Toelichting bij COM(2022)684 - Definitie van strafbare feiten en sancties voor de schending van beperkende maatregelen van de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

·

Motivering en doel van het voorstel



Beperkende maatregelen zijn een essentieel instrument ter bevordering van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (hierna “GBVB” genoemd), zoals neergelegd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna “VEU” genoemd). Deze doelstellingen omvatten de bescherming van de waarden van de Unie, de handhaving van de internationale vrede en veiligheid, en de consolidering en ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten.

Om deze waarden te beschermen, kan de EU beperkende maatregelen opleggen aan derde landen, entiteiten, rechtspersonen of natuurlijke personen. Deze maatregelen omvatten gerichte individuele maatregelen, d.w.z. gerichte financiële sancties (bevriezing van vermogensbestanddelen) en inreisbeperkingen (reisverboden), alsmede sectorale maatregelen, zoals wapenembargo’s of economische en financiële maatregelen (bv. invoer- en uitvoerbeperkingen, beperkingen op de levering van bepaalde diensten, zoals bankdiensten) 1 .

Momenteel zijn er in de EU meer dan 40 regelingen voor beperkende maatregelen van kracht. Sommige daarvan dienen tot uitvoering van beperkende maatregelen van de Verenigde Naties; andere worden autonoom door de EU aangenomen. Naast regelingen voor landspecifieke situaties heeft de Unie ook algemene regelingen vastgesteld die gericht zijn tegen de proliferatie en het gebruik van chemische wapens, cyberaanvallen, mensenrechtenschendingen en terrorisme 2 . Beperkende maatregelen zijn bindend voor de lidstaten en voor alle personen of entiteiten die onder de rechtsmacht van de lidstaten vallen (EU-marktdeelnemers) 3 .

Inconsistente handhaving van beperkende maatregelen van de Unie

Aangezien het aantal beperkende maatregelen van de Unie de afgelopen decennia is toegenomen 4 , zijn de constructies om deze te omzeilen ook toegenomen. De Commissie heeft eerder gewezen op inconsistente handhaving van beperkende maatregelen en op het feit dat dit afbreuk doet aan de doeltreffendheid ervan en aan het vermogen van de EU om met één stem te spreken 5 .

Met één stem spreken is bijzonder urgent geworden in de huidige context van de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne. De EU heeft een reeks beperkende maatregelen ingesteld tegen Russische en Wit-Russische natuurlijke personen en entiteiten, waarvan sommige uit 2014 dateren. In dit verband heeft de Commissie de “Freeze and Seize”-taskforce opgericht om de coördinatie op EU-niveau bij de handhaving van deze beperkende maatregelen te verbeteren. Deze taskforce zorgt voor coördinatie tussen de lidstaten en EU-agentschappen zoals Europol en Eurojust. De taskforce heeft regelmatig overleg gepleegd over de noodzaak van een gemeenschappelijke strafrechtelijke aanpak om natuurlijke personen en rechtspersonen die betrokken zijn bij de schending van beperkende maatregelen van de Unie, ter verantwoording te roepen.

De uitvoering en handhaving van de beperkende maatregelen van de Unie vallen in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De bevoegde autoriteiten in de lidstaten moeten beoordelen of er sprake is van een inbreuk op de desbetreffende besluiten en verordeningen van de Raad die zijn vastgesteld respectievelijk op grond van artikel 29, VEU, of artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en passende maatregelen nemen. In dit verband bevatten de EU-verordeningen systematisch een bepaling die de lidstaten verplicht nationale regels vast te stellen die voorzien in doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties voor inbreuken op de bepalingen van die Unieverordeningen 6 .

Afgezien van de beperkingen omvatten deze besluiten en verordeningen in het algemeen:

·een anti-omzeilingsclausule, die bewuste en opzettelijke deelname aan activiteiten waarmee wordt beoogd de beperkende maatregelen te omzeilen, verbiedt 7 , alsmede

·andere verplichtingen, met name om verslag uit te brengen over de stappen die zijn genomen om de beperkende maatregelen uit te voeren (bv. verslag uitbrengen aan de autoriteiten over het bedrag van de bevroren tegoeden).

Hoewel artikel 29, VEU en artikel 215, VWEU een rechtsgrondslag vormen voor de Raad om de nodige maatregelen vast te stellen in geval van vaststelling van beperkende maatregelen van de Unie, voorziet deze rechtsgrondslag niet in de onderlinge aanpassing van de definities van het strafrecht en de soorten en niveaus van strafrechtelijke sancties 8 .

Verschillen tussen de strafrechtelijke definities en sancties van de lidstaten

Bij gebrek aan harmonisatie op EU-niveau verschillen de nationale stelsels aanzienlijk wat betreft de strafbaarstelling van de schending van het EU-recht betreffende beperkende maatregelen van de Unie. In 12 lidstaten is schending van beperkende maatregelen van de Unie uitsluitend een strafbaar feit. In 13 lidstaten kan schending van beperkende maatregelen van de Unie hetzij een administratieve overtreding, hetzij een strafbaar feit zijn 9 . De criteria volgens welke de gedraging wordt geclassificeerd, houden gewoonlijk verband met de ernst ervan (ernstig karakter), hetzij kwalitatief (opzet, ernstige nalatigheid), hetzij kwantitatief (schade) 10 , maar verschillen van lidstaat tot lidstaat. In twee lidstaten kan de specifieke inbreuk van schending van beperkende maatregelen van de Unie momenteel alleen leiden tot administratieve sancties 11 .

