Toelichting bij COM(2024)54 - Verslag 2017-2022 over de financiële situatie van de werkloosheidsregeling voor gewezen tijdelijke functionarissen of arbeidscontractanten, alsook parlementaire medewerkers die na de beëindiging van hun dienst bij een instelling van de EU werkloos zijn geworden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Verslag 2017-2022 over de financiële situatie van de werkloosheidsregeling voor gewezen tijdelijke functionarissen of arbeidscontractanten, alsook parlementaire medewerkers die na de beëindiging van hun dienst bij een instelling van de Europese Unie werkloos zijn geworden
Samenvatting

Overeenkomstig de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden (RAP) is de werkloosheidsuitkering van de EU bestemd voor gewezen tijdelijke functionarissen (TF’s), arbeidscontractanten (AC’s) of geaccrediteerde parlementaire medewerkers (GPM’s) die tegen hun wil werkloos zijn geworden (dus niet voor bijvoorbeeld medewerkers die zelf ontslag hebben genomen) na de beëindiging van hun dienstverband bij een EU-instelling, in de zin van artikel 1 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie1. De uitkering is een aanvulling op de eventuele nationale werkloosheidsuitkering.

Deze uitkeringen worden uit het werkloosheidsfonds (hierna “het fonds” genoemd) gefinancierd. Dit fonds wordt enerzijds gefinancierd met de bijdragen van de potentieel begunstigde medewerkers die onder de RAP vallen en anderzijds met de bijdragen van hun werkgever.

De voorwaarden om deze uitkering te ontvangen, alsook de categorieën van begunstigden en de bijdragepercentages, zijn bij de laatste hervormingen van het Statuut aanzienlijk gewijzigd, wat met name gevolgen had voor de kasmiddelen van het fonds.

Bij de hervorming van het Statuut en de RAP, die op 1 mei 2004 in werking is getreden, zijn naast een nieuwe categorie medewerkers met een arbeidsovereenkomst (de arbeidscontractanten — AC) ook nieuwe regels voor de bijdrage aan het werkloosheidsfonds in de RAP ingevoerd.

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 160/2009 van de Raad van 23 februari 2009 houdende wijziging van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie2, vallen GPM’s voortaan ook onder het werkloosheidsfonds.

Bij de hervorming van het Statuut en de RAP, die op 1 januari 2014 in werking is getreden, is de maximale duur van de arbeidsovereenkomsten van AC’s die op grond van artikel 3 ter RAP zijn aangeworven (hierna “AC’s 3ter” genoemd), verlengd van drie naar zes jaar.

Krachtens artikel 28 bis, lid 11, en artikel 96, lid 11, RAP moet de Commissie om de twee jaar bij de Raad een verslag indienen over de financiële situatie van de werkloosheidsregeling. Als dat voor het evenwicht van de regeling noodzakelijk is, kan de Commissie bovendien, los van dit verslag, de in artikel 28 bis, lid 7, en artikel 96, lid 7, RAP vermelde bijdragen aanpassen door middel van gedelegeerde handelingen, overeenkomstig de artikelen 111 en 112 van het Statuut.

Om een beter overzicht van de ontwikkeling van het fonds te kunnen geven, stelt de Commissie dit tweejaarlijkse verslag altijd op met een referentieperiode van vijf jaar. Het vorige verslag had betrekking op de periode 2015-20203 en de referentieperiode voor het onderhavige verslag loopt van december 2017 tot en met december 2022.


Ontwikkeling van het fonds


In bovenstaande grafiek is te zien dat het operationele resultaat sinds 2017 voortdurend toeneemt, behalve in 2020, toen er sprake was van een exploitatietekort van 0,5 miljoen EUR. Het positieve operationele resultaat is gecumuleerd over de afgelopen zes jaar en bijgevolg bedroeg het gecumuleerde saldo aan het einde van 2022 60,5 miljoen EUR.


Verandering van het aantal uitkeringen


Tijdens de referentieperiode steeg het aantal maandelijkse werkloosheidsuitkeringen met 37 %, van 8 183 in 2017 tot 11 230 in 2022. In totaal werden in de referentieperiode meer dan 65 000 uitkeringen aan de TF’s, AC’s en GPM’s uitbetaald. De trend wat betreft de begunstigden van het fonds houdt verband met de volgende cyclische factoren:

- de aflopende contracten van GPM’s vanwege het aflopen van de zittingsperiode van het Parlement in 2019, met gevolgen voor het aantal uitkeringen in 2019 en 2020;

- een stijging van het aantal uitkeringen voor TF’s in 2020, toe te schrijven aan het vertrek van TF’s die bij de kabinetten werkzaam waren (maart 2020).

