Toelichting bij COM(2001)315 - Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52001PC0315

Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) /* COM/2001/0315 def. - COD 2000/0158 */

Publicatieblad Nr. 240 E van 28/08/2001 blz. 0298 - 0302


Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD BETREFFENDE AFGEDANKTE ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE APPARATUUR (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

1.

Achtergrond



Indiening van het voorstel (COM(2000) 347 def-2000/0158 (COD).)
bij het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig artikel 175, lid 1, van het Verdrag28 juli
2000

Advies van het Economisch en Sociaal Comité29 november
2000

2.

Advies van het Comité van de Regio's // 14 februari 2000


Advies van het Europees Parlement - eerste lezing15 mei
2001

3.

2. Doelstelling van het voorstel van de Commissie


Het voorstel bevat maatregelen voor de preventie van afval van elektrische en elektronische apparatuur, voor de inzameling van elektrische en elektronische apparatuur en voor de verwerking, recycling en nuttige toepassing daarvan. Voorgesteld wordt dat de lidstaten zorgen voor de gescheiden inzameling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) en voor een adequate verwerking, nuttige toepassing en verwijdering van AEEA. Verwerking, nuttige toepassing en verwijdering van AEEA worden gefinancierd door de producenten om een economische stimulans te creëren voor de aanpassing van het ontwerp van elektrische en elektronische apparatuur aan de vereisten van een deugdelijk afvalbeheer. De consumenten hebben de mogelijkheid hun apparatuur gratis in te leveren. Er worden gekwantificeerde doelstellingen voor hergebruik, recycling en nuttige toepassing vastgesteld.

4.

3. Advies van de Commissie over de amendementen van het Parlement


5.

3.1. De door de Commissie overgenomen amendementen


De volgende amendementen kunnen worden overgenomen:

Ten aanzien van de werkingssfeer van de richtlijn: amendement 3 waar wordt gesteld dat de verplichtingen die voor producenten en distributeurs gelden, ook bij afstandsverkoop moeten gelden; amendement 4 waar wordt gesteld dat de AEEA-richtlijn geen afbreuk doet aan andere wetgeving inzake de bescherming van de gezondheid van werknemers en Richtlijn 91/157/EEG inzake batterijen en accu's; amendement 23 waar wordt gesteld dat de toepassing van de AEEA-richtlijn onafhankelijk is van de wijze van onderhoud van de apparatuur; amendement 24 dat inhoudt dat medische apparatuur, meet- en controle-instrumenten en automaten binnen het toepassingsgebied van bepaalde bepalingen inzake inzameling van de richtlijn vallen; amendement 25 waar wordt gesteld dat de aanbieders van EEA in het kader van financieringsovereenkomsten (b.v. lease) als 'professionele importeurs' worden beschouwd.

De Commissie kan amendement 22, dat inhoudt dat de term 'deelnemers aan de markt' in artikel 1 wordt geschrapt, overnemen.

Ten aanzien van de definities: amendement 27 waar wordt verduidelijkt dat 'hergebruik' zowel het complete apparaat als onderdelen omvat; amendement 28 waar wordt gesteld dat het begrip 'producent' onafhankelijk is van de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van afstandsverkoop; amendement 29 waar wordt bepaald onder welke voorwaarden een wederverkoper niet als producent wordt beschouwd.

Ten aanzien van inzameling, gratis terugname en verantwoordelijkheid van de producent: amendement 36 waar wordt gesteld dat systemen voor de verwerking van AEEA door de producenten individueel of collectief kunnen worden opgezet.

Ten aanzien van nuttige toepassing: amendement 39 waarin de gekwantificeerde doelstellingen voor recycling en nuttige toepassing van AEEA worden verhoogd; amendement 42 waarin voorwaarden worden vastgesteld waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van doelstellingen voor de jaren na 2008; amendement 43 waarin wordt opgeroepen tot de ontwikkeling van nieuwe technologie.

Ten aanzien van de financiering: de amendementen 15 en 16 waarin wordt gesteld dat de voorkeur moet worden gegeven aan individuele financieringsystemen boven collectieve systemen, tenzij dit onhaalbaar of te duur is.

