Toelichting bij COM(2021)570 - Wijziging van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De COVID-19-pandemie heeft geleid tot de ergste economische recessie sinds decennia in de EU 1 , maar het beleid, zowel op nationaal als op EU-niveau, heeft daarop snel en vastberaden gereageerd. Alle lidstaten hebben uitzonderlijke discretionaire maatregelen genomen, naast hun “automatische stabilisatoren”, om de economische activiteit te ondersteunen en de sociale gevolgen te verzachten.

De EU heeft eveneens ongekende maatregelen genomen om de crisis aan te pakken. Met een totaal van 1,8 biljoen EUR in prijzen van 2018 is het meerjarig financieel kader van de EU, in combinatie met het herstelinstrument van de Europese Unie (NextGenerationEU), het grootste stimuleringspakket dat ooit door middel van de EU-begroting is gefinancierd. NextGenerationEU is op 14 december 2020 formeel goedgekeurd door de Raad 2 met de steun van het Europees Parlement. Het instrument zal 750 miljard EUR (in prijzen van 2018), opgenomen op de kapitaalmarkten, ter beschikking stellen om binnen een welbepaalde tijd specifieke herstel- en veerkrachtacties te financieren om de economische groei te stimuleren en te investeren in veerkracht en een groenere en digitale toekomst.

Er zijn voldoende inkomsten nodig om de financieringskosten van NextGenerationEU-leningen gespreid over drie decennia terug te betalen. De terugbetaling van de hoofdsom kan beginnen vóór het einde van het meerjarig financieel kader 2021-2027 indien de bedragen die niet voor rentebetalingen worden gebruikt, lager dan gepland zijn en er nieuwe eigen middelen zouden worden ingevoerd 3 , en moet uiterlijk eind 2058 voltooid zijn 4 .

In het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 5 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie verklaard dat de uitgaven uit de Uniebegroting ten behoeve van de terugbetaling van het herstelinstrument voor de Europese Unie niet zouden mogen leiden tot een onnodige vermindering van programma-uitgaven of investeringsinstrumenten uit hoofde van het meerjarig financieel kader. Overeenkomstig dit Interinstitutioneel Akkoord is het ook wenselijk de stijging van de bni-middelen voor de lidstaten te beperken. De drie instellingen zijn derhalve overeengekomen te “streven naar de invoering van voldoende nieuwe eigen middelen ter dekking van een bedrag dat overeenkomt met de verwachte uitgaven met betrekking tot de terugbetaling”. 6 De Commissie heeft zich ertoe verbonden in 2021 nieuwe eigen middelen voor te stellen met het oog op de invoering ervan uiterlijk 1 januari 2023 7 .

2. INHOUD VAN HET WIJZIGINGSVOORSTEL

De Commissie stelt voor nieuwe eigen middelen in te voeren die de EU de beschikking geven over de nodige middelen, met name ten behoeve van nieuwe begrotingsuitgaven voor de terugbetaling van de financieringskosten van de NextGenerationEU-leningen en voor het sociaal klimaatfonds 8 .

In het gewijzigde voorstel wordt bepaald dat 25 % van de meeste inkomsten uit te veilen rechten in het kader van de emissiehandel naar de EU-begroting gaat. Dit omvat inkomsten uit het huidige emissiehandelssysteem voor vaste installaties en luchtvaart waarvoor extra emissierechten zouden worden geveild, alsmede uit de uitbreiding ervan tot het zeevervoer en de invoering van een afzonderlijke emissiehandel voor het wegvervoer en gebouwen, overeenkomstig het voorstel tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG 9 .

Emissierechten die door de Europese Investeringsbank worden geveild voor het innovatiefonds en het initiële dotatiekapitaal van het moderniseringsfonds zijn uitgesloten. Om neutraal te blijven, omvat het toepassingsgebied van de eigen middelen ook emissierechten die in beginsel bestemd zijn voor veiling door de lidstaten maar, op basis van de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten, kosteloos worden overgedragen aan de energiesector, worden gebruikt voor naleving door sectoren die de inspanningen delen, of worden geveild door de Europese Investeringsbank voor het moderniseringsfonds.

