overeenstemming met het uitgavenstreefcijfer voor 2007-2013, vanwege een aanzienlijk aantal goedgekeurde investeringsprojecten waarvan de uitvoering nog loopt.

As 2 heeft het hoogste uitvoeringspercentage (86 %), met een gelijkmatige verdeling over de lidstaten. Dit hoge uitvoeringspercentage kan worden verklaard door de verschillende uitvoeringsmechanismen van de investeringsmaatregelen van de assen 1 en 3 en de belangrijkste maatregelen van as 2.

As 3 geeft een opmerkelijke toename ten opzichte van eind 2011 te zien (60 % tegenover 31 % eind 2011), toen een aanzienlijke vertraging bij de uitvoering van de maatregelen werd gerapporteerd11. Er zijn echter verschillen tussen de lidstaten en sommige lidstaten ondervinden nog steeds vertraging bij het halen van de streefdoelen.

As 4 heeft een uitvoeringsgraad van 46 %; dit cijfer is sterk beïnvloed door vertragingen bij de uitvoering van plaatselijke strategieën en plaatselijke groepen in verschillende lidstaten. De uitvoering van Leader verschilt sterk van lidstaat tot lidstaat.


Figuur 3. Totale Elfpo-begrotingsuitgaven eind 2013 vergeleken met de totale toewijzing voor 2007-2013 per as.


Wordt specifiek naar het uitvoeringspercentage van de gezondheidscontrole (GC) en het Europees economisch herstelplan (EEHP) gekeken, dan was eind 2013 3,3 miljard EUR van de totale geprogrammeerde 4,95 miljard EUR (74 %) uitgegeven, wat een positieve trend bevestigt die in 2012 is gerapporteerd, na een zoals verwacht bescheiden start in 2010. De besteding per uitdaging ligt het hoogst voor de uitdagingen klimaatverandering, biodiversiteit en zuivelsector, met respectievelijk 100 %, 94 % en 85 %, terwijl breedband, waterbeheer en hernieuwbare energie, achterblijven met respectievelijk 31 %, 28 % en 21 %. De besteding voor biodiversiteit en klimaatverandering ligt hoger omdat deze uitdagingen vooral zijn aangepakt aan de hand van maatregelen in het kader van as 2.


Figuur 4. Totale GC- en EEHP-begrotingsuitgaven (Elfpo) eind 2013 vergeleken met de totale toewijzing in de periode 2007-2013 voor nieuwe uitdagingen (gegevens van GTEK 2013).

Bij het programmeringsproces zijn synergieën tussen en binnen de assen en de algehele samenhang in aanmerking genomen (afhankelijkheid van het POP van een analyse van de sterke en zwakke punten van de situatie, ex-ante-evaluatie van het POP enz.). Deze zijn gedurende de gehele programmeringsperiode nagestreefd via met name het toezicht (toezichtscomités...), de evaluaties en de activiteiten van de nationale netwerken voor het platteland (NNP's) en het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling (ENPO) (gemeenschappelijke analyses of uitwisseling van informatie en praktijken tussen POP-beheerders en belanghebbenden enz.).

Gedurende de eerste jaren van de uitvoeringsperiode zijn mechanismen ter waarborging van de complementariteit tussen het Elfpo en de structuurfondsen van de EU ingevoerd. Deze mechanismen nemen de vorm aan van afbakeningslijnen en/of coördinatiemechanismen zoals een interministeriële instantie.


2.2. Uitvoering per as en maatregelen


AS 1 – Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en de bosbouwsector

De totale uitgaven van het Elfpo voor as 1 die voor de periode 2007-2013 zijn geregistreerd, bedragen 68 % van de totale toewijzing voor 2007-2013 (gemiddelde voor EU-27).

2.

Eind 2013 zijn de belangrijkste resultaten voor deze doelstelling:


- 2 430 000 deelnemers hebben met succes een opleiding met betrekking tot land- en/of bosbouw afgerond (88 % van het streefcijfer voor 2013);

- 136 000 bedrijven hebben nieuwe producten en/of nieuwe technieken ingevoerd (54 % van het streefcijfer);

- met een Eflpo-bijdrage van 17 miljard EUR (28 miljard EUR totale publieke uitgaven (Elfpo + aanvulling lidstaat)) is een totaal investeringsvolume van 80 miljard EUR (80 % van het streefcijfer12) gerealiseerd voor de belangrijkste investeringsmaatregelen van as 1.


Figuur 5. Totale Elfpo-begrotingsuitgaven eind 2013 vergeleken met de totale toewijzing voor 2007-2013, binnen as 1 per maatregel.