De strafrechtelijke systemen verschillen ook aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. Wat gevangenisstraffen betreft, bedraagt de maximumduur in 14 lidstaten 2 tot 5 jaar. In 8 lidstaten zijn maximumstraffen tussen 8 en 12 jaar mogelijk 12 . De maximale boete die kan worden opgelegd voor schending van beperkende maatregelen van de Unie — hetzij als strafbaar feit, hetzij als administratieve overtreding — verschilt sterk van lidstaat tot lidstaat, en varieert van 1 200 euro tot 5 000 000 euro 13 .

Veertien lidstaten voorzien in strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen voor de schending van beperkende maatregelen van de Unie 14 . Daarnaast voorzien 12 lidstaten in administratieve sancties, met name boeten, die kunnen worden opgelegd aan rechtspersonen wanneer hun werknemers of bestuurders beperkende maatregelen overtreden. De maximumboeten voor rechtspersonen variëren van 133 000 euro tot 37,5 miljoen euro 15

Gebrek aan strafrechtelijke onderzoeken en vervolgingen

In de praktijk worden zeer weinig natuurlijke personen of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor de schending van beperkende maatregelen van de Unie, daadwerkelijk ter verantwoording geroepen 16 . In het verslag van het Genocidenetwerk wordt echter ook opgemerkt dat de laatste tijd een positieve trend te zien is in het aantal handhavingsacties dat is gestart, evenals een toename van de door bepaalde nationale autoriteiten opgelegde sancties 17 .

Ondanks de positieve trends in sommige lidstaten lijken er slechts in enkele lidstaten gerechtelijke procedures te lopen in verband met schending van beperkende maatregelen van de Unie 18 . Dit kan erop wijzen dat in veel lidstaten onvoldoende prioriteit wordt gegeven aan het onderzoeken en vervolgen van schendingen van beperkende maatregelen van de Unie. In dit verband moet worden opgemerkt dat Europol en Eurojust een aantal activiteiten hebben ontwikkeld om politiële en justitiële autoriteiten die de schending van beperkende maatregelen van de Unie onderzoeken en vervolgen, verder te ondersteunen. Zij vergelijken de lijst van door de EU aangewezen personen en ondernemingen met hun databanken. Europol heeft ook “Operatie Oscar” 19 gelanceerd ter ondersteuning van financiële onderzoeken van lidstaten naar criminele vermogensbestanddelen die eigendom zijn van natuurlijke personen en juridische entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen van de Unie. Tegelijkertijd bouwen strafrechtelijke onderzoeken en vervolgingen vaak voort op de opsporing en doorverwijzing, van administratieve autoriteiten naar de rechtshandhaving, van schendingen van beperkende maatregelen van de Unie. Het ontbreken van dergelijke doorverwijzingen wijst op een gebrek aan operationele samenwerking binnen de nationale handhavingsketens.

Negatieve gevolgen van de status quo

Aangezien rechtshandhavingsautoriteiten en justitiële autoriteiten niet over de juiste instrumenten en middelen beschikken om de schending van beperkende maatregelen van de Unie te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen, kunnen aangewezen natuurlijke personen en rechtspersonen van wie de tegoeden zijn bevroren, in de praktijk toegang blijven hebben tot hun tegoeden en regimes blijven ondersteunen waarop beperkende maatregelen van de Unie van toepassing zijn, waardoor de doelstellingen van die beperkende maatregelen worden ondermijnd.

Bovendien kennen de lidstaten in het kader van hun bestuurs- en/of strafrecht zeer uiteenlopende definities en sancties voor de schending van beperkende maatregelen van de Unie. Dit wijst erop dat dezelfde inbreuk kan worden bestraft met verschillende sancties en op verschillende handhavingsniveaus. Dit verzwakt de handhaving van de beperkende maatregelen van de Unie en ondermijnt de geloofwaardigheid van de doelstellingen van de EU.

Tot slot kunnen de opbrengsten van de activiteiten die in strijd met de beperkende maatregelen van de Unie zijn uitgevoerd, in sommige gevallen ook de entiteiten en personen op wie die beperkende maatregelen van toepassing zijn, in staat stellen het gedrag voort te zetten waartegen de beperkende maatregelen zijn genomen.

Doelstellingen van het voorstel

Tegen deze achtergrond heeft de Raad naar aanleiding van een voorstel van de Europese Commissie van 25 mei 2022 20 besloten de schending van beperkende maatregelen van de Unie aan te merken als een vorm van criminaliteit die voldoet aan de criteria van artikel 83, lid 1, VWEU. Op basis daarvan heeft de Commissie dit voorstel voor een richtlijn vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure, waarmee wordt beoogd de definitie van strafbare feiten en sancties voor schending van beperkende maatregelen van de Unie onderling aan te passen.

De doelstellingen van dit voorstel zijn:

(a)de definities van strafbare feiten die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de Unie, op elkaar af te stemmen;

(b)te zorgen voor doeltreffende, afschrikkende en evenredige sanctietypen en ‑niveaus voor strafbare feiten die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de Unie;

(c)grensoverschrijdend onderzoek en grensoverschrijdende vervolging te bevorderen; alsmede

(d)de operationele doeltreffendheid van de nationale handhavingsketens te verbeteren om onderzoeken, vervolgingen en sancties te bevorderen.

·Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

In artikel 2, VEU zijn de gemeenschappelijke waarden van de Unie vastgelegd, namelijk menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten. De doeltreffende handhaving van beperkende maatregelen, onder meer door middel van strafrechtelijke maatregelen die gericht zijn op het aanpakken van de schending van beperkende maatregelen, ondersteunt de handhaving van dergelijke gemeenschappelijke waarden binnen en buiten de EU.

Voorts is de EU een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, waarin de grondrechten en de verschillende rechtsstelsels en -tradities van de lidstaten worden geëerbiedigd. De EU beoogt een hoog niveau van veiligheid te waarborgen, onder meer door middel van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, racisme en vreemdelingenhaat. Krachtens artikel 83, lid 1, VWEU kunnen het Europees Parlement en de Raad minimumvoorschriften vaststellen betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties in verband met vormen van bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie die voortvloeit uit de aard of de gevolgen van deze strafbare feiten of uit een bijzondere noodzaak om deze op gemeenschappelijke basis te bestrijden.

