Toelichting bij COM(1999)67 - Gemeenschappelijke marktordening in de sector visserijproducten en producten van de aquacultuur (COM(1999) 55 - C4-0141/1999 - 1999/0047(CNS))

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

C 83/4 Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen NL 25.3.1999

1.

Gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende


stoffen (1)

(1999/C 83/02) (Voor de EER relevante tekst)

COM(1999) 67 def. — 98/0228 (SYN) (Door de Commissie overeenkomstig artikel 189 A, lid 2, van het EG-Verdrag ingediend

op 11 februari 1999)

PB C 286 van 15.9.1998, blz. 6.

2.

GEWIJZIGD VOORSTEL


OORSPRONKELIJK VOORSTEL

Derde overweging

Overwegende dat is vastgesteld dat de aanhoudende emissie van ozonafbrekende stoffen op de huidige niveaus aan de ozonlaag significante schade blijft toe-brengen; dat derhalve nadere maatregelen dienen te worden genomen om een afdoende bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu te waarbor-gen;


Overwegende dat is vastgesteld dat de aanhoudende emissie van ozonafbrekende stoffen op de huidige niveaus aan de ozonlaag significante schade blijft toe-brengen; dat de aantasting van de ozonlaag in het zui-delijk halfrond in 1998 een ongekende hoogte heeft bereikt; dat zich recentelijk in drie voorjaren op vier een sterke afname van de ozonconcentraties boven het noordpoolgebied heeft voorgedaan; dat de toename van de UV-B-straling als gevolg van de aantasting van de ozonlaag een ernstige bedreiging voor de gezond-heid en het milieu vormt; dat derhalve nadere maat-regelen dienen te worden genomen om een afdoende bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu te waarborgen;


3.

Negende overweging


Overwegende dat steeds meer alternatieven voor methylbromide beschikbaar komen, hetgeen in ver-gelijking met het Protocol van Montreal tot een ver-snelde eliminatie van methylbromide moet leiden; dat ook andere partijen bij dat protocol voor een derge-lijke versnelde eliminatie zorgen; dat er wellicht speci-fieke kritische toepassingen en omstandigheden in de landbouw zijn waarbij eliminatie van methylbromide tot ernstige technische of economische problemen zou leiden; dat voor deze gevallen uitzonderingen mogelijk moeten zijn welke toelaten dat methylbromide in die gevallen ook nog na de eliminatie mag worden gepro-duceerd en op de markt gebracht;


Overwegende dat methylbromide in aanzienlijke mate bijdraagt tot de afbraak van ozon en bovendien zeer giftig is, terwijl steeds meer alternatieven voor methyl-bromide beschikbaar komen, hetgeen in vergelijking met het Protocol van Montreal tot een versnelde elimi-natie van methylbromide moet leiden; dat ook andere partijen bij dat protocol voor een dergelijke versnelde eliminatie zorgen; dat er wellicht specifieke kritische toepassingen en omstandigheden in de landbouw zijn waarbij eliminatie van methylbromide tot ernstige technische of economische problemen zou leiden; dat voor deze gevallen uitzonderingen mogelijk moeten zijn welke toelaten dat methylbromide in die gevallen ook na de eliminatie nog mag worden geproduceerd en op de markt gebracht; dat, om het maken van uit-zonderingen tot werkelijk kritische toepassingen te beperken, een mechanisme moet worden ingesteld ter bewaking van het gebruik van methylbromide in de hele Gemeenschap;


4.

OORSPRONKELIJK VOORSTEL



GEWIJZIGD VOORSTEL


Nieuwe overweging 8 bis

Overwegende dat de Commissie ook na de eliminatie van de gereguleerde stoffen onder bepaalde voorwaar-den vrijstellingen voor essentiele toepassingen kan toe-staan; dat er daarbij voor gezorgd moet worden dat vrijstellingen hoofdzakelijk voor medische toepassin-gen worden toegestaan;

5.

Nieuwe overweging 11 bis


Overwegende dat de eliminatie van de gereguleerde stoffen een omschakeling op nieuwe technologieen of alternatieve producten noodzakelijk maakt; dat dit vooral voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s) problemen kan opleveren; dat de lidstaten derhalve moeten overwegen de noodzakelijke omscha-keling door passende steunmaatregelen met name voor KMO’s te bevorderen;

6.