Ten aanzien van informatievoorschriften: de amendementen 18, 47 tot en met 50, 51 en 52 waarin de verplichtingen voor producenten ten aanzien van de voorlichting van gebruikers worden uitgebreid; amendement 51 dat de mogelijkheid biedt om sancties in te voeren wanneer niet aan de verplichtingen inzake gescheiden inzameling wordt voldaan; de amendementen 19 en 54 waarin de bepaling inzake de informatie die aan verwerkende installaties moet worden verstrekt, wordt aangescherpt.

Ten slotte amendement 10 waarin wordt gewezen op de potentiële baten van de richtlijn voor het creëren van werkgelegenheid; amendement 59 waarin wordt gesteld dat de Commissie de producenten, de vakbonden en de consumentenverenigingen dient te raadplegen alvorens de bijlagen worden gewijzigd; amendement 60 waarin wordt bepaald dat in afvalbeheersplannen een hoofdstuk over AEEA moet worden opgenomen; amendement 61 waarin de lidstaten ertoe worden verplicht voor afdoende sancties te zorgen; de amendementen 20 en 64 waarin de lidstaten ertoe worden verplicht voor adequate inspecties te zorgen en de aanbeveling inzake milieu-inspecties in acht te nemen.

Amendement 63 wijzigt de datum van inwerkingtreding (de dag van bekendmaking in plaats van de twintigste dag na de bekendmaking). Dit kan worden overgenomen.

De Commissie kan amendement 66, waarin 'vrijetijds- en sportartikelen' aan punt 7 van deel A van bijlage I worden toegevoegd, overnemen.

6.

3.2. De gedeeltelijk of in beginsel door de Commissie overgenomen amendementen


Ten aanzien van de definities versterkt amendement 26 over de definitie van AEEA het idee dat alle onderdelen en sub-eenheden ook als AEEA dienen te worden beschouwd en dit kan met uitzondering van de verwijzing naar 'verbruiksmaterialen' worden overgenomen.

Ten aanzien van de inzameling bevat amendement 35 een aantal verplichtingen. Het gedeelte waarin de verwijdering van AEEA tegelijk met ongesorteerd huishoudelijk afval wordt verboden, kan worden overgenomen. De Commissie vindt het niet nodig het gedeelte in lid 1 bis, waarin wordt verwezen naar de belasting van de detailhandel, over te nemen aangezien de mogelijkheid van gecentraliseerde inzamelpunten in elk geval niet wordt uitgesloten. Bovendien is de Commissie het niet eens met het tweede deel van lid 2 dat de lidstaten de mogelijkheid biedt om af te wijken van de bepaling inzake gratis terugname. Ten aanzien van lid 3 gaat de Commissie in beginsel akkoord met het amendement, maar heeft zij twijfels over de verplichting om de nuttige toepassing overeenkomstig gecertificeerde beheerssystemen te laten verlopen. De Commissie stelt voor de zinsnede 'hebben zij eveneens de verplichting' te vervangen door 'worden zij er eveneens toe aangemoedigd'. De wijzigingen in lid 4 kunnen worden overgenomen. In lid 5 kan de wijziging in 6 kg/persoon/jaar in beginsel worden overgenomen. De Commissie is echter van mening dat de formulering van deze bepaling dient te worden gewijzigd in: 'Onverminderd de bepalingen van lid 1 bis nemen de lidstaten maatregelen om ervoor te zorgen dat uiterlijk op 31 december 2005 gemiddeld 6 kilogram per inwoner per jaar aan AEEA van particuliere huishoudens gescheiden wordt ingezameld.' Hetzelfde geldt voor amendement 9 ten aanzien van overweging 13.

Amendement 30 stelt dat bij afstandsverkoop een bedrijf dat in het kader van een overeenkomst met de producent of distributeur de service en het onderhoud op zich neemt, in de zin van de richtlijn als 'producent' wordt beschouwd. Deze verandering kan worden overgenomen, al betwijfelt de Commissie of dit echt nodig is.

Amendement 32 bevat een definitie van 'inzamelpunt' en kan in beginsel worden overgenomen. De Commissie stelt de volgende formulering voor: 'inzamelpunt': iedere inrichting, indien van toepassing met inbegrip van detailhandelaars, die AEEA van de laatste houder terugneemt.

De Commissie kan amendement 95 in beginsel overnemen mits de formulering wordt gewijzigd in: 'De lidstaten zien erop toe dat AEEA die een gezondheids- of veiligheidsrisico voor personeel inhoudt, met name door radioactieve of biologische verontreiniging, in daarvoor geschikte inzamelpunten wordt teruggenomen.'.

Ten aanzien van de verwerkingsvoorschriften stelt amendement 37 dat er voor nuttige toepassing en recycling met de nieuwste stand van de techniek overeenkomende - door de producenten individueel of collectief op te zetten - systemen worden gebruikt. Dit kan worden overgenomen. Ook de verwijzing naar de bescherming van de gezondheid van de werknemers kan worden overgenomen. Lid 5 bevat voorschriften waaraan bij de uitvoer van AEEA moet worden voldaan. Door deze voorwaarden wordt Verordening (EEG) nr. 259/93 inzake het vervoer van afval de facto gewijzigd. Het is geen goede zaak om in verband met de nuttige toepassing van AEEA van de algemene voorschriften inzake het vervoer van afval af te wijken, zodat deze wijziging niet kan worden overgenomen. De Commissie stelt echter voor de werkingssfeer van de bepaling tot vervoer voor verwijdering te beperken: "De lidstaten kunnen transporten die voldoen aan artikel 4, lid 3, onder c), eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad, verbieden wanneer niet aan de in lid 1 vastgestelde minimale kwaliteitsnormen voor verwerking is voldaan. Ten slotte bepaalt amendement 37 dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de marktpartijen officieel erkende milieubeheersystemen invoeren. Dit gedeelte is aanvaardbaar.

Amendement 11 heeft betrekking op overweging 14 en verwijst naar de kwaliteit van de verwerking. Dit kan in beginsel in de volgende aangepaste formulering worden overgenomen: Installaties of bedrijven die recycling- en verwerkingsactiviteiten uitvoeren, moeten aan minimale normen voldoen om negatieve milieueffecten bij de verwerking van AEEA te voorkomen. Ten behoeve van een hoogwaardige milieubescherming moeten de lidstaten ervoor zorgen dat er voor nuttige toepassing en recycling technologie wordt gebruikt die overeenkomt met de nieuwste stand van de techniek.

Ten aanzien van de bepalingen voor nuttige toepassing en recycling stelt amendement 38 dat alle afzonderlijk ingezamelde AEEA nuttig moet worden toegepast, behalve de AEEA die in zijn geheel wordt hergebruikt, en dat een zo hoog mogelijk percentage voor hergebruik en recycling moet worden gehaald. Dit amendement kan in beginsel worden overgenomen. De Commissie stelt de volgend e formulering voor: 'De lidstaten zorgen ervoor dat alle afzonderlijk ingezamelde AEEA nuttig wordt toegepast teneinde een zo hoog mogelijk percentage voor hergebruik en recycling te bereiken. Deze bepaling is niet van toepassing op apparaten die in hun geheel worden hergebruikt.'.

Amendement 41 stelt dat er in een latere fase gedetailleerde voorschriften voor de berekening van de doelstellingen dienen te worden vastgesteld en kan in beginsel worden overgenomen. De Commissie stelt de volgende formulering voor: 'Uiterlijk op 31 december 2004 worden de gedetailleerde voorschriften om toezicht te houden op de in lid 2 van dit artikel genoemde doelstellingen en de naleving daarvan door de lidstaten volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.'.

Ten aanzien van de financiering wijzigt amendement 44 de datum waarop de clausule inzake de verantwoordelijkheid van de producent van kracht wordt (30 maanden in plaats van 5 jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn). Dit gedeelte kan worden overgenomen. Daarnaast wordt gesteld dat er voor de financiering of cofinanciering van de inzameling bij huishoudens een beroep op de producenten kan worden gedaan. Dit deel kan slechts in beginsel worden overgenomen. De Commissie stelt de volgende formulering voor: 'Onverminderd artikel 4, lid 2, zorgen de lidstaten ervoor dat AEEA van particuliere huishoudens wordt overgebracht naar de krachtens artikel 4, lid 1, opgezette inzamelpunten en bepalen zij overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel op welke wijze deze overbrenging plaatsvindt.'.

In amendement 46 (en amendement 17 voor de toevoeging van een nieuwe overweging) wordt bepaald: (a) dat de kosten van inzameling en verwerking in de prijs van het product moeten worden doorberekend. Het is niet duidelijk hoe dit juridisch zou worden geregeld en daarom wordt dit gedeelte niet overgenomen; (b) dat al bestaande financieringsovereenkomsten gedurende een periode van maximaal tien jaar mogen worden gehandhaafd. Dit kan in beginsel worden overgenomen, mits wordt bepaald dat bij de herziening ook rekening wordt gehouden met mededingingsaspecten; (c) dat de verantwoordelijkheid voor historisch afval wordt verdeeld aan de hand van het marktaandeel op het moment waarop de kosten worden gemaakt. Dit kan worden overgenomen mits het woord 'collectief' wordt geschrapt; (d) dat de producenten gedurende een periode van maximaal tien jaar 'zichtbare vergoedingen' mogen gebruiken om de kosten van inzameling en verwerking aan de gebruikers duidelijk te maken. Dit is niet nodig om een individuele producent de mogelijkheid te bieden zijn kosten aan de consument duidelijk te maken. Dit kan niet worden overgenomen.

Ten aanzien van de rapportagevoorschriften bepaalt amendement 52 dat EEA duidelijk wordt geëtiketteerd om aan te geven dat deze na de inwerkingtreding van de richtlijn in de handel is gebracht. Dit amendement kan in beginsel worden overgenomen, waarbij de volgende formulering wordt voorgesteld: ' De lidstaten zorgen ervoor dat de producent, gelet op het feit dat AEEA niet meer samen met ongesorteerd stedelijk afval mag worden verwijderd en dat alle AEEA afzonderlijk moet worden ingezameld, elektrische en elektronische apparatuur die 30 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn in de handel wordt gebracht en normaal gesproken wellicht in vuilnisbakken of soortgelijke middelen voor de inzameling van huisvuil zou worden opgeruimd, duidelijk van het in bijlage IV weergegeven symbool voorziet.....' (rest onveranderd).

De Commissie kan amendement 75 in beginsel overnemen, mits de formulering als volgt wordt gewijzigd: 'De lidstaten zorgen ervoor dat elke producent van een elektrisch of elektronisch apparaat dat na ...(30 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn( in de handel is gebracht, gemakkelijk te identificeren is dankzij de etikettering van het apparaat, waarop tevens de datum wordt vermeld waarop het in de handel wordt gebracht.'.

Amendement 55 doet een beroep op de lidstaten om ervoor te zorgen dat producenten die afstandsverkoop gebruiken, een in een lidstaat gevestigde onderneming aanwijzen die de in de richtlijn vastgelegde verplichtingen van de producent kan overnemen. Dit amendement kan in beginsel worden overgenomen, maar de bepaling moet in artikel 7, lid 2, worden ondergebracht.

De amendementen 21, 56, 58 en 85 hebben alle betrekking op de rapportageverplichtingen en de voorgestelde wijzigingen zijn niet erg ingrijpend. Ze kunnen allemaal in beginsel worden overgenomen. De Commissie stelt in deze amendementen de volgende wijzigingen in de formulering voor:

Amendement 21: 'Gegevens over het aantal en het gewicht van elektrische en elektronische apparaten die in de Gemeenschap op de markt komen en over het niveau van inzameling, nuttige toepassing, hergebruik (met inbegrip van waar mogelijk het hergebruik van complete apparaten), recycling en uitvoer van AEEA zijn noodzakelijk om op het bereiken van de doelstellingen van deze richtlijn toe te zien.'.

Amendement 56: 'De lidstaten verstrekken de Commissie elk jaar gegevens over de hoeveelheden en categorieën elektrische en elektronische apparatuur die in de lidstaten op de markt zijn gebracht, via alle routes zijn ingezameld, zijn hergebruikt, naar de verwerkingsinstallaties zijn gebracht, zijn gerecycleerd en nuttig zijn toegepast, alsmede over de uitgevoerde hoeveelheden, informatie over de technische normen bij de verschillende wijzen van recycling, nuttige toepassing en verwerking, alsmede gegevens over de tarieven voor verwijdering en de kosten van inzameling en nuttige toepassing.'.

De Commissie kan de amendementen 58 en 85 overnemen, maar stelt voor de laatste zin van amendement 85 met de verwijzing naar internet weg te laten.

Ten aanzien van andere bepalingen kan de Commissie amendement 2 met een als volgt gewijzigde formulering overnemen: 'Het basisbeginsel achter de richtlijn is de uitgebreide verantwoordelijkheid van de producent, die tot de doorberekening van externe kosten leidt.'.