De onderlinge aanpassing van de strafrechtelijke definities en sancties voor schending van beperkende maatregelen van de Unie zal een aanvulling vormen op het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen, waarmee uitvoering wordt gegeven aan de Strategie voor de veiligheidsunie 21 en de EU-strategie ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit 22 . Het voorstel voor een richtlijn betreffende ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen beoogt de versterking van de capaciteit van de nationale autoriteiten om goederen die voortkomen uit of dienen voor het plegen van misdrijven, op te sporen, te identificeren, te bevriezen en te beheren. Voorts voorziet het in een versterkt rechtskader voor confiscatie, met inbegrip van specifieke gevallen waarin een veroordeling voor een specifiek misdrijf niet mogelijk is.

Bovendien draagt het voorstel voor een richtlijn betreffende de ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen bij tot de doeltreffende uitvoering van beperkende maatregelen, aangezien het de lidstaten verplicht de opsporing en identificatie mogelijk te maken van eigendommen die verband houden met schendingen van beperkende maatregelen van de Unie zoals gedefinieerd in het nationale recht. Bovendien wordt in het voorstel bepaald dat de herziene regels inzake ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen van toepassing zijn op het strafbare feit van schending van beperkende maatregelen van de Unie.

Na de vaststelling van dit voorstel voor een richtlijn tot onderlinge aanpassing van de definities en sancties in verband met de schending van beperkende maatregelen van de Unie zullen de regels inzake opsporing en identificatie, bevriezing, beheer en confiscatie van toepassing worden op eigendommen die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de Unie. Uiteindelijk zou de opbrengst van de schending van beperkende maatregelen van de Unie, bijvoorbeeld in gevallen waarin personen en ondernemingen middelen ter beschikking zouden stellen aan personen aan wie gerichte financiële sancties zijn opgelegd (d.w.z. bevriezing van tegoeden), het voorwerp kunnen worden van confiscatiemaatregelen. Ook zouden hulpmiddelen die worden gebruikt voor de schending van beperkende maatregelen, het voorwerp van confiscatie kunnen worden.

·Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Verordeningen van de Raad betreffende beperkende maatregelen van de Unie

De vaststelling van minimumvoorschriften betreffende de strafrechtelijke definitie van en sancties voor de schending van beperkende maatregelen op basis van artikel 83, lid 1, VWEU zou de handhaving van beperkende maatregelen in de lidstaten versterken en aldus een aanvulling vormen op de maatregelen die zijn genomen overeenkomstig artikel 29, VEU en artikel 215, VWEU. De bepaling inzake sancties in de Verordeningen nr. 833/2014 en nr. 269/2014 23 is aangescherpt als onderdeel van het zesde pakket beperkende maatregelen naar aanleiding van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. De gewijzigde bepalingen verplichten de lidstaten ertoe regels vast te stellen inzake sancties, met inbegrip van strafrechtelijke sancties, die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordeningen, en alle nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat deze worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten moeten ook voorzien in passende maatregelen voor de confiscatie van de opbrengsten van dergelijke inbreuken.

Op 21 juli 2022 heeft de Raad Verordening (EU) 2022/1273 van de Raad 24 tot wijziging van artikel 8 en artikel 9 van Verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad vastgesteld. Met het oog op een doeltreffende en uniforme uitvoering van deze verordening en gezien de toenemende complexiteit van constructies om beperkende maatregelen te omzeilen, hetgeen een doeltreffende en uniforme uitvoering in de weg staat, worden op de lijst geplaatste personen en entiteiten met onder de rechtsmacht van een lidstaat vallende tegoeden ertoe verplicht dezelve te melden en met de bevoegde autoriteit samen te werken bij de verificatie van deze melding (artikel 9) 25 . Niet-naleving van deze verplichting vormt een omzeiling 26 . Verordening (EU) 2022/1273 scherpt tevens de bepalingen inzake rapportageverplichtingen voor marktdeelnemers in de Unie aan, teneinde overtreding en omzeiling van de bepalingen inzake bevriezing van tegoeden te voorkomen (artikel 8) 27 .

Artikel 29, VEU en artikel 215, VWEU vormen echter geen geschikte rechtsgrondslag voor de onderlinge aanpassing van de strafrechtelijke definities en de soorten en niveaus van strafrechtelijke sancties.

Mededeling van de Commissie van 2021 over het Europese economisch-financieel bestel

Voorts merkt de Commissie in haar mededeling van 2021 “Het Europese economisch-financieel bestel: openheid, kracht en veerkracht stimuleren” 28 op dat de uitvoering van beperkende maatregelen van de Unie in de EU niet zo eenvormig verloopt als wel zou moeten. Dit zorgt voor verstoringen van de interne markt, doordat EU-ondernemingen, met inbegrip van EU-dochterondernemingen van buitenlandse ondernemingen, beperkende maatregelen kunnen omzeilen. Ook zorgt dit voor onzekerheid bij de marktdeelnemers. Inconsistente handhaving ondermijnt de doeltreffendheid van beperkende maatregelen van de Unie en het vermogen van de EU om met één stem te spreken. In de strategie wordt onder meer opgeroepen tot verdere coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten om ervoor te zorgen dat de nationale sancties voor schending van beperkende maatregelen van de Unie doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Instrument voor technische ondersteuning

Tot slot ondersteunt de Commissie in het kader van het instrument voor technische ondersteuning 29 de lidstaten bij het verstrekken van capaciteitsopbouw en technisch advies over de uitvoering van beperkende maatregelen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

·

Rechtsgrondslag



Overeenkomstig artikel 83, lid 1, VWEU, kunnen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties in verband met vormen van bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie die voortvloeit uit de aard of de gevolgen van deze strafbare feiten of uit een bijzondere noodzaak om deze op gemeenschappelijke basis te bestrijden.

