Toelichting bij COM(2020)632 - Standpunt EU in Comités voor de binnenvaart t.a.v. de goedkeuring van standaarden betreffende technische voorschriften voor binnenschepen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit waarbij het standpunt wordt vastgesteld dat namens de Unie moet worden ingenomen op de vergadering van het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Cesni) op 13 oktober 2020 en op de plenaire vergadering van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) op 3 december 2020 in verband met de beoogde goedkeuring van de Europese standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (ES-TRIN 2021/1), samen met de aanvullende teststandaard voor Inland AIS 2021/3.0.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.CCR en Cesni

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) is een internationale organisatie met regelgevende bevoegdheden op het gebied van het vrachtvervoer over de binnenwateren op de Rijn. Vier lidstaten (België, Frankrijk, Duitsland en Nederland) en Zwitserland zijn partij bij de CCR.

In de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868, die ook de Akte van Mannheim wordt genoemd, is het rechtskader vastgesteld voor het gebruik van de Rijn als binnenvaartwater en zijn de taken van de CCR bepaald. De momenteel toepasselijke versie van de akte is het resultaat van een Overeenkomst tot wijziging van de Herziene Rijnvaartakte, die op 20 november 1963 is vastgesteld en op 14 april 1967 in werking is getreden. Tweemaal per jaar wordt een plenaire vergadering gehouden, die wordt bijgewoond door afgevaardigden van de lidstaten van de CCR. De plenaire vergadering is het besluitvormend orgaan van de CCR, waar de besluiten van de Centrale Commissie worden vastgesteld. Elk land heeft één stem. Besluiten worden unaniem genomen. Die besluiten zijn wettelijk bindend. De EU is geen lid van de CCR.

In 2015 heeft de CCR een besluit vastgesteld tot oprichting van een Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Comité européen pour l’élaboration de standards dans le domaine de la navigation intérieure, Cesni). Dat comité moet onder meer technische standaarden op diverse gebieden goedkeuren, vooral met betrekking tot schepen, informatietechnologie en bemanningen, moet zorgen voor de uniforme uitleg van die standaarden en van de overeenkomstige procedures, en moet overleggen over de veiligheid van de scheepvaart, de bescherming van het milieu en andere scheepvaartaspecten.

Het Cesni bestaat uit deskundigen die de stemgerechtigde lidstaten van de CCR en van de EU vertegenwoordigen. Elke lidstaat heeft één stem. De EU is geen lid van het Cesni. Samen met internationale organisaties waarvan de opdracht betrekking heeft op de domeinen van het Cesni, kan de EU wel deelnemen aan de werkzaamheden van het Cesni, zij het zonder stemrecht.

2.2.De beoogde handelingen van het Cesni en de CCR

Op de vergadering van 13 oktober 2020 moet het Cesni een nieuwe versie goedkeuren van de standaard tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (ES-TRIN 2021/1).

Het Cesni heeft de eerste versie van de standaard (ES-TRIN 2015/1) voltooid tijdens de vergadering van 28 september 2015. Die versie is formeel goedgekeurd op de plenaire vergadering van het Cesni op 26 november 2015. Het Cesni heeft de volgende wijzigingen van ES-TRIN goedgekeurd:

1. ES-TRIN 2017/1 op 6 juli 2017;

2. ES-TRIN 2019/1 op 8 november 2018.

ES-TRIN wordt regelmatig bijgewerkt, waarbij rekening wordt gehouden met de activiteiten van de werkgroepen van het Cesni.

Het is noodzakelijk ES-TRIN regelmatig bij te werken om:

·een hoog veiligheidsniveau in de binnenvaart te handhaven;

·de technische ontwikkeling te volgen (bv. brandblusinstallaties, navigatieapparatuur);

·compatibiliteit met het rechtskader van de EU te waarborgen.

In 2019 en 2020 hebben deskundigen van het Cesni de nieuwe versie van ES-TRIN 2021/1 opgesteld.

ES-TRIN 2021/1 omvat diverse wijzigingen, met name op de volgende gebieden:

- veiligheidsafstand, vrijboord en diepgangsschalen (hoofdstuk 4);

- verlaging van de twee geluidsniveaudrempels voor een varend en stilliggend schip (artikel 8.10);

- draagbare blustoestellen (artikel 13.03, leden 2, 3 en 4);

- lithiumionaccumulatoren (artikel 10.11);

- aanwezigheid en gebruik van individuele gehoorbeschermingsmiddelen (artikel 14.09, lid 3);

- deuren in verblijven (artikel 15.02, lid 11);

- elektrische bedrijfsruimten in passagiersschepen (artikel 19.07);

- uitrusting voor pleziervaartuigen (artikel 26.01, lid 1, onder h));

- overgangsbepalingen betreffende:

• vast aangebrachte brandblusinstallaties;

• voortstuwingssystemen van passagiersschepen;

• Europese en internationale standaarden voor schepen die uitsluitend worden gebruikt op waterwegen behalve de Rijn;

- bunkeren van vloeibaar aardgas (LNG) (bijlage 8, punt 2.8);

- verduidelijkingen met betrekking tot de geldigheid van het Uniecertificaat voor de Rijn (ESI-1-1);

- erkenning van een speciaal anker met verminderde massa (ESI-II-9);

- actualisering van de kruisverwijzingen naar Europese en internationale standaarden;

- talrijke redactionele correcties in de verschillende taalversies.