Artikel 2, nieuwe definitie


Inlassen na de definitie van „chloorfluorkoolwaterstof-fen" en voor de definitie van „grondstof”:

— ,,nieuwe stoffen”: de stoffen die zijn opgenomen in bijlage IA. Deze stoffen vallen onder de definitie ongeacht of zij afzonderlijk of in een mengsel voor-komen en ongeacht of het nieuw geproduceerde, teruggewonnen, gerecycleerde of geregenereerde stoffen betreft. Onder deze definitie zijn niet begre-pen stoffen in een ander industrieproduct dan een recipient voor het vervoer of voor de opslag van de betrokken stof en te verwaarlozen hoeveelheden van enige nieuwe stof die afkomstig zijn van onbe-doelde of toevallige productie tijdens een fabricage-proces of van grondstoffen die niet hebben gerea-geerd;

7.

Artikel 5, lid 1, onder d)


iii) met ingang van 1 januari 2003, voor de vervaardi- iii) met ingang van 1 januari 2003, voor de vervaardi-

ging van polyurethaanschuim voor apparatuur, van ging van elk schuim;

8.

polyurethaanlaminaatschuim met een flexibel


oppervlak en van continue polyurethaanplaat, behalve, in de laatste twee gevallen, bij gebruik voor geisoleerd vervoer;

iv) met ingang van 1 januari 2004, voor de vervaardi-ging van elk schuim;

9.

OORSPRONKELIJK VOORSTEL



GEWIJZIGD VOORSTEL


Artikel 5, lid 6

De Commissie kan op verzoek van een bevoegde instantie van een lidstaat volgens de procedure van artikel 17 een tijdelijke vrijstelling verlenen om in afwijking van lid 1 en artikel 4, lid 3, het gebruik en het op de markt brengen van chloorfluorkoolwater-stoffen toe te staan, wanneer wordt aangetoond dat voor een specifiek gebruik geen stoffen of technolo-gieen als technisch en economisch haalbaar alternatief beschikbaar zijn of kunnen worden gebruikt.


De Commissie kan op verzoek van een bevoegde instantie van een lidstaat volgens de procedure van artikel 17 een voor een bepaalde periode geldende vrij-stelling verlenen om in afwijking van lid 1 en artikel 4, lid 3, het gebruik en het op de markt brengen van chloorfluorkoolwaterstoffen toe te staan, wanneer wordt aangetoond dat voor een specifiek gebruik geen stoffen of technologieen als technisch en economisch haalbaar alternatief beschikbaar zijn of kunnen worden gebruikt.


10.

Artikel 15


Chloorfluorkoolstoffen, andere volledig gehaloge-neerde chloorfluorkoolstoffen, halonen, tetrachloor-koolstof, 1,1,1-trichloorethaan, broomfluorkoolwater-stoffen en chloorfluorkoolwaterstoffen in:

— koelapparatuur en klimaatregelingsapparatuur,

— apparatuur die oplosmiddelen bevat,

— systemen voor brandbeveiliging en brandblusappa-raten, en

— hardschuim,

worden, indien dit uitvoerbaar is, bij de onderhouds-beurten en bij het onderhoud van apparatuur of voor de ontmanteling, respectievelijk verwijdering van apparatuur, voor vernietiging met gebruikmaking van door de partijen goedgekeurde technologieen of van een andere, vanuit milieuoogpunt aanvaardbare tech-nologie voor vernietiging, respectievelijk voor recycling dan wel voor regeneratie teruggewonnen. De lidstaten kunnen de minimumopleidingseisen voor het betrok-ken onderhoudspersoneel vaststellen.


Chloorfluorkoolstoffen, andere volledig gehaloge-neerde chloorfluorkoolstoffen, halonen, tetrachloor-koolstof, 1,1,1-trichloorethaan, broomfluorkoolwater-stoffen en chloorfluorkoolwaterstoffen in:

— koelapparatuur en klimaatregelingsapparatuur,

— apparatuur die oplosmiddelen bevat,

— systemen voor brandbeveiliging en brandblusappa-raten en

— hardschuim,

worden, indien dit uitvoerbaar is, bij de onderhouds-beurten en bij het onderhoud van apparatuur of voor de ontmanteling, respectievelijk verwijdering van apparatuur, voor vernietiging met gebruikmaking van door de partijen goedgekeurde technologieen of van een andere, vanuit milieuoogpunt aanvaardbare tech-nologie voor vernietiging, respectievelijk voor recycling dan wel voor regeneratie teruggewonnen.