Met het oog op eventuele sociale gevolgen in verband met de invoering van emissiehandel voor het wegvervoer en gebouwen heeft de Commissie voorgesteld een sociaal klimaatfonds op te richten. Het fonds zal ten goede komen aan kwetsbare huishoudens, micro-ondernemingen en vervoersgebruikers. Voor de duur ervan zal het fonds worden gefinancierd uit de eigen middelen van de Uniebegroting, de inkomsten uit de handel in emissierechten voor het wegvervoer en gebouwen daaronder begrepen vanaf 2026. De totale financiële middelen van het fonds voor de periode 2025-32 bedragen 72,2 miljard EUR in lopende prijzen, wat in beginsel overeenkomt met ongeveer 25 % van de verwachte inkomsten uit het nieuwe emissiehandelssysteem voor gebouwen en het wegvervoer voor de periode 2026-2032.

Er wordt een tijdelijk solidariteitsaanpassingsmechanisme voorgesteld om de regressieve verdelingseffecten van de op de emissiehandel gebaseerde eigen middelen te beperken, waarbij een maximumbijdrage wordt ingevoerd voor koolstofintensieve lidstaten met een lager inkomen en een minimumbijdrage voor koolstofarme lidstaten met een doorgaans hoger inkomen. Dit voorkomt dat sommige lidstaten tijdens de overgangsperiode naar duurzamere economieën en samenlevingen onevenredig veel bijdragen aan de EU-begroting in verhouding tot de omvang van hun economie, en waarborgt een rechtvaardige bijdrage van iedereen.

In dit voorstel wordt bepaald dat een deel van de inkomsten uit de verkoop van certificaten van het mechanisme van koolstofcorrectie aan de grens als eigen middelen in de vorm van een bijdrage van de lidstaten aan de EU-begroting zal worden afgedragen.

Tot slot bepaalt dit voorstel dat de lidstaten een nationale bijdrage aan de EU-begroting leveren op basis van het deel van de restwinsten van de grootste en meest winstgevende multinationals die aan EU-lidstaten worden toegerekend wanneer zij het rechtsgebied zijn van de eindmarkt waar goederen of diensten worden gebruikt of verbruikt overeenkomstig de overeenkomst van het inclusief kader van de OESO/G20 inzake grondslaguitholling en winstverschuiving 10 ter hervorming van het internationale belastingkader. Hoewel er op internationaal niveau nog wordt gewerkt aan een multilateraal verdrag, heeft de Commissie aangekondigd dat zij in 2022 een voorstel voor een richtlijn van de Raad zal indienen om te zorgen voor een consistente tenuitvoerlegging van het multilaterale verdrag betreffende een gedeeltelijke herverdeling van de heffingsbevoegdheid. 

3. RECHTSKADER

3.1.Eigenmiddelenbesluit

Overeenkomstig artikel 311, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie kan de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, “nieuwe categorieën eigen middelen vaststellen of een bestaande categorie afschaffen”. Deze bepaling maakt het uitdrukkelijk mogelijk het eigenmiddelenbesluit te wijzigen om nieuwe eigen middelen toe te voegen, zoals overeengekomen in het Interinstitutioneel Akkoord.

Overeenkomstig de bijzondere wetgevingsprocedure van artikel 311, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie stelt de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, het herziene besluit met eenparigheid van stemmen vast. Het besluit treedt in werking zodra het door de lidstaten overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen is goedgekeurd.

3.2.Uitvoeringsbepalingen

Tegelijkertijd moet de Raad de uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot het stelsel van eigen middelen wijzigen om ervoor te zorgen dat zij geschikt blijven voor het beoogde doel. Daarnaast zijn nieuwe bepalingen nodig voor de terbeschikkingstelling van alle nieuwe eigen middelen. De Commissie zal in de eerste helft van 2022 de nodige voorstellen indienen.