Amendement 6 inzake overweging 11 heeft betrekking op het ontwerp van nieuwe EEA en kan in beginsel maar met een als volgt gewijzigde formulering worden overgenomen: 'Er dienen zo spoedig mogelijk bepalingen inzake het ontwerp en de fabricage van elektrische en elektronische apparatuur te worden opgesteld teneinde de milieueffecten daarvan gedurende de levenscyclus te minimaliseren. Er dient rekening te worden gehouden met de nieuwe aanpak voor technische voorschriften en normen. De lidstaten dienen te bevorderen dat bij het ontwerp en de productie van elektrische en elektronische apparatuur volledig rekening wordt gehouden met reparatie, de mogelijkheid tot verbetering, hergebruik, demontage en recycling daarvan en dat deze aspecten worden vergemakkelijkt.'. Deze wijziging in de formulering is nodig aangezien de verwijzing naar door de Commissie vast te stellen bepalingen in het eerste deel van het amendement institutioneel gezien niet aanvaardbaar is. In de tweede plaats gaat de Commissie weliswaar akkoord met de strekking van het amendement, maar blijft ze erbij dat een verwijzing naar de nieuwe aanpak in de tekst dient te worden opgenomen en heeft ze daarom de tekst van het oorspronkelijke voorstel met de tekst van het amendement gecombineerd.

Amendement 62 stelt dat de richtlijn binnen 18 maanden na de inwerkingtreding moet worden omgezet (in het voorstel van de Commissie eindigt de termijn op 30 juni 2004). Dit kan in beginsel worden overgenomen maar een aanpassing ten tijde van de vaststelling van de richtlijn is mogelijk.

Ten aanzien van bijlage II kan de Commissie de amendementen 86, 99, 70, 77 en 98 in beginsel overnemen, maar stelt zij voor de formulering van bepaalde toevoegingen als volgt te wijzigen:

- 'elektrolytcondensatoren die gevaarlijke stoffen bevatten'. De Commissie stelt voor de verwijzing naar gevaarlijke stoffen toe te voegen aangezien alleen deze soorten elektrolytcondensatoren bij de verwerking uit de apparatuur moeten worden verwijderd.

- 'kunststoffen die brandvertragers bevatten'. De Commissie is van mening dat deze formulering duidelijker is en dezelfde strekking heeft als het amendement van het Parlement.

- "PCB-houdende condensatoren overeenkomstig Richtlijn 96/59/EG betreffende de verwijdering van PCB's en PCT's". De Commissie is van mening dat de PCB-richtlijn moet worden vermeld om ervoor te zorgen dat de verwerking overeenkomstig deze richtlijn plaatsvindt.

De Commissie kan de volgende toegevoegde streepjes van bovengenoemde amendementen echter niet overnemen: 'lood', 'cadmium' en 'zeswaardig chroom'. De Commissie is van mening dat het in de praktijk niet haalbaar is alle onderdelen die deze stoffen bevatten, te verwijderen. Zij stelt voor in deze bijlage gedetailleerdere informatie te vermelden over de soorten materialen en apparatuur die moeten worden verwijderd.

Van amendement 71 kan de Commissie alleen het laatste gedeelte overnemen, waar wordt verwezen naar behandeling overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2037/2000. De Commissie is van mening dat het duidelijker en praktisch gezien nuttiger is in plaats van een algemene beschrijving van de gassen aan de hand van bepaalde effecten (potentiële aantasting van de ozonlaag of opwarming van de aarde) de namen te vermelden van de gassen die moeten worden verwijderd.

Ten aanzien van bijlage III kan de Commissie amendement 100 overnemen met de volgende wijzigingen, die enerzijds de tekst van de onderhavige richtlijn in overeenstemming brengen met de tekst van Richtlijn 2000/53/EG betreffende autowrakken (een verwerkingsinstallatie zal in veel gevallen zowel autowrakken als AEEA verwerken) en anderzijds rekening houden met bepaalde specifieke kenmerken van elektrisch en elektronisch afval, zoals ontploffingsgevaar:

- punt 1, eerste streepje: 'Een ondoordringbaar oppervlak voor terreinen waar dat nodig is, met opvangvoorzieningen voor weglekkende vloeistoffen en eventueel bezinktanks en olie/slibafscheiders'

- punt 1, tweede streepje: 'Een weerbestendige afdekking voor terreinen waar dat nodig is'

- punt 1, nieuw streepje: 'Adequate waterzuiveringsapparatuur, ook voor regenwater, die voldoet aan de gezondheids- en milieuvoorschriften'

- punt 2, vierde streepje: 'Adequate containers voor de opslag van batterijen, PCB/PCT-houdende condensatoren en ander gevaarlijk afval zoals radioactief of explosief afval'

- punt 2, vijfde streepje: 'Waterzuiveringsapparatuur die voldoet aan de gezondheids- en milieuvoorschriften'

7.