De meeste uitkeringen zijn bestemd voor AC’s. Het aantal maandelijkse uitkeringen was het hoogst in 2018 (6 191).


Verandering van de gemiddelde maandelijkse uitkering (EUR)


De gemiddelde maandelijkse uitkering voor TF’s is licht gedaald. In de periode 2017-2022 bleef de gemiddelde uitkering voor AC’s stabiel, terwijl de uitkering voor GPM’s daalde, met name als gevolg van het degressieve bedrag van de uitkeringen sinds het einde van de zittingsperiode van het Parlement.
Regelgevingskader


1. Beschrijving van de regeling

Bij de hervorming van het Statuut en de RAP, die op 1 mei 2004 in werking is getreden, is de rechtsgrondslag veranderd die sinds 1985 gold om in aanmerking te komen voor het werkloosheidsfonds en voor de bijdrage daaraan. De wijzigingen kunnen als volgt worden samengevat:

Vóór mei 2004Na mei 2004
Werkloosheidsverzekering uitsluitend voor TF’s van wie het contract afloopt.Nieuwe categorie medewerkers (AC’s) met recht op de werkloosheidsverzekering.

Percentage van 0,4 % voor de werknemersbijdrage en 0,8 % voor de werkgeversbijdrage.Nieuwe regels voor de bijdrage aan het werkloosheidsfonds (namelijk een verhoging tot 0,81 % voor de werknemersbijdrage en tot 1,62 % voor de werkgeversbijdrage).

Het recht op een werkloosheidsuitkering is beperkt tot maximaal 24 maanden.Het recht op een werkloosheidsuitkering is beperkt tot een derde van de daadwerkelijk gewerkte periode als TF, AC of GPM, met een maximum van 36 maanden. De uitkering is vanaf de zevende maand van werkloosheid aan een maximum gebonden en de minimale uitkering is geherwaardeerd.



De tabel hierna toont de maximum- en minimumbedragen voor de verschillende categorieën:

in EUR, bedrag vanaf januari 2023:

TFACGPM
Maximum (vanaf de zevende maand)3 352,862 514,602 602,75
Minimum1 676,421 257,321 106,15


De basisuitkering, de maxima en de minima worden op dezelfde manier als de salarissen jaarlijks geactualiseerd overeenkomstig artikel 65 van het Statuut.

Eventuele gezinstoelagen komen bovenop de werkloosheidsuitkering. De bijdrage aan het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) van de Europese Unie (5,1 % van het basissalaris van de werkloze) komt ten laste van het werkloosheidsfonds.


2. Rechtskader

- Artikel 28 bis RAP, zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013.

- Artikel 96 RAP en artikel 5 van de bijlage bij de RAP, zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013.

- Artikelen 135 en 136 RAP, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1239/2010 van de Raad van 20 december 20104.

- Artikel 65, lid 1, van het Statuut houdende de actualisatie van de bezoldigingen en van bepaalde bedragen.

- Verordening (EGKS, EEG, Euratom) nr. 91/88 van de Commissie van 13 januari 1988 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van artikel 28 bis, lid 2, van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie5.

- Regeling van de Commissie van 14 juli 1988, in onderlinge overeenstemming vastgesteld door de president van het Hof van Justitie op 4 juli 1989, tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften voor de bepalingen betreffende de toekenning van de werkloosheidsuitkering aan tijdelijke functionarissen ter uitvoering van artikel 28 bis, lid 10, van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.
2 De situatie van het werkloosheidsfonds in 2017-2022 op kasbasis en op transactiebasis

In dit punt worden de ontwikkelingen in de financiële situatie van het werkloosheidsfonds en meer in het bijzonder de uitgaven en inkomsten gepresenteerd.

De bedragen onder “werkloosheidsuitkeringen” omvatten telkens de basiswerkloosheidsuitkering, de GSZV-bijdragen6 en alle gezinstoelagen. De op nationaal niveau ontvangen sociale uitkeringen (werkloosheidsuitkeringen, gezinstoelagen, uitkeringen bij ziekte en geboorte enz.) zijn hiervan afgetrokken.

Tot slot wordt, zoals hierboven aangegeven (1.1), de bijdrage aan het GSZV gefinancierd door het werkloosheidsfonds (5,1 % van het basissalaris van de werkloze).

Het werkloosheidsfonds maakt gebruik van twee instrumenten om de inkomsten en uitgaven te beheren:

- een lopende rekening om de inkomsten te ontvangen en de uitkeringen te betalen;

- termijnrekeningen om de overschotten te beleggen.


2.1 “Situatie op kasbasis”: operationele resultaten en gecumuleerde saldi 2017-2022

Volgens het kasstelsel worden transacties alleen geregistreerd als er sprake is van een instroom of een uitstroom van geld.

Tabel 1 geeft een overzicht van de inkomsten en uitgaven zoals ze zijn opgenomen in de boekhouding en van de daaruit voortvloeiende saldi.


7

Tabel 2 laat de ontwikkeling van de financiële activa van het werkloosheidsfonds zien, op de lopende rekening in de boekhouding van de Europese Commissie (deel I) en op de beleggingsrekeningen beheerd door DG BUDG (voor 2019 was dit DG ECFIN) (deel II). In 2017-2022 bleven de belegde bedragen stabiel, maar er zijn besprekingen tussen de verantwoordelijke partijen gestart over eventuele mogelijkheden om de beleggingsportefeuille uit te breiden. Deel III bevat het totale gecumuleerde overschot van deze twee rekeningen. Tussen 2017 en 2022 steeg het gecumuleerde overschot met 209 %, van 19,6 miljoen EUR in 2017 tot maximaal 60,5 miljoen EUR in 2022.


In tabel 3 staat het gecumuleerde saldo van het fonds. De inkomsten uit de bijdragen van de diverse instellingen en agentschappen stegen in de betrokken periode met bijna 41 miljoen EUR.



2. Situatie op transactiebasis: operationele resultaten 2017-2022

Bij een boekhouding op transactiebasis worden de transacties geboekt op het tijdstip waarop de bijdrage aan het werkloosheidsfonds of de uitbetaling van de werkloosheidsuitkering verschuldigd is. Bijgevolg

- hebben sommige bijdragen die in het begin van jaar N zijn ontvangen, betrekking op actieve perioden aan het einde van jaar N-1;

- hebben sommige bedragen die in het begin van jaar N zijn betaald, betrekking op werkloosheidsperioden aan het einde van jaar N-1.

Volgens de geldende boekhoudkundige regels worden deze transacties opgenomen in jaar N-1.

In tabel 4 zijn de inkomsten en uitgaven volgens deze methode gepresenteerd, wat een beeld schetst van de jaarlijkse financiële situatie van het werkloosheidsfonds op transactiebasis.


Van 2017 tot 2020 stegen de uitgaven aanzienlijk, wat voornamelijk samenhangt met de nieuwe zittingsperiode van het Europees Parlement en de uitbetaling van een werkloosheidsuitkering aan GPM’s die daarvoor in aanmerking komen. Sinds 2020 zijn de uitgaven gedaald van 32 miljoen EUR tot 20 miljoen EUR aan het einde van 2022.

Het operationele resultaat van het fonds bedroeg 10 miljoen EUR in 2017 en 2018. Na een kleiner overschot in 2019 (4,2 miljoen EUR) tekende het fonds in 2020 een tekort van 0,5 miljoen EUR op als gevolg van het aflopen van de zittingsperiode van het Europees Parlement en van de ambtsperiode van de Commissie. In 2021 en 2022 kende het fonds een overschot van respectievelijk 11,2 miljoen EUR en 19,9 miljoen EUR.

Operationele resultaten 2017-2022


Inhoudsopgave

1.

2.


1. Situatie op transactiebasis: uitsplitsing van de uitgaven en inkomsten per instelling en voor de agentschappen tezamen 2017-2022

In tabel 5 zijn de uitgaven en inkomsten weergegeven per instelling en voor de agentschappen tezamen. Het eerste deel van de tabel geeft de absolute bedragen weer en het tweede deel geeft de bedragen weer als percentage van het totaal aan uitgaven en inkomsten.

Het cyclische effect van het aflopen van de zittingsperiode van het Europees Parlement is te zien aan de hogere uitgaven in verband met het Parlement in 2019 en 2020, die respectievelijk 10,4 miljoen EUR en 13,1 miljoen EUR bedroegen. De uitgaven in verband met het Parlement daalden tot 6,6 miljoen EUR in 2021 en 4,6 miljoen EUR in 2022.

De bijdrage van de agentschappen is gestegen van 13 miljoen EUR in 2017 tot 21 miljoen EUR in 2022.


2. Analyse van de aangeslotenen, de begunstigden en de uitkeringen

2.

3.

1. Aantal aangeslotenen en gemiddelde bijdrage

Tabel 6 laat zien hoeveel TF’s, AC’s en GPM’s op 31 december van het betreffende jaar in dienst zijn en aan het werkloosheidsfonds bijdragen.



