Toelichting bij COM(2018)288 - Ondertekening van een protocol bij de Interbus-overeenkomst mbt geregeld en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen( 1 ) is op 1 januari 2003 in werking getreden. De overeenkomst is later aangepast aan de technische en wetgevende vooruitgang bij Besluit nr. 1/2011 ( 2 ) van het bij de overeenkomst opgerichte Gemengd Comité.

De Interbus-overeenkomst heeft op dit ogenblik betrekking op het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen. Op 5 december 2014 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie, die partij is bij de Interbus-overeenkomst, onderhandelingen te openen met het oog op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de overeenkomst tot geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer van personen (mits daarvoor toestemming wordt verleend). De voorgestelde tekst in het aanhangsel bij dit besluit van de Raad spoort met de door de Raad verleende onderhandelingsmachtiging.

Er werden drie onderhandelingssessies gehouden met de overeenkomstsluitende partijen, in overleg met een door de Raad aangewezen speciaal comité. De lidstaten werden telkens uitgenodigd om als deskundige deel te nemen.

Tijdens de vergadering van 10 november 2017 zijn de aanwezige overeenkomstsluitende partijen overeengekomen de tekst als stabiel en afgerond te beschouwen, nadat tijdens de vergadering enkele wijzigingen werden aangebracht. Er waren drie overeenkomstsluitende partijen uit Oost- en Zuidoost-Europa (Montenegro, de Republiek Moldavië en Oekraïne) aanwezig. Bovendien had één overeenkomstsluitende partij (Albanië) zich al eerder schriftelijk achter de tekst geschaard. Er werd een termijn voor ondertekening overeengekomen.

Geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van passagiers met touringcars en met autobussen zijn belangrijke sectoren die zorgen voor betaalbare mobiliteit voor de Europese burgers. De verdere ontwikkeling van deze sectoren tot buiten de EU zou eveneens ten goede komen aan de EU-burgers, buitenlandse toeristen, de toeristische sector en de Europese regio’s. Deze ontwikkeling wordt echter belemmerd door de verschillen in de bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen, die het vergunningsproces en de werking van geregelde internationale vervoersdiensten en bijzondere vormen van geregelde internationale vervoersdiensten bemoeilijken. Dit is met name duidelijk voor lange internationale lijndiensten die verschillende landen doorkruisen.

Zoals uiteengezet in het ontwerpprotocol moet de markttoegang tot geregelde vervoersdiensten en bijzondere vormen van geregelde vervoersdiensten worden verleend via een uniforme vergunningsprocedure, waarin de naleving van het EU-acquis op het gebied van personenvervoer, verkeersveiligheid, technische voorschriften, bestuurderskwalificaties, sociale regels, passagiersrechten, milieubescherming en toegang tot het beroep als voorwaarde wordt gesteld.

De Interbus-overeenkomst blijft ongewijzigd van kracht voor het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen.

Het protocol heeft alleen betrekking op de bepalingen die noodzakelijk zijn om de Interbus-overeenkomst uit te breiden tot geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen (met vergunning). De gemeenschappelijke regels worden niet gewijzigd of herhaald; het protocol verwijst naar de onderliggende bepalingen van de Interbus-overeenkomst. Dit en het feit dat een overeenkomstsluitende partij het protocol pas kan ondertekenen en ratificeren of ertoe toetreden na ondertekening en ratificering van of toetreding tot de Interbus-overeenkomst garandeert dat de overeenkomstsluitende partijen die het protocol ondertekenen en ratificeren of ertoe toetreden, de Interbus-regels aanvaarden en toepassen.

Op dit ogenblik zijn, naast de Europese Unie, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek Moldavië, Montenegro, de Republiek Turkije en Oekraïne partij bij de overeenkomst; zij kunnen het protocol ondertekenen en ratificeren of ertoe toetreden.

Er is rekening gehouden met de ervaring die is opgedaan met de bestaande regelingen inzake wegvervoer, bijvoorbeeld via partnerschappen tussen vervoersondernemers die op de bediende grondgebieden zijn gevestigd.

