Toelichting bij COM(2021)41 - Standpunt EU in het Europees Comité voor standaarden voor de binnenvaart en de Commissie voor de Rijnvaart ivm de vaststelling van standaarden voor beroepskwalificaties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft een besluit waarbij het standpunt wordt vastgesteld dat namens de Unie moet worden ingenomen op de volgende vergadering van het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Cesni) en op de volgende plenaire vergadering van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) in verband met de geplande goedkeuring van de standaard voor de basisopleiding veiligheid van dekslieden en de standaard voor gestandaardiseerde communicatiezinnen in vier talen.


2. Achtergrond van het voorstel

2.1.CCR en Cesni

De Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) is een internationale organisatie met regelgevende bevoegdheden op het gebied van de binnenvaart op de Rijn. Vier EU-lidstaten (België, Frankrijk, Duitsland en Nederland) en Zwitserland zijn partij bij de CCR.

In de Herziene Rijnvaartakte, die op 17 oktober 1868 is ondertekend in Mannheim, is het rechtskader vastgesteld voor het gebruik van de Rijn als binnenvaartwater en zijn de bevoegdheden van de CCR bepaald. De momenteel toepasselijke versie van de akte is het resultaat van de Overeenkomst tot wijziging van de Herziene Rijnvaartakte, die op 20 november 1963 is vastgesteld en op 14 april 1967 in werking is getreden. Tweemaal per jaar vindt een plenaire vergadering plaats, die wordt bijgewoond door vertegenwoordigers van de CCR-lidstaten. De plenaire vergadering is het besluitvormingsorgaan van de CCR. Ze neemt de besluiten van de Centrale Commissie aan, en stelt de technische voorschriften van de Centrale Commissie vast en wijzigt die. Elke CCR-lidstaat heeft één stem. Besluiten worden unaniem genomen. De besluiten zijn wettelijk bindend. De EU is geen lid van de CCR.

In 2015 heeft de CCR een besluit aangenomen ter instelling van een Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart (Comité européen pour l’élaboration de standards dans le domaine de la navigation intérieure, Cesni). Het Comité moet onder meer technische standaarden op diverse gebieden goedkeuren, vooral met betrekking tot schepen, informatietechnologie en bemanningen, moet zorgen voor de uniforme uitleg van die standaarden en van de overeenkomstige procedures, en moet overleggen over de veiligheid van de scheepvaart, de bescherming van het milieu en andere scheepvaartaspecten.

Het Cesni bestaat uit deskundigen die de stemgerechtigde lidstaten van de CCR en van de EU vertegenwoordigen. Elke lidstaat heeft één stem. De EU is geen lid van het Cesni. Samen met internationale organisaties waarvan de opdracht betrekking heeft op de domeinen van het Cesni, kan de EU wel deelnemen aan de werkzaamheden van het Cesni, zij het zonder stemrecht.


2.2.De beoogde handeling van het Cesni en de CCR

Tijdens zijn volgende plenaire vergadering moet het Cesni een standaard voor de basisopleiding veiligheid van dekslieden (zie cesni 20_04) en een standaard voor gestandaardiseerde communicatiezinnen in vier talen (zie cesni 20_39) goedkeuren.

Bij Richtlijn (EU) 2017/2397 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties in de binnenvaart en tot intrekking van de Richtlijnen 91/672/EEG en 96/50/EG van de Raad 1 zijn geharmoniseerde regels op het gebied van beroepskwalificaties in de binnenvaart in Europa ingevoerd en bepaalde standaarden op het gebied van beroepskwalificaties vastgesteld. De bovengenoemde Cesni-standaarden zijn bij de richtlijn niet vereist, maar zijn door het Cesni ontwikkeld om de uitvoering van de eisen die binnen het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, te vergemakkelijken en harmonisatie te bevorderen.

