Toelichting bij COM(2020)765 - Standpunt EU in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst met de regering van Israël

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel heeft betrekking op het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds (“de overeenkomst”) 1 .

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds

De overeenkomst heeft tot doel een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tot stand te brengen op basis van wederzijdse toegang tot de luchtvervoersmarkten van de partijen onder gelijke concurrentievoorwaarden en met inachtneming van dezelfde regels – onder meer op het gebied van veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, sociale aspecten en milieu. De regels van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte moeten gebaseerd zijn op de relevante wetgeving die in de Europese Unie van kracht is, zoals vastgesteld in bijlage IV bij deze overeenkomst, met name wat betreft veiligheid, beveiliging en luchtverkeersbeheer.

De overeenkomst werd ondertekend op 10 juni 2013 en is op 2 augustus 2020 in werking getreden.

2.2.Het Gemengd Comité

Het Gemengd Comité is opgericht bij artikel 22 van de overeenkomst. Het is verantwoordelijk voor het beheer van de overeenkomst en zorgt voor een correcte uitvoering ervan.

Daartoe zal het op een aantal gebieden samenwerking ontwikkelen, alsook aanbevelingen doen en besluiten nemen op de gebieden die expliciet in de overeenkomst zijn genoemd. De belangrijkste taken van het Comité zijn het ontwikkelen van samenwerking door: a) zijn specifieke taken uit te voeren met betrekking tot de regelgevende samenwerking, zoals uiteengezet in titel II van deze overeenkomst; b) op deskundigenniveau de uitwisseling van nieuwe wet- of regelgevende initiatieven en ontwikkelingen aan te moedigen, onder meer op het vlak van beveiliging, veiligheid, milieu, luchtvaartinfrastructuur (inclusief slots), mededingingsvoorwaarden en consumentenbescherming; c) regelmatig de sociale gevolgen van de toepassing van deze overeenkomst te bestuderen, met name wat de werkgelegenheid betreft, en door passende antwoorden op legitieme vragen te formuleren; d) met eenparigheid van stemmen overeenstemming te bereiken over voorstellen, benaderingen of documenten van procedurele aard die rechtstreeks betrekking hebben op de werking van deze overeenkomst; e) mogelijke gebieden te bestuderen voor verdere ontwikkeling van de overeenkomst, met inbegrip van aanbevelingen voor wijzigingen van de overeenkomst; en f) zich te buigen over de toepassing van punt A.1 van bijlage IV (lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd).

Overeenkomstig artikel 5 (Investeringen) van deze overeenkomst onderzoekt het Gemengd Comité bovendien vragen met betrekking tot bilaterale investeringen, meerderheidsbelang of wijzigingen in de feitelijke zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen van de partijen.

Overeenkomstig artikel 22, lid 3, van de overeenkomst stelt het Gemengd Comité bij besluit zijn reglement van orde vast.


2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Tijdens zijn eerste vergadering stelt het Gemengd Comité een besluit vast betreffende de vaststelling van zijn reglement van orde (“de beoogde handeling”).

De beoogde handeling is bedoeld om, overeenkomstig artikel 22, lid 3, van de overeenkomst, het reglement van orde dat ten grondslag ligt aan de organisatie en de werking van het Gemengd Comité vast te stellen, teneinde de correcte tenuitvoerlegging van de overeenkomst mogelijk te maken.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het namens de Unie in te nemen standpunt strekt tot goedkeuring van het reglement van orde van het bij de overeenkomst opgerichte Gemengd Comité. Het standpunt moet worden gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Gemengd Comité is een lichaam dat krachtens een overeenkomst is opgericht, namelijk de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds.

De door het Gemengd Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen, aangezien ze krachtens het internationale recht bindend is voor de partijen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

In het licht daarvan is de procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De hoofddoelstelling en de inhoud van de geplande handeling hebben betrekking op luchtvervoer.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 100, lid 2, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het besluit van het Gemengd Comité het reglement van orde ervan vaststelt, is het passend het besluit na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.