Toelichting bij COM(2018)642 - Standpunt EU in het Europees Comité voor standaarden voor de binnenvaart en de Commissie voor de Rijnvaart ivm de vaststelling van normen inzake beroepskwalificaties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit waarbij het standpunt wordt vastgesteld dat namens de Unie moet worden ingenomen op de vergadering van het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Cesni) op 8 november 2018 en op een plenaire vergadering van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) in verband met de geplande vaststelling van de Europese normen inzake beroepskwalificaties voor de binnenvaart.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Herziene Rijnvaartakte

In de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 is het rechtskader vastgesteld voor het gebruik van de Rijn als binnenvaartwater en zijn de bevoegdheden van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart bepaald. De versie van de akte die momenteel van toepassing is, is het resultaat van het www.ccr-zkr.org/11020200-en">Verdrag van 20 november 1963 , dat op 14 april 1967 in werking is getreden.

De Herziene Rijnvaartakte telt vijf partijen: vier lidstaten (België, Frankrijk, Duitsland en Nederland) en Zwitserland.

2.2.CCR en Cesni

De CCR is een internationale organisatie; haar opdracht is de uitvoering van initiatieven die de vrijheid van de scheepvaart op de Rijn waarborgen en de bevordering van de scheepvaart op de Rijn. Tweemaal per jaar worden plenaire vergaderingen gehouden, die worden bijgewoond door afgevaardigden van de leden van de CCR. De plenaire vergadering is het besluitvormend orgaan van de CCR en stelt de resoluties van de Centrale Commissie vast. Elk land heeft één stem. Besluiten worden unaniem vastgesteld en zijn wettelijk bindend. De EU is geen lid van de CCR.

In 2015 heeft de CCR een resolutie vastgesteld tot oprichting van een Europees Comité voor de opstelling van gemeenschappelijke standaarden voor de binnenvaart (Comité Européen pour l’Élaboration de Standards dans le Domaine de Navigation Intérieure – Cesni). Dat comité moet onder meer verschillende technische normen vaststellen, met name voor vaartuigen, informatietechnologie en bemanning, moet zorgen voor de eenvormige interpretatie van die normen en van de overeenkomstige procedures, en moet overleggen over de veiligheid van de scheepvaart, de bescherming van het milieu en andere scheepvaartdomeinen.

Het Cesni bestaat uit deskundigen die de lidstaten van de CCR en van de EU vertegenwoordigen en die stemrecht hebben. Elke lidstaat heeft één stem. De EU is geen lid van het Cesni. Samen met internationale organisaties waarvan de opdracht betrekking heeft op de domeinen van het Cesni, kan de EU wel deelnemen aan de werkzaamheden van het Cesni, zij het zonder stemrecht.

2.3.De geplande handeling van het Cesni en de CCR

Het Cesni moet tijdens de vergadering van 8 november 2018 normen inzake beroepskwalificaties in de binnenvaart vaststellen (hierna 'de geplande handeling' genoemd).

Deze eerste Cesni-normen voor beroepskwalificaties in de binnenvaart omvatten het volgende:

·normen voor competenties (cesni(18)_30, cesni(18)_31, cesni(18)_32, cesni(18)_33, cesni(18)_34, cesni(18)_35)

·normen voor praktijkexamens (cesni(18)_36, cesni(18)_37, cesni(18)_38, cesni(18)_39, cesni(18)_40)

·normen voor medische geschiktheid (cesni(18)_29)

·normen voor de goedkeuring van simulatoren (cesni(18)_41, cesni(18)_42)

Tijdens de vergadering van 10 april 2018 heeft het Cesni unaniem besloten om de vaststelling van de eerste Cesni-normen inzake beroepskwalificaties op te nemen in de agenda van de vergadering van 8 november 2018. Naar verwachting zullen vóór die vergadering alleen formele en kleine wijzigingen in de ontwerpnormen worden aangebracht, waaronder de eventuele consolidatie van documenten en hun referenties. De normen worden gepubliceerd op de website cesni.eu. Alle EU-lidstaten hebben (beschermd) toegang tot de bovengenoemde ontwerpnormen.

De Cesni-normen moeten in de EU-wetgeving worden opgenomen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad 1 .