3.3. De niet door de Commissie overgenomen amendementen


De amendementen 7 en 12 verwijzen naar de bescherming van de gezondheid van de werknemers bij terugname en verwerking. Dit voegt geen rechtskracht toe aan de richtlijn en past niet binnen de werkingssfeer.

De amendementen 31 en 33 bevatten definities van 'financieringsovereenkomst' en 'individuele financiering', die de Commissie niet nodig acht aangezien deze termen ook zonder een specifieke definitie duidelijk genoeg lijken.

Amendement 34 bevat een definitie van 'houder'. Er bestaat al een algemene definitie van 'houder' van afval in de afval-kaderrichtlijn, zodat het amendement niet kan worden overgenomen.

Amendement 40 maakt een lagere doelstelling mogelijk voor 'innovatieve' producten, die andere voordelen voor het milieu hebben. De Commissie is bang dat dit amendement te veel ruimte voor uiteenlopende interpretaties biedt en het moeilijk maakt om na te gaan of de doelstellingen van de richtlijn worden gehaald.

Amendement 1 inzake overweging 8 verwijst naar de harmonisatie van termen, werkingssfeer, inzameling en doelstellingen en kan niet worden overgenomen omdat de bepalingen van de richtlijn een 'minimum' zijn.

Amendement 5 voegt een overweging toe die oproept tot een herziening van de richtlijn inzake batterijen in verband met de onderhavige richtlijn en kan niet worden overgenomen aangezien dit niet binnen de werkingssfeer van de onderhavige richtlijn valt.

De amendementen 14 en 78 zijn strijdig met de bepalingen van de verordening inzake het vervoer van afval, aangezien ze extra voorwaarden stellen aan het vervoer van afval. De Commissie is tegen een specifieke regeling voor het vervoer van elektrisch en elektronisch afval.

De amendementen 72 en 99 (gedeelte over recycling) over de recycling van kunststof zijn strijdig met de bepalingen dat er per type apparatuur gekwantificeerde doelstellingen moeten zijn.

De amendementen 73 en 76 zouden de bepalingen inzake selectieve behandeling afzwakken, aangezien ze het mogelijk maken dat de krachtens bijlage II vereiste activiteiten niet worden uitgevoerd.

De Commissie kan amendement 82 niet overnemen, aangezien zij amendement 15 heeft overgenomen, dat een duidelijkere tekst oplevert dan amendement 82.

Amendement 68, dat technische wijzigingen aanbrengt in sommige onderdelen van punt 1 van bijlage I, kan niet worden overgenomen aangezien daardoor strijdigheden met de andere punten van bijlage I zouden ontstaan.

Amendement 87 introduceert beperkingen voor het hergebruik van complete apparatuur die moeilijk uit te voeren en te interpreteren zouden zijn. Het zou met name moeilijk zijn in de praktijk vast te stellen wanneer nieuwe producten duidelijke algehele milieuvoordelen ten aanzien van het gebruik van grondstoffen zouden hebben, aangezien het gebruik van betere apparatuur zal moeten worden afgewogen tegen het ontstaan van meer afval.

De amendementen 90 en 94 behelzen de opbouw van een netwerk van installaties voor hergebruik, maar dit is moeilijk uitvoerbaar aangezien het hergebruik van apparatuur niet onder verwijdering valt en niet noodzakelijkerwijs afhankelijk is van de beschikbaarheid van installaties.

De Commissie kan amendement 93 niet overnemen, aangezien zij amendement 45 heeft overgenomen waardoor het eerstgenoemde amendement overbodig is geworden.

De Commissie beschouwt amendement 96 over indicatoren voor de mate waarin apparatuur kan worden gerecycleerd als onnodig en is van mening dat de keuze van de manier waarop informatie wordt verstrekt, aan de lidstaten moet worden overgelaten.

8.

3.4. Gewijzigd voorstel


Overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag wijzigt de Commissie haar voorstel zoals in het voorgaande is vermeld.