Maatregel 121 (modernisering van landbouwbedrijven) is, gemeten aan de Elfpo-begrotingstoewijzing (11,6 miljard EUR), de grootste maatregel van as 1. Voor deze maatregel is 75 % van de totale begroting besteed en zijn al 379 000 moderniseringsprojecten voltooid (66 % van het streefcijfer). De totale omvang van de gedane investeringen bedraagt meer dan 39 miljard EUR en zal naar verwachting aan het eind van de programmeringsperiode 2007-2013 49 miljard EUR belopen. De positieve besteding illustreert de grote belangstelling van landbouwers in investeringen, hetgeen wordt bevestigd door de stijging van de begroting in de loop van de programmeringsperiode.

Maatregel 123 (verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten) heeft een bestedingspercentage van 58 % en in het kader ervan worden 22 885 van de beoogde 34 029 bedrijven ondersteund. Het totale investeringsvolume bedraagt 17,4 miljard EUR (71 % van het streefcijfer).

Maatregel 125 (infrastructuur voor de ontwikkeling en aanpassing van de land- en de bosbouw) kende eind 2013 een financieel uitvoeringspercentage van 55 %. De tot dusverre verrichte 2,6 miljard EUR Elfpo-uitgaven hebben geleid tot een totale investering van 7,2 miljard EUR (publiek + privaat). Het aantal gesteunde concrete acties bedraagt meer dan 43 500 (99 % van het streefcijfer), met een gemiddelde investering van circa 160 000 EUR – een waarde die lager is dan verwacht en in de lijn ligt van de lagere bestedingsgraad.

Maatregel 112 (vestiging van jonge landbouwers) kent een bestedingsniveau van 77 %, de Elfpo-uitgaven bedragen meer dan 2,1 miljard EUR en in het kader ervan zijn bijna 145 000 landbouwers ondersteund.


As 2 – Verbetering van het milieu en het platteland

De totale Elfpo-uitgaven voor as 2 voor de periode 2007-2013 bedragen 86 % van de totale toewijzing.

3.

De belangrijkste resultaten die eind 2013 voor deze doelstelling zijn bereikt, zijn met name:


- dat 46,9 miljoen hectare onder landbeheer is gebracht dat bijdraagt tot de verbetering van het milieu (biodiversiteit, waterkwaliteit, bodemkwaliteit en het aanpakken van de klimaatverandering), wat goed is voor 27 % van de totale oppervlakte cultuurgrond (OCG) van de EU13. Dit cijfer omvat 7,6 miljoen ha waarop biologische landbouw wordt ondersteund;

- dat op 1,5 miljoen hectare specifiek landbeheer in Natura 2000-gebieden of in het kader van de kaderrichtlijn water wordt verricht.

- dat op 340 000 hectare in zowel landbouwgebieden als niet-landbouwgebieden bebossing wordt ondersteund.


Figuur 6. Totale Elfpo-begrotingsuitgaven eind 2013 vergeleken met de totale toewijzing voor 2007-2013, binnen as 2 per maatregel.


De drie maatregelen met de relatief gezien grootste begrotingstoewijzing zijn ook de maatregelen met de hoogste besteding van de maatregelen van as 2: maatregel 211 (betalingen voor natuurlijke handicaps aan landbouwers in berggebieden, met een besteding van 100 %), maatregel 212 (betalingen aan landbouwers in andere gebieden met handicaps dan berggebieden, met een besteding van 91 %) en maatregel 214 (agromilieubetalingen, met een besteding van 87 %).

Voor maatregel 214 bedragen de Elfpo-uitgaven meer dan 20 miljard EUR. Agromilieubetalingen betroffen meer dan 1,5 miljoen bedrijven en een totale ondersteunde oppervlakte van 46,9 miljoen hectare. De verschillende concrete acties worden in het kader van de Europese POP's niet op uniforme wijze uitgevoerd, maar de totale uitvoeringspercentages bevestigen dat agromilieubetalingen de leiderspositie innemen in de groep van milieumaatregelen. Maatregel 214 speelt ook een leidende rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen inzake biodiversiteit en klimaatverandering van de gezondheidscontrole van het GLB.

Met de maatregelen 211 en 212 samen wordt meer dan 55 miljoen hectare probleemgebieden en berggebieden ondersteund ter compensatie van de natuurlijke handicaps. De financiële absorptiegraad bedraagt welhaast 100 %.

Maatregel 221 (eerste bebossing van landbouwgrond) speelt ook een rol in de begroting van as 2, met name door de voortzetting van de vastleggingen uit de vorige programmeringsperioden. In het merendeel van de POP's is de totale begroting ervan afgenomen sinds het begin van de programmeringsperiode. De maatregel vertoont echter een bestedingsniveau van 77 % en betreft meer dan 271 000 hectare bebost land. Maatregel 226 (herstel van bosbouwpotentieel en het treffen van preventieve maatregelen) en maatregel 227 (niet-productieve investeringen) zijn in termen van begrotingstoewijzing de overige belangrijkste maatregelen ter ondersteuning van de bosbouwsector. In het kader van beide maatregelen samen is voor meer dan 3 miljard EUR investeringen in Europese bossen ondersteund.


