Toelichting bij COM(2020)566 - Ondertekening protocol bij de Overeenkomst over het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen (Interbus-overeenkomst) mbt geregeld vervoer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Interbus-overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen 1 is op 1 januari 2003 in werking getreden. De overeenkomst is later bij Besluit nr. 1/2011 2 van het bij artikel 23 van de overeenkomst opgerichte Gemengd Comité aangepast aan de technische en wetgevende vooruitgang.

De Interbus-overeenkomst heeft op dit ogenblik betrekking op het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen. Op 5 december 2014 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Europese Unie, die partij is bij de Interbus-overeenkomst, onderhandelingen te openen met het oog op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de overeenkomst tot geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen (mits daarvoor toestemming wordt verleend) 3 .

Op 16 juli 2018 heeft de Raad Besluit (EU) 2018/1195 4 inzake de ondertekening, namens de Europese Unie, van een protocol bij de Overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (Interbus-overeenkomst) (“het protocol betreffende geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer”) vastgesteld.

Er zij aan herinnerd dat geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van passagiers met touringcars en autobussen belangrijke sectoren zijn die de Europese burgers betaalbare mobiliteit bieden. De verdere ontwikkeling van deze sectoren tot buiten de EU zou eveneens ten goede komen aan de EU-burgers, buitenlandse toeristen, de toeristische sector en de Europese regio’s. Deze ontwikkeling wordt echter belemmerd door de verschillen in de bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten en derde landen, die het vergunningsproces en de werking van geregelde internationale vervoersdiensten en bijzondere vormen van geregelde internationale vervoersdiensten bemoeilijken. Dit is met name duidelijk voor lange internationale lijndiensten die verschillende landen doorkruisen.

Zoals uiteengezet in het protocol moet de markttoegang voor geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer worden verleend via een uniforme vergunningsprocedure, waarin de naleving van het EU-acquis op het gebied van personenvervoer, verkeersveiligheid, technische voorschriften, chauffeurskwalificaties, sociale regels, passagiersrechten, milieubescherming en toegang tot het beroep als voorwaarde wordt gesteld.

De Interbus-overeenkomst blijft ongewijzigd van kracht voor het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen.

Het protocol heeft alleen betrekking op de bepalingen die noodzakelijk zijn om de Interbus-overeenkomst uit te breiden tot geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen (met vergunning). De gemeenschappelijke regels worden niet gewijzigd of herhaald; het protocol verwijst naar de onderliggende bepalingen van de Interbus-overeenkomst. Dit en het feit dat een overeenkomstsluitende partij het protocol pas kan ondertekenen, sluiten en ratificeren of ertoe toetreden na ondertekening, sluiting en ratificering van of toetreding tot de Interbus-overeenkomst, garandeert dat de overeenkomstsluitende partijen die het protocol ondertekenen en sluiten, ratificeren of ertoe toetreden, de Interbus-regels aanvaarden en toepassen.

Op dit ogenblik zijn, naast de Europese Unie, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Moldavië, Montenegro, de Republiek Noord-Macedonië, de Republiek Turkije en Oekraïne partij bij de overeenkomst; zij kunnen het protocol ondertekenen en sluiten, ratificeren of ertoe toetreden.

Het protocol legt de nadruk op de wetgeving van de Europese Unie (Verordening (EG) nr. 1071/2009 5 ) voor wat de sancties en ergste inbreuken betreft, alsook wat de naleving betreft van de vier voorwaarden voor toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg (werkelijke en duurzame vestiging, betrouwbaarheid, financiële draagkracht en vakbekwaamheid).

Het protocol voorziet in de oprichting van een Gemengd Comité om het beheer van het protocol te vergemakkelijken. De bepalingen van het krachtens de Interbus-overeenkomst opgerichte Gemengd Comité zijn mutatis mutandis van toepassing op het Gemengd Comité van het protocol.

Volgens het protocol mag de geldigheidstermijn van een vergunning voor geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer niet meer dan vijf jaar bedragen.