Onder bepaalde voorwaarden kan een overeenkomstsluitende partij of een lidstaat van de Europese Unie, zonder onderscheid, beslissen dat geregeld internationaal vervoer of bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen over de weg waarvan de vertrekplaats of bestemming op haar grondgebied ligt, onder partnerschapsregelingen tussen vervoersondernemers van het land van vertrekplaats of bestemming van die dienst vallen.

Indien zij daartoe besluiten, mogen vervoersondernemers die gevestigd zijn op het grondgebied van overeenkomstsluitende partijen of lidstaten van de Unie die door de dienst worden doorkruist en waar passagiers worden opgehaald en afgezet, toetreden tot deze partnerschapsregelingen.

Het ontwerpprotocol benadrukt de wetgeving van de Europese Unie (Verordening (EG) nr. 1071/2009 ( 3 )) voor wat de sancties en ergste inbreuken betreft, alsook wat de naleving betreft van de vier voorwaarden voor toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg (werkelijke en duurzame vestiging, betrouwbaarheid, financiële draagkracht en vakbekwaamheid).

Het ontwerpprotocol voorziet in een Gemengd Comité om het beheer van het protocol te vergemakkelijken. De bepalingen van het krachtens de Interbus-overeenkomst opgerichte Gemengd Comité zijn mutatis mutandis van toepassing op het Gemengd Comité van het protocol. Het Gemengd Comité van het protocol houdt zich met name bezig met toekomstige niet-substantiële technische en wetgevende actualiseringen die specifiek zijn voor het protocol. Het Gemengd Comité dient ook zijn eigen reglement van orde vast te stellen. Het ontwerpprotocol zelf belast het Gemengd Comité verder ook met de volgende taken: informatie ontvangen en verspreiden, de werking van het protocol om de vijf jaar evalueren en maatregelen nemen in het geval een overeenkomstsluitende partij van buiten de Unie toetreedt tot de Europese Unie.

Volgens het ontwerpprotocol mag de geldigheidstermijn van een vergunning voor geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer niet meer dan vijf jaar bedragen.

Het ontwerpprotocol zelf wordt gesloten voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding. De looptijd van het protocol wordt automatisch verlengd met opeenvolgende perioden van vijf jaar, tussen de overeenkomstsluitende partijen die niet te kennen geven dit niet te willen doen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorgestelde protocol is in overeenstemming met het gemeenschappelijke vervoersbeleid van de Unie. Het bevat de relevante delen van Verordening (EG) nr. 1073/2009 ( 4 ), aangepast met het oog op een internationale overeenkomst.

In het ontwerpprotocol is bepaald dat het kader voor geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer met touringcars en autobussen verder moet worden geharmoniseerd.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorgestelde protocol spoort met het nabuurschapsbeleid en het beleid inzake externe betrekkingen van de EU.

Het ontwerpprotocol is ook samenhangend met bestaande regelingen zoals de pretoetredings-, douane-unie- en associatieovereenkomsten en heeft tot doel het regelgevingskader te scheppen waarbinnen de EU en andere partijen bij de Interbus-overeenkomst op basis van uniforme regels toegang kunnen krijgen tot elkaars geregeld internationaal vervoer van personen over de weg en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen over de weg.

Fiscale bepalingen

Het in overeenstemming brengen van de douane- en fiscale bepalingen van het ontwerpprotocol is, gezien het doel en de inhoud daarvan, ondergeschikt aan de met het protocol beoogde doelstellingen van het vervoersbeleid.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag is het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de materiële rechtsgrondslag, artikel 91 VWEU, in combinatie met artikel 218, lid 5, VWEU.

Subsidiariteit

De toetreding van de Unie tot een protocol waarbij de werkingssfeer van een bestaande internationale multilaterale overeenkomst waar de Unie partij bij is, wordt uitgebreid, kan alleen worden goedgekeurd door de Unie zelf; zij heeft derhalve de exclusieve bevoegdheid op dit gebied.

Het protocol vervangt de overeenkomstige bepalingen in bilaterale overeenkomsten voor geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer van personen over de weg die zijn gesloten tussen de overeenkomstsluitende partijen en tussen de lidstaten van de Unie en overeenkomstsluitende partijen van buiten de EU. Het protocol staat echter toe dat bestaande vergunningen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten gedurende vijf jaar geldig blijven alvorens ze door de bepalingen van het protocol worden vervangen.