Het betreft de volgende vormen van criminaliteit: terrorisme; mensenhandel en seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen; illegale drugshandel; illegale wapenhandel; witwassen van geld; corruptie; de vervalsing van betaalmiddelen; computercriminaliteit; en georganiseerde criminaliteit. Afhankelijk van de ontwikkelingen in de criminaliteit kan de Raad bij besluit vaststellen welke andere vormen van criminaliteit aan de in dit lid genoemde criteria voldoen. Dit geschiedt met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement.

Na de vaststelling van Besluit (EU) 2022/2332 van de Raad 30 omvatten de in artikel 83, lid 1, VWEU genoemde vormen van criminaliteit nu ook de schending van beperkende maatregelen van de Unie. Op basis daarvan dient de Commissie het huidige voorstel voor een richtlijn in.

·Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Deze richtlijn heeft tot doel te zorgen voor gemeenschappelijke definities van strafbare feiten in verband met de schending van beperkende maatregelen van de Unie en de beschikbaarheid van doeltreffende, afschrikkende en evenredige strafrechtelijke sancties voor ernstige strafbare feiten die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de Unie. Zoals in de volgende paragrafen nader wordt besproken, kunnen deze doelstellingen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt. Zij kunnen in plaats daarvan beter op EU-niveau worden verwezenlijkt, vanwege de omvang en de gevolgen van de gedragingen in kwestie, die inherent grensoverschrijdend van aard zijn en de verwezenlijking van de EU-doelstellingen om de internationale vrede en veiligheid te waarborgen en de gemeenschappelijke waarden van de EU te handhaven, kunnen ondermijnen. De EU kan derhalve de noodzakelijke maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5, VEU vastgelegde subsidiariteitsbeginsel.

De schending van beperkende maatregelen van de Unie is een vorm van bijzonder zware criminaliteit, aangezien zij bedreigingen voor de internationale vrede en veiligheid in stand kan houden, de consolidatie en ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten kan ondermijnen en kan leiden tot aanzienlijke economische, sociale, maatschappelijke en milieuschade. Als gevolg van dergelijke schendingen blijven personen en entiteiten waarvan de tegoeden zijn bevroren of waarvan de activiteiten beperkt zijn, toegang hebben tot hun tegoeden, waardoor de doelstellingen van die beperkende maatregelen in het gedrang komen. Ook het geld dat wordt gegenereerd door de exploitatie van goederen en natuurlijke hulpbronnen die in strijd met beperkende maatregelen van de Unie worden verhandeld, kan de regimes waartegen die beperkende maatregelen gericht zijn, toegang blijven verlenen tot de nodige middelen (d.w.z. de aankoop van wapens) waarmee zij repressieve praktijken voortzetten en ernstige misdrijven blijven plegen. De schending van beperkende maatregelen van de Unie in verband met handel zou bovendien kunnen bijdragen tot de illegale exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in het rechtsgebied waartegen die beperkende maatregelen zijn gericht.

Bovendien wijst het feit dat de lidstaten in hun bestuurs- en/of strafrecht zeer uiteenlopende definities en sancties kennen voor de schending van beperkende maatregelen van de Unie, erop dat dezelfde inbreuk met verschillende sancties en op verschillende handhavingsniveaus kan worden bestraft. Deze verschillen vormen een belemmering voor de consistente toepassing van het beleid van de Unie inzake beperkende maatregelen. Zij kunnen er zelfs toe leiden dat overtreders aan forumshopping doen en uiteindelijk (quasi) vrijuit gaan door ervoor te kiezen hun activiteiten te verrichten in de lidstaat of lidstaten die mildere sancties kennen of die erom bekend staan minder streng te vervolgen. Dit ondermijnt de doeltreffendheid van de beperkende maatregelen en de handhaving ervan op het niveau van de Unie. Een dergelijke situatie brengt het risico met zich mee dat de doelstellingen van de EU om de internationale vrede en veiligheid te waarborgen en de gemeenschappelijke waarden van de EU te handhaven, worden ondermijnd. Daarom is er een bijzondere behoefte aan gemeenschappelijk optreden op EU-niveau, door middel van het strafrecht, om de schending van beperkende maatregelen van de Unie aan te pakken.

Voorts hebben schendingen van beperkende maatregelen van de Unie een duidelijke en soms zelfs inherente grensoverschrijdende dimensie. Niet alleen worden zij doorgaans gepleegd door natuurlijke personen en rechtspersonen die wereldwijd actief zijn, maar in sommige gevallen verbieden beperkende maatregelen van de Unie, zoals beperkingen op bankdiensten, specifiek grensoverschrijdende activiteiten. Bijgevolg is de schending ervan per definitie een grensoverschrijdende gedraging die een gemeenschappelijke grensoverschrijdende respons op EU-niveau vereist.

Harmonisatie zou ten slotte ook het afschrikkende effect van sancties voor schending van beperkende maatregelen van de Unie vergroten.

·

Evenredigheid



Overeenkomstig het in artikel 5, VEU neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. De onderlinge aanpassing van de definities van strafbare feiten en de soorten en niveaus van strafrechtelijke sancties is beperkt tot wat nodig is om de schending van beperkende maatregelen van de Unie in de lidstaten doeltreffend aan te pakken. Maatregelen inzake het gebruik van onderzoeksinstrumenten en informatie-uitwisseling zijn alleen opgenomen voor zover dat nodig is om het voorgestelde strafrechtelijke kader doeltreffend te laten functioneren.