As 3 – Verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en bevordering van diversificatie van de plattelandseconomie

De totale Elfpo-uitgaven voor as 3 voor de periode 2007-2013 bedragen 60 % van de totale toewijzing.

4.

De belangrijkste resultaten die eind 2013 voor deze doelstelling zijn bereikt, zijn:


- as 3 heeft bijgedragen tot het scheppen van banen (75 000) in een context van toenemende werkloosheid in plattelandsgebieden14;

- met een Elfpo-bijdrage van 7 miljard EUR (10 miljard totale publieke middelen (Elfpo + bijdrage lidstaat)) is een totaal investeringsvolume van 21 miljard EUR (privaat + publiek) gerealiseerd15;

- 135 000 concrete acties ter ondersteuning van de ontwikkeling van niet-landbouwactiviteiten in plattelandsgebieden, waaronder de oprichting van bedrijven en nieuwe toeristische activiteiten16.


Figuur 7. Totale Elfpo-begrotingsuitgaven eind 2013 vergeleken met de totale toewijzing voor 2007-2013, binnen as 3 per maatregel.

De grootste maatregel van as 3 in termen van totale toewijzing is maatregel 321 (basisvoorzieningen voor de plattelandseconomie en -bevolking), met een besteding van 60 % en meer dan 50 000 voltooide projecten. Met een Elfpo-bijdrage van 2,3 miljard EUR bedroeg de totale omvang van de in het kader van deze maatregel gerealiseerde investeringen eind 2013 om en bij de 5,3 miljard EUR.

Met een uitvoeringspercentage van 73 %, wat overeenkomt met een totaal investeringsvolume van 6,8 miljard EUR (voor een Elfpo-bijdrage van 2,5 miljard) ter ondersteuning van vernieuwingsactiviteiten in bijna 40 000 dorpen, is maatregel 322 (dorpsvernieuwing en -ontwikkeling) in termen van uitvoering echter de verst gevorderde maatregel van as 3.

Het uitvoeringspercentage van maatregel 312 (oprichting en ontwikkeling van ondernemingen) blijft daarentegen vrij laag (45 %), ook al benadert het aantal gesteunde micro-ondernemingen (meer dan 61 000) het streefcijfer (84 %).

De uitvoeringsgraad van maatregel 311 (diversificatie naar niet-agrarische activiteiten) ligt in de lijn van as 3 (62 %). Het totale investeringsvolume bedraagt meer dan 4,2 miljard EUR voor 35 000 begunstigden.


As 4 – Ontwikkeling van de plaatselijke capaciteit voor werkgelegenheid en diversificatie

De totale Elfpo-uitgaven voor as 4 voor de periode 2007-2013 bedragen 46 % van de totale toewijzing.

5.

Het belangrijkste resultaat dat eind 2013 voor deze doelstelling is bereikt, is:


- de financiering van bijna 139 000 projecten door 2 402 PG's.


Figuur 8. Totale Elfpo-begrotingsuitgaven eind 2013 vergeleken met de totale toewijzing voor 2007-2013, binnen as 4 per maatregel17.


Eind 2013 bedroeg het totale aantal PG's 2 40218. Dit aantal is verdubbeld in vergelijking tot Leader+, en de helft van de gebieden voert de Leader-aanpak voor het eerst uit.

Doordat de selectie van de plaatselijke groepen relatief laat is voltooid, zijn veel van de geselecteerde plaatselijke groepen met vertraging begonnen aan de uitvoering van projecten die verband houden met hun plaatselijke ontwikkelingsstrategie. Dit verklaart de betrekkelijk lage besteding van Elfpo-middelen voor as 4 – slechts 46 % van de totale toewijzing voor deze as. In het laatste kwartaal zijn de uitgaven echter aanzienlijk gestegen.

Bepaalde lidstaten hebben op specifieke problemen gewezen. Met name heeft de stroomlijning van Leader tot een ingrijpende wijziging van de aanpak geleid, met aanzienlijke administratieve aanpassingen tot gevolg (administratieve reorganisatie, opleiding van personeel).


3. Vooruitzichten

De totale financiële besteding ligt globaal bekeken op schema, ondanks enkele ongunstige omstandigheden zoals de economische situatie. Het eind 2013 bereikte uitvoeringspercentage en de algehele verwezenlijking van de outputindicatoren bevestigen dat de voornaamste uitvoeringsmoeilijkheden die in de vorige verslagen zijn gerapporteerd, grotendeels zijn overwonnen.

