Toelichting bij COM(2016)598 - Wijziging van Beschikking 2007/441/EG waarbij Italië wordt gemachtigd af te wijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna 'de btw-richtlijn' genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 30 maart 2016, heeft de Italiaanse Republiek verzocht om een derogatiemaatregel in verband met het recht op aftrek van de btw op bepaalde soorten vervoermiddelen te mogen blijven toepassen. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 22 juni 2016 van het verzoek van de Italiaanse Republiek in kennis gesteld. Bij brief van 23 juni 2016 heeft de Commissie de Italiaanse Republiek meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig de artikelen 168 en 168 bis van de btw-richtlijn mag een belastingplichtige de btw op de goederen en diensten die hij voor zijn belaste handelingen aanschaft, in mindering brengen. Tegelijkertijd is in artikel 26, lid 1, onder a), van de btw-richtlijn bepaald dat het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden is gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de btw is ontstaan. Zo garandeert het systeem dat eindverbruik wordt belast wanneer in eerste instantie voorbelasting in mindering is gebracht.

Het is vaak moeilijk en omslachtig voor een belastingplichtige om het privé- en het zakelijke gebruik van motorvoertuigen op te splitsen en een administratie daarvan bij te houden, en voor de belastingdienst om de juistheid van deze opsplitsing te controleren. Dit zou ook het geval zijn wanneer Italië gebruik zou maken van de keuzemogelijkheid van artikel 168 bis, lid 2, van de btw-richtlijn om de aftrek voor uitgaven in verband met tot het bedrijf behorende voertuigen te beperken naar evenredigheid van het werkelijke zakelijke gebruik dat de belastingplichtige ervan maakt. Gelet op het aantal voertuigen dat zowel zakelijk als privé wordt gebruikt, zou de belastingontduiking bovendien aanzienlijke proporties kunnen aannemen.

Om de inning van de btw te vereenvoudigen en belastingontduiking te bestrijden, heeft de Italiaanse Republiek bij de Raad in 2007 een verzoek om een derogatie ingediend (dat werd ingewilligd), op grond waarvan het recht op aftrek ter zake van gemotoriseerde wegvoertuigen (andere dan landbouw- of bosbouwtractoren, die gewoonlijk worden gebruikt voor het vervoer van personen of goederen over de weg, met een maximaal toegelaten gewicht van niet meer dan 3500 kg en met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet inbegrepen) tot 40 % mocht worden beperkt tot 31 december 2010 1 . Sommige categorieën voertuigen waren evenwel uitdrukkelijk van deze beperking uitgesloten, zoals voertuigen die deel uitmaken van een bedrijfsvoorraad, lesvoertuigen van autorijscholen, huur- of leasingvoertuigen, voertuigen gebruikt door handelsvertegenwoordigers of als taxi. Tegelijkertijd werd aan bedrijven een ontheffing verleend van de verplichting om de btw over het privégebruik aan te geven. Deze beschikking werd nadien verlengd bij Besluit 2010/748/EU van de Raad 2 tot en met 31 december 2013 en bij Uitvoeringsbesluit 2013/679/EU van de Raad 3 tot en met 31 december 2016.

Overeenkomstig artikel 6 van deze beschikking heeft de Italiaanse Republiek een verslag over de toepassing van de beschikking, met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking, voorgelegd.

Uit de gegevens in dit verslag blijkt dat, met name gezien het zeer grote aantal kleine ondernemingen in de Italiaanse Republiek (99 % of 5,2 miljoen belastingplichtigen moeten worden beschouwd als micro-entiteiten, die hoofdzakelijk bestaan uit één persoon of met slechts één werknemer), de beperking tot 40 % nog altijd aansluit bij de werkelijkheid en derhalve passend blijft.

Een verlenging van de derogatie moet evenwel in de tijd beperkt zijn zodat kan worden geëvalueerd of de voorwaarden waarop zij gebaseerd is, nog altijd geldig zijn. Daarom wordt voorgesteld de derogatie tot eind 2019 te verlengen en de Italiaanse Republiek te verzoeken een nieuw verslag voor te leggen indien het land zou overwegen een verzoek om verlenging na die einddatum in te dienen.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Krachtens artikel 176 van Richtlijn 2006/112/EG zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan mogen de lidstaten de uitsluitingen die op 1 januari 1979 van toepassing waren, handhaven. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek ter zake van motorvoertuigen beperken.

Er zijn in het verleden initiatieven genomen om regels vast te stellen voor de uitgavencategorieën die aan een beperking van het recht op aftrek kunnen worden onderworpen 4 ; een dergelijke derogatie is evenwel een passende maatregel in afwachting van de harmonisatie van deze regels op EU-niveau.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Gelet op de bepaling van de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking voorkomen en de btw-inning in een specifieke sector vereenvoudigen.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: uitvoeringsbesluit van de Raad.

Andere instrumenten zouden om de volgende redenen ongeschikt zijn.

Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

•Raadplegingen van belanghebbenden

Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Italië en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel strekt ertoe btw-ontduiking tegen te gaan en de belastinginning te vereenvoudigen, en kan aldus een positief effect hebben waarbij de administratieve lasten voor de bedrijven en de belastingdiensten aanzienlijk worden verminderd. De maatregel wordt door Italië als passend beschouwd en is met andere vroegere en huidige derogaties te vergelijken.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting hebben.

Het voorstel strekt ertoe Italië te machtigen om het recht op aftrek ter zake van bepaalde voertuigen en daarmee samenhangende uitgaven te blijven beperken in 2017-2019, zoals werd toegestaan tot 2016 bij Beschikking 2007/441/EG. In overeenstemming met artikel 6, lid 4, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad berekent Italië een overeenkomstige 'compensatie voor voertuigen en daarmee samenhangende uitgaven' en het land moet dat bijgevolg blijven doen tot 2019.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Het voorstel bevat een vervalbepaling; de derogatie loopt automatisch af op 31 december 2019.

Indien Italië een verdere verlenging van de derogatiemaatregel na 2019 alsnog noodzakelijk acht, dient het de Commissie uiterlijk 1 april 2019 een evaluatieverslag tezamen met het verzoek om verlenging voor te leggen.