·

Keuze van het instrument



Overeenkomstig artikel 83, lid 1, VWEU, kunnen het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bij richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen betreffende de bepaling van strafbare feiten en sancties in verband met vormen van bijzonder zware criminaliteit met een grensoverschrijdende dimensie die voortvloeit uit de aard of de gevolgen van deze strafbare feiten of uit een bijzondere noodzaak om deze op gemeenschappelijke basis te bestrijden.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

·

Raadpleging van belanghebbenden



Er is gericht overleg gepleegd met de lidstaten in de Groep justitiële samenwerking in strafzaken (COPEN) (8 september 2022), Europol (5 september) en Eurojust (13 september). DG JUST organiseerde ook een diepgaande discussie met leden van zijn deskundigengroep inzake het EU-strafrechtbeleid (16 september). Deze raadplegingen waren gebaseerd op een specifieke vragenlijst van de Commissie waarin vragen werden gesteld over de strafbare feiten, sancties, bevoegdheidsregels en bepalingen inzake grensoverschrijdende samenwerking die in de toekomstige richtlijn moesten worden opgenomen.

·Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Naar aanleiding van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne heeft de Commissie begin maart 2022 de “Freeze and Seize”-taskforce opgericht. Het doel ervan is te zorgen voor coördinatie tussen de lidstaten bij de handhaving van de beperkende maatregelen van de Unie ten aanzien van op de lijst geplaatste Russische en Wit-Russische natuurlijke personen en ondernemingen, en de wisselwerking tussen beperkende maatregelen van de Unie en strafrechtelijke maatregelen te onderzoeken. Deze gedachtewisselingen omvatten bijeenkomsten met de nationale bevoegde autoriteiten voor de uitvoering van beperkende maatregelen, Europol, Eurojust en het Genocidenetwerk 31 , waarvan het secretariaat bij Eurojust is ondergebracht.

Een specifieke subgroep van de “Freeze en Seize”-taskforce is gewijd aan de verbetering van de uitvoering van beperkende maatregelen van de Unie. Daarin worden met name kwesties aangepakt die door nationale autoriteiten aan de orde worden gesteld en wordt nagegaan hoe tegoeden proactief kunnen worden geïdentificeerd. De nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten nemen deel aan deze subgroep. Tijdens de gedachtewisselingen in het kader van deze subgroep werd herhaaldelijk verwezen naar moeilijkheden bij het ter verantwoording roepen van natuurlijke personen en rechtspersonen die betrokken zijn bij de schending van beperkende maatregelen van de Unie. De deelnemers aan die uitwisselingen pleitten ook voor een gemeenschappelijke strafrechtelijke aanpak van de schending van beperkende maatregelen van de Unie.

Aanwijzingen dat een dergelijke gemeenschappelijke aanpak nodig is, staan met name in een verslag van het Genocidenetwerk dat in december 2021 is gepubliceerd 32 . In dat verslag wordt benadrukt dat de schending van de beperkende maatregelen van de Unie strafbaar moet worden gesteld om ervoor te zorgen dat natuurlijke personen of rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor dergelijke schendingen, ter verantwoording worden geroepen 33 . Voorts wordt daarin geconcludeerd dat het vervolgen van overtredingen van sancties een vangnet kan bieden om straffeloosheid te voorkomen, met name in verband met ernstige internationale misdrijven 34 .

Uit de besprekingen binnen de “Freeze and Seize”-taskforce over de uitwisseling van optimale werkwijzen inzake strafrechtelijke onderzoeken en confiscatie is ook gebleken hoe belangrijk een proactieve aanpak is, naast de coördinatie tussen de autoriteiten die bevoegd zijn voor de uitvoering van beperkende maatregelen van de Unie. Financiële-inlichtingeneenheden, rechtshandhavingsinstanties en douaneautoriteiten, internationale partners, het maatschappelijk middenveld en onderzoeksjournalisten moeten samenwerken en informatie uitwisselen om de aanwijzingen te verkrijgen die rechtshandhavingsinstanties in staat zullen stellen een onderzoek te starten.

De Commissie heeft ook haar deskundigengroep inzake het EU-strafrechtbeleid 35 geraadpleegd op 13 mei en 16 september 2022. De groep was over het algemeen ingenomen met het idee om definities en sancties op EU-niveau te harmoniseren en verstrekte specifieke input met betrekking tot strafbare feiten, sancties, bevoegdheidsregels en grensoverschrijdende samenwerking.

·

Effectbeoordeling



Dit voorstel voor een richtlijn beoogt de onderlinge aanpassing van de definitie van strafbare feiten en sancties op het gebied van schending van beperkende maatregelen van de Unie. Het volgt op de vaststelling van Besluit (EU) 2022/2332 van de Raad betreffende het aanmerken van de schending van beperkende maatregelen van de Unie als een vorm van criminaliteit die voldoet aan de in artikel 83, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemde criteria 36 .

Het voorstel van de Europese Commissie voor een besluit van de Raad, ingediend op 25 mei 37 , ging vergezeld van een mededeling “Naar een richtlijn betreffende strafrechtelijke sancties bij schending van beperkende maatregelen van de Unie 38 ”. Gezien de dringende noodzaak om op de lijst geplaatste natuurlijke personen en rechtspersonen die betrokken zijn bij de schending van beperkende maatregelen van de Unie, ter verantwoording te roepen, worden in de bijlage bij deze mededeling reeds de belangrijkste elementen opgenomen die een toekomstige richtlijn betreffende strafrechtelijke sancties bij schending van beperkende maatregelen van de Unie zou kunnen bevatten.

In Besluit (EU) 2022/2332 van de Raad betreffende het aanmerken van de schending van beperkende maatregelen van de Unie als een vorm van criminaliteit die voldoet aan de in artikel 83, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemde criteria, wordt ook benadrukt dat er dringend secundaire wetgeving moet worden aangenomen 39 .