ES-TRIN 2021/1 wordt geactualiseerd samen met de aanvullende teststandaard voor Inland AIS 2021/3.0, en verwijst daarnaar. Teststandaard voor Inland AIS 2021/3.0 is door Cesni-deskundigen in 2019 en 2020 opgesteld. In die standaard zijn de operationele en prestatievoorschriften, testmethoden en vereiste testresultaten voor Inland AIS-boordapparatuur gedefinieerd. De herziene teststandaard voor Inland AIS 2021/3.0 weerspiegelt de technische ontwikkelingen en het nieuwe normatieve kader (Uitvoeringsverordening (EU) 2019/838 van de Commissie van 20 februari 2019 1 , aanbeveling ITU-R M.1371-5 2 en versie 2018 van de internationale norm IEC 61993-2 3 ).

Op de vergadering van 30 april 2020 heeft het Cesni besloten de goedkeuring van ES-TRIN 2021/1 en de aanvullende teststandaard voor Inland AIS 2021/3.0 te programmeren op de vergadering van 13 oktober 2020. Naar verwachting zullen voorafgaand aan de vergadering van 13 oktober 2020 slechts formele en kleine wijzigingen in het ontwerp van de standaard worden aangebracht. ES-TRIN 2021/1 wordt gepubliceerd op een specifieke website (cesni.eu). Alle EU-lidstaten hebben (beschermde) toegang tot de bovengenoemde ontwerpstandaarden.

Overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/1629 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen, tot wijziging van Richtlijn 2009/100/EG en tot intrekking van Richtlijn 2006/87/EG 4 zal ES-TRIN 2021/1 worden opgenomen in het EU-recht.

Verwijzingen naar de door het Cesni goedgekeurde standaarden zijn opgenomen in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2016/1629. Volgens artikel 31, lid 1, van die richtlijn is de Commissie gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanpassing van bijlage II, teneinde zonder onnodige vertraging de verwijzing naar de recentste versie van ES-TRIN bij te werken en de datum van toepassing daarvan vast te stellen.

De CCR zal een besluit goedkeuren tot wijziging van de CCR-reglementen om daarin een verwijzing op te nemen naar ES-TRIN 2021/1 en de aanvullende teststandaard voor Inland AIS 2021/3.0.

Teneinde de samenhang van de twee bestaande wettelijke reglementeringen voor de technische voorschriften voor binnenschepen (Rijn en EU) te waarborgen, moet in dezelfde standaarden worden voorzien. In zowel de EU-wetgeving als de CCR-reglementen wordt vanaf 1 januari 2022 verwezen naar ES-TRIN 2021/1.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Dit besluit over de vaststelling van het standpunt van de Unie moet waarborgen dat bij de vaststelling van de besluiten over de opstelling van standaarden voor binnenschepen, op passende wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de EU.

De bijwerking van ES-TRIN is op het niveau van de Cesni-deskundigen intensief voorbereid. Er werden talrijke deskundigen uit de publieke en private sector geraadpleegd. Tijdens de opstelling van de standaard zijn op het niveau van het Cesni de volgende technische vergaderingen gehouden:

·werkvergaderingen (27-28.6.2018; 26-27.9.2018; 20-21.11.2018; 5-6.3.2019; 25-27.6.2019; 24-25.9.2019; 19-20.11.2019; 25-26.2.2020);

·vergadering van het comité (30.4.2020).

Tijdens die vergaderingen konden de deskundigen het eens worden over de technische voorschriften voor binnenschepen.

Het voorgestelde standpunt van de Unie is om ES-TRIN 2021/1 goed te keuren, aangezien daarmee het hoogste veiligheidsniveau in de binnenvaart wordt gehandhaafd, de technische ontwikkelingen in de sector worden gevolgd en de verenigbaarheid van de voorschriften voor schepen in Europa wordt gewaarborgd.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het betrokken lichaam dan wel partij is bij de betrokken overeenkomst 5 .

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 6 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Zowel het Cesni als de CCR zijn organen die in het kader van een internationale overeenkomst zijn opgericht.

Hoewel de regels van het Cesni niet per se bindend zijn, is het duidelijk dat CCR-leden erdoor gebonden zullen zijn zodra de CCR haar wetgevingskader (Reglement Onderzoek schepen op de Rijn) aanpast om te kunnen verwijzen naar de door het Cesni goedgekeurde standaard en die standaard verplicht heeft gesteld in het kader van de toepassing van de Herziene Rijnvaartakte. Het bindende karakter van dergelijke reglementering voor CCR-leden is vastgelegd in de Akte van Mannheim van 17 oktober 1868 7 .

Bovendien zijn ES-TRIN 2021/1 en de aanvullende teststandaard voor Inland AIS 2021/3.0 handelingen met rechtsgevolgen voor de toepassing van artikel 218, lid 9, VWEU, aangezien zij een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht. Bij elke wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1629 moet immers rekening worden gehouden met het volgens de Herziene Rijnvaartakte toepasselijke kader.

De door het Cesni goedgekeurde technische standaarden zijn opgenomen in bijlage II van Richtlijn (EU) 2016/1629 en moeten worden bijgewerkt door middel van gedelegeerde handelingen.

Overeenkomstig artikel 22 van de Akte van Mannheim heeft de CCR de bevoegdheid om bindende technische voorschriften voor binnenschepen op te stellen.

Het door de CCR goed te keuren besluit waarbij de CCR-reglementen worden gewijzigd teneinde daarin een verwijzing naar ES-TRIN 2021/1 en de aanvullende teststandaard voor Inland AIS 2021/3.0 op te nemen, zal een juridisch bindende handeling zijn ten aanzien van de partijen bij de CCR.

Daarom moet het standpunt worden bepaald dat namens de Unie in het Cesni en de CCR moet worden ingenomen met het oog op de goedkeuring van standaarden voor technische voorschriften voor binnenschepen.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een besluit overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Als de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handelingen hebben betrekking op het gemeenschappelijk vervoersbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 91, lid 1, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.