Evenredigheid

De bepalingen van het ontwerpprotocol zijn evenredig en niet-discriminerend en zijn van toepassing op alle overeenkomstsluitende partijen (met inbegrip van de EU). Ze hebben tot doel eventuele oneerlijke concurrentie terug te dringen en versleten voertuigen en niet-conforme vervoersondernemers van de wegen te weren.

De in het ontwerpprotocol vermelde wetgeving is al vastgesteld door de Europese Unie.

Keuze van het instrument

Op grond van artikel 218, lid 5, VWEU is een besluit van de Raad het passende instrument.

3. BIJEENBRENGEN EN BENUTTEN VAN DESKUNDIGHEID EN EFFECTBEOORDELING / VEREENVOUDIGING

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid en effectbeoordeling

De Commissie heeft geen effectbeoordeling uitgevoerd, noch een beroep gedaan op externe deskundigheid. De uitbreiding van de Interbus-overeenkomst tot geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen zou de geografische werkingssfeer van het acquis van de Europese Unie op het gebied van personenvervoer over de weg helpen verruimen.

De economische en sociale gevolgen zouden gunstig zijn voor het personenvervoer over de weg en het toerisme. De toename van de verkeersvolumes zal waarschijnlijk een gematigd effect hebben op het milieu.

De betrokken exploitanten zijn soms kleine en middelgrote ondernemingen met een kleine vloot touringcars of autobussen, maar het kan ook gaan om grote bedrijven met een omvangrijk wagenpark.

Een door de Raad aangewezen speciaal comité is voortdurend op de hoogte gehouden van de voortgang van de onderhandelingen en deskundigen van de lidstaten hebben deelgenomen aan de onderhandelingen met overeenkomstsluitende partijen van buiten de EU.

Vereenvoudiging

De harmonisering van de procedures voor het verkrijgen van vergunningen voor geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer met touringcars en autobussen zou de uitvoering van dergelijke activiteiten vereenvoudigen.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Geen.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Regelingen voor evaluatie en rapportage

In artikel 16 van het ontwerpprotocol is bepaald dat de werking van het protocol om de vijf jaar wordt geëvalueerd door het bij artikel 18 van het protocol opgerichte Gemengd Comité.

Verdere procedure

De Commissie is van mening dat de procedure moet worden ingeleid om het protocol te ondertekenen en vervolgens te sluiten. Derhalve dient de Commissie hierbij dit voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van het protocol betreffende het geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen bij de Overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (Interbus-overeenkomst) in bij de Raad.

Artikelsgewijze toelichting

1.

Specifieke bepalingen van het voorgestelde besluit van de Raad:


·Artikel 1 van het ontwerpbesluit van de Raad voorziet in de ondertekening, namens de Unie, van het protocol bij de Interbus-overeenkomst inzake het geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen.

·Bij artikel 2 wordt het secretariaat-generaal van de Raad gemachtigd het volmachtinstrument op te stellen dat de persoon (personen) die daartoe door de onderhandelaar over het protocol is (zijn) aangewezen, machtiging verleent het protocol, onder voorbehoud van de sluiting ervan, te ondertekenen.

·Artikel 3 heeft betrekking op de inwerkingtreding van het besluit van de Raad.

2.

Specifieke bepalingen van het aanhangsel bij het voorstel voor een besluit van de Raad:


·In artikel 1 is het toepassingsgebied gedefinieerd van het protocol inzake geregeld internationaal vervoer of bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met vertrek of bestemming in de overeenkomstsluitende partij waar de vervoersondernemer is gevestigd en waar de voertuigen zijn geregistreerd, of die wordt doorkruist waarbij passagiers worden opgehaald en afgezet, of die wordt doorkruist zonder dat passagiers worden opgehaald of afgezet. Elke vorm van cabotage is verboden.

·Artikel 2 is een non-discriminatiebepaling.

·Artikel 3 bevat definities.

·Artikel 4 verwijst naar bijlage 1 bij de Interbus-overeenkomst betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg.