2. Aantal begunstigden van een werkloosheidsuitkering in absolute cijfers en als percentage van het aantal aangeslotenen: “werkloosheidscijfer” op 31 december van het betreffende jaar

Tabel 7 laat zien hoeveel personen in december van het betreffende jaar een volledige werkloosheidsuitkering of een werkloosheidsuitkering ter aanvulling op het nationale stelsel ontvingen.


In bovenstaande tabel staan de resultaten voor de maand december van elk jaar.

Door de cijfers over de TF’s, AC’s en GPM’s die in dienst zijn op 31 december (tabel 6) te combineren met die over het aantal begunstigden dat een uitkering heeft ontvangen (tabel 7), kan de verhouding tussen het aantal begunstigden en het aantal aangeslotenen van het werkloosheidsfonds worden berekend. Het resultaat daarvan is vermeld in tabel 8.


Voor de TF’s varieerde de verhouding tussen het aantal ontvangers van een werkloosheidsuitkering en het aantal aangeslotenen van 1 tot 3 %. In de referentieperiode werd het hoogste percentage opgetekend in 2020 (3,04 %), waarna het daalde in 2021 (1,26 %) en 2022 (1,01 %). Wat de AC’s betreft, is het percentage gedaald van 3,53 % in 2017 tot 1,47 % in 2022.

Wat de GPM’s betreft, ontving in 2019 en 2020 een groot aantal gewezen GPM’s een uitkering (respectievelijk 400 en 291), wat het gevolg was van het aflopen van de zittingsperiode van het Parlement. Sinds 2021 is dit aantal sterk gedaald tot 68 in 2021 en 51 in 2022.

Deze trend wordt weerspiegeld in het percentage ontvangers van een werkloosheidsuitkering voor GPM’s. Terwijl dit percentage in 2019 en 2020 respectievelijk 22 % en 15 % bedroeg, daalde het tot 3,38 % in 2021 en 2,52 % in 2022.


3. Aantal maandelijkse werkloosheidsuitkeringen, gemiddeld bedrag, begunstigden en hun land van verblijf

Ingevolge artikel 28 bis, lid 4, en artikel 96, lid 4, van de RAP wordt een werkloosheidsuitkering uitbetaald gedurende een periode die overeenkomt met een derde van de diensttijd maar niet langer is dan 36 maanden. Tabel 9 laat het aantal maandelijkse werkloosheidsuitkeringen aan alle begunstigden per jaar zien. Uit de tabel blijkt het effect op de GPM’s van de nieuwe zittingsperiode van het Parlement en het effect op de TF’s van de nieuwe Commissie (effect in 2020).


Tabel 10 hieronder laat het gemiddelde bedrag van de werkloosheidsuitkering per categorie begunstigden zien. Dit bedrag wordt gevormd door de totale jaarlijkse uitgaven per categorie werklozen/begunstigden (TF, AC en GPM) te delen door het aantal maandelijkse uitkeringen. In een bepaalde maand kan het uitbetaalde bedrag voor de hele maand gelden of naar verhouding voor het aantal dagen dat de persoon daadwerkelijk een werkloosheidsuitkering heeft ontvangen.


Tabel 11.1 toont de gemiddelde duur in maanden dat een werkloosheidsuitkering wordt uitbetaald in een bepaald jaar, met inbegrip van eventuele nog verschuldigde eerdere uitkeringen. Deze duur wordt berekend door het totale aantal dagen dat tot en met 31 december van het betreffende jaar is uitbetaald, te delen door het aantal begunstigden. Het aldus verkregen resultaat wordt gedeeld door 30 om de gemiddelde duur in maanden te verkrijgen dat de werkloosheidsuitkering wordt ontvangen8.


De gemiddelde duur in maanden van werkloosheidsuitkeringen is al zes jaar stabiel (tussen acht en tien maanden).

De volgende tabellen laten de uitkeringsduur per categorie zien (AC’s/TF’s en GPM’s).


GPM’s:


De gemiddelde duur in maanden van werkloosheidsuitkeringen is voor AC’s en TF’s al zes jaar stabiel (tussen acht en tien maanden).

Wat de GPM’s betreft, varieerde de gemiddelde duur in maanden van werkloosheidsuitkeringen in de referentieperiode van vijf tot tien maanden. De duur was het kortst in 2019 (vijf maanden) en het langst in 2020 (tien maanden). In 2022 was de gemiddelde duur negen maanden.