Vanaf 17 januari 2022 (uiterste datum voor de omzetting van Richtlijn (EU) 2017/2397) zal ook in het personeelsstatuut voor de Rijnvaart naar de Cesni-normen worden verwezen, omdat het regelgevingskader van de CCR voor beroepskwalificaties die onder Richtlijn (EU) 2017/2397 vallen, vanaf 17 januari 2022 volledig in overeenstemming moet zijn, zodat Rijnvaartcertificaten op alle binnenwateren van de EU worden erkend.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Dit besluit over de vaststelling van het standpunt van de Unie moet waarborgen dat bij de vaststelling van de besluiten over de opstelling van normen inzake beroepskwalificaties voor de binnenvaart, op passende wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de EU.

De normen inzake beroepskwalificaties zijn opgesteld door deskundigen van de werkgroep CESNI/QP in het kader van het Cesni-werkprogramma voor de periode 2016-2018. De werkzaamheden zijn begonnen op grond van het voorstel van de Commissie van 18 februari 2016 2 en afgerond op grond van Richtlijn (EU) 2017/2397.

De opstelling van de normen inzake beroepskwalificaties door deskundigen van de werkgroep CESNI/QP was een intensief proces. Een groot aantal deskundigen uit de publieke en private sector is geraadpleegd. Tijdens de opstelling van de normen zijn op het niveau van het Cesni de volgende technische vergaderingen gehouden:

·Vergaderingen van Cesni-deskundigen (26-28.1.2016; 22-24.6.2016; 5-9.9.2016; 16-17.11.2016; 31.1-2.2.2017; 10-12.5.2017; 12-13.6.2017; 6.7.2017; 5-7.9.2017; 12-13.9.2017; 15-16.11.2017; 30.1-1.2.2018).

·Vergadering van het comité (10.4.2018).

Tijdens die vergaderingen werd op het niveau van de deskundigen een akkoord bereikt over Europese normen inzake beroepskwalificaties voor de binnenvaart.

De deskundigengroep van de Commissie inzake sociale kwesties in de binnenvaart is tijdens de vergaderingen van 7 september 2017 en 1 februari 2018 ingelicht over de vorderingen van het Cesni.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van 'de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst'.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het betrokken lichaam of partij is bij de betrokken overeenkomst 3 .

Het begrip 'handelingen met rechtsgevolgen' omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een "beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt" 4 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De CCR is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Herziene Rijnvaartakte. Het Cesni is een lichaam dat is opgericht door de CCR.

De door het Cesni en de CCR vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De geplande handelingen kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten: Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad.

De Commissie stelt uiterlijk 17 januari 2020 namelijk gedelegeerde handelingen vast als bedoeld in artikel 17, leden 1 en 4 (over normen voor competenties en normen voor de praktijkexamens), artikel 21, lid 2 (over normen voor de goedkeuring van simulatoren) en artikel 23, lid 6 (over normen voor medische geschiktheid).

In overweging 40 van Richtlijn (EU) 2017/2397 wordt uitgelegd dat de harmonisering van wetgeving op het gebied van beroepskwalificaties in de binnenvaart in Europa wordt vergemakkelijkt door de ontwikkeling van normen door het Cesni. In die zin wordt in artikel 32 van de richtlijn gesteld dat in die gedelegeerde handelingen naar de door het Cesni vastgestelde normen wordt verwezen, op voorwaarde dat:

a) die normen beschikbaar en actueel zijn;

b) die normen beantwoorden aan in de bijlagen van de richtlijn vastgestelde toepasselijke vereisten;

c) de belangen van de Unie niet in het gedrang worden gebracht door wijzigingen in het besluitvormingsproces van het Cesni.

De Commissie neemt de volledige tekst van die normen op in de gedelegeerde handelingen en verwijst ernaar.

Bijlage II van de richtlijn bevat de essentiële competentievereisten en bijlage III de essentiële eisen inzake medische geschiktheid.

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het verdrag.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de geplande handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Als de geplande handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De hoofddoelstelling en de inhoud van de geplande handelingen hebben betrekking op het gemeenschappelijk vervoersbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 91, lid 1, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.