In overeenstemming met bijlage I bij Richtlijn (EU) 2017/2397 moet een basisopleiding veiligheid overeenkomstig de nationale voorschriften worden voltooid om het kwalificatiecertificaat van deksman te verkrijgen. De Cesni-standaard voor de basisopleiding veiligheid van dekslieden bepaalt de eisen die de Cesni-lidstaten als nationale eisen kunnen overnemen om dezelfde kwaliteit van dienstverlening te waarborgen.

Overeenkomstig bijlage II van Richtlijn (EU) 2017/2397 moeten bemanningsleden en schippers gestandaardiseerde communicatiezinnen kunnen gebruiken in situaties met communicatieproblemen. De Cesni-standaard voor gestandaardiseerde communicatiezinnen in vier talen legt een dergelijk communicatiesysteem op gedetailleerde wijze vast.

De deskundigen van het Cesni hebben de standaarden opgesteld in 2019 en 2020, en het Cesni-comité heeft tijdens zijn vergadering van 30 april 2020 besloten ze op de volgende vergadering goed te keuren.

De Cesni-deskundigen (CESNI/QP-werkgroep) hebben de standaard voor de basisopleiding veiligheid voor dekslieden en de standaard voor gestandaardiseerde communicatiezinnen opgesteld in het kader van de werkprogramma’s 2016-2018 en 2019-2021 van het Cesni. Tijdens de volgende technische vergaderingen zijn die standaarden besproken en is op het niveau van het Cesni overeenstemming bereikt:

·werkvergaderingen (24.5.2018; 6-7.10.2018; 8.5.2019; 11.9.2019; 6.11.2019; 6.2.2020; 22.4.2020) en

·vergadering van het comité (30.4.2020).

Alle EU-lidstaten hebben (beschermde) toegang tot de bovengenoemde ontwerpstandaarden via de website cesni.eu.

De ES-QIN-standaarden (Europese standaarden voor kwalificaties in de binnenvaart) zullen worden bijgewerkt teneinde de twee nieuwe standaarden erin op te nemen.

De CCR zal een besluit aannemen om een verwijzing naar de recentste versie van de ES-QIN-standaarden, met inbegrip van de twee nieuwe standaarden, op te nemen in het Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Dit besluit over de vaststelling van het standpunt van de Unie moet waarborgen dat op passende wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de EU bij de vaststelling van besluiten over de goedkeuring van de standaard voor de opleiding basisveiligheid voor dekslieden en de standaard voor gestandaardiseerde communicatiezinnen in vier talen. Het onderwerp valt onder de bevoegdheid van de EU, aangezien de standaarden tot doel hebben de uitvoering van Richtlijn (EU) 2017/2397 te vergemakkelijken.

Het voorgestelde standpunt van de Unie is de goedkeuring van de twee standaarden te steunen, aangezien ze zullen bijdragen tot de handhaving van het hoogste veiligheidsniveau in de binnenvaart en harmonisatie zullen bevorderen.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het betrokken lichaam dan wel partij is bij de betrokken overeenkomst 2 .

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dat begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Zowel het Cesni als de CCR zijn organen die in het kader van een internationale overeenkomst zijn opgericht.

Hoewel de regels van het Cesni niet per se bindend zijn, zijn de CCR-leden erdoor gebonden zodra de CCR haar wetgevingskader (Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn) aanpast om te kunnen verwijzen naar de door het Cesni goedgekeurde standaarden en die standaarden verplicht heeft gesteld in het kader van de toepassing van de Herziene Rijnvaartakte. Het bindende karakter van dergelijke reglementering voor CCR-leden is vastgelegd in de Akte van Mannheim van 17 oktober 1868 4 .

Daarom moet het standpunt worden bepaald dat namens de Unie in het Cesni en de CCR moet worden ingenomen met het oog op de goedkeuring van standaarden voor beroepskwalificaties in de binnenvaart.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.


4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een besluit overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Als de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handelingen hebben betrekking op het gemeenschappelijk vervoersbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 91, lid 1, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 91, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.