Het protocol zelf wordt gesloten voor een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding. De looptijd van het protocol wordt automatisch verlengd met opeenvolgende perioden van vijf jaar, tussen de overeenkomstsluitende partijen die niet te kennen geven dit niet te willen doen.


Het Protocol betreffende geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer stond van 16 juli 2018 tot en met 16 april 2019 open voor ondertekening. De Unie heeft het op 11 april 2019 ondertekend. Geen enkele andere overeenkomstsluitende partij heeft het protocol echter vóór het verstrijken van de ondertekeningstermijn ondertekend. Hierdoor kon het niet in werking treden.

Op 18 februari 2020 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Unie onderhandelingen te openen met het oog op de wijziging van het protocol betreffende geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer, om enerzijds een aantal technische wijzigingen aan te brengen inzake de ondertekening en inwerkingtreding van dat protocol en anderzijds de benaming van een overeenkomstsluitende partij bij de Interbus-overeenkomst te wijzigen.

De onderhandelingen werden met succes afgerond en op basis daarvan is een nieuwe versie van het protocol betreffende geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer opgesteld. Aangezien de Unie de enige partij is die het oorspronkelijke protocol heeft ondertekend, geniet het de voorkeur het volledige protocol te vervangen door een nieuwe tekst in plaats van te onderhandelen over een protocol tot wijziging van het oorspronkelijke protocol.

Voortaan volstaan drie overeenkomstsluitende partijen (in plaats van vier), waaronder de Unie, om het protocol te kunnen sluiten, ratificeren of ertoe toe te treden, waarna het protocol voor de overeenkomstsluitende partijen die het hebben gesloten, geratificeerd of ertoe zijn toegetreden in werking kan treden.

De periode voor de ondertekening van het protocol bedraagt twee jaar, te rekenen vanaf de datum van vaststelling van het besluit van de Raad betreffende de ondertekening van het protocol door de Europese Unie.

Voor de overeenkomstsluitende partijen die het protocol hebben gesloten, geratificeerd of ertoe zijn toegetreden, is de inwerkingtredingstermijn ervan ingekort, namelijk niet langer de eerste dag van de derde maand, maar de eerste dag van de maand volgende op die waarin het vereiste aantal goedkeuringen of ratificaties van de overeenkomstsluitende partijen is bereikt.

Eén verdragsluitende partij heeft haar benaming gewijzigd in de Republiek Noord-Macedonië. Deze wijziging is eveneens opgenomen in het protocol.

Het protocol vervangt het protocol bij de Interbus-overeenkomst betreffende het geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen, dat tussen 16 juli 2018 en 16 april 2019 openstond voor ondertekening maar alleen door de Unie is ondertekend op grond van Besluit (EU) 2018/1195 van de Raad.

De Groep landtransport van de Raad, door de Raad aangewezen als bijzonder comité uit hoofde van artikel 218, lid 4, VWEU, is permanent op de hoogte gehouden van de voortgang van de onderhandelingen.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Het voorgestelde protocol is in overeenstemming met het gemeenschappelijke vervoersbeleid van de Unie. Het bevat de relevante delen van Verordening (EG) nr. 1073/2009 6 , aangepast met het oog op een multilaterale, internationale overeenkomst.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorgestelde protocol spoort met het nabuurschapsbeleid en het beleid inzake externe betrekkingen van de EU.

Fiscale bepalingen

Het in overeenstemming brengen van de douane- en fiscale bepalingen van het protocol is, gezien het doel en de inhoud daarvan, ondergeschikt aan de met het protocol beoogde doelstellingen van het vervoersbeleid.

2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid en effectbeoordeling

De Commissie heeft geen effectbeoordeling uitgevoerd, noch een beroep gedaan op externe deskundigheid. De uitbreiding van de Interbus-overeenkomst tot geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen zal bijdragen tot de verruiming van de geografische werkingssfeer van het acquis van de Europese Unie op het gebied van personenvervoer over de weg.