Gereguleerde stoffen bestemd voor gebruik als koel-middel en voor brandbeveiliging mogen niet in weg-werpverpakkingen op de markt worden gebracht.

De lidstaten nemen de passende maatregelen om de totstandkoming van vernietigings-, recycling- en rege-neratie-installaties te bevorderen. De lidstaten stellen de minimumopleidingseisen voor het betrokken bedie-ningspersoneel vast.

De lidstaten brengen uiterlijk op 31 december 2001 bij de Commissie verslag uit over de regelingen die voor de terugwinning van gebruikte gereguleerde stoffen zijn ingevoerd alsmede de beschikbare installaties en de hoeveelheden gebruikte gereguleerde stoffen die zijn teruggewonnen, gerecycleerd, geregenereerd of vernie-tigd.


De lidstaten brengen uiterlijk op 31 december 2001 bij de Commissie verslag uit over de regelingen die voor de terugwinning van gebruikte gereguleerde stoffen zijn ingevoerd en de hoeveelheden gebruikte geregu-leerde stoffen die zijn teruggewonnen, gerecycleerd, geregenereerd of vernietigd.


11.

OORSPRONKELIJK VOORSTEL


GEWIJZIGD VOORSTEL

Deze bepaling laat Richtlijn 75/442/EEG van de Raad(1) en de krachtens artikel 2, lid 2, ervan vast-gestelde maatregelen, onverlet.


Deze bepaling laat Richtlijn 75/442/EEG van de Raad (1) en de krachtens artikel 2, lid 2, ervan vast-gestelde maatregelen, onverlet.


12.

Artikel 19, lid 2


Wanneer de Commissie een onderneming om gegevens verzoekt, zendt zij tegelijkertijd van het verzoek een afschrift aan de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het hoofdkantoor van de onderneming is gevestigd, alsmede een verklaring waaruit blijkt waarom deze gegevens worden gevraagd.


Wanneer de Commissie een onderneming om gegevens verzoekt, zendt zij tegelijkertijd een afschrift van het verzoek aan de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het hoofdkantoor van de onderneming is gevestigd.


13.

Artikel 19, lid 3


De bevoegde instanties van de lidstaten stellen het onderzoek in dat de Commissie op grond van deze ver-ordening nodig acht.

De bevoegde instanties van de lidstaten stellen het onderzoek in dat de Commissie op grond van deze ver-ordening nodig acht. Bovendien voeren de lidstaten door middel van aselecte steekproeven controles uit op de invoer van gereguleerde stoffen en delen zij de daarop betrekking hebbende protocollen alsmede de resultaten van de controles aan de Commissie mee.

14.

Artikel 19, lid 5


De Commissie neemt passende maatregelen om het De Commissie neemt passende maatregelen om ade-vertrouwelijke karakter van de op grond van dit arti- quate uitwisseling van informatie en samenwerking kel verkregen gegevens te beschermen. tussen de nationale instanties onderling alsmede tussen

de nationale instanties en de Commissie te bevorderen. De Commissie neemt passende maatregelen om het vertrouwelijke karakter van de op grond van dit arti-kel verkregen gegevens te beschermen.

15.

Nieuw artikel 20 bis


HOOFDSTUK V bis

NIEUWE STOFFEN

Artikel 20 bis

16.

Nieuwe stoffen


1. De productie, het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen en de actieve veredeling, het op de markt brengen en het gebruik van de in bijlage IA genoemde stoffen zijn verboden.

PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39.


PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39.

OORSPRONKELIJK VOORSTELGEWIJZIGD VOORSTEL
2. De Commissie dient passende voorstellen in om in bijlage IA de stoffen op te nemen die niet tot de gereguleerde stoffen behoren maar waarvan het Scientific Assessment Panel van het Protocol van Montreal concludeert dat zij een aanzienlijk ozonafbrekend ver-mogen hebben, met inbegrip van voorstellen betref-fende eventuele vrijstellingen van het bepaalde in lid 1.

Nieuwe bijlage IA

NIEUWE STOFFEN

Bromchloormethaan