Gelet op het complementariteitsbeginsel van de werkloosheidsregeling is het land van verblijf van de ontvanger van een werkloosheidsuitkering van belang, omdat er tussen de lidstaten verschillen bestaan wat betreft de criteria om voor een nationale uitkering in aanmerking te komen.

Tabel 12 laat het land van verblijf zien van de begunstigden die minstens één maand in het betreffende jaar een uitkering hebben ontvangen.


Er moet worden opgemerkt dat het Verenigd Koninkrijk tot het einde van de overgangsperiode op 31 december 2020 als lidstaat werd beschouwd9, waardoor in het Verenigd Koninkrijk woonachtige gewezen personeelsleden een werkloosheidsuitkering konden ontvangen. Bovendien geldt dat na afloop van de overgangsperiode en ingevolge artikel 115 van het terugtrekkingsakkoord, de artikelen 28 bis, 96 en 136 RAP van toepassing zijn op andere personeelsleden van de EU van alle nationaliteiten, onder wie gewezen personeelsleden die voor het einde van de overgangsperiode aan de werkloosheidsregeling van de EU hebben bijgedragen als zij in het Verenigd Koninkrijk woonachtig zijn en bij de Britse diensten voor arbeidsvoorziening staan geregistreerd.

2. CONCLUSIES

3.

4.

1. Periode 2017-2022

Over het algemeen waren de operationele prestaties van het fonds in de periode 2017-2022 positief. Met name zijn de bijdragen in de afgelopen twee jaar aanzienlijk gestegen, tot bijna 20 miljoen EUR in 2022.

De operationele prestaties van het fonds waren van invloed op het gecumuleerde saldo. Eind 2022 bedroeg de gecumuleerde reserve van het fonds meer dan 60 miljoen EUR.


Eind 2022 besloot de Commissie de groeiende reserve te beschermen tegen de negatieve invloed van de inflatie en belegde ze 50 miljoen EUR overeenkomstig het beleggingsmandaat voor het fonds. De transactie vond plaats in 2023.



2. Vooruitzichten van het werkloosheidsfonds op korte en middellange termijn

Op basis van de in het verslag opgenomen waarnemingen ligt valt te verwachten dat de gecumuleerde reserve blijft toenemen. Verwacht wordt dat het gecumuleerde saldo toereikend zal zijn om gedurende meerdere jaren te voorzien in de operationele behoeften van het fonds, met inbegrip van de cyclische bewegingen in verband met het aflopen van de zittingsperiode van het Parlement en van de ambtsperiode van de Commissie in 2024-2025.

In het licht van het bovenstaande en om het financiële evenwicht van het fonds te garanderen, overweegt de Commissie een voorstel te doen tot aanpassing van de bijdragen aan de werkloosheidsregeling door middel van een gedelegeerde handeling, overeenkomstig artikel 28 bis, lid 11, en artikel 96, lid 11, RAP.


1 Verordening (EU, Euratom) nr. 1023/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013.

2 PB L 55 van 27.2.2009.

3 COM(2022) 388 final.

4 PB L 338 van 22.12.2010.

5 PB L 11 van 15.1.1989.

6 Met ingang van 2021 worden de GSZV-bijdragen via een geautomatiseerde procedure voor blokbetalingen tegelijk met de andere uitkeringen uitbetaald en derhalve opgenomen in de categorie “werkloosheidsuitkeringen”. Tot en met 2020 waren dit de enige betalingen die handmatig werden verricht. Daarom werden zij apart geregistreerd en gepresenteerd. Deze wijziging is het gevolg van IT-ontwikkelingen om de efficiëntie te vergroten en het aan handmatige betalingen verbonden risico op fouten te verminderen.

7 Ter informatie: de GSZV-bijdragen bedroegen 1 636 067,14 EUR in 2021 en 1 209 776,99 EUR in 2022. Deze bedragen zijn reeds verwerkt in de rij met de werkloosheidsuitkeringen. Deze gegevens worden voor de laatste twee jaar niet meer apart vermeld, omdat deze bijdragen nu tegelijk worden betaald met de overige bestanddelen van de werkloosheidsuitkeringen (meer dan 15) en geen afzonderlijk element vormen dat via een handmatige procedure wordt betaald.

8 Voor de tabellen 11.1, 11.2 en 11.3 is de duur voor de jaren 2021 en 2022 berekend op basis van de beschikbare gegevens in het IT-systeem NAP (“Nouvelle Application Paye”) die sinds juli 2020 zijn geregistreerd, als gevolg van een wijziging van de door de Europese Commissie gebruikte IT-systemen.

9 Artikel 127, lid 6, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2019/C 384 I/01).

NL NL