De economische en sociale gevolgen zullen gunstig zijn voor het personenvervoer over de weg en het toerisme. De toename van de verkeersvolumes zal waarschijnlijk een gematigd effect hebben op het milieu.

Vereenvoudiging

De harmonisering van de procedures voor het verkrijgen van vergunningen voor geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer met touringcars en autobussen zal het verrichten van dergelijk vervoer vereenvoudigen.

3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag is het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name de materiële rechtsgrondslag, artikel 91 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 5, VWEU.

Keuze van het instrument

Op grond van artikel 218, lid 5, VWEU is een besluit van de Raad het passende instrument.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

1.

N.v.t


5. FACULTATIEVE ELEMENTEN

Regelingen voor evaluatie en rapportage

In artikel 16 van het protocol is bepaald dat de werking van het protocol om de vijf jaar wordt geëvalueerd door het bij artikel 18 van het protocol opgerichte Gemengd Comité.

Verdere procedure

De Commissie is van mening dat de procedure moet worden ingeleid om het protocol te ondertekenen. Derhalve dient de Commissie hierbij bij de Raad dit nieuwe voorstel in voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening van het protocol betreffende het geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen bij de Overeenkomst betreffende het ongeregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen (Interbus-overeenkomst).

Artikelsgewijze toelichting

Specifieke bepalingen van het voorgestelde besluit van de Raad:

·Artikel 1 van het besluit van de Raad voorziet in de ondertekening, namens de Unie, van een nieuwe versie van het protocol bij de Interbus-overeenkomst inzake het geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen.

·Artikel 2 betreft de bevoegdheid om het protocol te ondertekenen.

·Artikel 3 heeft betrekking op de inwerkingtreding van het besluit van de Raad.

2.

Specifieke bepalingen van het voorstel


·In artikel 1 is het toepassingsgebied gedefinieerd van het protocol inzake geregeld internationaal vervoer of bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen met vertrek of bestemming in de overeenkomstsluitende partij waar de vervoersondernemer is gevestigd en waar de voertuigen zijn geregistreerd, of die wordt doorkruist zonder passagiers op te halen of af te zetten. Het artikel verwijst ook naar partnerschappen. Elke vorm van cabotage is verboden.

·Artikel 2 is een non-discriminatiebepaling.

·Artikel 3 bevat de definities.

·Artikel 4 verwijst naar bijlage 1 bij de Interbus-overeenkomst betreffende de voorwaarden voor ondernemers van personenvervoer over de weg.

·Artikel 5 verwijst naar bijlage 2 bij de Interbus-overeenkomst betreffende de technische voorwaarden voor voertuigen.

·Artikel 6 bevat bepalingen inzake geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer waarvoor een vergunning vereist is. Dit artikel biedt de overeenkomstsluitende partijen en de EU-lidstaten onder meer de mogelijkheid om te bepalen dat partnerschapsregelingen moeten worden getroffen tussen vervoersondernemers van de overeenkomstsluitende partij van vertrek en die van bestemming om regelmatig vervoer of bijzondere vormen van regelmatig vervoer tussen overeenkomstsluitende partijen te verrichten. Indien zij daartoe besluiten, moeten vervoersondernemers van de overeenkomstsluitende partijen of lidstaten van de Unie die door de dienst worden doorkruist en waar passagiers worden opgehaald en afgezet, het recht hebben toe te treden tot deze partnerschappen.

·In artikel 7 is bepaald dat delen V en VI van de Interbus-overeenkomst inzake sociale bepalingen en douane- en fiscale bepalingen van toepassing zijn op het protocol.

·Artikel 8 heeft betrekking op de vergunningverlenende autoriteit die de vergunningen afgeeft, de ontvangers van de vergunningen, de geldigheidsduur van een vergunning, de punten die in vergunningen moeten worden vermeld en het gebruik van extra voertuigen in tijdelijke en buitengewone omstandigheden.