Gezien deze omstandigheden is geen effectbeoordeling uitgevoerd.

·Grondrechten

Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die zijn vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna het “Handvest” genoemd) 40 . De richtlijn waarborgt met name de naleving van de volgende bepalingen van het Handvest: het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 6); het recht op bescherming van persoonsgegevens (artikel 8); de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16); het recht op eigendom (artikel 17); het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht (artikel 47); het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging (artikel 48); het legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen (artikel 49); en het recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft (artikel 50).

Deze richtlijn moet worden omgezet in nationale wetgeving met eerbiediging van de grondrechten. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat het opleggen van strafrechtelijke en administratieve sancties in overeenstemming is met de beginselen van het Handvest, met inbegrip van het voorrecht om zichzelf niet te belasten, het zwijgrecht en het verbod om tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde strafbare feit te worden berecht of gestraft. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat de procedurele rechten van verdachten of beklaagden in strafprocedures worden geëerbiedigd. In dit verband laten de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het EU-recht inzake procedurele rechten in strafprocedures onverlet. Ten slotte moet deze richtlijn worden omgezet zonder afbreuk te doen aan de toepasselijke regels inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het huidige voorstel heeft verwaarloosbare gevolgen voor de begroting van de lidstaten en de Commissie. Specifieke informatie over de financiële gevolgen voor de Commissie is te vinden in het financieel memorandum bij dit wetgevingspakket.

Zoals bepaald in artikel 19, leden 1 en 4, van het huidige voorstel zal de Commissie een aantal rapportageverplichtingen moeten nakomen. Twee jaar na afloop van de omzettingstermijn zal de Commissie een verslag moeten opstellen over de wijze waarop de lidstaten de richtlijn hebben omgezet. Vijf jaar na afloop van de omzettingstermijn moet de Commissie een studie uitvoeren naar de doeltreffendheid van de richtlijn om de toegevoegde waarde ervan te beoordelen. Dit laatste zal pas plaatsvinden na afloop van het huidige meerjarig financieel kader.

Het eerste verslag heeft betrekking op de omzetting van de richtlijn door de lidstaten. Het tweede verslag dat de Commissie moet opstellen, is een studie waarin de doeltreffendheid van de richtlijn zal worden beoordeeld met betrekking tot een specifieke reeks indicatoren.

Daarnaast worden in het financieel memorandum de kosten gespecificeerd voor het verzamelen en analyseren van statistieken over de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde strafbare feiten. De lidstaten moeten deze statistieken jaarlijks bij de Commissie indienen, overeenkomstig artikel 19, leden 2 en 3, van het huidige voorstel.

Naast de kosten voor de Commissie zal het voorstel ook beperkte financiële gevolgen hebben voor de lidstaten. Deze financiële gevolgen kunnen in drie delen worden onderverdeeld.

Zoals bepaald in artikel 15 van het huidige voorstel, zullen de lidstaten ervoor moeten zorgen dat doeltreffende onderzoeksinstrumenten beschikbaar worden gesteld voor het onderzoeken van strafbare feiten die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de Unie.

Overeenkomstig artikel 13 van dit voorstel moeten de lidstaten zorgen voor coördinatie en samenwerking op strategisch en operationeel niveau tussen al hun bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de preventie, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de Unie.

De lidstaten zullen worden geconfronteerd met bepaalde kosten in verband met de bovengenoemde verplichting om jaarlijks statistieken over de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde strafbare feiten in te dienen. Er zijn echter onvoldoende gegevens beschikbaar om een exacte kostenraming van de desbetreffende kosten mogelijk te maken.

5. OVERIGE ELEMENTEN

·Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De lidstaten hebben na de inwerkingtreding van de richtlijn zes maanden tijd om de richtlijn in nationale wetgeving om te zetten. Twee jaar na afloop van deze omzettingstermijn zal de Commissie een verslag moeten opstellen over de wijze waarop de lidstaten de richtlijn hebben omgezet. Vijf jaar na afloop van de omzettingstermijn moet de Commissie een studie uitvoeren naar de doeltreffendheid van de richtlijn om de toegevoegde waarde ervan te beoordelen.

·

Artikelsgewijze toelichting



Artikel 1: Onderwerp

In deze bepaling wordt het doel van de richtlijn uiteengezet, met name de doelstelling om de doeltreffende toepassing van beperkende maatregelen van de Unie te waarborgen.

Artikel 2: Toepassingsgebied en definities

In deze bepaling wordt het toepassingsgebied van de richtlijn uiteengezet. Zij is van toepassing op schendingen van beperkende maatregelen van de Unie die door de EU zijn vastgesteld op grond van artikel 29, VEU of artikel 215, VWEU. Dergelijke maatregelen omvatten de bevriezing van tegoeden en economische middelen, een verbod op het beschikbaar stellen van tegoeden en economische middelen en een verbod op binnenkomst in of doorreis via het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie, alsook sectorale economische maatregelen en wapenembargo’s. Bovendien bevat deze bepaling definities van termen die in de richtlijn worden gebruikt, waaronder de “aangewezen persoon, entiteit of lichaam”, “tegoeden” en “economische middelen”.

Artikel 3: Schending van beperkende maatregelen van de Unie

Deze bepaling beschrijft de strafbare feiten die onder deze richtlijn vallen. De strafbare feiten omvatten schendingen van de verbodsbepalingen en beperkingen in de beperkende maatregelen van de Unie, gedragingen die bedoeld zijn om de beperkende maatregelen van de Unie te omzeilen 41 , en inbreuken op de voorwaarden in het kader van door de bevoegde autoriteiten verleende vergunningen om bepaalde activiteiten te verrichten die anderszins door de beperkende maatregelen verboden zijn. Deze strafbare feiten mogen niet worden opgevat als het opleggen van een verplichting aan natuurlijke personen die in strijd is met het recht om zichzelf niet te belasten en het zwijgrecht, zoals vastgelegd in het Handvest en Richtlijn (EU) 2016/343 42 . Bovendien doen zij geen afbreuk aan de toepasselijke regels inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim.

Bovendien zijn activiteiten die betrekking hebben op de levering van goederen en diensten voor dagelijks gebruik, bestemd voor persoonlijk gebruik door aangewezen natuurlijke personen, zoals voedsel en gezondheidsproducten en -diensten, of kleine contanten, van strafbaarstelling uitgesloten, wanneer deze duidelijk beperkt zijn om te voorzien in de fundamentele menselijke behoeften van deze personen en de gezinsleden die van hen afhankelijk zijn. Het niet melden van dergelijke activiteiten is eveneens uitgesloten van strafbaarstelling. Bovendien is de verstrekking van humanitaire hulp aan personen in nood uitgesloten van strafbaarstelling. Dergelijke humanitaire hulp moet strikt in overeenstemming zijn met het internationaal humanitair recht en kan bestaan uit levensmiddelen en voedingsstoffen, onderdak, gezondheidszorg, water en sanitaire voorzieningen. Voorts moeten de lidstaten bij de uitvoering van deze richtlijn rekening houden met het feit dat het internationaal humanitair recht en het recht inzake gewapende conflicten vereisen dat beperkende maatregelen de verstrekking van humanitaire hulp niet in de weg staan overeenkomstig de beginselen van onpartijdigheid, menselijkheid, neutraliteit en onafhankelijkheid 43 .

Bepaalde schendingen van beperkende maatregelen van de Unie vormen ook een strafbaar feit wanneer zij met ernstige nalatigheid worden begaan. Met name beroepsbeoefenaars, zoals in juridische, financiële en handelsdiensten, moeten de nodige zorgvuldigheid betrachten om elke schending van beperkende maatregelen van de Unie te voorkomen.

Artikel 4: Uitlokking, hulp en aanzetting, en poging

Artikel 4 stelt uitlokking van, hulp voor, en medeplichtigheid aan het plegen van de in artikel 3 bedoelde strafbare feiten strafbaar. Ook worden pogingen tot het plegen van de in artikel 3 genoemde strafbare feiten strafbaar gesteld.

Artikel 5: Strafrechtelijke sancties voor natuurlijke personen

Artikel 5 voorziet in minimumnormen om ervoor te zorgen dat de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten strafbaar worden gesteld met doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties. Het voorstel vereist dat de lidstaten specifieke sanctieniveaus en -soorten vaststellen voor strafbare feiten die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de Unie. De voorgestelde indeling weerspiegelt de ernst van de strafbare feiten. Er wordt een financiële drempel van 100 000 euro vastgesteld om een onderscheid te maken tussen ernstigere strafbare feiten die strafbaar moeten worden gesteld met een maximale gevangenisstraf van ten minste 5 jaar. Zoals gezegd, bedraagt de maximumduur van gevangenisstraffen in 14 lidstaten 2 tot 5 jaar. In 8 lidstaten zijn maximumstraffen tussen 8 en 12 jaar mogelijk 44 . Er moeten ook aanvullende sancties of maatregelen beschikbaar zijn in strafprocedures tegen natuurlijke personen. Zij moeten boeten omvatten.

Artikel 6: Aansprakelijkheid van rechtspersonen

Artikel 6 bevat verplichtingen om de aansprakelijkheid van rechtspersonen voor de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten te waarborgen, wanneer deze strafbare feiten in hun voordeel zijn gepleegd. Dit artikel bepaalt ook dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat rechtspersonen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor een gebrek aan toezicht en controle dat het mogelijk heeft gemaakt een strafbaar feit als bedoeld in artikel 3 en 4 ten voordele van de rechtspersoon te plegen. Bovendien mag de aansprakelijkheid van de rechtspersoon niet uitsluiten dat tegen natuurlijke personen strafvervolging wordt ingesteld.

Artikel 7: Sancties tegen rechtspersonen

Artikel 7 bevat de sancties die van toepassing zijn op rechtspersonen die betrokken zijn bij de strafbare feiten waarop dit voorstel betrekking heeft. Iedere lidstaat treft meer bepaald de nodige maatregelen opdat tegen een rechtspersoon die volgens artikel 6 aansprakelijk is, sancties kunnen worden vastgesteld die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, daaronder: strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke geldboeten; uitsluiting van toegang tot overheidsfinanciering, waaronder aanbestedingsprocedures, subsidies en concessies; verbod om bedrijfsactiviteiten uit te voeren; intrekking van vergunningen en toestemmingen voor het uitoefenen van activiteiten die tot het plegen van het strafbare feit hebben geleid; plaatsing onder toezicht van de rechter; een gerechtelijke maatregel tot liquidatie; en sluiting van inrichtingen die voor het plegen van het strafbare feit zijn gebruikt.

Bovendien wordt in dit artikel bepaald dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen die profiteren van het feit dat anderen strafbare feiten plegen die in strijd zijn met beperkende maatregelen van de Unie, kunnen worden bestraft met geldboeten waarvan het maximumbedrag niet minder mag bedragen dan een 5 % van de totale wereldwijde omzet van de rechtspersoon in het boekjaar voorafgaand aan de beslissing tot oplegging van de geldboete. De aansprakelijkheid van rechtspersonen sluit niet uit dat natuurlijke personen die de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten plegen, strafrechtelijk worden vervolgd.

Artikel 8: Verzwarende omstandigheden

Artikel 8 beschrijft de verzwarende omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden bij de toepassing van sancties op een strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 3 en 4. Elk van de volgende omstandigheden moet als een verzwarende omstandigheid worden beschouwd: het strafbare feit werd gepleegd in het kader van een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad 45 ; het strafbare feit werd gepleegd door een professionele dienstverlener in strijd met zijn beroepsverplichtingen; het strafbare feit werd gepleegd door een overheidsfunctionaris bij de uitvoering van zijn taken; het strafbare feit werd gepleegd door een andere persoon in het kader van de uitoefening van een openbare functie.

Artikel 9: Verzachtende omstandigheden

Artikel 9 bevat een verzachtende omstandigheid waarmee rekening moet worden gehouden bij de toepassing van sancties op een strafbaar feit als bedoeld in de artikelen 3 en 4. Dit is het geval wanneer de dader de bestuurlijke of gerechtelijke autoriteiten informatie verstrekt die zij anders niet hadden kunnen verkrijgen, door te helpen bij: i) het aanwijzen van de andere daders of hen voor het gerecht te brengen, en/of ii) het vinden van bewijsmateriaal.

Artikel 10: Bevriezing en confiscatie

Artikel 10 verduidelijkt het begrip “opbrengsten” 46 met name in situaties waarin de aangewezen persoon, de aangewezen entiteit of het aangewezen lichaam de specifieke omzeilingsdelicten als bedoeld in artikel 3, lid 2, punt h), i) en ii), pleegt of eraan deelneemt. De evenredigheid van de confiscatie zal in elk afzonderlijk geval in acht moeten worden genomen.

Artikel 11: Regels over rechtsmacht

Artikel 11 bevat bepalingen over de rechtsmacht om ervoor te zorgen dat de lidstaten rechtsmacht vestigen voor strafbare feiten die onder het voorstel vallen. De lidstaten moeten rechtsmacht uitoefenen ten aanzien van strafbare feiten die zijn gepleegd door rechtspersonen die op hun grondgebied zijn gevestigd en wanneer de strafbare feiten zijn gepleegd ten behoeve van een rechtspersoon met betrekking tot geheel of gedeeltelijk binnen de EU verrichte zakelijke transacties. In het verslag van 2021 van het Genocidenetwerk wordt met name melding gemaakt van verschillende relevante gevallen 47 waarin in een lidstaat gevestigde ondernemingen de beperkende maatregelen in niet-EU-landen schenden. Voorts is de vaststelling van rechtsmacht over rechtspersonen met betrekking tot alle geheel of gedeeltelijk binnen de EU verrichte zakelijke transacties van bijzonder belang om de schending van beperkende maatregelen van de Unie aan te pakken. Dit zal de lidstaten in staat stellen schendingen te vervolgen die met de EU verband houden en plaatsvinden via niet-EU-landen en/of door personen van buiten de EU, bv. uitvoer uit de EU naar een beoogde bestemming of eindgebruiker, of overdracht van tegoeden van de EU naar een op de lijst geplaatste persoon.

Artikel 12: Verjaringstermijnen

Artikel 12 bevat bepalingen inzake verjaringstermijnen om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen gedurende een bepaalde periode de onder dit voorstel vallende strafbare feiten te onderzoeken, te vervolgen en te berechten.

Artikel 13: Coördinatie en samenwerking tussen bevoegde autoriteiten binnen een lidstaat

Op grond van deze bepaling moeten de lidstaten zorgen voor coördinatie en samenwerking op strategisch en operationeel niveau tussen al hun bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij de preventie, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de Unie.

Artikel 14: Melding van strafbare feiten en bescherming van personen die strafbare feiten melden die verband houden met de schending van beperkende maatregelen van de Unie of die het onderzoek ondersteunen

Deze bepaling heeft betrekking op de bescherming van klokkenluiders die informatie melden of bewijsmateriaal verstrekken in het kader van een strafrechtelijk onderzoek in verband met de schending van beperkende maatregelen van de Unie.

Artikel 15: Onderzoeksmiddelen

Deze bepaling stelt vast dat doeltreffende onderzoeksmiddelen, zoals die welke worden gebruikt bij het onderzoek naar georganiseerde of andere zware criminaliteit, ook ter beschikking staan voor het onderzoeken of vervolgen van de in de artikelen 3 en 4 genoemde strafbare feiten.

Artikel 16: Samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie, Europol, Eurojust en het Europees Openbaar Ministerie

Deze bepaling stelt vast dat de autoriteiten van de lidstaten, Europol, Eurojust, het Europees Openbaar Ministerie en de Commissie binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden samenwerken bij de bestrijding van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde strafbare feiten. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten ook informatie uitwisselen over praktische kwesties.

Artikel 17: Wijzigingen van Richtlijn (EU) 2018/1673

De bepaling wijzigt artikel 2 van Richtlijn (EU) 2018/1673 inzake de strafrechtelijke bestrijding van het witwassen van geld 48 door de schending van beperkende maatregelen van de Unie te definiëren als “criminele activiteiten”. Bijgevolg vormt het witwassen van geld als omschreven in artikel 3 van Richtlijn (EU) 2018/1673 met betrekking tot eigendommen die zijn verkregen uit de onder deze richtlijn vallende strafbare feiten, een strafbaar feit.

De artikelen 18 tot en met 21

Deze artikelen bevatten verdere bepalingen inzake omzetting door de lidstaten, verslaglegging door de lidstaten, evaluatie en verslaglegging door de Commissie, inwerkingtreding en adressaten van deze richtlijn. Gezien de dringende noodzaak om natuurlijke personen en rechtspersonen die betrokken zijn bij de schending van beperkende maatregelen van de Unie, ter verantwoording te roepen, moeten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om binnen 6 maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn aan deze richtlijn te voldoen.