In bepaalde lidstaten blijft er evenwel sprake van een lage besteding, met name met betrekking tot de uitvoering van as 3 en as 4. Voor deze twee assen onderstrepen de beschikbare gegevens de verschillen tussen de lidstaten, met name wat de uitvoering van Leader betreft. De over het algemeen goede uitvoering geeft duidelijk aan dat Leader werkbaar is, maar de lage bestedingsniveaus die in sommige POP's zijn gerapporteerd, wijzen op verschillen tussen de plattelandsgebieden van de Unie. Een belangrijke rol in dit verband is weggelegd voor netwerkvorming via het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling.

Wat de individuele programma's betreft, zijn veel corrigerende wijzigingen aangebracht op basis van de moeilijkheden die zich in de eerste uitvoeringsjaren hebben voorgedaan, rekening houdend met de uit de tussentijdse evaluaties voortvloeiende aanbevelingen, en met gebruikmaking van aanvullende middelen voor de aanpak van nieuwe uitdagingen (de gezondheidscontrole) en de economische crisis (Europees economisch herstelplan). De meeste van de waargenomen wijzigingen betroffen begrotingsverschuivingen tussen maatregelen, aanpassing van de beoogde begunstigden en/of de subsidiabiliteitscriteria. De belangrijkste redenen voor de wijzigingen van de begroting waren wijzigingen van de strategische prioriteiten, lage absorptiepercentages en reacties op onvoorziene problemen die hun oorsprong vinden in de ruimere politieke, economische of juridische context.

Het systeem voor het toezicht op het plattelandsontwikkelingsbeleid schetst een beeld van de belangrijkste outputs en resultaten voor de tweede pijler van het GLB. Meer specifiek hebben in het kader van as 1 ongeveer 2,4 miljoen landbouwers met vrucht een opleiding gevolgd en is meer dan 80 miljard EUR aan totale investeringen in 637 000 projecten losgemaakt. In het kader van as 2 zijn op 47 miljoen hectare milieugerichte maatregelen ten uitvoer gelegd. In het kader van as 3 zijn ruim 50 000 projecten op het gebied van basisvoorzieningen voor de economie en de plattelandsbevolking voltooid en zijn 62 000 microbedrijven gesteund of opgericht. Tot slot is tot nu toe steun verleend voor 140 000 Leader-projecten (as 4).

Dit beeld zal worden vervolledigd door de ex-postevaluatie ter beoordeling van de algemene effecten van het plattelandsontwikkelingsbeleid. De beheersautoriteiten zullen uiterlijk eind 2016 bij de Commissie de ex-postevaluaties voor elk individueel POP indienen, waarna een synthese op EU-niveau volgt.


1Zie titel II, hoofdstuk II, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo).

2Besluit van de Raad van 20 februari 2006 inzake communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007-2013) (2006/144/EG).

3Zie artikel 14 'Verslag van de Commissie' van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005.

4Zie artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005. Deze samenvattende verslagen beschrijven de voortgang die is gemaakt met de tenuitvoerlegging van de NSP's en doelstellingen, alsook de bijdrage aan het bereiken van de communautaire strategische richtsnoeren.

5 In het kader van de zogeheten N+2-regel kunnen de lidstaten tot eind 2015 uitgaven verrichten voor de programma's van de periode 2007-2013.

6Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo).

7Alle tabellen zijn opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie.

8Alle financiële gegevens in het verslag hebben uitsluitend betrekking op het Elfpo, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

9Betalingen van de lidstaten die betrekking hebben op de kalenderjaren 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en 2013. Een vergelijking met de financiële verslagen van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van het Elfpo gaat niet op, aangezien die verslagen zijn gebaseerd op begrotingsjaren.

10De Elfpo-betalingen voor de periode 2007-2013 mogen worden verricht tot twee jaar na de laatste vastleggingen (2013), dus tot eind 2015.

11Tweede verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de tenuitvoerlegging van de nationale strategische plannen en de communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (2007-2013).

12De totale investering omvat particuliere en openbare uitgaven voor de volgende investeringsmaatregelen (112, 121, 122, 123, 125, 126).

13OCG uit de landbouwstructuurenquête van 2010 (Eurostat, update van november 2014).

14De werkloosheid is globaal gestegen van 7,1 % in 2007 tot 10,3 % in 2013 in de dun bevolkte rurale gebieden, en van 7 % in 2007 tot 10,2 % in 2013 in de tussenliggende gebieden (bron: Eurostat).

15Met betrekking tot de investeringsmaatregelen 311, 313, 321, 322 en 323.

16Met betrekking tot de maatregelen 311, 312 en 313.


17 Maatregel 413 stemt overeen met concrete acties in het kader van Leader van het type as 3 en 431 met functionerings- en dynamiseringskosten van PG's.

18Volgens ENPO-onderzoek (juni 2014).

NL NL