·In artikel 9 is de procedure voor het indienen van een aanvraag voor een vergunning beschreven.

·Artikel 10 heeft betrekking op de vergunningsprocedure, met inbegrip van contacten tussen de relevante bevoegde autoriteiten, het verlenen van de vergunning en de enige redenen voor een eventuele afwijzing van een aanvraag.

·Artikel 11 bevat regels voor verlenging of wijziging van een vergunning.

·Artikel 12 bevat regels met betrekking tot het verstrijken van een vergunning.

·Artikel 13 bevat de verplichtingen voor vervoersondernemers.

·In artikel 14 is bepaald dat de overeenkomstsluitende partijen erop moeten toezien dat vervoersondernemers aan de relevante bepalingen voldoen.

·In artikel 15 (in samenhang met artikel 8, lid 9) is bepaald welke documenten zich in het voertuig moeten bevinden. Dezelfde lijst van documenten die in het voertuig aanwezig moeten zijn, staat op bladzijde 3 van de modelvergunning in bijlage 4 bij het protocol.

·In artikel 16 is de looptijd van het protocol vastgesteld (vijf jaar), met een stilzwijgende verlenging voor opeenvolgende perioden van vijf jaar en periodieke evaluaties van de werking van het protocol.

·Artikel 17 regelt de overeenkomstige toepassing, met enkele wijzigingen, van de bepalingen van de Interbus-overeenkomst, met name de overgangsperiode van vijf jaar voor bestaande diensten voor geregeld vervoer en bijzondere vormen van geregeld vervoer van personen over de weg in bilaterale overeenkomsten, alsmede de sluiting, ratificatie of goedkeuring van het protocol en ten slotte de inwerkingtreding, opzegging en talen van het protocol. Dit artikel voorziet ook in een verlaging van het aantal ratificaties dat vereist is voor de inwerkingtreding van het protocol van vier (volgens de Interbus-overeenkomst) tot drie. Voorts moet het protocol voor de overeenkomstsluitende partijen die het hebben ondertekend en goedgekeurd of geratificeerd, in werking treden op de eerste dag van de maand volgende op die waarin drie overeenkomstsluitende partijen, waaronder de Unie, hun akte van goedkeuring of ratificatie hebben neergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

·Bij artikel 18 wordt een Gemengd Comité opgericht om het protocol mutatis mutandis te beheren gelet op de artikelen 23 en 24 van de Interbus-overeenkomst.

·In artikel 19 is bepaald welke procedure moet worden gevolgd wanneer een overeenkomstsluitende partij van buiten de Unie toetreedt tot de Europese Unie.

·Artikel 20 voorziet in een ondertekeningstermijn van twee jaar voor de ondertekening van het protocol, te rekenen vanaf de datum waarop de Raad dit besluit vaststelt en verklaart dat het protocol uitsluitend voor de partijen bij de Interbus-overeenkomst openstaat voor sluiting, toetreding of ratificatie.

·In artikel 21 is bepaald dat elke overeenkomstsluitende partij bij de Interbus-overeenkomst na de inwerkingtreding van het protocol mag toetreden tot het protocol.

·In artikel 22 is bepaald dat de bijlagen bij het protocol er een integrerend deel van zijn.

·Artikel 23 bepaalt dat dit protocol het protocol inzake geregeld en bijzondere vormen van geregeld vervoer, dat tussen 16 juli 2018 en 16 april 2019 openstond voor ondertekening, vervangt.

·Bijlagen 1 en 2 bij het protocol verwijzen naar de bijlagen 1 en 2 bij de Interbus-overeenkomst.

·Bijlage 3 heeft betrekking op een modelaanvraag voor geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen over de weg waarvoor een vergunning vereist is.

·Bijlage 4 heeft betrekking op een modelvergunning voor geregeld internationaal vervoer en bijzondere vormen van geregeld internationaal vervoer van personen over de weg.