·Artikel 5 verwijst naar bijlage 2 bij de Interbus-overeenkomst betreffende de technische voorwaarden voor voertuigen.

·Artikel 6 bevat bepalingen inzake geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer waarvoor een vergunning vereist is. Dit artikel biedt de overeenkomstsluitende partijen of de lidstaten van de Europese Unie onder meer de mogelijkheid om te bepalen dat partnerschapsregelingen moeten worden getroffen tussen vervoersondernemers van de overeenkomstsluitende partij van vertrek en die van bestemming om regelmatig vervoer of bijzondere vormen van regelmatig vervoer tussen overeenkomstsluitende partijen te verrichten. Indien zij daartoe besluiten, mogen vervoersondernemers van de overeenkomstsluitende partijen of lidstaten van de Unie die door de dienst worden doorkruist en waar passagiers worden opgehaald en afgezet, toetreden tot deze partnerschapsregelingen.

·In artikel 7 is bepaald dat delen V en VI van de Interbus-overeenkomst inzake sociale bepalingen en douane- en fiscale bepalingen van toepassing zijn op het protocol.

·Artikel 8 heeft betrekking op de vergunningverlenende autoriteit die de vergunningen afgeeft, de ontvangers van de vergunningen, de geldigheidsduur van een vergunning, de punten die in de vergunning moeten worden vermeld en het gebruik van extra voertuigen in tijdelijke en buitengewone omstandigheden.

·In artikel 9 is de procedure voor het indienen van een aanvraag voor een vergunning beschreven.

·Artikel 10 heeft betrekking op de vergunningsprocedure, met inbegrip van contacten tussen de relevante bevoegde autoriteiten, het verlenen van de vergunning en de enige redenen voor een eventuele afwijzing van een aanvraag.

·Artikel 11 bevat regels voor verlenging of wijziging van een vergunning.

·Artikel 12 bevat regels met betrekking tot het verstrijken van een vergunning.

·Artikel 13 bevat de verplichtingen voor vervoersondernemers.

·In artikel 14 is bepaald dat de overeenkomstsluitende partijen erop moeten toezien dat vervoersondernemers aan de relevante bepalingen voldoen.

·In artikel 15 (in samenhang met artikel 8, lid 9) is bepaald welke documenten zich in het voertuig moeten bevinden.

·In artikel 16 is de looptijd van het protocol vastgesteld (5 jaar), met een stilzwijgende verlenging voor opeenvolgende perioden van 5 jaar en periodieke evaluaties van de werking van het protocol.

·Artikel 17 heeft betrekking op een overgangsperiode van 5 jaar voor bestaande geregelde diensten voor het vervoer van personen over de weg en bijzondere vormen van bestaande geregelde diensten voor het vervoer van personen over de weg in bilaterale overeenkomsten, de ratificering of goedkeuring van het protocol en de depositaris van het protocol, de inwerkingtreding van het protocol, de opzegging en het taalgebruik.

·Bij artikel 18 wordt een Gemengd Comité voor het beheer van het protocol opgericht.

·In artikel 19 is bepaald welke procedure moet worden gevolgd wanneer een overeenkomstsluitende partij van buiten de Unie toetreedt tot de Europese Unie.

·Bij artikel 20 wordt het Protocol opengesteld voor ondertekening en is bepaald dat toetreding tot of ratificatie van het protocol alleen mogelijk is na toetreding tot of ratificatie van de Interbus-overeenkomst.

·In artikel 21 is bepaald dat elke overeenkomstsluitende partij bij de Interbus-overeenkomst na de inwerkingtreding van het protocol mag toetreden tot het protocol.

·Bij artikel 22 worden de bijlagen bij het protocol een integrerend deel daarvan.

·Bijlagen 1 en 2 bij het protocol verwijzen naar bijlagen 1 en 2 bij de Interbus-overeenkomst. In bijlage 1 worden met name de wetgeving van de Europese Unie inzake passagiersrechten en controles en sancties in het geval van ernstige inbreuken, alsook de voorwaarden voor toegang tot het beroep herhaald en benadrukt.

·Bijlage 3 heeft betrekking op een modelaanvraag voor geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer.

·Bijlage 4 heeft betrekking op een modelvergunning voor geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen.