Toelichting bij COM(2023)316 - Ontwikkeling van voorwaarden voor een kader voor de sociale economie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)316 - Ontwikkeling van voorwaarden voor een kader voor de sociale economie. |
---|---|
bron | COM(2023)316 ![]() ![]() |
datum | 13-06-2023 |
• Motivering en doel van het voorstel
De Europese pijler van sociale rechten fungeert als kompas om een sterk sociaal Europa tot stand te brengen dat eerlijk en inclusief is en waarin iedereen de kans krijgt om te gedijen. De voltooiing van de specifieke acties in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten vereist een gezamenlijke inspanning van EU-instellingen, nationale, regionale en lokale autoriteiten, sociale partners en het maatschappelijk middenveld.
Uitdagingen zoals klimaatverandering, digitalisering, toenemende ongelijkheid en demografische veranderingen hebben de Europese Unie (EU) ertoe aangezet beleid te ontwikkelen om een voortrekkersrol te spelen bij een eerlijke, duurzame en inclusieve transitie, waarbij de Europese Green Deal 1 centraal staat. De verreikende gevolgen van de COVID-19-pandemie en van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne hebben duidelijk gemaakt dat deze transitie dringend noodzakelijk is.
Entiteiten van de sociale economie, die werk bieden aan ongeveer 13,6 miljoen mensen in de EU 2 , spelen een voortrekkersrol bij deze transitie. Zij hebben blijk gegeven van een opmerkelijk vermogen om veerkrachtige en inclusieve gemeenschappen en bedrijfsmodellen, democratische participatie en een economie die voor iedereen werkt te bevorderen. Zij leveren ook een belangrijke bijdrage aan het bbp in landen waar de structuren van de sociale economie het meest ontwikkeld zijn 3 .
De sociale economie is een overkoepelende term die een breed scala aan particuliere entiteiten omvat waar het menselijk belang en sociale en milieugerelateerde doelen voorrang krijgen op winst. Hoewel het toepassingsgebied en de termen die worden gebruikt om het concept van de sociale economie te beschrijven van land tot land kunnen verschillen, omvat de sociale economie doorgaans coöperaties, onderlinge maatschappijen, verenigingen (met inbegrip van liefdadigheidsinstellingen), stichtingen en sociale ondernemingen. Naast het vooropstellen van mensen en de planeet delen deze entiteiten andere belangrijke beginselen, zoals het herinvesteren van winsten in activiteiten die het collectieve belang of de samenleving dienen, en democratisch en/of participatief bestuur.
Het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over de ontwikkeling van voorwaarden voor een kader voor de sociale economie is in 2021 aangekondigd in het actieplan van de Europese Commissie voor de sociale economie 4 . In het actieplan heeft de Commissie specifieke maatregelen voorgesteld die tegen 2030 moeten worden genomen om sociale innovatie te stimuleren, de sociale economie en haar bedrijfs- en organisatiemodellen te stimuleren en haar transformerende kracht voor de economie en de samenleving te vergroten. De nadruk ligt op het scheppen van gunstige voorwaarden, de vergemakkelijking van het opstarten en opschalen en het meer bekendheid geven aan het potentieel ervan, zodat de sociale economie kan groeien.
Het Europees Parlement heeft het actieplan in een resolutie verwelkomd 5 . Het is in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 2015 over de bevordering van de sociale economie als belangrijkste motor van economische en sociale ontwikkeling in Europa 6 , waarin het belang van de bevordering van de sociale economie werd onderschreven en de Europese Commissie werd verzocht maatregelen te nemen om de ontwikkeling van de sector te stimuleren.
De sociale economie kan een belangrijke rol spelen bij het aanpakken van een breed scala aan maatschappelijke uitdagingen. Door haar sterke punten te benutten, zoals het scheppen van hoogwaardige banen, het bevorderen van sociale en arbeidsmarktintegratie en het bevorderen van duurzame ontwikkeling, heeft de sociale economie het potentieel om bij te dragen aan de verwezenlijking van de Europese pijler van sociale rechten en de kernbeginselen ervan, namelijk gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, eerlijke arbeidsvoorwaarden, en sociale bescherming en inclusie. Meer bepaald kan de sociale economie een belangrijke rol spelen bij de verwezenlijking van de ambitieuze EU-kerndoelen voor 2030 van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten, namelijk dat ten minste 78 % van de bevolking tussen 20 en 64 jaar een baan heeft en dat ten minste 60 % van alle volwassenen elk jaar een opleiding volgen, en dat het aantal mensen dat risico loopt op armoede of sociale uitsluiting met ten minste 15 miljoen wordt verminderd, wat bijdraagt aan de nationale verbintenissen die de lidstaten zijn aangegaan om deze doelstellingen te verwezenlijken 7 .
Dit gebeurt door banen en economische kansen te creëren die jongeren, ouderen en kansarme groepen (zoals langdurig werklozen, mensen met geestelijke of lichamelijke gezondheidsproblemen, inactieven, laaggeschoolden, personen met een handicap, mensen met een migrantenachtergrond en raciale of etnische minderheden, waaronder Roma) helpen integreren op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Tegelijkertijd bevordert zij eerlijke arbeidsvoorwaarden door werknemers te betrekken bij governance en besluitvorming. Dit is met name van belang omdat deze groepen vaak een bijzonder hoog risico lopen op armoede of sociale uitsluiting. De kansen die de sociale economie biedt, met name in samenwerking met reguliere bedrijven, kunnen ook als opstap naar andere sectoren van de arbeidsmarkt dienen. De sociale economie heeft ook een groot aantal vrouwen in dienst 8 en biedt diensten aan om vrouwen te helpen de arbeidsmarkt te betreden, zoals kinderopvang. Het voorstel draagt daarom bij tot de strategie voor gendergelijkheid 2020-2025 9 , die tot doel heeft de genderkloof op de arbeidsmarkt te dichten en gelijkheid in verschillende sectoren van de economie te bewerkstelligen.
Door arbeidskansen te bieden die zijn afgestemd op de behoeften van individuen en de lokale economie en door opleidings- en omscholingsmogelijkheden aan te bieden, kunnen entiteiten van de sociale economie werknemers helpen de vaardigheden en kennis te ontwikkelen die zij nodig hebben om in te spelen op de veranderingen op de arbeidsmarkt. Dit is met name relevant in de context van de dubbele transitie. De ontwikkeling van vaardigheden kan tekorten aan arbeidskrachten verlichten en bijdragen tot de algemene economische groei. Zo bieden entiteiten van de sociale economie vaak opleidingen op de werkplek en praktijkopleidingsprogramma’s aan, die profiteren van de cultuur van kennisdeling die voortkomt uit de collectieve en coöperatieve ethos in de sector. Sommige entiteiten van de sociale economie bieden opleidingen aan over digitale en groene vaardigheden die toegankelijk zijn voor kansarme groepen, en dragen zo bij tot een eerlijkere transitie.
Dankzij het feit dat deze entiteiten van onderaf functioneren, dicht bij gemeenschappen, burgers en de problemen waarmee zij worden geconfronteerd, hebben entiteiten van de sociale economie een groot potentieel om op te treden als sociale innovatoren en oplossingen te vinden die kunnen worden opgeschaald en/of herhaald en bij te dragen tot echte sociale verandering. De sociale economie kan innovatieve manieren vinden om essentiële sociale diensten te verlenen die een aanvulling vormen op de openbare diensten die op nationaal niveau worden aangeboden, door ernaar te streven gezamenlijk op een kosteneffectieve manier hoogwaardige en persoonsgerichte sociale diensten te verlenen. Zo kunnen entiteiten van de sociale economie belangrijke partners zijn voor overheidsinstanties bij het verlenen van hoogwaardige zorgdiensten, zoals erkend in de Europese zorgstrategie 10 .
De sociale economie kan ook de industriestrategie van de EU 11 ondersteunen. De strategie bevat de uitdagingen waarmee de 14 industriële ecosystemen worden geconfronteerd, waaronder het ecosysteem van de “buurt- en sociale economie” om de dubbele transitie te verwezenlijken en de veerkracht ervan te vergroten. Entiteiten van de sociale economie hebben een groot potentieel om duurzame producten en diensten te ontwikkelen en inclusieve bedrijfsmodellen toe te passen. Voorbeelden van pionierswerk zijn energiegemeenschappen en -coöperaties, de biologische landbouw, duurzaam toerisme en circulaire producten en diensten. Entiteiten en innovatoren van de sociale economie worden vaak gezien als koplopers in de groene transitie en dragen bij tot een eerlijkere en inclusieve transitie door deze te verankeren in solidariteitswaarden.
Bedrijfsmodellen van de sociale economie betekenen een meerwaarde voor lokale economieën en samenlevingen door inclusiviteit, veerkracht en duurzaamheid te stimuleren. Zij zijn sterk geworteld in de lokale economie en zijn erop gericht de gemeenschap waar zij zijn gevestigd te dienen, waarbij het concept van plaatsgebonden innovatie wordt toegepast dat zowel de lokale hulpmiddelen en -bronnen optimaal benut als de economische voordelen en inkomsten doet terugstromen naar de lokale economie. Dit draagt bij tot het stimuleren van de lokale economie en herstel door nieuwe bedrijven te stimuleren en banen te scheppen in sectoren die specifiek relevant zijn voor die gebieden. Dit omvat landbouw en biologische voedselproductie in landelijke en afgelegen gebieden, in de ultraperifere gebieden van de EU 12 , in gebieden waar behoefte is aan economische vernieuwing, en in de blauwe economie. Entiteiten van de sociale economie kunnen ook de circulaire economie ten goede komen door duurzaam productontwerp te stimuleren, reparatie en hergebruik op te schalen en meer afval in te zamelen en te recycleren, waardoor een goed functionerende markt voor secundaire grondstoffen wordt bevorderd. Entiteiten van de sociale economie kunnen bovendien de demografische trends in deze regio’s helpen verlichten, doordat zij plattelandsgebieden en afgelegen gebieden nieuw leven inblazen.
De zichtbaarheid en erkenning van de sociale economie op nationaal en regionaal niveau is de afgelopen jaren verbeterd 13 . Meer dan de helft van de lidstaten hebben doelgerichte rechtskaders en beleidsmaatregelen met betrekking tot sociale ondernemingen en/of de sociale economie opgezet. Er zijn echter aanwijzingen dat de door de lidstaten genomen maatregelen niet altijd tot doeltreffende resultaten hebben geleid. Dit kan worden toegeschreven aan:
–een gebrek aan duidelijkheid en inzicht in de beginselen en de reikwijdte van de sociale economie;
–onvoldoende erkenning van de toegevoegde waarde van de sociale economie voor de samenleving en de economie, met name als reactie op opkomende trends;
–steunmaatregelen die niet consistent zijn in de tijd en/of entiteiten van de sociale economie onnodig beperken tot specifieke activiteiten of soorten bedrijfsmodellen 14 ;
–de versnippering van rechtskaders;
–de beperkte administratieve en beleidscapaciteit van de lidstaten;
–het gebrek aan nauwkeurige gegevens en statistieken over de sector, waardoor het inzicht in de omvang en de impact ervan wordt beperkt; en
–een gebrek aan financiering op maat voor de verschillende fasen van de levenscyclus van entiteiten van de sociale economie 15 .
Deze tekortkomingen leiden in veel EU-landen tot een onbenut potentieel van de sector. Zo varieerde het aandeel betaalde banen in de sector in 2017 tussen 0,6 % en 9,9 % tussen de lidstaten, met een EU-gemiddelde van 6,3 % 16 .Dit illustreert de verschillende ontwikkelingsniveaus van de sector in de EU.
Het aanpassen van beleid en wetgeving aan de behoeften van de sociale economie is een complexe taak vanwege het scala aan verschillende entiteiten en alternatieve bedrijfsmodellen die de sociale economie vormen, en de vele sectoren waarin zij actief zijn. Sociale entiteiten zijn onder meer actief op het gebied van landbouw, bouw, hergebruik en reparatie, afvalbeheer, energie en klimaat, financiële en verzekeringsactiviteiten, vastgoed, onderwijs, zorg, kunst, om wat voorbeelden te noemen.
De sociale economie wordt daarom beïnvloed door diverse horizontale en sectorale beleidsmaatregelen en bepalingen, zoals de bepalingen inzake arbeidsmarktbeleid, gezondheidszorg en zorgdiensten, onderwijs, vaardigheden en opleiding, belastingen, overheidsopdrachten, mededinging, industrie, lokale en regionale ontwikkeling en territoriale samenwerking. Een doeltreffende ondersteuning van de sociale economie vereist derhalve een alomvattende aanpak waarbij rekening wordt gehouden met alle onderling verbonden aspecten die gevolgen hebben voor de sector.
Inhoudsopgave
Om het potentieel van de sociale economie doeltreffend te benutten, is zowel een aanpassing van de wettelijke kaders als gericht beleid van de overheid nodig 17 . Bovendien is een doeltreffende organisatie van administratieve en institutionele structuren essentieel om inzicht te krijgen in de specifieke behoeften van de sector en om de communicatie met de belanghebbenden te vergemakkelijken.
Om de complexiteit van deze taak aan te pakken, heeft de Commissie in de loop der jaren over een reeks onderwerpen richtsnoeren en middelen voor overheidsinstanties ontwikkeld. Een paar voorbeelden hiervan zijn de gids Sociaal kopen , het verslag Making socially responsible public procurement work , het handboek www.oecd.org/cfe/leed/social-economy">manual for legal frameworks for social enterprises , beleidsstukken over meting van het sociale effect , de www.oecd-ilibrary.org/industry-and-services">circulaire economie , studies over digitalis ering en samenwerking tussen de sociale economie en reguliere ondernemingen , en een verslag over clusters van sociale en ecologische innovatie .
Wij kunnen daarom gebruikmaken van deze middelen en instrumenten en van de uitgebreide ervaring van de lidstaten en partnerlanden buiten de EU om alomvattende, coherente en actuele aanbevelingen te formuleren over de bevordering van de sociale economie in de verschillende beleidsterreinen en rechtskaders.
Het voorgestelde initiatief heeft tot doel de toegang tot de arbeidsmarkt en de sociale inclusie te verbeteren door de lidstaten te ondersteunen bij de integratie van de sociale economie in hun sociaal-economische beleid en steunmaatregelen en een gunstig klimaat voor de sector te creëren. Door de sociale economie te ondersteunen, beoogt het voorstel ook duurzame economische en industriële ontwikkeling te stimuleren, bij te dragen tot de territoriale cohesie in de lidstaten en sociale innovatie te ondersteunen. Dit zal worden bereikt door gebruik te maken van onderzoek, ervaring en feedback van belanghebbenden om aanbevelingen te formuleren over manieren om het overheidsbeleid en de wettelijke kaders zodanig op te zetten dat de sociale economie wordt ondersteund, met name op gebieden waar deze minder ontwikkeld is. Zij zal ook aanbevelingen formuleren over manieren om de administratieve en institutionele structuren zodanig aan te passen dat deze entiteiten worden ondersteund en over manieren om met belanghebbenden in de sector samen te werken.
Het voorgestelde initiatief heeft synergieën met andere acties die in het actieplan voor de sociale economie zijn aangekondigd. Het is vooral nauw verbonden met de social economy gateway (toegangspoort voor de sociale economie), die parallel met dit voorstel is opgezet en tot doel heeft het bewustzijn te vergroten en de toegang tot informatie en middelen ter ondersteuning van de sociale economie te vergemakkelijken. De toegangspoort zal toegang bieden tot informatie over het beleid en de financieringsprogramma’s van de EU, richtsnoeren, feiten en cijfers en voorbeelden van beste praktijken.
Deze aanbeveling gaat vergezeld van twee werkdocumenten van de diensten van de Commissie over belastingaangelegenheden met feitelijke informatie over de stand van de rechtskaders voor belastingen in de lidstaten en de jurisprudentie op dit gebied:
–[SWD(2023) xyzx] over toepasselijke fiscale kaders voor entiteiten van de sociale economie (“Relevant taxation frameworks for social economy entities”), die gebaseerd zijn op analyses en inbreng van de overheden van lidstaten en belanghebbenden van de sociale economie, en
–[SWD(2023) xyzx] over aan de jurisprudentie van de EU ontleende beginselen inzake niet-discriminerende belasting van liefdadigheidsorganisaties en hun donoren (“Non-discriminatory taxation of charitable organisations and their donors: principles drawn from EU case-law”) waarin dit kernbeginsel wordt beschreven zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Zoals aangekondigd in het werkprogramma van de Commissie voor 2023 18 , zal de Commissie ook een initiatief indienen inzake grensoverschrijdende activiteiten van verenigingen op de eengemaakte markt, dat tot doel heeft regelgevende en administratieve belemmeringen op de eengemaakte markt weg te nemen voor verenigingen die in meer dan één lidstaat actief zijn. Het initiatief zal de economische en maatschappelijke impact van verenigingen in de EU helpen versterken. Het doel van het wetgevingsinitiatief sluit aan bij het doel van de aanbeveling van de Raad om sociale inclusie en toegang tot de arbeidsmarkt te bevorderen door een klimaat te stimuleren dat gunstig is voor de sociale economie en de regelgevings- en administratieve voorwaarden voor entiteiten van de sociale economie verbetert.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het actieplan voor de sociale economie volgt op het initiatief voor een sociaal ondernemerschap 19 (2011), een actieplan voor de korte termijn om de groei van sociale ondernemingen te ondersteunen en de discussie over middellange- en langetermijnstrategieën voor de sector aan te zwengelen. Het bouwt voort op het starters- en opschalingsinitiatief 20 (2016), dat als bredere doelstelling had innovatieve start-ups kansen te bieden om wereldwijd toonaangevende ondernemingen te worden door partnerschappen te verbeteren, vaardigheden te ontwikkelen, toegang te krijgen tot financiering en belemmeringen voor startende ondernemers (met inbegrip van entiteiten van de sociale economie) weg te nemen zodat zij hun activiteiten op de eengemaakte markt kunnen opschalen.
Samen met het actieplan voor de sociale economie ondersteunt dit voorstel de uitvoering van de aanbevelingen in de conclusies van de Raad van 2015 over de bevordering van de sociale economie als belangrijkste motor van economische en sociale ontwikkeling in Europa.
Dit voorstel draagt niet alleen bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese pijler van sociale rechten en het bijbehorende actieplan, zoals hierboven genoemd, maar houdt ook verband met andere initiatieven op het gebied van werkgelegenheid en sociale inclusie.
Om de Europese zorgstrategie met succes uit te voeren en de situatie voor zowel zorgontvangers als zorgverleners in de hele EU te verbeteren, is het gezamenlijke engagement van alle belanghebbenden van essentieel belang. Entiteiten in de sociale economie bieden een meerwaarde aan de verlening van kwalitatief hoogwaardige zorgdiensten vanwege hun persoonsgerichte aanpak en het feit dat zij hun winst herinvesteren in hun missie en in hun lokale gemeenschap. Het creëren van een gunstig klimaat voor de sociale economie, met inbegrip van verbeterde toegang tot financiering, kan bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling om in de hele EU hoogwaardige, betaalbare en toegankelijke zorgdiensten te bieden. Het kan ook leiden tot eerlijkere arbeidsvoorwaarden voor werknemers, met name door de bevordering van de sociale dialoog overeenkomstig het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over de versterking van de sociale dialoog in de Europese Unie 21 . Dit geldt ook voor de doelstellingen van de Europese kindergarantie 22 , aangezien entiteiten van de sociale economie een rol kunnen spelen bij het ontwerpen en verlenen van hoogwaardige diensten voor kinderen, met name kinderen in nood, zoals inclusief onderwijs, naschoolse opvang, vrijetijdsbesteding en culturele activiteiten. De inzet van EU in om kinderarmoede te bestrijden en kinderen en adolescenten tegen geweld te beschermen, wordt met name in het kader van de EU-strategie voor de rechten van het kind 23 versterkt. De bevordering van maatregelen ter bestrijding van geweld en discriminatie, met name ten aanzien van kwetsbare kinderen, zou gebaat zijn bij steun van alle geledingen van de samenleving, met inbegrip van entiteiten van de sociale economie.
Er zijn ook onderlinge verbanden tussen het voorstel en de Unie van gelijkheid en daarmee samenhangende strategieën, waaronder de strategie voor gendergelijkheid 2020-2025, de strategie voor de rechten van personen met een handicap 2021-2030 24 , de strategie voor gelijkheid van lhbtiq’ers 25 , het EU-actieplan tegen racisme 26 en het strategisch EU-kader voor de Roma 2020-2030 27 . Door de uitdagingen aan te pakken waarmee kansarme en ondervertegenwoordigde groepen worden geconfronteerd, kan de sociale economie mensen helpen bij hun integratie op de arbeidsmarkt, en sociale uitsluiting bestrijden.
Het voorstel draagt ook bij tot het actieplan inzake integratie en inclusie voor 2021-2027 28 , dat gericht is op de succesvolle integratie en inclusie van migranten en EU-burgers met een migratieachtergrond in de samenlevingen van de EU. De sociale economie integreert migranten, bijvoorbeeld door hen via sociale ondernemingen voor arbeidsintegratie arbeidskansen te bieden die aan hun behoeften zijn aangepast.
De lidstaten kunnen door middel van opleiding, leerlingplaatsen en banen (met inbegrip van de bevordering van sociaal ondernemerschap) de sociale economie ondersteunen bij de integratie van jongeren op de arbeidsmarkt en zo het aantal kwaliteitskansen voor jongeren vergroten, waardoor de weg wordt vrijgemaakt voor de uitvoering van de versterkte jongerengarantie 29 .
De sociale economie kan ook bijdragen tot het verkleinen van de vaardigheidskloof door mensen om te scholen en bij te scholen door middel van opleidingen op de werkplek en andere vormen van opleiding. Dit voorstel sluit daarom aan bij de Europese vaardighedenagenda 30 en de doelstellingen ervan, namelijk het bevorderen van een duurzaam concurrentievermogen, het waarborgen van sociale rechtvaardigheid en het vergroten van onze veerkracht. In mei 2022 heeft de Commissie een partnerschap in het kader van het pact voor vaardigheden gelanceerd om de vaardigheden van mensen die in de buurt- en sociale economie werken, te versterken. Een alliantie voert de blauwdruk voor sectorale samenwerking op het gebied van vaardigheden uit, met bijzondere aandacht voor sociale ondernemingen die actief zijn op het gebied van integratie op de arbeidsmarkt 31 .
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel vormt een aanvulling op en sluit aan bij een aantal andere EU-initiatieven.
Het is in overeenstemming met de Europese Green Deal van de Europese Commissie, het plan om de EU tegen 2050 klimaatneutraal en hulpbronnenefficiënt te maken, en het beleidsprogramma voor het digitale decennium 32 , een visie voor digitale soevereiniteit in Europa op basis van duidelijke doelstellingen en beginselen. De sociale economie kan met name bijdragen aan en profiteren van lopende maatregelen in het kader van de langetermijnstrategie voor concurrentievermogen 33 , het industrieel plan voor de Green Deal 34 , de verordening voor een nettonulindustrie 35 en REPowerEU 36 om het concurrentievermogen van de Europese nettonulindustrie te stimuleren en de snelle transitie naar klimaatneutraliteit te ondersteunen. Om deze rol te benadrukken en te versterken, heeft de Europese Commissie in november 2022 een transitietraject voor de buurt- en sociale economie 37 gepubliceerd, dat samen met belanghebbenden tot stand is gebracht en waarin veertien actiegebieden in het kader van de industriestrategie van de EU worden aangewezen. In de Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 over het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit 38 wordt ook erkend dat entiteiten van de sociale economie ervoor kunnen helpen zorgen dat deze transitie sociaal rechtvaardig en billijk is.
De Commissie heeft de lidstaten richtsnoeren verstrekt 39 die hen aanmoedigen om tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aan te pakken in het kader van de actualisering van hun nationale energie- en klimaatplannen om de voorziening van geschoolde arbeidskrachten voor de transitie naar schone energie te waarborgen. Entiteiten van de sociale economie kunnen in deze strategische planningsinstrumenten worden opgenomen.
Het voorstel ondersteunt de uitvoering van het in maart 2020 aangenomen actieplan voor de circulaire economie 40 . Om de drievoudige crises op het gebied van klimaat, biodiversiteitsverlies en vervuiling aan te pakken, is het actieplan gericht op het mainstreamen van maatregelen op het gebied van de circulaire economie om een klimaatneutrale, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie tot stand te brengen. Het sectoroverschrijdende karakter van de sociale economie en haar pioniersrol bij het scheppen van banen in verband met de circulaire economie kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van de sector. Het kan met name bijdragen aan het streven van de Commissie om duurzame producten een impuls te geven door het voorstel tot vaststelling van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten 41 en om de reparatie en het hergebruik van goederen te bevorderen, zoals vermeld in het actieplan voor de circulaire economie. Het voorstel is ook relevant voor de kmo-strategie 42 , die kleine en middelgrote ondernemingen in alle sectoren ondersteunt door de regeldruk te verminderen en de toegang tot markten en financiering te verbeteren.
Tot slot draagt het voorstel bij tot de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) die in 2015 zijn vastgesteld in het kader van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties. De sociale economie draagt op diverse manieren bij aan de verwezenlijking van de meeste SDG’s, en met name aan de doelstelling om een einde te maken aan armoede (SDG 1) en te zorgen voor fatsoenlijk werk en economische groei (SDG 8). De internationale politieke dynamiek voor de sociale economie neemt toe, na de goedkeuring, op 10 juni 2022, van de resolutie betreffende fatsoenlijk werk en de sociale en solidaire economie tijdens de 110e Internationale Arbeidsconferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie 43 , de eveneens op 10 juni 2022 aangenomen OESO-aanbeveling over de sociale en solidaire economie en sociale innovatie 44 , en de goedkeuring, op 18 april 2023, van de resolutie van de Verenigde Naties over de bevordering van de sociale en solidaire economie met het oog op duurzame ontwikkeling 45 .
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Het voorstel zal worden gebaseerd op artikel 292 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in samenhang met artikel 149 VWEU en artikel 153 VWEU, punten h) en j).
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het voorstel bevat aanbevelingen aan de lidstaten over strategieën en beleidsmaatregelen die de bijdragen van de sociale economie aan de toegang tot de arbeidsmarkt en sociale inclusie erkennen, ondersteunen en daarop voortbouwen. Het bevat aanbevelingen voor maatregelen ter ondersteuning van een gelijkmatige ontwikkeling van de sociale economie in de hele EU en voor het bevorderen van innovatieve benaderingen van werkgelegenheid in samenwerking met de sector. Het voldoet aan het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het de belangrijkste beginselen bevat die met name nuttig zijn voor lidstaten waar de sector minder ontwikkeld is, terwijl de lidstaten flexibiliteit wordt geboden bij de uitvoering van de aanbevelingen.
In het voorstel wordt met name rekening gehouden met de uiteenlopende tradities, reikwijdte en termen die in de sociale economie in de lidstaten worden gebruikt. Het heeft geen noemenswaardige invloed op het financiële evenwicht van de lidstaten noch op hun vrijheid om een ambitieuzer beleid te handhaven of in te voeren.
• Evenredigheid
Het voorstel ondersteunt en vormt een aanvulling op de maatregelen van de lidstaten om de toegang tot de arbeidsmarkt en sociale inclusie te verbeteren door middel van maatregelen die bijdragen tot het creëren van een gunstig klimaat voor de sociale economie. Het erkent de grote verscheidenheid aan nationale praktijken en systemen en erkent dat verschillende nationale, regionale of lokale omstandigheden kunnen leiden tot verschillen in de wijze waarop de aanbevelingen worden uitgevoerd. Als gevolg daarvan hebben de lidstaten de flexibiliteit om de uitvoering van het voorstel af te stemmen op hun unieke omstandigheden.
Het evenredigheidsbeginsel speelde een grote rol bij het kiezen van het juiste instrument voor het voorstel.
• Keuze van het instrument
Het instrument is een voorstel voor een aanbeveling van de Raad. Het bouwt voort op de bestaande wetgeving en beleid van de EU en is in overeenstemming met het soort instrumenten dat beschikbaar is voor het optreden van de EU op het gebied van werkgelegenheid en sociaal beleid. Als niet-bindend rechtsinstrument weerspiegelt een aanbeveling de premisse dat de lidstaten wettelijke bevoegdheid hebben op het gebied van sociaal beleid. Het weerspiegelt ook de verscheidenheid aan tradities, reikwijdte, voorwaarden en ontwikkelingsniveaus van de sociale economie in de hele EU. Een aanbeveling geeft het engagement van de lidstaten aan om zich in te zetten voor de doelstellingen en maatregelen in de tekst en biedt een sterke basis voor samenwerking op EU-niveau op dit gebied.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
Niet van toepassing.
• Raadpleging van belanghebbenden
De Commissie heeft over dit initiatief uitvoerig overleg gepleegd met het grote publiek en een breed scala van belanghebbenden. Het proces omvatte de publicatie van een “verzoek om input”, een verkennend advies van het Europees Comité van de Regio’s en vergaderingen met de sociale partners, maatschappelijke organisaties, het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming, en de deskundigengroep inzake de sociale economie en sociale ondernemingen. De interfractiewerkgroep Sociale Economie van het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité (via de categorie Sociale Economie) hebben ook input geleverd over de verwachte reikwijdte van het voorstel.
Het doel van deze raadplegingen was te komen tot een evenwichtig overzicht van alle soorten belanghebbenden — lidstaten, entiteiten van de sociale economie, financieringsbemiddelaars en academici. Het raadplegingsproces heeft inzichten opgeleverd die in de voorbereidende werkzaamheden zijn meegenomen en aanvullende perspectieven voor het voorstel hebben opgeleverd. Details over het raadplegingsproces worden geanalyseerd in het werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit voorstel.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Naast de input die tijdens de raadpleging van belanghebbenden is ontvangen, wordt het voorstel ondersteund door uitgebreid bewijsmateriaal over beleids- en juridische kaders voor de sociale economie dat de afgelopen jaren is verzameld. De belangrijkste bronnen hiervan waren:
– het overzicht van de ecosystemen voor sociale ondernemingen in alle EU-landen in 2020, waarvoor onderzoekers meer dan 750 belanghebbenden hebben geraadpleegd, waaronder beleidsmakers, vertegenwoordigers van sociale ondernemingen, netwerken van sociale ondernemingen en andere ondersteunende organisaties, academici en deskundigen uit alle lidstaten en daarbuiten;
–het Beleidsinstrument voor beter ondernemerschap ( Better Entrepreneurship Policy Tool ) en de samen met de OESO ontwikkelde diepgaande evaluaties van het beleid inzake sociaal ondernemerschap ( www.oecd.org/cfe/leed">in-depth reviews on social entrepreneurship policy ) in verschillende lidstaten, internationale gidsen over het meten van sociale effecten voor de sociale en solidaire economie ( www.oecd.org/cfe/leed/social-economy">Social Impact Measurement for the Social and Solidarity Economy ) en over juridische kaders voor de sociale en solidaire economie ( www.oecd.org/publications">Legal Frameworks for the Social and Solidarity Economy );
–de op 10 juni 2022 aangenomen aanbeveling van de OESO over de sociale en solidaire economie en sociale innovatie en de beleidsgids voor het meten van sociale effecten voor de sociale en solidaire economie ( www.oecd.org/publications">Policy Guide on Social Impact Measurement for the Social and Solidarity Economy );
–de studie www.eesc.europa.eu/en/our-work">Recent evolutions of the social economy in the European Union (recente ontwikkelingen van de sociale economie in de Europese Unie) van 2017, die door het Internationaal Centrum voor onderzoek en informatie over de publieke, sociale en coöperatieve economie voor het Europees Economisch en Sociaal Comité is uitgevoerd;
–de studie van 2020 over de impact van het initiatief van de Commissie voor sociaal ondernemerschap van 2011 ( study on the impact of the Commission’s 2011 social business initiative ) en de follow-upmaatregelen daarvan, op basis van meer dan 300 interviews met een grote verscheidenheid aan belanghebbenden uit alle EU-lidstaten; en
–het transitietraject voor de buurt- en sociale economie ( Transition pathway Proximity & Social Economy ) en de input die tijdens de cocreatie is ontvangen.
•
Effectbeoordeling
Het voorgestelde instrument — een aanbeveling van de Raad — biedt richtsnoeren voor de aanpassing van beleids- en rechtskaders ter ondersteuning van entiteiten van de sociale economie en biedt de lidstaten de flexibiliteit om maatregelen te ontwerpen en uit te voeren in overeenstemming met hun nationale praktijken en afhankelijk van de aard van hun ecosystemen van de sociale economie. Een effectbeoordeling is daarom niet noodzakelijk.
Het voorstel heeft het potentieel om klimaten die gunstig zijn voor de sociale economie te verbeteren, met name in lidstaten waar de sociale economie minder ontwikkeld is. Dit zal bijdragen tot een gelijkmatiger ontwikkeling van de sector in de hele EU.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Niet van toepassing.
• Grondrechten
Deze aanbeveling eerbiedigt de grondrechten en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht. In de sociale economie wordt prioriteit gegeven aan sociale en milieuverantwoordelijkheid, participatie en democratisch bestuur, hetgeen in overeenstemming is met de aandacht, in het Handvest, voor het bevorderen van gelijkheid en solidariteit.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Dit voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de EU-begroting.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
In punt 23 wordt de lidstaten aanbevolen hun strategieën voor de sociale economie binnen 18 maanden na de goedkeuring van het voorstel vast te stellen of bij te werken.
In punt 24 wordt de lidstaten aanbevolen hun administratieve en institutionele structuren op alle bestuursniveaus te herzien en te verbeteren.
In punt 25 wordt de lidstaten aanbevolen de uitvoering van de aanbeveling van de Raad op nationaal niveau te monitoren en te evalueren en regionale en lokale autoriteiten en belanghebbenden bij het proces te betrekken. De Commissie zal de uitvoering volgen door middel van regelmatig overleg met de lidstaten via het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming.
In punt 26 wordt de lidstaten verzocht uiterlijk vier jaar na de vaststelling ervan en nog eens vijf jaar daarna formeel verslag uit te brengen over hun vorderingen bij de uitvoering van de aanbeveling.
Om de rapportagelast voor de EU-regeringen tot een minimum te beperken, moet de exacte timing van het eerste verslag samenvallen met het rapportagekader dat is voorzien in de aanbeveling van de OESO over de sociale en solidaire economie en sociale innovatie. Op basis daarvan zal de Commissie een verslag over de uitvoering van deze aanbeveling opstellen en het ter bespreking aan het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming doen toekomen.
• Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
Niet van toepassing.
• Artikelsgewijze toelichting
In de punten 1-3 worden de doelstellingen en het toepassingsgebied van deze aanbeveling aangegeven.
Punt 4 bevat definities van sociale economie en sociale ondernemingen.
In de punten 5-8 wordt de lidstaten aanbevolen maatregelen te nemen die via de sociale economie de toegang tot de arbeidsmarkt en sociale inclusie bevorderen. Meer bepaald:
In punt 5 wordt de lidstaten aanbevolen arbeidsmarktbeleid in te voeren om werknemers in sociale ondernemingen en hun re-integratie op de arbeidsmarkt te ondersteunen, de samenwerking tussen openbare diensten voor arbeidsvoorziening, entiteiten van de sociale economie en reguliere bedrijven te ondersteunen om jongeren die niet werken en geen onderwijs of opleiding volgen beter te bereiken, sociaal ondernemerschap te bevorderen als middel om zelfstandige arbeid en werkgelegenheid in het algemeen te creëren, meer personen met een handicap in staat te stellen toe te treden tot de arbeidsmarkt, en de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen te bevorderen om eerlijke arbeidsvoorwaarden te waarborgen.
Punt 6 beveelt de lidstaten aan de bijdrage van entiteiten van de sociale economie aan sociale inclusie te erkennen en te ondersteunen en deze entiteiten te betrekken bij het ontwerp en de verstrekking van sociale en zorgdiensten, huisvesting, onderwijs en activiteiten voor kinderen en jongeren.
In punt 7 wordt de lidstaten aanbevolen opleidingen en de ontwikkeling van vaardigheden voor de sociale economie te ondersteunen door kennis op te bouwen over vaardigheden die inspelen op de behoeften van de markt, door samen te werken met de sociale economie om de opleiding van werknemers te vergemakkelijken, teneinde de vaardigheidskloof te dichten en hun overgang naar de arbeidsmarkt te vergemakkelijken, en door in samenwerking met aanbieders van beroepsonderwijs en -opleidingen nationale of transnationale kenniscentra voor de sociale economie op te zetten.
In punt 8 wordt de lidstaten aanbevolen de rol van entiteiten van de sociale economie te versterken bij de ondersteuning van sociale innovatie en in belangrijke sectoren van lokale ontwikkeling en werkgelegenheid, en voort te bouwen op de bijdrage van de sociale economie aan een eerlijke dubbele transitie, en tegelijkertijd duurzame economische en industriële ontwikkeling en territoriale cohesie te bevorderen.
In de punten 9-21 wordt de lidstaten aanbevolen om faciliterende kaders voor de sociale economie te ontwikkelen door alomvattende strategieën voor de sector te ontwerpen en uit te voeren. Meer bepaald:
In punt 13 wordt de lidstaten aanbevolen de toegang van de sociale economie tot openbare en particuliere financiering te verbeteren door ecosystemen voor sociale financiering te faciliteren en gebruik te maken van de beschikbare financiering, zoals EU-fondsen.
In de punten 14 tot en met 16 wordt de lidstaten aanbevolen de toegang van entiteiten van de sociale economie tot markten te verbeteren door het gebruik van maatschappelijk verantwoorde overheidsopdrachten te bevorderen, in overeenstemming met de mogelijkheden die worden geboden door het huidige Europese rechtskader inzake overheidsopdrachten, en door de samenwerking tussen entiteiten van de sociale economie en reguliere bedrijven te ondersteunen.
In punt 17 wordt de lidstaten aanbevolen optimaal gebruik te maken van het huidige toepassingsgebied van de staatssteunregels uit hoofde van het EU-recht om de sociale economie te ondersteunen.
In punt 18 wordt de lidstaten aanbevolen ervoor te zorgen dat belastingstelsels de ontwikkeling van de sociale economie niet belemmeren, te beoordelen of belastingstelsels de ontwikkeling ervan voldoende stimuleren en grensoverschrijdende filantropie te bevorderen.
In punt 19 wordt de lidstaten aanbevolen om het gebruik, door entiteiten van de sociale economie, van processen voor het meten. beoordelen en beheren van de sociale effecten van bepaalde projecten of organisaties te ondersteunen.
In de punten 20-21 wordt de lidstaten aanbevolen meer bekendheid te geven aan de sociale economie en haar bijdragen, onder meer door toezicht te houden op de ontwikkeling en prestaties van de sociale economie door middel van onderzoek, gegevens en statistieken.
In punt 22 wordt het voornemen van de Commissie om de uitvoering van de aanbeveling van de Raad te ondersteunen, onder meer door follow-upmaatregelen, verwelkomd.
De punten 23-26 betreffen het uitvoerings-, monitoring- en evaluatieproces.